EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 22007A1009(01)

Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout van 2006 - Verklaring van de Europese Gemeenschap in de zin van artikel 36, lid 3, van de overeenkomst - Verklaring

PB L 262 van 9.10.2007, p. 8–26 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/agree_internation/2007/648/oj

Related Council decision
Related Council decision

22007A1009(01)

Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout van 2006 - Verklaring van de Europese Gemeenschap in de zin van artikel 36, lid 3, van de overeenkomst - Verklaring

Publicatieblad Nr. L 262 van 09/10/2007 blz. 0008 - 0026


20060127

VERTALING

Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout van 2006

PREAMBULE

DE PARTIJEN BIJ DEZE OVEREENKOMST,

a) IN HERINNERING BRENGEND de Verklaring en het Actieprogramma inzake de vestiging van een nieuwe internationale economische orde, het geïntegreerde grondstoffenprogramma, het Nieuwe Partnerschap voor ontwikkeling alsmede de "Geest van São Paulo" en de "Consensus van São Paulo", zoals aangenomen door de Unctad XI;

b) EVENEENS IN HERINNERING BRENGEND de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout van 1983 en de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout van 1994, en erkennend het werk van de Internationale Organisatie voor Tropisch Hout en de sinds haar oprichting bereikte resultaten, waaronder een strategie om te komen tot internationale handel in tropisch hout uit duurzaam beheerde bronnen;

c) VOORTS IN HERINNERING BRENGEND de Verklaring van Johannesburg en het desbetreffende uitvoeringsplan, die door de wereldtop over duurzame ontwikkeling in september 2002 zijn aangenomen, het in oktober 2000 ingestelde Bossenforum van de Verenigde Naties en de daarmee samenhangende instelling van het Samenwerkingspartnerschap inzake bossen (CPF), waarvan de Internationale Organisatie voor Tropisch Hout lid is, alsmede de Verklaring van Rio inzake milieu en ontwikkeling, de niet juridisch bindende beginselverklaring inzake een mondiale consensus aangaande het beheer, het behoud en duurzame ontwikkeling van alle soorten bossen, en de desbetreffende hoofdstukken van Agenda 21, zoals aangenomen door de VN-Conferentie inzake milieu en ontwikkeling in juni 1992, het VN-Raamverdrag inzake klimaatverandering, het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit en het VN-Verdrag ter bestrijding van woestijnvorming;

d) ERKENNEND dat de staten, overeenkomstig het Handvest van de Verenigde Naties en de beginselen van het internationaal recht, het soevereine recht hebben hun eigen hulpbronnen overeenkomstig hun eigen milieubeleid te exploiteren en dat het tot hun verantwoordelijkheid behoort erop toe te zien dat binnen hun rechtsgebied en onder hun gezag plaatsvindende activiteiten geen schade toebrengen aan het milieu van andere staten of buiten hun rechtssfeer gelegen gebieden, zoals bepaald in beginsel 1a) van de niet juridisch bindende beginselverklaring inzake een mondiale consensus aangaande het beheer, het behoud en duurzame ontwikkeling van alle soorten bossen;

e) ERKENNEND het belang van hout en het daarmee samenhangende handelsverkeer voor de economie van houtproducerende landen;

f) EVENEENS ERKENNEND het belang van de veelvuldige economische, maatschappelijke en milieuvoordelen die bossen in de context van duurzaam bosbeheer op plaatselijk, nationaal en mondiaal niveau opleveren, met inbegrip van hout, andere bosproducten dan hout en milieudiensten, alsook de bijdrage van duurzaam bosbeheer tot duurzame ontwikkeling, armoedebestrijding en het bereiken van internationaal overeengekomen ontwikkelingsdoelstellingen, inclusief die welke vervat zijn in de Millenniumverklaring;

g) VOORTS ERKENNEND de noodzaak van het bevorderen en toepassen van vergelijkbare criteria en indicatoren voor duurzaam bosbeheer, als belangrijke instrumenten voor alle leden met het oog op de beoordeling, bewaking en bevordering van de vooruitgang op het stuk van duurzaam beheer van hun bossen;

h) REKENING HOUDEND met het verband tussen de handel in tropisch hout en de internationale houtmarkt en de wereldeconomie als geheel, alsmede met de noodzaak van een mondiale invalshoek teneinde de doorzichtigheid van de internationale handel in hout te verbeteren;

i) HERBEVESTIGEND hun toezegging om zo snel mogelijk te komen tot een situatie waarbij de uitvoer van tropisch hout en houtproducten plaatsvindt vanuit duurzaam beheerde bronnen (ITTO-doelstelling 2000), en herinnerend aan de instelling van het Bali-partnerschapsfonds;

j) HERINNEREND aan de door de verbruikende leden in januari 1994 gedane toezegging om voort te gaan met of te komen tot duurzaam beheer van hun bossen;

k) NOTA NEMEND van het belang van goed bestuur, duidelijke regelingen inzake grondpacht en -eigendom en sectoroverschrijdende coördinatie voor de totstandbrenging van duurzaam bosbeheer en houtexport uit legale bronnen;

l) ERKENNEND het belang van samenwerking tussen de leden, internationale organisaties, de particuliere sector en het maatschappelijk middenveld, met inbegrip van inheemse en plaatselijke gemeenschappen, en andere belanghebbende partijen bij de bevordering van duurzaam bosbeheer;

m) EVENEENS ERKENNEND het belang van dit soort samenwerking ter verbetering van de handhaving van het bosrecht en ter bevordering van de handel in legaal gewonnen hout;

n) EROP WIJZEND dat een vergroting van de capaciteit van de van de bossen afhankelijke inheemse en plaatselijke gemeenschappen, met inbegrip van die welke de bossen in eigendom en beheer hebben, tot het verwezenlijken van de doelstellingen van deze overeenkomst kan bijdragen;

o) EVENEENS NOTA NEMEND van de noodzaak om de levensstandaard en de arbeidsomstandigheden in de bosbouwsector te verbeteren, rekening houdend met de toepasselijke internationaal erkende beginselen ter zake, en met de toepasselijke overeenkomsten en teksten van de Internationale Arbeidsorganisatie;

p) EROP WIJZEND dat hout in vergelijking met concurrerende producten een energie-efficiënte, hernieuwbare en milieuvriendelijke grondstof is;

q) ERKENNEND de noodzaak van een verhoogde investering in duurzaam bosbeheer, mede door herinvestering van de inkomsten uit bossen, inclusief die welke voortvloeien uit de handel in hout;

r) EVENEENS ERKENNEND de voordelen van marktprijzen die de kosten van duurzaam bosbeheer weerspiegelen;

s) VOORTS ERKENNEND dat om de doelstellingen van de overeenkomst te kunnen verwezenlijken, ook een versterkte en betrouwbare financiering door een uitgebreide donorgemeenschap vereist is;

t) NOTA NEMEND van de specifieke behoeften van de minst ontwikkelde tropisch hout-producerende landen,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

HOOFDSTUK I

DOELSTELLINGEN

Artikel 1

Doelstellingen

De Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout van 2006 (hierna "de overeenkomst" genoemd), heeft ten doel de uitbreiding en diversificatie van de internationale handel in tropisch hout uit duurzaam beheerde en legaal geëxploiteerde bossen, alsmede het duurzame beheer van houtproducerende tropische bossen te bevorderen door

a) een doeltreffend kader te bieden voor overleg, internationale samenwerking en beleidsontwikkeling tussen alle leden ten aanzien van alle van belang zijnde aspecten van de mondiale houteconomie;

b) een forum te bieden voor overleg ter bevordering van niet-discriminerende handelspraktijken met betrekking tot hout;

c) bij te dragen tot duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding;

d) de leden in staat te stellen beter uitvoering te geven aan strategieën om te komen tot export van tropisch hout en houtproducten uit duurzaam beheerde bronnen;

e) een beter inzicht in de structurele omstandigheden op de internationale markten te bevorderen, inclusief de langetermijntrends inzake verbruik en productie, de factoren die de toegang tot de markt beïnvloeden, consumentenvoorkeuren en prijzen, en de omstandigheden die bewerkstelligen dat de prijzen de kosten van duurzaam bosbeheer weerspiegelen;

f) onderzoek en ontwikkeling ter verbetering van het bosbeheer en de doelmatigheid van het houtgebruik en het concurrentievermogen van houtproducten in vergelijking met andere materialen te bevorderen en te steunen, en het vermogen tot instandhouding en versterking van andere waarden van het bos in houtproducerende tropische bossen te vergroten;

g) mechanismen voor het beschikbaar stellen van nieuwe en aanvullende financiële middelen met het oog op een meer adequate en betrouwbare financiering en expertise, waarmee de producerende leden de doelstellingen van de overeenkomst beter zullen kunnen verwezenlijken, te ontwikkelen en daaraan bij te dragen;

h) de kennis van de markt te verbeteren en de uitwisseling van informatie over de internationale houtmarkt te stimuleren, teneinde een grotere doorzichtigheid van en betere informatie over de markten en markttendensen te verzekeren, onder meer inhoudende dat met de handel verband houdende gegevens, ook betreffende de verhandelde soorten, worden verzameld, gebundeld en verspreid;

