EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31980R2650

Verordening (EEG) nr. 2650/80 van de Commissie van 15 oktober 1980 houdende voorschriften ter uitvoering van de beschikkingen inzake bijstand van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Oriëntatie, voor projecten tot verbetering van de infrastructuur in bepaalde plattelandsgebieden

PB L 273 van 17.10.1980, p. 10–19 (DA, DE, EN, FR, IT, NL)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (EL, ES, PT)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/1985

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1980/2650/oj

31980R2650

Verordening (EEG) nr. 2650/80 van de Commissie van 15 oktober 1980 houdende voorschriften ter uitvoering van de beschikkingen inzake bijstand van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Oriëntatie, voor projecten tot verbetering van de infrastructuur in bepaalde plattelandsgebieden

Publicatieblad Nr. L 273 van 17/10/1980 blz. 0010 - 0019
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 03 Deel 31 blz. 0039
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 19 blz. 0073
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 19 blz. 0073


VERORDENING (EEG) Nr. 2650/80 VAN DE COMMISSIE van 15 oktober 1980 houdende voorschriften ter uitvoering van de beschikkingen inzake bijstand van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Oriëntatie, voor projecten tot verbetering van de infrastructuur in bepaalde plattelandsgebieden

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1760/78 van de Raad van 25 juli 1978 betreffende een gemeenschappelijke actie tot verbetering van de infrastructuur in bepaalde plattelandsgebieden (1), inzonderheid op artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5,

Overwegende dat de bewijsstukken met betrekking tot de bijzondere programma's waarvoor bijstand uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw wordt verleend, worden verstrekt door een autoriteit of instantie die door de betrokken Lid-Staat daartoe is aangewezen, eventueel via deze Lid-Staat ; dat, met het oog op een doeltreffende controle op de uitvoering van deze projecten de taak van deze autoriteit, de aard van de bewijsstukken die overeenkomstig de wettelijke bepalingen van de betrokken Lid-Staat of overeenkomstig de voorschriften van bovenbedoelde autoriteit of instantie moeten worden opgesteld, alsmede de in iedere Lid-Staat te gebruiken controlemiddelen nader moeten worden omschreven;

Overwegende dat de Commissie ervan in kennis moet worden gesteld of de projecten worden uitgevoerd met inachtneming van de bepalingen en van de termijnen die in de beschikkingen zijn vastgesteld;

Overwegende dat moet worden gepreciseerd welke bescheiden de als tussenschakel fungerende autoriteit of instantie voor de betaling van de voorschotten op, of van een gedeelte van de bijstand aan de Commissie moet verstrekken om deze de mogelijkheid te bieden vast te stellen of aan alle betalingsvoorwaarden is voldaan ; dat deze bescheiden volledige en op uniforme wijze verstrekte gegevens moeten bevatten om een snel onderzoek en een uniforme behandeling van de betalingsaanvragen te vergemakkelijken;

Overwegende dat de Commissie in de mogelijkheid moet worden gesteld om aan de als tussenschakel fungerende autoriteit aanvullende bewijsstukken of bescheiden te verzoeken in het geval dat de bescheiden die regelmatig door de autoriteit of instantie worden verstrekt niet voldoende blijken of indien de inhoud ervan haar te onvolledig lijkt om na te kunnen gaan of is voldaan aan de financiële of andere voorwaarden die door de bijzondere programma's zijn gesteld;

Overwegende dat voor controles ter plaatse moet worden voorzien in samenwerking tussen de Commissie en de betrokken Lid-Staat, ten einde te bereiken dat deze controles zo doeltreffend mogelijk zijn;

Overwegende dat geen procedure tot schorsing, verlaging of intrekking van de bijstand uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw mag worden ingeleid zonder vooraf de betrokken Lid-Staat te raadplegen, zodat deze zijn standpunt kan bepalen, en de begunstigde in staat te stellen zijn opmerkingen te maken;

Overwegende dat, daar de bijstand uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw aan de begunstigde wordt overgemaakt via een door de Lid-Staat daartoe aangewezen instantie, moet worden gepreciseerd welke bescheiden deze laatste instantie aan de Commissie moet verstrekken;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

I. Taak van de met het verstrekken van de bewijsstukken belaste autoriteit of instantie

Artikel 1

1. De met het verstrekken van de bewijsstukken belaste autoriteit of instantie als bedoeld in artikel 14, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1760/78, doet de Commissie binnen twee maanden na de inwerkingtreding van deze verordening een overzicht met toelichtingen toekomen van de bewijsstukken die zij voornemens is te vragen. Iedere wijziging in dit overzicht wordt de Commissie binnen twee maanden na de vaststelling van deze wijziging medegedeeld.

