This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document E2013C0178
EFTA Surveillance Authority Decision No 178/13/COL of 30 April 2013 exempting the exploration and the extraction of crude oil and natural gas on the Norwegian Continental Shelf from the application of Directive 2004/17/EC of the European Parliament and of the Council coordinating the procurement procedures of entities operating in the water, energy, transport and postal services sectors (Norway)
Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 178/13/COL van 30 april 2013 tot vrijstelling van de exploratie naar en winning van ruwe aardolie en aardgas op het Noors continentaal plat van de toepassing van Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (Noorwegen)
Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 178/13/COL van 30 april 2013 tot vrijstelling van de exploratie naar en winning van ruwe aardolie en aardgas op het Noors continentaal plat van de toepassing van Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (Noorwegen)
PB L 249 van 19.9.2013, p. 16–30
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
PB L 249 van 19.9.2013, p. 15–15
(HR)
In force
19.9.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 249/16 |
BESLUIT VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA
Nr. 178/13/COL
van 30 april 2013
tot vrijstelling van de exploratie naar en winning van ruwe aardolie en aardgas op het Noors continentaal plat van de toepassing van Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (Noorwegen)
DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA (HIERNA "DE AUTORITEIT" GENOEMD)
GEZIEN de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna "de EER-Overeenkomst" genoemd),
GEZIEN de wet waarnaar wordt verwezen in punt 4 van bijlage XVI bij de EER-Overeenkomst houdende de procedures voor de gunning van overheidsopdrachten in de nutssector (Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten) (hierna "Richtlijn 2004/17/EG" genoemd), en met name artikel 30, leden 1, 4 en 6,
GEZIEN de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie (hierna "de Toezichtovereenkomst" genoemd), en met name de artikelen 1 en 3 van protocol 1,
GEZIEN het Besluit van de Autoriteit van 19 april 2012 waarin het lid speciale verantwoordelijkheid wordt verleend met betrekking tot overheidsopdrachten voor het nemen van bepaalde besluiten op het gebied van overheidsopdrachten (Besluit nr. 136/12/COL),
NA raadpleging van het Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten van de EVA,
Overwegende hetgeen volgt:
I. FEITEN
1 PROCEDURE
(1) |
Bij brief van 5 november 2012, (1) en na prenotificatieoverleg heeft de Autoriteit een verzoek ontvangen van de Noorse regering voor het aannemen van een besluit tot vaststelling van de toepasselijkheid van artikel 30, lid 1, van Richtlijn 2004/17/EG op oliewinningsactiviteiten op het Noors continentaal plat (hierna "NCP" genoemd). Bij brief van 25 januari 2013 verzocht de Autoriteit de Noorse regering om aanvullende inlichtingen. (2) De Noorse regering diende haar antwoord in bij de Autoriteit bij brief van 15 februari 2013. (3) De notificatie en het antwoord van de Noorse regering zijn besproken in een telefoonconferentie op 4 maart 2013. (4) Bij brieven van de Autoriteit van 22 maart 2013 is het Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten van de EVA geraadpleegd en gevraagd middels de schriftelijke procedure zijn mening in te dienen. (5) Na het tellen van de stemmen van zijn leden, heeft het Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten van de EVA op 16 april 2013 een positief advies gegeven over het ontwerpbesluit van de Autoriteit. (6) |
(2) |
Het verzoek van de Noorse regering betreft de exploratie naar en productie van ruwe aardolie en aardgas op het NCP, met inbegrip van ontwikkeling (d.w.z. het opzetten van de juiste infrastructuur voor toekomstige productie, zoals productieplatforms, pijpleidingen, terminals enz.). De Noorse regering heeft in haar verzoek drie activiteiten beschreven:
|
2 RECHTSKADER
(3) |
De bedoeling achter artikel 30, lid 1, van Richtlijn 2004/17/EG is het mogelijk maken van een vrijstelling van de vereisten inzake de regels betreffende overheidsopdrachten in een situatie waarin de marktdeelnemers op concurrerende wijze handelen. In artikel 30, lid 1, van de richtlijn is het volgende opgenomen: "De richtlijn is niet van toepassing op de opdrachten voor de in de artikelen 3 tot en met 7 bedoelde activiteiten indien de activiteit in de lidstaat waar zij wordt uitgeoefend rechtstreeks aan mededinging blootstaat op marktgebieden tot welke de toegang niet beperkt is." |
(4) |
In artikel 30, lid 1, van de richtlijn worden twee vereisten voorgeschreven waaraan moet worden voldaan voordat de Autoriteit een positief besluit kan nemen op een verzoek tot vrijstelling uit hoofde van artikel 30, lid 4, rekening houdend met artikel 30, lid 6, van de richtlijn. |
(5) |
Het eerste vereiste in artikel 30, lid 1, van Richtlijn 2004/17/EG is dat de activiteit moet plaatsvinden op een markt tot welke de toegang niet beperkt is. In artikel 30, lid 3, van de richtlijn staat dat "de toegang tot een markt als niet-beperkt [wordt] beschouwd indien de lidstaat de bepalingen van de in bijlage XI vermelde communautaire wetgeving ten uitvoer heeft gelegd en heeft toegepast". Bijlage XI bij de richtlijn bevat een lijst met meerdere richtlijnen. |
(6) |
Een van de in bijlage XI opgenomen richtlijnen is Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruikmaken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen (7), welke in 1995 is opgenomen in EER-wetgeving en waarnaar wordt verwezen in punt 12 van bijlage IV bij de EER-Overeenkomst. |
(7) |