i) in landen die producerende leden zijn de bewerking en verwerking van tropisch hout uit duurzame bronnen in ruimere mate en intensiever te bevorderen, zodat de industrialisatie en daarmee de werkgelegenheid en de exportinkomsten toenemen;

j) de leden aan te moedigen om de heraanplant van tropisch hout alsmede de regeneratie en het herstel van beschadigde bosgebieden te steunen en tot ontwikkeling te brengen, met inachtneming van de belangen van de plaatselijke gemeenschappen die afhankelijk zijn van de rijkdommen van het bos;

k) de marketing en distributie van geëxporteerd tropisch hout en houtproducten uit duurzaam beheerde en legaal geëxploiteerde bronnen, die ook legaal worden verhandeld, te verbeteren, en in dat verband de consument bewuster te maken;

l) het vermogen van de leden tot het verzamelen, verwerken en verspreiden van statistische gegevens over hun handel in hout en van informatie over het duurzame beheer van hun tropische bossen, te versterken;

m) de leden aan te moedigen om een nationaal beleid te ontwikkelen dat gericht is op het duurzame gebruik en behoud van houtproducerende bossen en op de instandhouding van het ecologisch evenwicht in de context van de handel in tropisch hout;

n) het vermogen van de leden om te komen tot een betere handhaving van het bosrecht en beter bestuur, en om op te treden tegen illegale houtkap en de daarmee samenhangende handel in tropisch hout, te versterken;

o) de uitwisseling van informatie met het oog op een beter inzicht in op vrijwilligheid gebaseerde mechanismen, zoals certificatie, aan te moedigen, teneinde het duurzame beheer van tropische bossen te bevorderen en de inspanningen van de leden op dit gebied te ondersteunen;

p) toegang tot en overdracht van technologie, alsook technische samenwerking, onder meer volgens onderling overeen te komen zachte en preferentiële voorwaarden, ter verwezenlijking van de doelstellingen van de overeenkomst te bevorderen;

q) een beter inzicht in de bijdrage van andere bosproducten dan hout en van milieudiensten tot het duurzame beheer van tropische bossen te bevorderen, zodat de leden strategieën ter intensivering van die bijdrage in het kader van duurzaam bosbeheer beter kunnen ontwikkelen, en daartoe in de betreffende instellingen en processen samen te werken;

r) de leden ertoe aan te sporen om de rol van de van de bossen afhankelijke inheemse en plaatselijke gemeenschappen bij de verwezenlijking van duurzaam bosbeheer te erkennen, en om strategieën te ontwikkelen die het vermogen van deze gemeenschappen om de houtproducerende tropische bossen duurzaam te beheren, versterken, en

s) nieuwe en opkomende kwesties van belang in kaart te brengen en ter hand te nemen.

HOOFDSTUK II

BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 2

Begripsomschrijvingen

In deze overeenkomst wordt verstaan onder

1. "tropisch hout", tropisch hout voor industrieel gebruik, dat groeit of wordt geproduceerd in de landen gelegen tussen de kreeftskeerkring en de steenbokskeerkring. De term omvat rondhout, gezaagd hout, fineer en multiplex;

2. "duurzaam bosbeheer", duurzaam bosbeheer in de zin van de desbetreffende beleidsdocumenten en technische richtsnoeren van de Organisatie;

3. "lid", een regering, de Europese Gemeenschap of een intergouvernementele organisatie zoals bedoeld in artikel 5, die ermee heeft ingestemd gebonden te zijn door de overeenkomst, ongeacht of deze voorlopig of definitief in werking is getreden;

4. "producerend lid", een tussen de kreeftskeerkring en de steenbokskeerkring gelegen lid dat houtopstand in tropisch woud heeft en/of naar omvang van de export netto-exporteur van tropisch hout is, dat in bijlage A is genoemd en dat partij bij de overeenkomst wordt, of een lid dat houtopstand in tropisch woud heeft en/of naar omvang van de export netto-exporteur van tropisch hout is, dat niet in bijlage A is genoemd en dat partij bij de overeenkomst wordt en ten aanzien waarvan de Raad, met instemming van dat lid, verklaart dat het producerend lid is;

5. "verbruikend lid", een lid dat importeur van tropisch hout is, dat in bijlage B is genoemd en dat partij bij de overeenkomst wordt, of een lid dat importeur van tropisch hout is, dat niet in bijlage B is genoemd en dat partij bij de overeenkomst wordt en ten aanzien waarvan de Raad, met instemming van dat lid, verklaart dat het verbruikend lid is;

6. "Organisatie", de Internationale Organisatie voor Tropisch Hout, bedoeld in artikel 3;

7. "Raad", de Internationale Raad voor Tropisch Hout, ingesteld overeenkomstig artikel 6;

8. "bijzondere stemming", een stemming waarvoor is vereist ten minste twee derde van de stemmen uitgebracht door de aanwezige en hun stem uitbrengende producerende leden en ten minste 60 procent van de stemmen uitgebracht door de aanwezige en hun stem uitbrengende verbruikende leden — welke stemmen afzonderlijk worden geteld — op voorwaarde dat deze stemmen zijn uitgebracht door ten minste de helft van de aanwezige en hun stem uitbrengende producerende leden en ten minste de helft van de aanwezige en hun stem uitbrengende verbruikende leden;

9. "stemming bij gewone wederzijdse meerderheid", een stemming waarvoor is vereist meer dan de helft van de stemmen uitgebracht door de aanwezige en hun stem uitbrengende producerende leden en meer dan de helft van de stemmen uitgebracht door de aanwezige en hun stem uitbrengende verbruikende leden, welke stemmen afzonderlijk worden geteld;

10. "boekhoudkundig biënnium", het tijdvak van 1 januari van een bepaald jaar tot en met 31 december van het daaropvolgende jaar;

11. "vrij converteerbare valuta", de euro, de Japanse yen, het pond sterling, de Zwitserse frank en de Amerikaanse dollar, alsmede iedere andere munteenheid die eventueel door een bevoegde internationale monetaire organisatie is aangewezen als munteenheid die in feite vaak wordt gebruikt voor het verrichten van betalingen voor internationale transacties en die in grote hoeveelheden wordt gewisseld op de voornaamste wisselmarkten;

12. ten behoeve van de berekening voor de verdeling van de stemmen in het kader van artikel 10, lid 2, onder b), wordt onder "houtopstand in tropisch woud" verstaan de natuurlijke gesloten bossen en bosaanplantingen gelegen tussen de kreeftskeerkring en de steenbokskeerkring.

HOOFDSTUK III

ORGANISATIE EN ADMINISTRATIE

Artikel 3

Zetel en structuur van de Internationale Organisatie voor Tropisch Hout

1. De Internationale Organisatie voor Tropisch Hout, opgericht bij de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout van 1983, blijft bestaan; zij voert de bepalingen van de overeenkomst uit en ziet toe op de werking ervan.

2. De werkzaamheden van de Organisatie worden verricht door de krachtens artikel 6 ingestelde Raad, de in artikel 26 bedoelde commissies en andere ondergeschikte organen, en de uitvoerend directeur en het personeel.

3. De zetel van de Organisatie is te allen tijde gevestigd op het grondgebied van een lid.

4. De zetel van de Organisatie bevindt zich te Yokohama, tenzij de Raad bij bijzondere stemming overeenkomstig artikel 12 anders beslist.

5. Regionale bureaus van de Organisatie kunnen worden opgericht, indien de Raad bij bijzondere stemming overeenkomstig artikel 12 daartoe beslist.

Artikel 4

Lidmaatschap van de organisatie

De Organisatie telt twee categorieën leden:

a) producerende leden, en

b) verbruikende leden.

Artikel 5

Lidmaatschap van intergouvernementele organisaties

1. In deze overeenkomst wordt onder "regeringen" mede verstaan, de Europese Gemeenschap en elke andere intergouvernementele organisatie met soortgelijke verantwoordelijkheid ten aanzien van het onderhandelen over en het sluiten en toepassen van internationale overeenkomsten, in het bijzonder grondstoffenovereenkomsten. Derhalve zijn de woorden ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, kennisgeving van voorlopige toepassing, alsmede toetreding, in het geval van een dergelijke organisatie van overeenkomstige toepassing.

2. In geval van stemming over aangelegenheden die onder hun bevoegdheid vallen, beschikken de Europese Gemeenschap en de andere intergouvernementele organisaties in de zin van lid 1 over een aantal stemmen, gelijk aan het totale aantal dat overeenkomstig artikel 10 toekomt aan hun lidstaten die partij zijn bij de overeenkomst. Deze lidstaten zijn dan niet gerechtigd hun individuele stemrechten uit te oefenen.

HOOFDSTUK IV

DE INTERNATIONALE RAAD VOOR TROPISCH HOUT

Artikel 6

Samenstelling van de Internationale Raad voor Tropisch Hout

1. De hoogste autoriteit van de Organisatie is de Internationale Raad voor Tropisch Hout, die bestaat uit alle leden van de Organisatie.

2. Elk lid wordt in de Raad vertegenwoordigd door één vertegenwoordiger en kan plaatsvervangers en adviseurs aanwijzen die de zittingen van de Raad bijwonen.