Onder bewijsstuk wordt verstaan ieder stuk dat overeenkomstig de wettelijke bepalingen van de betrokken Lid-Staat of overeenkomstig de voorschriften van bovenbedoelde autoriteit of instantie is opgesteld en waarmee kan worden bewezen dat is voldaan aan de financiële of andere voorwaarden die voor een project zijn gesteld.

(1) PB nr. L 204 van 28.7.1978, blz. 1. In bovenbedoeld overzicht met toelichtingen worden vermeld: - de benaming van de bewijsstukken en de bepalingen of voorschriften waarop zij zijn gebaseerd;

- een korte inhoudsomschrijving van deze stukken.

2. De autoriteit of instantie doet de Commissie binnen de in lid 1 aangegeven termijn tevens een gedetailleerde beschrijving toekomen van de controlemethoden die worden gebruikt en waarop zij zich baseert bij het opstellen van het in artikel 3 bedoelde certificaat.

3. De Commissie kan de Lid-Staten vragen het overzicht met toelichtingen aan te vullen met andere bewijsstukken die zij noodzakelijk acht voor de controle om na te gaan of de in de betalingsaanvragen vermelde uitgaven voor subsidiëring in aanmerking komen ; hiertoe kan zij ook de Lid-Staten verzoeken hun controles te verscherpen.

Artikel 2

Twee jaar na de kennisgeving van de bijstandsbeschikking doet de autoriteit of instantie de Commissie een document toekomen waarin de vorderingen worden beschreven die zijn gemaakt met de projecten waarvoor noch een betalingsaanvraag, noch de tweede voorschotaanvraag is ingediend. Wanneer in tegenstelling tot de in de bijstandsaanvraag vermelde en in de beschikking overgenomen gegevens na deze twee jaar geen begin met de werkzaamheden of maatregelen is gemaakt, geeft de autoriteit of instantie de redenen hiervan op ; eventueel doet zij de Commissie voldoende waarborgen toekomen, verstrekt door de begunstigde ten bewijze dat in de naaste toekomst met de uitvoering van het project zal worden begonnen.

Indien geen dergelijke waarborgen kunnen worden geboden of indien de Commissie de waarborgen onvoldoende acht, zal de begunstigde het ontvangen voorschot moeten terugbetalen. Indien voor het eerste ontvangen voorschot reeds het krachtens artikel 3, lid 1, te leveren bewijs is geleverd, behoeft genoemd document niet te worden ingediend.

Artikel 3

1. Niet eerder dan drie maanden vóór het werkelijke begin van de werkzaamheden in het kader van het eerste jaarlijkse gedeelte, kan de als tussenschakel fungerende autoriteit of instantie bij de Commissie een voorschotaanvraag indienen die het mogelijk maakt vast te stellen of de uitkeringsvoorwaarden zijn vervuld.

Deze voorschotaanvraag moet in tweevoud worden ingediend in de vorm van een certificaat volgens het in bijlage I opgenomen model 1.

Zes maanden na de uitkering van dit voorschot moet de begunstigde ten genoegen van de Commissie bewijzen dat het tempo waarin de werkzaamheden zijn gevorderd overeenkomt met ten minste 6,5 % van het eerste jaarlijkse gedeelte, vermenigvuldigd met het aantal maanden dat is verstreken sinds de in de voorschotaanvraag vermelde aanvangsdatum van de werkzaamheden.

Indien dit bewijs niet kan worden geleverd, zal de begunstigde het ontvangen voorschot moeten terugbetalen.

Levering van dit bewijs heeft schorsende werking ten aanzien van de verplichting om het in artikel 2 bedoelde document in te dienen.

2. De voorschotaanvragen voor de overige jaarlijkse gedeelten van de werkzaamheden kunnen worden ingediend, wanneer de in het kader van het voorgaande gedeelte geplande werkzaamheden voor ten minste 80 % zijn uitgevoerd en de eventueel daaraan voorafgaande gedeelten zijn voltooid.

De in tweevoud in te dienen voorschotaanvragen moeten een certificaat en verantwoordingen omvatten volgens het in bijlage I opgenomen model 2.