Ook opgenomen op de lijst met richtlijnen in bijlage XI is Richtlijn 98/30/EG. Deze richtlijn is vervangen door Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van Richtlijn 98/30/EG. Deze laatste richtlijn is in 2005 opgenomen in EER-wetgeving en er wordt naar verwezen in punt 23 van bijlage IV bij de EER-Overeenkomst. (8) |
(8) |
Derhalve kan de toegang tot de markt als niet-beperkt worden beschouwd wanneer Noorwegen de wetten waarnaar wordt verwezen in punten 12 en 23 van bijlage IV bij de EER-Overeenkomst, die overeenkomen met respectievelijk Richtlijn 94/22/EG en Richtlijn 2003/55/EG, ten uitvoer heeft gelegd en heeft toegepast. (9) |
(9) |
Het tweede vereiste in artikel 30, lid 1, van Richtlijn 2004/17/EG is dat de activiteit, in de EVA-staat waar zij wordt uitgeoefend, rechtstreeks aan mededinging blootstaat. De vraag of een activiteit direct blootstaat aan mededinging, moet worden besloten op basis van "criteria die in overeenstemming zijn met de mededingingsbepalingen van het Verdrag zoals de kenmerken van de desbetreffende goederen of diensten, het voorhanden zijn van alternatieve goederen of diensten, de prijzen en de werkelijke of mogelijke aanwezigheid van meer dan één leverancier van de betrokken goederen of diensten". (10) |
(10) |
De blootstelling aan mededinging moet worden getoetst aan verschillende indicatoren, waarbij geen van deze indicatoren op zichzelf doorslaggevend is. Wat de markten betreft waarop dit besluit betrekking heeft, vormt het marktaandeel van de voornaamste spelers op een bepaalde markt één van de te hanteren criteria. Een ander criterium is de concentratiegraad op de markten in kwestie. (11) Directe blootstelling aan mededinging wordt beoordeeld op basis van objectieve criteria, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van de betreffende sector. Aangezien de omstandigheden verschillen voor de verschillende activiteiten die het voorwerp vormen van dit besluit, wordt voor elke relevante activiteit of markt een afzonderlijke beoordeling gemaakt. |
(11) |
Dit besluit wordt uitsluitend genomen ten behoeve van de verlening van een vrijstelling overeenkomstig artikel 30 van Richtlijn 2004/17/EG en is onder voorbehoud van de toepassing van de mededingingsregels. |
3 HET NOORSE VERGUNNINGENSYSTEEM
(12) |
De Noorse wet op de oliewinning (12) vormt de onderliggende rechtsgrondslag van het vergunningensysteem voor oliewinningsactiviteiten op het NCP. De wet op de oliewinning en de voorschriften betreffende oliewinning reguleren de verlening van vergunningen voor de exploratie naar en de productie van ruwe aardolie en aardgas op het NCP. Het Noorse ministerie van Oliewinning en Energie kondigt de percelen aan waarvoor bedrijven een vergunningaanvraag kunnen indienen. De Noorse koning en zijn raadslieden verlenen de productievergunning. De verlening van de productievergunning vindt plaats op basis van feitelijke en objectieve criteria. (13) Normaal gesproken wordt een productievergunning verleend aan een groep bedrijven, waarvan één bedrijf wordt benoemd tot de deelnemer die verantwoordelijk is voor het dagelijkse beheer van de vergunning. |
(13) |
Er zijn in Noorwegen twee soorten vergunningsronden: i) de vergunningsronden betreffende onbekende gebieden op het NCP (genummerde vergunningsronden); en ii) de vergunningsronden in van tevoren afgebakende gebieden (APA-ronden) voor bekende gebieden. De twee soorten vergunningsronden zijn hetzelfde, met uitzondering van de manier waarop ze worden aangevangen. De APA-vergunningsronden worden elk jaar gehouden en hebben betrekking op het grondoppervlak van het NCP dat als bekend wordt beschouwd (d.w.z. waarvan de geologie bekend is). (14) Genummerde vergunningsronden worden (gemiddeld) elke twee jaar gehouden met betrekking tot onbekende gebieden (d.w.z. waar weinig bekend is van de geologie). (15) De genummerde vergunningsronden worden gestart door het Noorse ministerie voor Oliewinning en Energie dat bedrijven die actief zijn op het NCP uitnodigt om gebieden (percelen) te nomineren waarvoor ze deel willen uitmaken van de volgende vergunningsronde. De wettelijk voorwaarden (wet- en regelgeving, vergunningsdocumenten) die van toepassing zijn op de vergunningsronden zijn precies hetzelfde. De Noorse regering heeft de Autoriteit meegedeeld dat de exploratieactiviteiten die uit hoofde van de twee soorten vergunningsronden worden uitgevoerd ook hetzelfde zijn. |
(14) |
Tijdens de vergunningsronden dienen gekwalificeerde oliemaatschappijen een aanvraag in voor productievergunningen, d.w.z. het exclusieve recht om oliewinningsactiviteiten uit te voeren op het NCP. Zoals gedefinieerd in afdeling 1, lid 6, onder c), van de Noorse wet op de oliewinning omvatten oliewinningsactiviteiten "alle activiteiten die samenhangen met onderzeese aardolievelden, waaronder exploratie, exploratieboren, productie, vervoer, gebruik en buitenwerkingstelling, met inbegrip van het plannen van deze activiteiten, maar uitgezonderd het bulkvervoer van aardolie per schip". Als gevolg hiervan dienen maatschappijen tijdens de vergunningsronden een aanvraag in voor het exclusieve recht om te exploreren naar ruwe aardolie en aardgas dat kan worden gevonden in het gebied waarop de productievergunning betrekking heeft en deze stoffen te produceren. |
(15) |
Wanneer ruwe aardolie en/of aardgas wordt ontdekt, zijn de vergunninghouders verplicht, als zij overgaan tot ontwikkeling van het veld, een plan voor ontwikkeling en exploitatie ("Plan for Development and Operation" – PDO) van het veld ter goedkeuring in te dienen bij het Noorse ministerie van Oliewinning en Energie. (16) Goedkeuring van het PDO geeft vergunninghouders het exclusieve recht om te beginnen met de ontwikkeling en daaropvolgend de productie. Geproduceerde aardolie wordt het eigendom van de afzonderlijke vergunninghouder. |
(16) |