3. Een plaatsvervanger wordt gemachtigd namens de vertegenwoordiger te handelen en te stemmen wanneer deze afwezig is of onder bijzondere omstandigheden.

Artikel 7

Bevoegdheden en taken van de Raad

De Raad oefent alle bevoegdheden uit en vervult alle taken — of laat deze vervullen — ter uitvoering van de bepalingen van de overeenkomst. Met name:

a) stelt hij bij bijzondere stemming overeenkomstig artikel 12 de regels en voorschriften ter uitvoering van de bepalingen van de overeenkomst vast, mits deze hiermee verenigbaar zijn, met inbegrip van zijn reglement van orde en het financieel reglement en het personeelsstatuut van de Organisatie. Het financieel reglement is onder meer van toepassing op de ontvangsten en uitgaven van de bij artikel 18 ingestelde rekeningen. Het reglement van orde kan voorzien in een procedure die de Raad in staat stelt over bepaalde aangelegenheden te beslissen zonder bijeen te komen;

b) neemt hij de besluiten die nodig zijn om de Organisatie doeltreffend en efficiënt te kunnen laten functioneren; en

c) voert hij de administratie die de uitoefening van zijn taken ingevolge de overeenkomst vereist.

Artikel 8

Voorzitter en vicevoorzitter van de Raad

1. De Raad kiest voor ieder kalenderjaar een voorzitter en een vicevoorzitter; zij worden niet door de Organisatie bezoldigd.

2. Van de voorzitter en de vicevoorzitter wordt één van beiden gekozen uit de vertegenwoordigers van de producerende leden, en de andere uit de vertegenwoordigers van de verbruikende leden.

3. Deze ambten worden bij toerbeurt door de twee categorieën leden bekleed, met dien verstande dat in buitengewone omstandigheden hetzij de voorzitter, hetzij de vicevoorzitter, hetzij beiden kunnen worden herkozen.

4. Indien de voorzitter tijdelijk afwezig is, worden zijn taken door de vicevoorzitter waargenomen. Indien zowel de voorzitter als de vicevoorzitter tijdelijk afwezig is, of indien één van beiden of beiden afwezig zijn voor het resterende gedeelte van de ambtstermijn waarvoor zij zijn gekozen, kan de Raad uit de vertegenwoordigers van de producerende leden en/of uit de vertegenwoordigers van de verbruikende leden, naar gelang van het geval, vervangers kiezen die tijdelijk of voor het resterende gedeelte van de ambtstermijn worden aangesteld.

Artikel 9

Zittingen van de Raad

1. De Raad komt in de regel ten minste eenmaal per jaar in gewone zitting bijeen.

2. De Raad komt in buitengewone zitting bijeen wanneer hij daartoe besluit of wanneer hierom wordt verzocht door een lid of door de uitvoerend directeur, in overleg met de voorzitter en de vicevoorzitter van de Raad, alsook

a) een meerderheid van de producerende leden of een meerderheid van de verbruikende leden, of

b) een meerderheid van de leden.

3. De zittingen van de Raad worden gehouden op de zetel van de Organisatie, tenzij de Raad, bij bijzondere stemming overeenkomstig artikel 12, anders besluit. De Raad streeft er in die gevallen naar afwisselend op de zetel en elders, bij voorkeur in een producerend land, zitting te houden.

4. Bij het vaststellen van de frequentie en plaats van de zittingen tracht de Raad de beschikbaarheid van voldoende financiële middelen te garanderen.

5. De convocatie en de agenda voor de zittingen worden door de uitvoerend directeur ten minste zes weken van tevoren aan de leden meegedeeld, behalve in spoedeisende gevallen, waarin de convocatie ten minste zeven dagen van tevoren wordt meegedeeld.

Artikel 10

Verdeling van de stemmen

1. De producerende leden bezitten tezamen duizend stemmen en de verbruikende leden bezitten tezamen duizend stemmen.

2. De stemmen van de producerende leden worden als volgt verdeeld:

a) vierhonderd stemmen worden gelijkelijk verdeeld tussen de drie producerende regio’s Afrika, Azië en het Stille-Oceaangebied, en Latijns-Amerika en het Caribische gebied. De aldus aan elke regio toegewezen stemmen worden gelijkelijk verdeeld tussen de producerende leden van die regio;

b) driehonderd stemmen worden tussen de producerende leden verdeeld overeenkomstig hun onderscheiden aandeel in de totale houtopstand in tropisch woud van alle producerende leden;

c) driehonderd stemmen worden onder de producerende leden verdeeld in verhouding tot het gemiddelde van de waarde van hun onderscheiden netto-uitvoer van tropisch hout over de meest recente periode van drie jaar waaromtrent definitieve cijfers beschikbaar zijn.

3. Niettegenstaande het bepaalde in lid 2, wordt het totale aan de producerende leden van de Afrikaanse regio overeenkomstig lid 2 toegewezen aantal stemmen gelijkelijk onder hen verdeeld. Reststemmen worden als volgt onder hen verdeeld: de eerste stem wordt toegewezen aan het producerende lid waaraan overeenkomstig lid 2 het hoogste aantal stemmen is toegewezen, de tweede aan het producerend lid waaraan het daaropvolgende hoogste aantal stemmen is toegewezen, en zo verder tot alle reststemmen verdeeld zijn.

4. Behoudens het bepaalde in lid 5 worden de stemmen van de verbruikende leden als volgt verdeeld: elk verbruikend lid krijgt aanvankelijk tien stemmen; de overblijvende stemmen worden tussen de verbruikende leden verdeeld in verhouding tot de gemiddelde omvang van hun onderscheiden netto-invoer van tropisch hout over de periode van vijf jaar die begint zes kalenderjaren vóór de verdeling van de stemmen.

5. Het aantal stemmen dat voor een gegeven biënnium aan een verbruikend lid wordt toegekend, mag ten hoogste 5 procent meer bedragen dan het aantal stemmen dat voor het vorige biënnium aan dat lid was toegekend. De overtallige stemmen worden tussen de verbruikende leden herverdeeld in verhouding tot de gemiddelde omvang van hun onderscheiden netto-invoer van tropisch hout over de periode van vijf jaar die begint zes kalenderjaren vóór de verdeling van de stemmen.

6. De Raad kan, als hij dat nodig acht, bij bijzondere stemming overeenkomstig artikel 12 het voor een bijzondere stemming van de verbruikende landen vereiste minimumpercentage aanpassen.

7. De Raad verdeelt de stemmen voor ieder boekhoudkundig biënnium aan het begin van de eerste zitting van dat biënnium overeenkomstig de bepalingen van dit artikel. De verdeling blijft van kracht voor de resterende periode van het biënnium, behoudens het bepaalde in lid 8.

8. Indien het aantal leden van de Organisatie verandert of indien het stemrecht van een lid krachtens een bepaling van de overeenkomst wordt geschorst of hersteld, regelt de Raad voor de desbetreffende ledencategorie de herverdeling van de stemmen overeenkomstig dit artikel. De Raad bepaalt in dat geval wanneer de herverdeling van kracht wordt.

9. Stemmen worden niet gedeeld.

Artikel 11

Stemprocedure in de Raad

1. Ieder lid heeft het recht het aantal stemmen uit te brengen dat het bezit; een lid heeft niet het recht zijn stemmen te delen. Een lid is evenwel niet verplicht de stemmen die het krachtens lid 2 kan uitbrengen, in dezelfde zin uit te brengen als zijn eigen stemmen.

2. Door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de voorzitter van de Raad kan ieder producerend lid onder eigen verantwoordelijkheid ieder ander producerend lid, en kan ieder verbruikend lid onder eigen verantwoordelijkheid ieder ander verbruikend lid, machtigen zijn belangen te behartigen en zijn stemrecht uit te oefenen op een bijeenkomst van de Raad.

3. Een lid dat zich onthoudt, wordt geacht zijn stemmen niet te hebben uitgebracht.

Artikel 12

Besluiten en aanbevelingen van de Raad

1. De Raad streeft ernaar dat al zijn besluiten en aanbevelingen bij consensus tot stand komen.

2. Indien geen consensus kan worden bereikt, komen de besluiten en de aanbevelingen van de Raad tot stand door middel van stemming bij gewone wederzijdse meerderheid, tenzij de overeenkomst in een bijzondere stemming voorziet.

3. Een lid dat gebruikmaakt van het bepaalde in artikel 11, lid 2, en waarvan de stemmen op een bijeenkomst van de Raad worden uitgebracht, wordt voor de toepassing van lid 1 geacht aanwezig te zijn en te stemmen.

Artikel 13

Quorum in de Raad

1. Het quorum voor bijeenkomsten van de Raad wordt gevormd door een meerderheid van de leden per in artikel 4 genoemde categorie, die ten minste twee derde van het totale aantal stemmen in de categorie vertegenwoordigt.

2. Indien noch op de voor de bijeenkomst vastgestelde dag, noch 's anderendaags een quorum overeenkomstig lid 1 wordt bereikt, wordt het quorum op de volgende dagen van de zitting gevormd door een meerderheid van de leden per in artikel 4 genoemde categorie, die de meerderheid van het totale aantal stemmen in de categorie vertegenwoordigt.