3. Uiterlijk drie maanden na het geplande tijdstip van voltooiing van een jaarlijks gedeelte waarvoor een voorschot is ontvangen, moet de autoriteit of instantie een aanvraag om regularisatie van de voor dit gedeelte verleende bijstand indienen.

Deze in tweevoud in te dienen aanvraag moet het certificaat en de verantwoordingen omvatten die zijn opgenomen in bijlage II.

Indien deze aanvraag niet kan worden ingediend, zal de begunstigde het ontvangen voorschot moeten terugbetalen.

4. Indien geen enkel voorschot is ontvangen, kan de autoriteit of instantie betalingsaanvragen indienen in het jaar dat volgt op de voltooiing van een jaarlijks gedeelte van de werkzaamheden.

Deze in tweevoud in te dienen aanvragen moeten het certificaat en de verantwoordingen omvatten die zijn opgenomen in bijlage II.

Artikel 4

Met het oog op een doeltreffende controle op de uitvoering van het project, zendt de autoriteit of instantie de Commissie, indien deze daarom verzoekt en binnen de door haar gestelde termijn, bewijsstukken of voor eensluidend gewaarmerkte afschriften daarvan als bedoeld in artikel 1 of ieder ander document waarmee kan worden bewezen dat is voldaan aan de financiële of andere voorwaarden die voor ieder project zijn gesteld.

Artikel 5

Wanneer de Commissie een controle ter plaatse nodig acht, stelt zij de Lid-Staat op het grondgebied waarvan zij deze controle wil uitvoeren, vooraf daarvan in kennis en nodigt deze uit daaraan deel te nemen ; de Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om de doeltreffendheid van deze controles te bevorderen.

Artikel 6

Voordat de Commissie de in artikel 14, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1760/78 bedoelde procedure tot schorsing, verlaging of intrekking van de bijstand uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw inleidt: - stelt zij de Lid-Staat op het grondgebied waarvan het bijzonder project moest worden uitgevoerd, hiervan in kennis, zodat deze zijn standpunt ter zake kan bepalen;

- raadpleegt zij de met het verstrekken van de bewijsstukken belaste autoriteit of instantie;

- verzoekt zij de begunstigde via de als tussenschakel fungerende autoriteit of instantie mede te delen om welke redenen niet aan de gestelde voorwaarden is voldaan.

II. Taak van de als tussenschakel voor de betaling fungerende instantie

Artikel 7

1. Wanneer de Commissie heeft vastgesteld dat is voldaan aan de financiële of andere voorwaarden die voor het project zijn gesteld, maakt zij overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1760/78 de bijstand uit het Fonds over aan de begunstigde.

2. De als tussenschakel fungerende instantie maakt de subsidie of het gedeelte ervan onverwijld over aan de begunstigde en levert de Commissie hiervan binnen vijftien dagen na die uitbetaling het bewijs.

Artikel 8

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 15 oktober 1980.

Voor de Commissie

Finn GUNDELACH

Vice-Voorzitter

BIJLAGE I

>PIC FILE= "T0016505"> >PIC FILE= "T0016506">

Bijlage a bij het certificaat voor de andere voorschotten dan het eerste

Stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden in het kader van de jaarlijkse gedeelten waarvoor voorschotten zijn ontvangen: >PIC FILE= "T0016507">

Bijlage b bij het certificaat voor de andere voorschotten dan het eerste

Financiering van de uitgaven voor de werkzaamheden in het kader van de jaarlijkse gedeelten waarvoor reeds voorschotten zijn ontvangen: >PIC FILE= "T0016508">

BIJLAGE II

>PIC FILE= "T0016509">

Bijlage a bij het certificaat voor de betaling van de saldo's Financieringsplan

>PIC FILE= "T0016510">

Bijlage b bij het certificaat voor de betaling van de saldo's Lijst van de boekhoudbescheiden (periode van ... t/m ...)

>PIC FILE= "T0016511">

Bijlage c bij het certificaat voor de betaling van de saldo's Vergelijkende tabel (1)

>PIC FILE= "T0016728"> (1) Vermeld het aantal eenheden en de geraamde en reële kosten per significante post van het bestek, zodanig dat een vergelijking mogelijk is op grond waarvan kan worden bepaald in hoeverre de uitgevoerde werken in overeenstemming zijn met de plannen.

Top