De bedrijven die vergunninghouders zijn op het NCP variëren van grote internationale oliemaatschappijen tot zeer kleine oliemaatschappijen, waarvan vele nieuwkomers zijn op het NCP in ongeveer de laatste tien jaar. |
(17) |
Onderstaande tabellen zijn ingediend door de Noorse regering en laten de activiteiten zien op het NCP met betrekking tot verleende nieuwe productievergunningen, toegewezen grondoppervlak en aantal bedrijven op het NCP. (17) Verleende nieuwe vergunningen:
Toegewezen grondoppervlak:
Aantal bedrijven op het NCP:
|
II. BEOORDELING
4 DE ACTIVITEITEN WAAROP DIT BESLUIT BETREKKING HEEFT
(18) |
Het verzoek van de Noorse regering om een vrijstelling uit hoofde van artikel 30 van Richtlijn 2004/17/EG heeft betrekking op drie afzonderlijke activiteiten op het NCP: a) de exploratie naar ruwe aardolie en aardgas; b) de productie van ruwe aardolie; en c) de productie van aardgas. De Autoriteit heeft de drie activiteiten afzonderlijk beoordeeld. (18) |
(19) |
Ten behoeve van dit besluit wordt onder "productie" mede verstaan "ontwikkeling" (d.w.z. het opzetten van adequate infrastructuur voor productie, zoals olieplatforms, pijpleidingen, terminals enz.). Het vervoer van aardgas vanaf het NCP naar de markt door middel van het upstreampijpleidingnet is geen onderdeel van dit besluit. |
5 TOEGANG TOT DE MARKT(EN)
(20) |
Richtlijn 94/22/EG (de vergunningenrichtlijn) is ingevoegd in punt 12 van bijlage IV bij de EER-Overeenkomst door middel van Besluit nr. 19/1995 van het Gemengd Comité van de EER dat op 1 september 1995 in werking is getreden. |
(21) |
De Noorse regering heeft de Autoriteit op 18 maart 1996 geïnformeerd over de omzetting van deze richtlijn. De Autoriteit heeft een conformiteitsbeoordeling uitgevoerd, waarop Noorwegen een aantal wijzigingen heeft aangebracht in de wetgeving. Na het doorvoeren van deze wijzigingen, was de Autoriteit van mening dat Noorwegen de vergunningenrichtlijn juist ten uitvoer had gelegd. |
(22) |
Richtlijn 2003/55/EG (de gasrichtlijn) is op 2 december 2005 ingevoegd in de EER-Overeenkomst in punt 23 door middel van Besluit nr. 146/2005/EG van het Gemengd Comité van de EER. De richtlijn trad op 1 juni 2007 in werking voor de EER-/EVA-staten. |
(23) |
De Noorse regering heeft de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de gasrichtlijn gemeld op 4 juni 2007 en de volledige tenuitvoerlegging op 19 februari 2008. Ook voor deze richtlijn heeft de Autoriteit een conformiteitsbeoordeling uitgevoerd. Na het doorvoeren van enkele wijzigingen in de nationale wetgeving van Noorwegen, was de Autoriteit van mening dat Noorwegen de gasrichtlijn juist ten uitvoer had gelegd. |
(24) |
In het licht van de informatie die in deze afdeling is gepresenteerd, en voor de huidige doeleinden, lijkt het erop dat Noorwegen de wetten waarnaar wordt verwezen in punt 12 en 23 van bijlage IV bij de EER-Overeenkomst, die respectievelijk overeenkomen met Richtlijn 94/22/EG en Richtlijn 2003/55/EG, juist ten uitvoer heeft gelegd en toegepast. |
(25) |
Om die reden en in overeenstemming met de eerste alinea van artikel 30, lid 3, van Richtlijn 2004/17/EG wordt de toegang tot de markt op het grondgebied van Noorwegen, met inbegrip van het NCP, als niet-beperkt beschouwd. |
6 BLOOTSTELLING AAN MEDEDINGING
(26) |
Zoals hiervoor toegelicht, is de Autoriteit van mening dat moet worden onderzocht of de desbetreffende sectoren direct zijn blootgesteld aan mededinging. Hiervoor heeft de Autoriteit het bewijs dat is verstrekt door de Noorse regering onderzocht en indien nodig aangevuld met bewijs dat in het openbare domein beschikbaar was. |
6.1 Exploratie naar ruwe aardolie en aardgas
6.1.1 Relevante markt
(27) |
De exploratie naar ruwe aardolie en aardgas bestaat uit het zoeken van nieuwe reserves van koolwaterstofbronnen. Productie omvat zowel het opzetten van adequate infrastructuur voor de productie als de exploitatie van de bronnen. Exploratie naar ruwe aardolie en aardgas vormt één belangrijke productmarkt die zich afscheidt van de markten voor productie van ruwe aardolie en aardgas. Deze definitie is gebaseerd op het feit dat het niet mogelijk is om vanaf het begin te bepalen of exploratie leidt tot de ontdekking van ruwe aardolie of aardgas. De Noorse regering heeft bevestigd dat dit van toepassing is op zowel genummerde vergunningsronden als de APA-vergunningsronden. Deze definitie komt ook overeen met de praktijk van de Europese Commissie. (19) |
(28) |
De exploratie van onbekende en bekende gebieden wordt uitgevoerd door hetzelfde soort bedrijven en de activiteiten vertrouwen op hetzelfde soort technologie (d.w.z. ongeacht het soort vergunningsronde). Hoewel de geologie beter bekend is in de APA-vergunningsronden, hebben de oliemaatschappijen geen exacte wetenschap van het bestaan van aardolie, of de vraag of een mogelijke ontdekking olie, gas of beide omvat. De Autoriteit is derhalve van mening dat de relevante markt de exploratie naar ruwe aardolie en aardgas is, met inbegrip van exploratieactiviteiten die worden uitgevoerd voor zowel de genummerde vergunningsronden als de APA-vergunningsronden. |
(29) |
De bedrijven die zich bezighouden met exploratieactiviteiten beperken hun activiteiten over het algemeen niet tot een specifiek geografisch gebied. In plaats daarvan opereren de meeste bedrijven wereldwijd. In haar beslissingen heeft de Europese Commissie consistent geoordeeld dat de geografische omvang van de exploratiemarkt wereldwijd is. (20) De Noorse regering is het eens met de definitie betreffende geografische markt van de Commissie. De Autoriteit is van mening dat de relevante geografische markt wereldwijd is. |
6.1.2 Directe blootstelling aan mededinging
(30) |
In de periode 2011-2013 is aan ongeveer vijftig bedrijven de status van vergunninghouder toegekend in productievergunningen en deze bedrijven nemen nu deel aan exploratieactiviteiten op het NCP. (21) |