3. Een overeenkomstig artikel 11, lid 2, vertegenwoordigd lid geldt als aanwezig.

Artikel 14

Uitvoerend directeur en personeel

1. De Raad stelt, bij bijzondere stemming overeenkomstig artikel 12, de uitvoerend directeur aan.

2. De nadere bepalingen betreffende de aanstelling worden door de Raad vastgesteld.

3. De uitvoerend directeur is de hoogste functionaris van de Organisatie en is er tegenover de Raad verantwoordelijk voor dat de overeenkomst in overeenstemming met de besluiten van de Raad wordt toegepast en uitgevoerd.

4. De uitvoerend directeur benoemt het personeel overeenkomstig de door de Raad vast te stellen voorschriften. Het personeel is verantwoording schuldig aan de uitvoerend directeur.

5. Noch de uitvoerend directeur, noch de personeelsleden mogen financiële belangen hebben in de industrie of de handel met betrekking tot hout of in daarmee verband houdende handelsactiviteiten.

6. Noch de uitvoerend directeur, noch de andere personeelsleden mogen bij de vervulling van hun taken instructies vragen of ontvangen van enig lid of van enige autoriteit buiten de Organisatie. Zij dienen zich te onthouden van elke handeling die onverenigbaar is met hun positie als internationaal ambtenaar die in laatste instantie verantwoording schuldig is aan de Raad. Elk lid van de Organisatie eerbiedigt het uitsluitend internationale karakter van de taak van de uitvoerend directeur en van de andere personeelsleden, en tracht hen bij de vervulling van die taak niet te beïnvloeden.

Artikel 15

Samenwerking en coördinatie met andere organisaties

1. Bij het nastreven van de doelstellingen van de overeenkomst treft de Raad passende regelingen voor overleg en samenwerking met de Verenigde Naties en de organen en gespecialiseerde organisaties daarvan, waaronder de Conferentie van de Verenigde Naties voor handel en ontwikkeling (Unctad), en andere bevoegde internationale en regionale organisaties en instellingen, alsook met de particuliere sector, niet-gouvernementele organisaties en het maatschappelijk middenveld.

2. De Organisatie maakt zoveel mogelijk gebruik van de faciliteiten, diensten en gespecialiseerde kennis van intergouvernementele, gouvernementele of niet-gouvernementele organisaties, het maatschappelijk middenveld en de particuliere sector, om te voorkomen dat bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de overeenkomst dubbel werk wordt verricht en om de onderlinge afstemming en de doeltreffendheid van hun werkzaamheden te vergroten.

3. De Organisatie maakt ten volle gebruik van de faciliteiten van het Gemeenschappelijk Fonds voor Grondstoffen.

Artikel 16

Toelating van waarnemers

De Raad kan iedere staat die lid van of waarnemer bij de Verenigde Naties is en die geen partij is bij de overeenkomst, of iedere in artikel 15 bedoelde organisatie die belangstelling heeft voor de werkzaamheden van de Organisatie, uitnodigen als waarnemer de zittingen van de Raad bij te wonen.

HOOFDSTUK V

VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN

Artikel 17

Voorrechten en immuniteiten

1. De Organisatie bezit rechtspersoonlijkheid. In het bijzonder is zij bevoegd om contracten te sluiten, roerende en onroerende goederen te verwerven en te vervreemden, en in rechte op te treden.

2. De rechtspositie, voorrechten en immuniteiten van de Organisatie, de uitvoerend directeur, het personeel en de deskundigen, en de vertegenwoordigers van leden op het grondgebied van Japan zijn geregeld in de Zetelovereenkomst tussen de Regering van Japan en de Internationale Organisatie voor Tropisch Hout, ondertekend te Tokio op 27 februari 1988, met de wijzigingen die een adequate werking van de overeenkomst vereist.

3. De Organisatie kan met een of meer landen door de Raad goed te keuren overeenkomsten sluiten betreffende de bevoegdheid, de voorrechten en de immuniteiten die voor een adequate werking van de overeenkomst zijn vereist.

4. Indien de zetel van de Organisatie wordt overgebracht naar een ander land, sluit het desbetreffende lid zo spoedig mogelijk met de Organisatie een door de Raad goed te keuren zetelovereenkomst. In afwachting hiervan verzoekt de Organisatie de regering van het nieuwe gastland, voor zover de wetgeving van dat land zulks toestaat, om vrijstelling van belasting op de door de Organisatie aan haar personeelsleden betaalde salarissen, alsmede op de activa, ontvangsten en andere goederen van de Organisatie.

5. De zetelovereenkomst staat los van de overeenkomst. Zij neemt evenwel een einde:

a) bij overeenkomst tussen de regering van het gastland en de Organisatie;

b) indien de zetel van de Organisatie het grondgebied van de regering van het gastland verlaat, of

c) indien de Organisatie ophoudt te bestaan.

HOOFDSTUK VI

FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 18

Financiële rekeningen

1. De volgende rekeningen worden ingesteld:

a) de administratieve rekening, zijnde een rekening voor de vastgestelde bijdragen van de leden;

b) de bijzondere rekening en het Bali-partnerschapsfonds, zijnde rekeningen voor vrijwillige bijdragen, en

c) andere rekeningen die de Raad in voorkomend geval passend en noodzakelijk acht.

2. De Raad stelt overeenkomstig artikel 7 een financieel reglement vast, dat voorziet in een transparant beheer van de rekeningen, en met name de vereffening van de rekeningen bij beëindiging of bij het verstrijken van de looptijd van de overeenkomst regelt.

3. De uitvoerend directeur is verantwoordelijk voor het beheer van de financiële rekeningen en brengt daarover verslag uit aan de Raad.

Artikel 19

Administratieve rekening

1. De uitgaven voor het beheer van de overeenkomst komen ten laste van de administratieve rekening en worden gedekt door jaarlijkse bijdragen, die de leden volgens hun onderscheiden constitutionele of institutionele procedures betalen en die overeenkomstig de leden 4, 5 en 6 worden berekend.

2. De administratieve rekening omvat

a) de gewone huishoudelijke uitgaven, zoals salarissen en emolumenten, installatiekosten en dienstreizen, en

b) de belangrijke operationele uitgaven, bijvoorbeeld in verband met communicatie en voorlichting, door de Raad belegde vergaderingen van deskundigen en het opstellen en publiceren van studies en evaluaties in de zin van de artikelen 24, 27 en 28 van deze overeenkomst.

3. De uitgaven van de afvaardigingen naar de Raad, de commissies en alle andere ondergeschikte organen van de Raad, bedoeld in artikel 26, komen ten laste van de betrokken leden. Van een lid dat om bijzondere diensten van de Organisatie verzoekt, verlangt de Raad dat het de desbetreffende uitgaven voor zijn rekening neemt.

4. Voor het einde van het boekhoudkundig biënnium keurt de Raad de begroting met betrekking tot de administratieve rekening van de Organisatie voor het volgende biënnium goed en berekent hij de bijdrage van ieder lid aan de begroting.

5. De bijdragen aan de administratieve rekening voor het boekhoudkundig biënnium worden als volgt berekend:

a) de in lid 2, onder a), bedoelde kosten worden gelijkelijk gedragen door de producerende en de verbruikende leden, en worden per lid berekend volgens diens aandeel in het totale aantal stemmen van de groep waartoe het behoort;

b) de in lid 2, onder b), bedoelde kosten worden door de leden gedragen in de verhouding van 20 procent door de producerende leden en 80 procent door de verbruikende leden, en worden per lid berekend volgens diens aandeel in het totale aantal stemmen van de groep waartoe het behoort;

c) de in lid 2, onder b), bedoelde kosten mogen niet meer bedragen dan een derde van de in lid 2, onder a), bedoelde kosten; de Raad kan bij consensus besluiten voor een bepaald boekhoudkundig biënnium een ander maximum toe te passen;

d) in het kader van de in artikel 33 bedoelde toetsing kan de Raad onderzoeken hoe de administratieve rekening en de rekeningen voor vrijwillige bijdragen de efficiënte en doeltreffende werking van de Organisatie bevorderen;

e) bij het bepalen van de bijdragen worden de stemmen van ieder lid berekend zonder rekening te houden met de eventuele schorsing van stemrecht van een lid of een daaruit voortvloeiende herverdeling van de stemmen.

6. De Raad berekent de aanvankelijke bijdrage van ieder lid dat na de inwerkingtreding van de overeenkomst tot de Organisatie toetreedt, op basis van het aantal stemmen dat dit lid zal krijgen en van het resterende deel van het lopende boekhoudkundige biënnium; de bijdrage die voor het lopende boekhoudkundige biënnium van de andere leden wordt verlangd blijft hierdoor evenwel ongewijzigd.

7. De bijdrage aan de administratieve rekening wordt invorderbaar op de eerste dag van het boekjaar. De bijdrage van de leden voor het boekhoudkundige biënnium waarin zij lid van de Organisatie worden, wordt invorderbaar op de datum waarop zij lid worden.

8. Indien vier maanden nadat overeenkomstig lid 7 de bijdrage invorderbaar is geworden, een lid zijn bijdrage aan de administratieve rekening niet volledig heeft betaald, verzoekt de uitvoerend directeur het lid zijn betaling zo spoedig mogelijk te verrichten. Indien de bijdrage twee maanden na de datum van het verzoek nog niet is betaald, wordt het lid verzocht de redenen op te geven waarom het de betaling niet heeft kunnen verrichten. Indien de bijdrage zeven maanden na de datum waarop zij invorderbaar is geworden nog steeds niet is betaald, worden de stemrechten van het lid geschorst totdat de bijdrage volledig is betaald, tenzij de Raad, bij bijzondere stemming overeenkomstig artikel 12, anders beslist. Een lid dat gedurende twee opeenvolgende jaren zijn bijdrage niet volledig heeft betaald, verliest, behoudens het bepaalde in artikel 30, het recht om in het kader van artikel 25, lid 1, projecten en voorprojecten ter financiering voor te stellen.

9. Indien een lid zijn bijdrage aan de administratieve rekening niet volledig heeft betaald binnen vier maanden nadat zij overeenkomstig lid 7 invorderbaar is geworden, wordt daarop een door de Raad in het financieel reglement van de Organisatie vast te stellen korting toegepast.

10. Een lid waarvan de rechten krachtens lid 8 zijn geschorst, blijft verplicht zijn bijdrage te betalen.

Artikel 20

Bijzondere rekening

1. De bijzondere rekening bestaat uit twee subrekeningen:

a) de subrekening voor thematische programma’s, en

b) de subrekening voor projecten.

2. Mogelijke financieringsbronnen voor de bijzondere rekening zijn

a) het Gemeenschappelijk Fonds voor Grondstoffen;

b) regionale en internationale financiële instellingen;

c) vrijwillige bijdragen van de leden, en

d) andere financieringsbronnen.

3. De Raad stelt criteria en procedures voor een transparante werking van de bijzondere rekening vast. Daarbij wordt rekening gehouden met de noodzaak van een evenwichtige vertegenwoordiging van de leden, met name de leden die een bijdrage leveren, in de werking van de subrekening voor thematische programma’s en de subrekening voor projecten.

4. Het doel van de subrekening voor thematische programma’s is het faciliteren van niet-gereserveerde bijdragen ter financiering van goedgekeurde voorprojecten, projecten en activiteiten die verenigbaar zijn met de thematische programma’s die door de Raad worden vastgesteld op basis van de overeenkomstig de artikelen 24 en 25 bepaalde prioriteiten inzake beleid en projecten.

5. Donoren kunnen hun bijdragen toewijzen aan specifieke thematische programma’s, dan wel de uitvoerend directeur verzoeken voorstellen voor de toewijzing van hun bijdragen te doen.

6. De uitvoerend directeur brengt regelmatig aan de Raad verslag uit over de toewijzing en besteding van de financiële middelen van de subrekening voor thematische programma’s, over de uitvoering, bewaking en evaluatie van de voorprojecten, projecten en activiteiten, en over de financiële behoeften voor de succesvolle uitvoering van de thematische programma’s.

7. Het doel van de subrekening voor projecten is het faciliteren van gereserveerde bijdragen ter financiering van de overeenkomstig de artikelen 24 en 25 goedgekeurde voorprojecten, projecten en activiteiten.

8. Gereserveerde bijdragen aan de subrekening voor projecten worden uitsluitend gebruikt voor de voorprojecten, projecten en activiteiten waarvoor zij zijn bestemd, tenzij de donor, in overleg met de uitvoerend directeur, anders besluit. Na de voltooiing of beëindiging van een voorproject, project of activiteit bepaalt de donor de bestemming van de resterende middelen.

9. Teneinde, in verband met het vrijwillige karakter van de bijdragen, de vereiste voorspelbaarheid van de reserves van de bijzondere rekening te garanderen, spannen de leden zich in om deze rekening aan te vullen tot een niveau waarop de door de Raad goedgekeurde voorprojecten, projecten en activiteiten volledig kunnen worden uitgevoerd.

10. Alle ontvangsten die betrekking hebben op specifieke voorprojecten, projecten en activiteiten in het kader van de subrekening voor projecten of de subrekening voor thematische programma’s worden op de respectieve subrekening geboekt. Alle uitgaven betreffende deze voorprojecten, projecten en activiteiten, met inbegrip van de bezoldiging en de reiskosten van adviseurs en deskundigen, komen ten laste van die subrekening.

11. Geen enkel lid is door zijn lidmaatschap van de Organisatie aansprakelijk voor geldelijke verplichtingen voortvloeiend uit handelingen die door een ander lid of een andere entiteit in samenhang met voorprojecten, projecten of activiteiten zijn verricht.

12. De uitvoerend directeur verleent assistentie bij de uitwerking van voorstellen voor voorprojecten, projecten en activiteiten overeenkomstig de artikelen 24 en 25 en streeft ernaar, op de door de Raad vast te stellen voorwaarden, een passende en verzekerde financiering te vinden voor de goedgekeurde voorprojecten, projecten en activiteiten.

Artikel 21

Het Bali-partnerschapsfonds

1. Een fonds voor duurzaam beheer van houtproducerende tropische bossen wordt ingesteld, dat de producerende leden helpt om de investeringen ter verwezenlijking van de in artikel 1, onder d), verwoorde doelstelling te doen.

2. Het fonds wordt gevormd door

a) bijdragen van donorleden;

b) vijftig procent van de inkomsten uit activiteiten in verband met de bijzondere rekening;

c) gelden uit andere particuliere en openbare bronnen die de Organisatie overeenkomstig het financieel reglement kan aanvaarden, en

d) andere door de Raad goedgekeurde bronnen.

3. De gelden uit het fonds worden door de Raad uitsluitend toegewezen voor voorprojecten en projecten voor het in lid 1 genoemde doel die in overeenstemming met de artikelen 24 en 25 zijn goedgekeurd.

4. Met het oog op de toewijzing van gelden uit het fonds stelt de Raad criteria en prioriteiten voor het gebruik van het fonds vast, rekening houdend met

a) de behoefte aan ondersteuning van de leden bij de totstandbrenging van export van tropisch hout en houtproducten uit duurzaam beheerde bronnen;

b) de behoefte van de leden om belangrijke op behoud gerichte programma’s in houtproducerende bossen op te zetten en te beheren, en

c) de behoefte van de leden om programma’s inzake duurzaam bosbeheer uit te voeren.

5. De uitvoerend directeur verleent overeenkomstig artikel 25 assistentie bij het uitwerken van projectvoorstellen en streeft ernaar, op de door de Raad vast te stellen voorwaarden, een passende en verzekerde financiering voor de door de Raad goedgekeurde projecten te vinden.

6. De leden spannen zich in om het Bali-partnerschapsfonds aan te vullen tot een niveau waarop de doelstellingen van het fonds kunnen worden bevorderd.

7. De Raad beoordeelt op geregelde tijdstippen of het fonds over voldoende middelen beschikt en tracht extra gelden te verkrijgen die de producerende leden nodig hebben om de doelstelling van het fonds te verwezenlijken.

Artikel 22

Wijze van betaling

1. De financiële bijdragen voor de krachtens artikel 18 ingestelde rekeningen luiden in vrij converteerbare valuta’s en zijn vrij van deviezenbeperkingen.

2. De Raad kan besluiten dat, om aan de eisen van de goedgekeurde projecten te kunnen voldoen, de bijdrage voor de krachtens artikel 18 ingestelde rekeningen, de administratieve rekening uitgezonderd, mag worden betaald in een andere vorm, bijvoorbeeld in de vorm van wetenschappelijk of technisch materiaal of personeel.

Artikel 23

Verificatie en publicatie van de rekeningen

1. De Raad benoemt onafhankelijke accountants die de rekeningen van de Organisatie nazien.

2. Onafhankelijke accountantsrapporten inzake de krachtens artikel 18 ingestelde rekeningen worden zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk zes maanden, na het afsluiten van het boekjaar aan de leden ter beschikking gesteld, en in voorkomend geval aan de Raad tijdens de eerstvolgende zitting ter goedkeuring voorgelegd. Vervolgens wordt een samenvatting van de geverifieerde rekeningen en van de balans gepubliceerd.

HOOFDSTUK VII

OPERATIONELE ACTIVITEITEN

Artikel 24

Beleidstaken van de Organisatie

1. Ter verwezenlijking van de in artikel 1 genoemde doelstellingen verricht de Organisatie op geïntegreerde wijze beleidstaken en projectactiviteiten.

2. De beleidstaken van de Organisatie dienen tot de verwezenlijking van de doelstellingen bij te dragen voor de ITTO-leden in het algemeen.

3. De Raad stelt op geregelde tijdstippen een actieplan vast, op grond waarvan het beleid wordt gestuurd en waarin de in artikel 20, lid 4, bedoelde prioriteiten en thematische programma’s worden bepaald. De in het actieplan omschreven prioriteiten worden vertaald in de door de Raad goedgekeurde werkprogramma’s. De beleidsactiviteiten omvatten in voorkomend geval de ontwikkeling en opstelling van richtsnoeren, handleidingen, studies, verslagen, primaire communicatie- en voorlichtingsinstrumenten, en soortgelijke in het actieplan van de Organisatie omschreven werkzaamheden.