(31) |
De marktaandelen van marktdeelnemers die zich bezighouden met exploratie, worden over het algemeen gemeten met inachtneming van twee variabelen: bewezen reserves en verwachte productie. (22) |
(32) |
De wereldwijd bewezen reserves aardolie bedroegen in 2011 1 652,6 miljard vaten en het bijbehorende aantal voor aardgas bedroeg 208,4 triljoen kubieke meter, of ongeveer 1 310,8 miljard vaten olie-equivalenten. (23) Eind 2011 bedroegen de bewezen oliereserves in Noorwegen 6,9 miljard vaten, zijnde 0,4 % van de wereldreserves. (24) De bewezen aardgasreserves in Noorwegen bedroegen in 2011 2,1 triljoen kubieke meter, zijnde 1 % van de wereldreserves. (25) Geen van de vijf grootste bedrijven die actief zijn op het NCP heeft een wereldwijd aandeel bewezen reserves van meer dan 1 %. (26) |
(33) |
De Noorse regering bezit geen informatie over de wereldwijde marktaandelen van de vijf grootste bedrijven op het NCP gemeten in termen van verwachte productie. Het is echter redelijk om aan te nemen dat er een direct verband bestaat tussen bewezen reserves ruwe aardolie en aardgas en verwachte toekomstige productie. (27) Gelet op de beschikbare informatie, is het in elk geval niet waarschijnlijk dat de wereldwijde marktaandelen van de grootste bedrijven op het NCP gemeten in termen van verwachte productie zullen leiden tot een wijziging in de beoordeling van de Autoriteit. |
(34) |
Daarnaast heeft de Autoriteit de informatie over het aantal aanvragen voor vergunningsronden op het NCP en nieuwkomers op het NCP meegewogen. Uit de van de Noorse regering ontvangen aantallen over de vergunningverlening in de laatste drie vergunningsronden op het NCP (gehouden in 2011-2012) blijkt dat het aantal aanvragen van bedrijven maximaal negen bedroeg voor elke aangekondigde vergunning. In de periode van 2008 tot 2012 is aan 13 nieuwkomers een productievergunning op het NCP verleend. Het aantal bedrijven dat een vergunning krijgt toegewezen op het NCP is derhalve aanzienlijk. (28) |
(35) |
Op basis van bovenstaande elementen kan de mate van concentratie op de wereldmarkt voor exploratie van ruwe aardolie en aardgas worden gekenmerkt als laag. Het is waarschijnlijk dat bedrijven die op deze markt actief zijn, blootstaan aan aanzienlijke concurrentiedruk. Niets wijst erop dat de sector niet functioneert op een door de markt gedreven manier. Daarom concludeert de Autoriteit dat de markt voor exploratie van ruwe aardolie en aardgas direct is blootgesteld aan mededinging in de zin van Richtlijn 2004/17/EG. |
6.2 Productie van ruwe aardolie
6.2.1 Relevante markt
(36) |
Ruwe aardolie is een wereldwijd basisproduct en de prijs ervan wordt bepaald door vraag en aanbod op wereldwijde schaal. Overeenkomstig de gevestigde praktijk van de Europese Commissie, (29) is de ontwikkeling en productie van ruwe aardolie een afzonderlijke productmarkt met een wereldwijde geografische omvang. De Noorse regering is het eens met deze marktdefinitie. (30) De Autoriteit hanteert ten behoeve van dit besluit dezelfde marktdefinitie. |
6.2.2 Directe blootstelling aan mededinging
(37) |
Wanneer ruwe aardolie (of aardgas) wordt ontdekt, zijn de vergunninghouders verplicht, als zij overgaan tot ontwikkeling van het veld, een plan voor ontwikkeling en exploitatie ("Plan for Development and Operation" – PDO) van het veld ter goedkeuring in te dienen bij het Noorse ministerie van Oliewinning en Energie. Velden op het NCP die voornamelijk olie produceren (31) en waarvoor in de laatste vijf jaar een PDO is ingediend en goedgekeurd, zien er als volgt uit:
|
(38) |
Aldus zijn de PDO's voor de productie van aardolie van in totaal twintig bedrijven geaccepteerd in de periode van 2008-2012. Daarnaast zijn er door het ministerie van Oliewinning en Energie in 2010 PDO's met betrekking tot drie nieuwkomers geaccepteerd. (32) |
(39) |
Naast de bedrijven die eigendom zijn van de Noorse staat, blijkt uit de lijst dat de vergunninghouders bestaan uit zowel grote als kleinere oliemaatschappijen. De Noorse regering stelt dat de meeste oliemaatschappijen op het NCP onderdeel zijn van corporaties met een gediversifieerd wereldwijd handelsportfolio. Geproduceerde aardolie wordt derhalve in aanzienlijke mate verkocht aan dochtermaatschappijen. Meer dan de helft van de productie wordt echter verkocht op de spotmarkt. In onderstaande afbeelding wordt het verkoopvolume in 2009 van ruwe aardolie vanaf het NCP getoond. Verkoopvolume in 2009 van ruwe aardolie vanaf het NCP:
|
(40) |
De wereldwijde totale dagelijkse productie van aardolie in 2011 bedroeg 83 576 000 vaten. In 2011 werden in Noorwegen in totaal 2 039 000 vaten per dag geproduceerd. Dit bedroeg 2,3 % van de wereldwijde productie. (33) |
(41) |
In termen van productie van ruwe aardolie op het NCP kwam in 2011 het grootste aandeel voor rekening van Statoil. Andere producenten op het NCP omvatten grote internationale oliemaatschappijen, zoals ExxonMobil, Total, ConocoPhillips, Marathon, Shell, BP en Eni. Geen van deze spelers had in 2011 een marktaandeel van meer dan 3 % op de wereldmarkt voor de productie van aardolie. (34) De mate van concentratie op de relevante markt als geheel was derhalve laag. |
(42) |
In haar besluiten uit hoofde van Richtlijn 2004/17/EG heeft de Europese Commissie overwogen dat de geglobaliseerde markt van de aardolieproductie wordt gekenmerkt door sterke concurrentie onder een aantal spelers. (35) Er zijn geen indicaties dat dit in de laatste jaren zou zijn gewijzigd. |
(43) |
Gelet op bovenstaande elementen, concludeert de Autoriteit dat er geen indicaties zijn dat de sector niet functioneert op een marktgedreven wijze, en derhalve dat de markt voor ontwikkeling en productie van ruwe aardolie direct is blootgesteld aan mededinging in de zin van Richtlijn 2004/17/EG. |
6.3 Productie van aardgas
6.3.1 Relevante markt
(44) |
De markt voor ontwikkeling en productie van en de groothandel in gas is door de Europese Commissie onderzocht uit hoofde van de EG-concentratieverordening (36) in een aantal besluiten, waarin ze van mening was dat er één markt is voor de upstreamlevering van gas (hieronder valt tevens de ontwikkeling en productie van gas) aan klanten in de EER (d.w.z. gas dat wordt geproduceerd in de gasvelden en wordt verkocht aan klanten, inclusief de nationale gevestigde klanten, in de EER). (37) |
(45) |
Aardgas kan worden vervoerd door upstream gaspijpleidingen of door vaartuigen in de vorm van vloeibaar aardgas ("lng"). De gasuitvoer van Noorwegen in 2012 bedroeg ongeveer 112 miljard kubieke meter, waarvan 107 miljard kubieke meter bestond uit pijpleidinggas en 5 miljard kubieke meter werd vervoerd als lng. (38) |
(46) |
De Noorse regering stelt dat lng-voorraden vervangbaar zijn en direct concurreren met pijpleidinggas. Zodra het lng is verdampt, kan het weer worden opgenomen in het pijpleidingennet voor aardgas net als het gas dat wordt geleverd via pijpleidingen vanuit de upstreamvelden. Het Belgische Zeebrugge wordt genoemd als voorbeeld: zodra het pijpleidinggas van het NCP door de aankomstterminal is geweest en het lng is verdampt in de lng-terminal in Zeebrugge, zijn beide gasbronnen onderling vervangbaar. Hoewel niet alle EER-lidstaten beschikken over verdampingsinstallaties, is de verdampingscapaciteit de laatste jaren sterk toegenomen. De verdampingscapaciteit in de EER nadert de 200 miljard kubieke meter. Met de uitbreiding van het pijpleidingennetwerk wordt lng beschikbaar voor een toenemend aantal EER-klanten. |
(47) |
In recente besluiten heeft de Europese Commissie de vraag open gelaten of lng-geleverd gas moet worden onderscheiden van de levering van pijpleidinggas. (39) |
(48) |
Ten behoeve van dit besluit, is de Autoriteit van mening dat de vraag of er onderscheid moet worden gemaakt tussen pijpleidinggas en lng ook kan worden opengelaten. |
(49) |
Downstream zijn er verschillende netwerken voor de distributie van gas met een hoge calorische waarde ("High Calorific Value" – HCV) en gas met een lage calorische waarde ("Low Calorific Value" – LCV) en eindgebruikers zijn aangesloten op het voor hun levering geschikte net. HCV-gas kan worden omgezet in LCV-gas en andersom. Noorse gasproducenten leveren gas met een hoge calorische waarde. |
(50) |
De Noorse regering stelt dat de mate van onderlinge vervangbaarheid van LCV-gas en HCV-gas impliceert dat deze producten vallen binnen dezelfde gasleveringsmarkt vanuit het upstreamstandpunt. Ook wordt gesteld dat de levering van LCV-gas slechts een relatief klein onderdeel is van de totale gaslevering in de EER: ongeveer 10 %. |
(51) |
Ten behoeve van dit besluit, is de Autoriteit van mening dat de vraag of er onderscheid moet worden gemaakt tussen HCV-gas en LCV-gas kan worden opengelaten. |
(52) |
Met betrekking tot de definitie van de productmarkt is de Autoriteit, ten behoeve van dit besluit, van mening dat er één markt bestaat voor de upstreamlevering van gas (dit omvat tevens de ontwikkeling en productie van gas). De vraag of lng of LCV-gas deel uitmaken van de relevante productmarkt, is niet van doorslaggevend belang voor het resultaat van dit besluit. |
(53) |
De Noorse regering stelt dat de drie richtlijnen voor de gasmarkt een geliberaliseerde en geïntegreerde aardgasmarkt hebben gecreëerd in Noordwest-Europa. De EU streeft ernaar de markten volledig te integreren tegen 2014. Met een interne markt voor gas is de Noorse regering van mening dat het niet relevant is om de marktaandelen van afzonderlijke EER-lidstaten te overwegen. Zodra het gas de grens van de Europese interne markt heeft bereikt, zo stelt de regering, stroomt het vrijelijk naar waar het nodig is, overeenkomstig de bronnen van vraag en aanbod. |
(54) |
Van het gas dat via pijpleidingen werd uitgevoerd vanaf het NCP werd ongeveer 70 % vervoerd naar de ontvangstterminals in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk en het resterende aandeel naar terminals in België en Frankrijk. Pijpleidinggas uit Noorwegen wordt via pijpleidingsverbindingen en swapovereenkomsten verkocht aan nog meer EER-lidstaten: meer dan tien EER-lidstaten in totaal. Van de lng-productie die afkomstig is van het NCP, is in het verleden ongeveer twee derde verkocht aan de EER. Dit betekent dat bijna al het Noorse gas wordt uitgevoerd naar de EER. |
(55) |
Daarnaast stelt de Noorse regering dat gaskopers in de EER een aantal verschillende leveringsbronnen beschikbaar hebben. Dit omvat zowel gas uit de EU (meestal Denemarken, Nederland en het Verenigd Koninkrijk) of uit buurlanden (meestal Rusland, Algerije en Libië, naast Noorwegen) als landen die verder weg liggen (bv. landen in het Midden-Oosten of Nigeria, in de vorm van lng). |
(56) |
De Noorse regering stelt tevens dat knooppunten zowel in het Verenigd Koninkrijk als op het Europese continent meer en meer vloeibaar worden en dat de prijsvorming in de andere knooppunten laat zien dat er een aanzienlijk niveau van integratie is bereikt. |
(57) |
Met betrekking tot de definitie van de geografische markt is in eerdere besluiten van de Europese Commissie uit hoofde van de EU-concentratieverordening geoordeeld dat het het meest waarschijnlijk is dat deze de EER omvat, plus Russische en Algerijnse gasinvoer, maar de definitie van de geografische markt is verder opengelaten. In het besluit over de fusie van Statoil en Hydro was de Commissie van mening dat het niet noodzakelijk was om te beslissen welk het geschikte relevante geografische gebied dat moest worden meegenomen was: i) de EER, ii) een gebied dat de EER-landen omvat waarin gas afkomstig van het NCP wordt verkocht (direct via pijpleidingen of via swaps), of iii) elk afzonderlijk land waarin de partijen gas verkopen. (40) Ongeacht de geografische definitie die wordt overwogen, zou de concentratie geen aanleiding geven tot zorgen op het gebied van mededinging in de markt voor de upstreamlevering van gas. |