Artikel 25

Projectactiviteiten van de Organisatie

1. De leden en de uitvoerend directeur kunnen voorstellen indienen voor voorprojecten en projecten die ertoe bijdragen dat de doelstellingen van de overeenkomst en van een of meer prioritaire werkterreinen of thematische programma’s uit het door de Raad overeenkomstig artikel 24 goedgekeurde actieplan worden verwezenlijkt.

2. De Raad stelt criteria voor de goedkeuring van projecten en voorprojecten vast, onder meer rekening houdend met de relevantie ervan voor de doelstellingen van de overeenkomst en voor de prioritaire werkterreinen of thematische programma’s, de maatschappelijke en milieueffecten, het verband met nationale bosprogramma’s en -strategieën, de kosteneffectiviteit, de technische en regionale behoeften, de noodzaak dubbel werk te vermijden en de noodzaak lessen te trekken uit eerdere ervaringen.

3. De Raad stelt een schema en een procedure vast voor het indienen, beoordelen, goedkeuren en prioriteren van voorprojecten en projecten waarvoor financiering door de Organisatie wordt gevraagd, alsook voor de uitvoering, bewaking en evaluatie daarvan.

4. De betaling van gelden van de Organisatie voor een voorproject of project kan door de uitvoerend directeur worden opgeschort indien zij in strijd met het projectdocument worden gebruikt, dan wel in geval van fraude, verspilling, onachtzaamheid of wanbeheer. De uitvoerend directeur legt aan de Raad op de eerstvolgende zitting een verslag voor. De Raad neemt de nodige maatregelen.

5. De Raad kan volgens overeengekomen criteria beperkingen stellen op het aantal projecten en voorprojecten dat een lid of de uitvoerend directeur in de loop van één projectcyclus kan indienen. De Raad kan ook, naar aanleiding van het verslag van de uitvoerend directeur, passende maatregelen nemen, met name zijn steun aan voorprojecten of projecten schorsen of staken.

Artikel 26

Commissies en ondergeschikte organen

1. De volgende commissies van de Organisatie worden ingesteld, die voor alle leden openstaan:

a) de Commissie voor de bosbouwindustrie;

b) de Commissie voor economie, statistiek en marktonderzoek;

c) de Commissie voor herbebossing en bosbeheer;

d) de Commissie voor financiële en administratieve zaken.

2. De Raad kan in voorkomend geval, bij bijzondere stemming overeenkomstig artikel 12, commissies en ondergeschikte organen instellen of opheffen.

3. De Raad omschrijft de werking en de taken van de commissies en de andere ondergeschikte organen. De commissies en andere ondergeschikte organen zijn verantwoording schuldig aan en werken onder het gezag van de Raad.

HOOFDSTUK VIII

STATISTIEKEN, STUDIES EN INFORMATIE

Artikel 27

Statistieken, studies en informatie

1. De Raad machtigt de uitvoerend directeur nauwe betrekkingen aan te gaan en te onderhouden met de daarvoor in aanmerking komende intergouvernementele, gouvernementele en niet-gouvernementele organisaties, teneinde te helpen verzekeren dat recente en betrouwbare gegevens en informatie beschikbaar zijn, onder meer over de productie van en de handel in tropisch hout, trends en afwijkingen tussen gegevens, alsmede van belang zijnde informatie over niet-tropisch hout en het beheer van houtproducerende bossen. Voorzover zulks noodzakelijk geacht wordt voor de werking van de overeenkomst, wordt de informatie door de Organisatie, in samenwerking met die organisaties, verzameld, gerubriceerd, geanalyseerd en gepubliceerd.

2. De Organisatie levert een bijdrage aan de inspanningen om de internationale rapportage over de thematiek van de bossen te standaardiseren en te harmoniseren, en vermijdt in dat verband dat bij de gegevensvergaring door verschillende organisaties overlapping en herhaling optreden.

3. De leden verstrekken, op de grootst mogelijke schaal die hun nationale wetgeving toestaat, binnen een door de uitvoerend directeur gestelde termijn statistische gegevens en informatie over hout, de handel in hout, en de activiteiten om te komen tot duurzaam beheer van houtproducerende bossen, alsmede alle andere van belang zijnde informatie waar de Raad om verzoekt. De Raad beslist welke soort informatie ingevolge dit lid zal worden verstrekt, en in welke vorm deze wordt aangeboden.

4. De Raad tracht, op verzoek of wanneer de noodzaak zich voordoet, de leden, met name de ontwikkelingslanden, technisch beter in staat te stellen om aan de eisen inzake statistische gegevens en rapportage volgens de overeenkomst te voldoen.

5. Het lid dat gedurende twee opeenvolgende jaren de krachtens lid 3 vereiste statistische gegevens en informatie niet heeft verstrekt en de uitvoerend directeur niet om assistentie heeft gevraagd, wordt in eerste instantie door de uitvoerend directeur verzocht binnen een bepaalde termijn de reden hiervoor kenbaar te maken. Indien geen bevredigende verklaring wordt gegeven, neemt de Raad de passend geachte maatregelen.

6. De Raad laat alle nodige studies verrichten over de ontwikkelingen en de korte- en langetermijnproblemen van de internationale houtmarkt en over de voortgang naar een duurzaam beheer van houtproducerende bossen.

Artikel 28

Jaarverslag en tweejaarlijks onderzoek

1. De Raad publiceert een jaarlijks werkverslag en alle andere informatie die hij passend acht.

2. De Raad onderzoekt en evalueert iedere twee jaar

a) de internationale situatie wat hout betreft, en

b) andere factoren, kwesties en ontwikkelingen die van belang worden geacht voor de doelstellingen van de overeenkomst.

3. Het onderzoek geschiedt aan de hand van

a) de door de leden verstrekte informatie inzake nationale productie, handel, aanbod, voorraden, verbruik en prijzen van hout;

b) andere, door de leden op verzoek van de Raad verstrekte, statistische gegevens en specifieke indicatoren;

c) door de leden verstrekte informatie over de voortgang naar een duurzaam beheer van hun houtproducerende bossen;

d) andere van belang zijnde informatie die de Raad kan verkrijgen, hetzij rechtstreeks, hetzij via de daarvoor in aanmerking komende organisaties van het bestel van de Verenigde Naties en de intergouvernementele, gouvernementele of niet-gouvernementele organisaties, en

e) de door de leden verstrekte voortgangsinformatie over de instelling van toezicht- en informatiemechanismen met betrekking tot de illegale houtkap en de illegale handel in tropisch hout en andere bosproducten dan hout.

4. De Raad bevordert de gedachtewisseling tussen de leden met betrekking tot

a) de stand van het duurzame beheer van hun houtproducerende bossen en de daarmee verbonden aangelegenheden, en

b) de geldstromen en de behoeften volgens de door de Organisatie vastgestelde doelstellingen, criteria en richtsnoeren.

5. De Raad tracht, op verzoek, de leden, met name de ontwikkelingslanden, technisch beter in staat te stellen om de voor een adequate informatie-uitwisseling benodigde gegevens te verkrijgen, onder meer door middelen voor opleiding en voorzieningen beschikbaar te stellen.

6. De resultaten van het onderzoek worden opgenomen in de verslagen van de desbetreffende zittingen van de Raad.

HOOFDSTUK IX

DIVERSE BEPALINGEN

Artikel 29

Algemene verplichtingen van de leden

1. Tijdens de duur van de overeenkomst doen de leden alles wat in hun vermogen ligt en werken zij samen om de doelstellingen te bevorderen en daarmee strijdig optreden te voorkomen.

2. De leden verbinden zich ertoe de door de Raad krachtens de overeenkomst genomen besluiten te aanvaarden en uit te voeren, en onthouden zich van elke uitvoeringsmaatregel met beperkende of daarmee strijdige werking.

Artikel 30

Ontheffing van verplichtingen

1. In buitengewone omstandigheden, in een noodtoestand of in geval van overmacht waaromtrent in de overeenkomst niets uitdrukkelijk is bepaald, kan een lid dat ten genoegen van de Raad uiteenzet waarom het niet aan een verplichting uit de overeenkomst kan voldoen, door de Raad bij bijzondere stemming overeenkomstig artikel 12 van deze verplichting worden ontheven.

2. De Raad vermeldt bij de in lid 1 bedoelde ontheffing uitdrukkelijk de algemene voorwaarden, de tijdsduur en de redenen.

Artikel 31

Klachten en geschillen

Ieder lid kan aan de Raad een klacht tegen een lid wegens het niet voldoen aan een verplichting uit de overeenkomst en een geschil betreffende de uitlegging of de toepassing ervan voorleggen. De desbetreffende beslissing van de Raad komt, onverminderd de overige bepalingen van de overeenkomst, bij consensus tot stand en is definitief en bindend.

Artikel 32

gedifferentieerde en corrigerende maatregelen en bijzondere maatregelen

1. Verbruikende leden die tot de ontwikkelingslanden behoren en waarvan de belangen nadelig worden beïnvloed door krachtens de overeenkomst genomen maatregelen, kunnen de Raad om passende gedifferentieerde en corrigerende maatregelen verzoeken. De Raad overweegt passende maatregelen in overeenstemming met paragraaf III, leden 3 en 4, van Resolutie 93 (IV) van de Conferentie van de Verenigde Naties voor handel en ontwikkeling.