(58) |
Ten behoeve van dit besluit en vanwege de onderstaande redenen is de Autoriteit van mening dat het niet noodzakelijk is om te beslissen over de exacte omvang van de geografische markt voor aardgas. Overeenkomstig een redelijk afgebakende geografische markt, is de Autoriteit van mening dat de desbetreffende sector direct blootstaat aan mededinging. |
6.3.2 Directe blootstelling aan mededinging
(59) |
Wanneer aardgas (of ruwe aardolie) wordt ontdekt, zijn de vergunninghouders verplicht, als zij overgaan tot ontwikkeling van het veld, een plan voor ontwikkeling en exploitatie (PDO) van het veld ter goedkeuring in te dienen bij het Noorse ministerie van Oliewinning en Energie. Velden op het NCP die voornamelijk gas produceren (41) en waarvoor in de laatste jaren een PDO is ingediend en goedgekeurd, zien er als volgt uit:
|
(60) |
In de periode van 2008-2012 zijn PDO's voor de productie van gas van in totaal 14 bedrijven geaccepteerd. In de periode van 2009-2011 zijn PDO's geaccepteerd van drie nieuwkomers. (42) Meer dan 25 bedrijven op het NCP voeren gas uit naar de EER. (43) |
(61) |
In 2011 bedroeg de gasproductie in Noorwegen 101,4 miljard kubieke meter, zijnde 3,1 % van de totale productie wereldwijd. (44) Meer dan 95 % van de productie op het NCP wordt naar de EER uitgevoerd via gaspijpleidingen naar zes landingspunten in vier landen (het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, België en Frankrijk). (45) Ongeveer 1,4 miljard kubieke meter (minder dan 2 %) van het gas dat wordt geproduceerd op het NCP wordt binnen Noorwegen verbruikt. |
(62) |
Er is een aantal onafhankelijke bedrijven actief in de productie van gas op het NCP. Daarnaast worden nieuwe bedrijven geaccepteerd als vergunninghouders. De vijf grootste gasproducerende bedrijven op het NCP, gemeten naar jaarlijks productieniveau, zijn: Petoro, Statoil, Exxon Mobil, Total en Shell. Statoil is het grootste gasproducerende bedrijf op het NCP. Het aandeel in de totale gasproductie van de drie grootste gasproducerende bedrijven op het NCP bedraagt niet meer dan 50 %. (46) |
(63) |
De lidstaten van de EU verbruiken ongeveer 500 miljard kubieke meter gas per jaar. Volgens Eurogas (47) bedroeg in 2011 de gaslevering vanuit de lidstaten van de EU 33 % van de totale nettoleveringen, gevolg door Rusland (24 %), Noorwegen (19 %) (48) en Algerije (9 %), zowel geleverd via pijpleidingen als via lng. De overige 15 % was afkomstig uit andere bronnen uit verschillende delen van de wereld. |
(64) |
Alle vergunninghouders op het NCP zijn verantwoordelijk voor de verkoop van hun eigen gas. Productiebedrijven op het NCP hebben gasverkoopovereenkomsten met kopers in een aantal lidstaten van de EU. Het aandeel van het totale gasverbruik dat door Noors gas is geleverd in elk van de zes lidstaten van de EU die het meeste gas invoeren vanaf het NCP was in 2011 als volgt: (49)
|
(65) |
Statoil is de op één na grootste gasleverancier aan de EER na Gazprom met ongeveer 20 % (50) van het totale verbruik in de EER. Zoals uit bovenstaande tabel blijkt, hebben de NCP-leveranciers in de belangrijkste EER-lidstaten waarnaar Noors gas wordt uitgevoerd te maken met concurrentie van leveranciers die hun gas winnen in andere geografische gebieden. Als gevolg daarvan hebben kopers op groothandelniveau in deze EER-lidstaten alternatieve gasleveringsbronnen naast gas van het NCP. Dit kan verder worden geïllustreerd door de statistieken die door Eurogas zijn samengesteld (onderstaande tabel), waaruit blijkt dat EU-lidstaten, in aanvulling op Noors gas, gasleveringen hebben ontvangen via binnenlandse productie, Rusland, Algerije, Qatar en andere bronnen: AARDGASLEVERINGEN IN LIDSTATEN VAN EUROGAS EN DE EU, 2011 (51)
|
(66) |
Gezien de lidstaten van de EU met het grootste aandeel gas uit Noorwegen, zijn er alternatieve leveringsbronnen. Sommige van deze alternatieven zijn:
|
(67) |
Kopers op groothandelniveau moeten hun take-or-pay-overeenkomsten overeenkomstig relevante verkoopovereenkomsten voor de lange termijn met Noorse gasleveranciers nakomen. Zodra aan deze overeenkomsten is voldaan, kunnen kopers op groothandelniveau overschakelen op alternatieve leveringsbronnen, zoals spot-pijpleidinggas, spot-lng, of ze kunnen de volumes verhogen die ze afnemen onder langetermijnsovereenkomsten met andere leveranciers. Recentere verkoopovereenkomsten hebben vaak een kortere duur. Zoals de Noorse regering stelt, wordt de spotmarkt belangrijker met steeds meer vloeibare knooppunten in zowel het Verenigd Koninkrijk als op het Europees continent. Daarnaast is de verdampingscapaciteit in de EU in de afgelopen vijf jaar meer dan verdubbeld. In 2011 werd 25 % van de netto-invoer van gas in de EU geleverd door lng, opgedeeld in de volgende lidstaten van de EU: LNG-LEVERINGEN IN LIDSTATEN VAN EUROGAS EN DE EU, 2011 (56)
|
(68) |
Concurrentiedruk op de aardgasmarkt is ook afkomstig van het bestaan van alternatieve producten voor gas (zoals kolen of hernieuwbare stoffen). |
(69) |
Alle belangrijke gasvervoerspijpleidingen vanaf het NCP naar het Europees continent en het Verenigd Koninkrijk zijn eigendom van Gassled. (57) Toegang tot het upstreampijpleidingennetwerk wordt beheerd door Gassco AS, een bedrijf dat volledige eigendom is van de Noorse staat. Gassco AS heeft geen aandelen in of capaciteit op het upstreampijpleidingennetwerk en handelt onafhankelijk bij het verlenen van toegang tot vrije capaciteit. Het gasvervoerssysteem is neutraal voor alle spelers die aardgas moeten vervoeren. Productiebedrijven en gekwalificeerde gebruikers hebben een recht op non-discriminatoire, objectieve en transparante toegangsvoorwaarden. Gebruikers hebben toegang tot capaciteit in het systeem op basis van hun behoefte aan gasvervoer. (58) Daarom kunnen huidige en nieuwe gasexploitanten op het NCP toegang krijgen tot het upstreampijpleidingennetwerk en kunnen ze gas leveren aan klanten op concurrerende wijze met andere exploitanten op het NCP. |
(70) |
Gelet op bovenstaande elementen, concludeert de Autoriteit dat er geen indicaties zijn dat de sector niet functioneert op een marktgedreven wijze, en derhalve dat de productie van aardgas op het NCP direct is blootgesteld aan mededinging in de zin van Richtlijn 2004/17/EG. |
III. CONCLUSIE
(71) |
De Autoriteit is van mening dat de volgende activiteiten in Noorwegen en in het bijzonder op het Noors continentaal plat direct zijn blootgesteld aan mededinging in de zin van artikel 30, lid 1, van Richtlijn 2004/17/EG:
|
(72) |
Aangezien wordt geoordeeld dat aan de voorwaarde van niet-beperkte toegang tot de markt is voldaan, is Richtlijn 2004/17/EG niet van toepassing wanneer aanbestedende diensten opdrachten verlenen waarmee de diensten vermeld onder a, b en c van de paragrafen 2 en 71 kunnen worden verricht in Noorwegen en in het bijzonder op het Noors continentaal plat. |
(73) |
Dit besluit is gebaseerd op de juridische en feitelijke situatie in maart 2013, zoals deze blijkt uit de gegevens die zijn overgelegd door de Noorse regering. Het besluit kan worden herzien indien er aanzienlijke wijzigingen optreden in de juridische of feitelijke situatie die ervoor zorgen dat niet langer is voldaan aan de voorwaarden voor toepasselijkheid van artikel 30, lid 1, van Richtlijn 2004/17/EG. |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De wet waarnaar wordt verwezen in punt 4 van bijlage XVI bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte houdende procedures voor de gunning van overheidsopdrachten in de nutssector (Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten) is niet van toepassing op opdrachten die worden gegund door aanbestedende diensten en die bestemd zijn om de uitvoering van de volgende diensten mogelijk te maken in Noorwegen en in het bijzonder op het Noors continentaal plat:
(a) |
exploratie naar ruwe aardolie en aardgas; |
(b) |
productie van ruwe aardolie; en |
(c) |
productie van aardgas. |
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk Noorwegen.
Gedaan te Brussel, 30 april 2013.
Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA
Sverrir Haukur GUNNLAUGSSON
Lid van het College
Markus SCHNEIDER
Waarnemend voorzitter
(1) Ontvangen door de Autoriteit op 6 november 2012 (Event nr. 652027).
(2) Event nr. 657306.
(3) Ontvangen door de Autoriteit op 19 februari 2013 (Event nr. 663304).
(4) Event nr. 665288.
(5) Event nr. 666730, Event nr. 666722 en Event nr. 666680.
(6) Event nr. 669171.
(7) PB L 164, 30.6.1994, blz. 3 en PB L 79, 29.3.1996, blz. 30 en ingevoegd in de EER-Overeenkomst bij Besluit nr. 19/95 van het Gemengd Comité van de EER (PB L 158, 8.7.1995, blz. 40 en EER-supplement nr. 25, 8.7.1995, blz. 1) ("de vergunningenrichtlijn").
(8) PB L 176, 15.7.2003, blz. 57, zoals gewijzigd bij PB L 16, 23.1.2004, blz. 74 en ingevoegd in de EER-Overeenkomst bij Besluit nr. 146/2005 van het Gemengd Comité van de EER (PB L 53, 23.2.2006, blz. 43 en EER-supplement nr. 10, 23.2.2006, blz. 17) ("de gasrichtlijn"). Deze richtlijn is vervangen door Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG (PB L 211, 14.8.2009, blz. 94), maar deze laatste richtlijn is nog niet opgenomen in EER-wetgeving.
(9) Zie afdeling 5 hieronder.
(10) Artikel 30, lid 2, van Richtlijn 2004/17/EG.
(11) Zie ook het besluit van de Autoriteit van 22 mei 2012 waarbij de productie van en groothandel in elektriciteit in Noorwegen worden vrijgesteld van de toepassing van Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (Besluit nr. 189/12/COL, PB L 287, 18.10.2012, blz. 21 en EER-supplement nr. 58, 18.10.2012, blz. 14).
(12) Wet van 19 november 1996 nr. 72 betreffende oliewinningsactiviteiten. (http://www.npd.no/en/Regulations/-Acts/Petroleum-activities-act/). De vergunningenrichtlijn voor koolwaterstoffen (Richtlijn 94/22/EG) is geïmplementeerd in de Noorse wet op de oliewinning per 1 september 1995 en in de voorschriften bij de wet betreffende oliewinning (Noorse voorschriften van 27 juni 1997, nr. 653) (http://www.npd.no/en/Regulations/Regulations/Petroleum-activities/).
(13) Zie de afdelingen 3-3 en 3-5 van de Noorse wet op de oliewinning en afdeling 10 van de Noorse voorschriften betreffende oliewinning.
(14) De criteria voor bekende gebieden worden beschreven in het witboek aan het Noorse parlement – An industry for the future – Norway’s petroleum activities (Meld. St. 28 (2010-2011) Report to the Norwegian Parliament (Storting), blz. 88). De volgende criteria zijn toegepast op de uitbreiding van het APA-gebied: i) gebieden in de nabijheid van infrastructuur (hieronder valt zowel bestaande als geplande infrastructuur, met potentiële bronnen in de gebieden die als tijdsgevoelig worden beschouwd); ii) gebieden met een geschiedenis van exploratie (waaronder gebieden die eerder zijn toegewezen en weer zijn verlaten, gebieden met bekende speelmodellen en gebieden die zich tussen toegewezen en verlaten gebieden bevinden); en iii) gebieden die grenzen aan bestaande afgebakende gebieden, maar waarvoor geen aanvraag is ingediend in de genummerde vergunningsronden (zie http://www.regjeringen.no/en/dep/oed/press-center/press-releases/2013/apa-2013-acreage-announcement.html?id=714569). In totaal zijn er 324 productievergunningen verleend sinds het APA-systeem in 2003 is opgericht en er zijn in totaal 32 ontdekkingen geweest (Meld. St. 28 (2010-2011) Report to the Norwegian Parliament (Storting), blz. 86-87).