2. Leden in de categorie minst ontwikkelde landen, als omschreven door de Verenigde Naties, kunnen de Raad verzoeken om bijzondere maatregelen in overeenstemming met paragraaf III, lid 4, van Resolutie 93 (IV) en met de punten 56 en 57 van de Verklaring van Parijs en het Actieprogramma voor de jaren negentig voor de minst ontwikkelde landen.

Artikel 33

Toetsing

De toepassing van de overeenkomst, met inbegrip van de doelstellingen en de financiële mechanismen, kan vijf jaar na de inwerkingtreding door de Raad worden geëvalueerd.

Artikel 34

Verbod van discriminatie

De overeenkomst staat in genen dele toe dat maatregelen, in het bijzonder betreffende de invoer of het gebruik, worden toegepast die de internationale handel in hout of houtproducten beperken of verbieden.

HOOFDSTUK X

SLOTBEPALINGEN

Artikel 35

Depositaris

De secretaris-generaal van de Verenigde Naties wordt als depositaris van de overeenkomst aangewezen.

Artikel 36

Ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding en goedkeuring

1. De overeenkomst staat van 3 april 2006 tot een maand na de datum van inwerkingtreding op de zetel van de Verenigde Naties open voor ondertekening door de regeringen die waren uitgenodigd voor de Conferentie van de Verenigde Naties voor onderhandelingen over een vervolgovereenkomst van de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout van 1994.

2. Iedere regering, bedoeld in lid 1, kan

a) bij de ondertekening verklaren dat zij met de ondertekening erin toestemt door de overeenkomst te worden gebonden (definitieve ondertekening), of

b) na de ondertekening de overeenkomst door nederlegging van een daartoe strekkende akte bij de depositaris bekrachtigen, aanvaarden of goedkeuren.

3. Bij de ondertekening en bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, bij de toetreding, of bij de voorlopige toepassing leggen de Europese Gemeenschap en elke andere in artikel 5, lid 1, bedoelde intergouvernementele organisatie een door haar bevoegde autoriteit afgelegde verklaring neder, waarin de aard en de omvang van haar bevoegdheden met betrekking tot de onder de overeenkomst vallende aangelegenheden worden gespecificeerd; de organisatie stelt de depositaris in kennis van elke belangrijke wijziging van die bevoegdheden. Indien zij verklaart over de exclusieve bevoegdheid met betrekking tot alle onder de overeenkomst vallende aangelegenheden te beschikken, onthouden haar lidstaten zich van de in artikel 36, lid 2, artikel 37 en artikel 38 bedoelde handelingen, of verrichten zij de in artikel 41 bedoelde handeling, of trekken zij de in artikel 38 bedoelde kennisgeving van voorlopige toepassing in.

Artikel 37

Toetreding

1. De overeenkomst staat open voor toetreding door regeringen op door de Raad vastgestelde voorwaarden, waaronder een termijn voor de nederlegging van de akten van toetreding is begrepen. De Raad brengt deze voorwaarden ter kennis van de depositaris. De Raad kan evenwel uitstel verlenen aan regeringen die niet in staat zijn toe te treden binnen de termijn die in de voorwaarden voor toetreding is vastgesteld.

2. De toetreding geschiedt door nederlegging van een akte van toetreding bij de depositaris.

Artikel 38

Kennisgeving van voorlopige toepassing

Een ondertekenende regering die voornemens is de overeenkomst te bekrachtigen, te aanvaarden of goed te keuren, of een regering waarvoor de Raad voorwaarden voor toetreding heeft vastgesteld maar die nog niet in staat is geweest haar akte neder te leggen, kan te allen tijde ter kennis van de depositaris brengen dat zij de overeenkomst overeenkomstig haar nationaal recht voorlopig zal toepassen, hetzij vanaf het tijdstip waarop deze overeenkomstig artikel 39 in werking treedt, hetzij vanaf een bepaalde datum indien de overeenkomst reeds in werking is getreden.

Artikel 39

Inwerkingtreding

1. De overeenkomst treedt definitief in werking op 1 februari 2008, of op enig tijdstip daarna, indien twaalf regeringen van producerende landen, die ten minste 60 procent bezitten van het totaal aantal stemmen zoals aangegeven in bijlage A, en tien regeringen van verbruikende landen, vermeld in bijlage B, die 60 procent van het mondiale importvolume van tropisch hout in het referentiejaar 2005 vertegenwoordigen, de overeenkomst overeenkomstig artikel 36, lid 2, en artikel 37 definitief hebben ondertekend dan wel hebben bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd.

2. Indien de overeenkomst op 1 februari 2008 niet definitief in werking is getreden, treedt zij op die datum of op enig tijdstip binnen zes maanden daarna voorlopig in werking, op voorwaarde dat tien regeringen van producerende landen, die ten minste 50 procent bezitten van het totaal aantal stemmen zoals aangegeven in bijlage A, en zeven regeringen van verbruikende landen, vermeld in bijlage B, die 50 procent van het mondiale importvolume van tropisch hout in het referentiejaar 2005 vertegenwoordigen, de overeenkomst overeenkomstig artikel 36, lid 2, definitief hebben ondertekend dan wel hebben bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd, of overeenkomstig artikel 38 de depositaris ter kennis hebben gebracht dat zij de overeenkomst voorlopig zullen toepassen.

3. Indien op 1 september 2008 niet is voldaan aan de in lid 1 of lid 2 bedoelde vereisten voor inwerkingtreding, worden de regeringen die de overeenkomst overeenkomstig artikel 36, lid 2, definitief hebben ondertekend dan wel hebben bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd, of ter kennis van de depositaris hebben gebracht dat zij de overeenkomst voorlopig zullen toepassen, door de secretaris-generaal van de Verenigde Naties uitgenodigd zo spoedig mogelijk bijeen te komen om te besluiten of zij de overeenkomst voorlopig of definitief, geheel of gedeeltelijk onderling in werking zullen doen treden. De regeringen die besluiten de overeenkomst voorlopig onderling in werking te doen treden, kunnen regelmatig bijeenkomen om de situatie opnieuw te bezien en te besluiten of de overeenkomst tussen hen definitief in werking zal treden.

4. Ten aanzien van de regering die niet ingevolge artikel 38 de depositaris ter kennis heeft gebracht dat zij de overeenkomst voorlopig zal toepassen en die haar akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding na de inwerkingtreding van de overeenkomst nederlegt, treedt de overeenkomst op de datum van die nederlegging in werking.

5. De uitvoerend directeur van de Organisatie roept de Raad zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van de overeenkomst bijeen.

Artikel 40

Wijziging

1. De Raad kan, bij bijzondere stemming overeenkomstig artikel 12, de leden wijzigingen van de overeenkomst aanbevelen.

2. De Raad bepaalt op welke datum uiterlijk de leden de depositaris ervan in kennis stellen dat zij de wijziging aanvaarden.

3. De wijziging wordt van kracht 90 dagen nadat de depositaris de kennisgeving van aanvaarding heeft ontvangen van leden die tezamen ten minste twee derde van de producerende leden vormen en tezamen ten minste 75 % van de stemmen van de producerende leden vertegenwoordigen, alsmede leden die tezamen ten minste twee derde van de verbruikende leden vormen en tezamen ten minste 75 % van de stemmen van de verbruikende leden vertegenwoordigen.

4. Nadat de depositaris de Raad heeft meegedeeld dat aan de vereisten voor de inwerkingtreding van de wijziging is voldaan, kan een lid alsnog, niettegenstaande het bepaalde in lid 2 met betrekking tot de door de Raad bepaalde datum, de depositaris ervan in kennis stellen dat het de wijziging aanvaardt, mits de kennisgeving vóór de inwerkingtreding van de wijziging wordt gedaan.

5. Het lid dat op de datum waarop een wijziging van kracht wordt niet heeft meegedeeld dat het de wijziging aanvaardt, is vanaf die datum niet langer partij bij de overeenkomst, tenzij het ten genoegen van de Raad heeft aangetoond dat de aanvaarding niet op tijd kon worden verkregen ten gevolge van moeilijkheden bij het voltooien van constitutionele of institutionele procedures, en de Raad besluit voor dat lid het tijdvak waarbinnen de wijziging moet zijn aanvaard, te verlengen. Dat lid is niet door de wijziging gebonden zolang het niet heeft medegedeeld de wijziging te aanvaarden.

6. Indien op de door de Raad overeenkomstig lid 2 bepaalde datum niet aan de vereisten voor de inwerkingtreding van de wijziging is voldaan, wordt de wijziging geacht te zijn ingetrokken.

Artikel 41

Terugtrekking

1. Ieder lid kan zich, te allen tijde na de inwerkingtreding van de overeenkomst, door schriftelijke kennisgeving aan de depositaris uit de overeenkomst terugtrekken. Het lid stelt tegelijkertijd de Raad in kennis van zijn besluit.

2. De terugtrekking wordt van kracht 90 dagen nadat de depositaris de kennisgeving heeft ontvangen.

3. De terugtrekking ontslaat het lid niet van zijn ingevolge de overeenkomst jegens de Organisatie aangegane financiële verplichtingen.

Artikel 42

Uitsluiting

Indien de Raad oordeelt dat een lid verzuimt aan zijn verplichtingen ingevolge de overeenkomst te voldoen en dat hierdoor ernstig afbreuk wordt gedaan aan de werking van de overeenkomst, kan hij, bij bijzondere stemming overeenkomstig artikel 12, besluiten dat lid van de overeenkomst uit te sluiten. De Raad stelt de depositaris hiervan onmiddellijk in kennis. Zes maanden na de datum van het besluit houdt het lid op partij bij de overeenkomst te zijn.

Artikel 43

Vereffening van de rekeningen met leden die zich terugtrekken, worden uitgesloten, of een wijziging niet aanvaarden

1. De Raad regelt de vereffening van de rekeningen met een lid dat ophoudt partij bij deze overeenkomst te zijn wegens

a) het niet aanvaarden van een wijziging overeenkomstig artikel 40;

b) terugtrekking overeenkomstig artikel 41, of

c) uitsluiting overeenkomstig artikel 42.

2. Alle vastgestelde en andere bijdragen die op de krachtens artikel 18 ingestelde rekeningen zijn betaald door een lid dat ophoudt partij bij deze overeenkomst te zijn, vervallen aan de Raad.

3. Een lid dat is opgehouden partij bij deze overeenkomst te zijn, kan geen aanspraak maken op enig aandeel in de opbrengst bij de liquidatie van de Organisatie, noch op haar andere bezittingen. Evenmin kan dat lid worden aangesproken om enig deel van een eventueel tekort van de Organisatie bij beëindiging van de overeenkomst te betalen.

Artikel 44

Werkingsduur, verlenging en beëindiging

1. De overeenkomst blijft van kracht gedurende een tijdvak van tien jaar na de inwerkingtreding, tenzij de Raad, bij bijzondere stemming overeenkomstig artikel 12, besluit de overeenkomst te verlengen, nieuwe onderhandelingen erover te voeren of haar te beëindigen.

2. De Raad kan, bij bijzondere stemming overeenkomstig artikel 12, tweemaal besluiten de overeenkomst te verlengen, een eerste maal met vijf jaar en een tweede maal met drie jaar.

3. Indien voor het verstrijken van de termijn van tien jaar, bedoeld in lid 1, of voor het verstrijken van een verlengingstermijn, bedoeld in lid 2, al naar gelang het geval, wel onderhandelingen over een nieuwe overeenkomst ter vervanging van de overeenkomst zijn afgesloten, maar de nieuwe overeenkomst nog niet definitief of voorlopig in werking is getreden, kan de Raad, bij bijzondere stemming overeenkomstig artikel 12, de overeenkomst verlengen totdat de nieuwe overeenkomst voorlopig of definitief in werking treedt.

4. Indien de onderhandelingen over een nieuwe overeenkomst zijn afgesloten en deze in werking treedt gedurende een termijn waarin de overeenkomst op grond van lid 2 of lid 3 is verlengd, wordt de overeenkomst, als verlengd, bij de inwerkingtreding van de nieuwe overeenkomst beëindigd.

5. De Raad kan te allen tijde, bij bijzondere stemming overeenkomstig artikel 12, besluiten de overeenkomst op een door de Raad te bepalen datum te beëindigen.

6. Niettegenstaande de beëindiging van de overeenkomst, blijft de Raad nog ten hoogste 18 maanden bestaan voor het uitvoeren van de liquidatie van de Organisatie, met inbegrip van de vereffening van de rekeningen; de Raad heeft, met inachtneming van de desbetreffende bij bijzondere stemming overeenkomstig artikel 12 te nemen besluiten, gedurende dat tijdvak de daartoe vereiste bevoegdheden en taken.

7. De Raad stelt de depositaris in kennis van ieder krachtens dit artikel genomen besluit.

Artikel 45

Voorbehouden

Ten aanzien van de bepalingen van de overeenkomst kan geen voorbehoud worden gemaakt.

Artikel 46

Aanvullende bepalingen en overgangsbepalingen

1. De overeenkomst treedt in de plaats van de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout van 1994.

2. Alle akten, door of namens de Organisatie of een van haar organen opgesteld ingevolge de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout van 1983, en/of de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout van 1994, die op de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst van kracht zijn en die krachtens hun bepalingen op die datum niet komen te vervallen, blijven van kracht, indien zij niet op grond van de bepalingen van de overeenkomst zijn gewijzigd.

GEDAAN te Genève op 27 januari 2006, zijnde de teksten van deze overeenkomst in de Arabische, de Chinese, de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse taal gelijkelijk authentiek.

--------------------------------------------------

20060127

BIJLAGE A

Lijst van regeringen die de Conferentie van de Verenigde Naties voor onderhandelingen over een vervolgovereenkomst van de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout van 1994 hebben bijgewoond en die potentiële producerende leden zijn in de zin van artikel 2 (Begripsomschrijvingen), en indicatieve toewijzing van de stemmen overeenkomstig artikel 10 (Verdeling van de stemmen)

Leden | Totaal aantal stemmen |

AFRIKA | 249 |

Angola | 18 |

Benin | 17 |

Kameroen [1] | 18 |

Centraal-Afrikaanse Republiek [1] | 18 |

Ivoorkust [1] | 18 |

Democratische Republiek Congo [1] | 18 |

Gabon [1] | 18 |

Ghana [1] | 18 |

Liberia [1] | 18 |

Madagaskar | 18 |

Nigeria [1] | 18 |

Republiek Congo [1] | 18 |

Rwanda | 17 |

Togo [1] | 17 |

AZIË EN STILLE-OCEAANGEBIED | 389 |

Cambodja [1] | 15 |

Fiji [1] | 14 |

India [1] | 22 |

Indonesië [1] | 131 |

Maleisië [1] | 105 |

Myanmar [1] | 33 |

Papoea-Nieuw-Guinea [1] | 25 |

Filipijnen [1] | 14 |

Thailand [1] | 16 |

Vanuatu [1] | 14 |

LATIJNS-AMERIKA EN CARIBISCH GEBIED | 362 |

Barbados | 7 |

Bolivia [1] | 19 |

Brazilië [1] | 157 |

Colombia [1] | 19 |

Costa Rica | 7 |

Dominicaanse Republiek | 7 |

Ecuador [1] | 11 |

Guatemala [1] | 8 |

Guyana [1] | 12 |

Haïti | 7 |

Honduras [1] | 8 |

Mexico [1] | 15 |

Nicaragua | 8 |

Panama [1] | 8 |

Paraguay | 10 |

Peru [1] | 24 |

Suriname [1] | 10 |

Trinidad en Tobago [1] | 7 |

Venezuela [1] | 18 |

Totaal | 1000 |

[*] Lid van de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout van 1994.

--------------------------------------------------

20060127

BIJLAGE B

Lijst van regeringen die de Conferentie van de Verenigde Naties voor onderhandelingen over een vervolgovereenkomst van de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout van 1994 hebben bijgewoond en die potentiële verbruikende leden zijn in de zin van artikel 2 (Begripsomschrijvingen)

Albanië

Algerije

Australië [*]

Canada [*]

China [*]

Egypte [*]

Europese Gemeenschap [*]

Oostenrijk [*]

België [*]

Tsjechië

Estland

Finland [*]

Frankrijk [*]

Duitsland [*]

Griekenland [*]

Ierland [*]

Italië [*]

Litouwen

Luxemburg [*]

Nederland [*]

Polen

Portugal [*]

Slowakije

Spanje [*]

Zweden [*]

Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland [*]

Iran (Islamitische Republiek)

Irak

Japan [*]

Lesotho

Libisch-Arabische Jamahiriya

Marokko

Nepal [*]

Nieuw-Zeeland [*]

Noorwegen [*]

Republiek Korea [*]

Zwitserland [*]

Verenigde Staten van Amerika [*]

[*] Lid van de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout van 1994.

--------------------------------------------------

20060127

Verklaring van de Europese Gemeenschap in de zin van artikel 36, lid 3, van de overeenkomst

Overeenkomstig artikel 36, lid 3, van de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout van 2006 deelt de Europese Gemeenschap hierbij mee welke bevoegdheden binnen de werkingssfeer van de overeenkomst haar lidstaten aan haar hebben overgedragen.

De Europese Gemeenschap verklaart dat zij, in overeenstemming met het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

- op grond van de gemeenschappelijke handelspolitiek exclusief bevoegd is in de handelsaangelegenheden die door de overeenkomst worden bestreken, en

- op het gebied van milieu en ontwikkelingssamenwerking een met de lidstaten gedeelde bevoegdheid heeft.

De werkingssfeer en de uitoefening van de bevoegdheden van de Europese Gemeenschap zijn uit hun aard aan voortdurende ontwikkeling onderhevig; indien nodig, zal de Europese Gemeenschap deze verklaring overeenkomstig artikel 36, lid 3, van de overeenkomst aanvullen of wijzigen.

--------------------------------------------------

Top