(15) De genummerde vergunningsronden zijn ontworpen voor gebieden waarover weinig geologische kennis bestaat en waar stapsgewijze exploratie geschikt is. Gebieden zijn toegewezen door middel van 21 genummerde vergunningsronden, met vergunningen die in de 21e ronde zijn verleend in de lente van 2011 (het witboek – An industry for the future – Norway’s petroleum activities (Meld. St. 28 (2010-2011) Report to the Norwegian Parliament (Storting), blz. 21). Genummerde vergunningsronden omvatten voornamelijk grensgebieden van het NCP waar de kans op grote ontdekkingen het grootst is. De 22e vergunningsronde is aangevangen op 2 november 2011 met de geplande verlening van nieuwe productievergunningen vanaf de lente van 2013 (http://www.regjeringen.no/nb/dep/oed/-pressesenter/pressemeldinger/2011/initiates-22nd-licensing-round.html?id=661990). Zie ook de publicatie door het Noorse ministerie van Oliewinning en Energie samen met het Noorse directoraat voor Oliewinning – Facts 2012 – The Norwegian Petroleum Sector, hoofdstuk 5 over Exploration Activity, blz. 30 e.v. (http://www.npd.no/en/Publications/Facts/Facts-2012/Chapter-5/).
(16) Vgl. afdeling 4, lid 2, van de Noorse wet op de oliewinning.
(17) De afkorting SDFI in de eerste twee tabellen verwijst naar het directe financiële belang van de Noorse staat. De Noorse staat heeft grote deelnemingen in olie- en gasvergunningen op het NCP via SDFI. Het SDFI-portfolio wordt beheerd door het staatsbedrijf Petoro AS (www.petoro.no).
(18) Dit komt overeen met de praktijk van de Europese Commissie bij concentratiebeschikkingen en bij besluiten waarin vrijstelling wordt verleend uit hoofde van artikel 30 van Richtlijn 2004/17/EG. Zie in het bijzonder de Beschikking van de Europese Commissie van 29 september 1999 waarbij een concentratie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt en met de werking van de EER-Overeenkomst wordt verklaard (Zaak nr. IV/M.1383 – Exxon/Mobil); Beschikking van de Commissie van 29 september 1999 waarbij een concentratie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt en met de werking van de EER-Overeenkomst wordt verklaard (Zaak nr. IV/M.1532 – BP Amoco/Arco); Beschikking van de Commissie van 5 juli 1999 waarbij een concentratie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt en met de werking van de EER-Overeenkomst wordt verklaard (COMP/M.1573 – Norsk Hydro/Saga), Beschikking van de Commissie van 3 mei 2007 waarbij een concentratie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt en met de werking van de EER-Overeenkomst wordt verklaard (Zaak nr. No IV/M.4545 – STATOIL/HYDRO); Beschikking van de Commissie van 19 november 2007 waarbij een concentratie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt wordt verklaard (Zaak nr. COMP/M.4934 – KAZMUNAIGAZ/ROMPETROL); en Beschikking van de Europese Commissie van 21 augustus 2009 waarbij een concentratie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt wordt verklaard (Zaak nr. COMP/M.5585 – Centrica/Venture-productie). Zie ook Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 28 juli 2011 tot vrijstelling van de exploratie naar en exploitatie van aardolie en aardgas in Denemarken, met uitzondering van Groenland en de Faeröer, van de toepassing van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 197, 29.7.2011, blz. 20); Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 24 juni 2011 tot vrijstelling van de exploratie naar en exploitatie van aardolie en aardgas in Italië van de toepassing van Richtlijn 2004/17/EG houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (PB L 166, 25.6.2011, blz. 28); Besluit van de Commissie van 29 maart 2010 tot vrijstelling van de exploratie naar en exploitatie van aardolie en aardgas in Engeland, Schotland en Wales van de toepassing van Richtlijn 2004/17/EG houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (PB L 84, 31.3.2010, blz. 52), Beschikking van de Commissie van 8 juli 2009 tot vrijstelling van de exploratie naar en exploitatie van aardolie en aardgas in Nederland van de toepassing van Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (PB L 181, 14.7.2009, blz. 53).
(19) Zie de Beschikking van de Europese Commissie van 23 januari 2003 waarbij een concentratie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt wordt verklaard (Zaak nr. COMP/M.3052 – ENI/FORTUM GAS), Zaak nr. IV/M.1383 – Exxon/Mobil en de besluiten/uitvoeringsbeschikkingen betreffende Denemarken, Italië, Engeland, Schotland en Wales en Nederland (zie voetnoot 18 hierboven).
(20) Zie bv. Zaak nr. COMP/M.3052 – ENI/FORTUM GAS (paragraaf 13) en Zaak nr. COMP/M.4545 – STATOIL/HYDRO (paragraaf 7) (zie voetnoot 18 hierboven).
(21) Dit aantal omvat zowel productievergunningen in genummerde vergunningsronden als APA-vergunningsronden (vgl. Event nr. 663313, blz. 1-20).
(22) Zie bv. de Beschikking van de Europese Commissie in Exxon/Mobil (paragrafen 25 en 27) (voetnoot 18 hierboven).
(23) Zie het Statistical Review of World Energy van BP uit juni 2012 (hierna "de BP-statistieken" genoemd), op blz. 6. (http://www.bp.com/liveassets/bp_internet/globalbp/globalbp_uk_english/reports_and_publications/statistical_energy_review_2011/STAGING/local_assets/pdf/statistical_review_of_world_energy_full_report_2012.pdf).
(24) Zie de BP-statistieken, blz. 6.
(25) Zie de BP-statistieken, blz. 20.
(26) Vgl. de brief van de Noorse regering aan de Autoriteit van 15 februari 2013 (Event nr. 663313, blz. 22).
(27) Zie bv. het Uitvoeringsbesluit van de Europese Commissie betreffende Denemarken (zie voetnoot 18 hierboven) en het Uitvoeringsbesluit van de Europese Commissie betreffende Italië (zie voetnoot 18 hierboven).
(28) Zie ook de publicatie door het Noorse ministerie van Oliewinning en Energie samen met het Noorse directoraat voor Oliewinning – Facts 2012 – The Norwegian Petroleum Sector, hoofdstuk 5 over Player scenario and activity, blz. 33-35. (http://www.npd.no/en/Publications/Facts/Facts-2012/Chapter-5/).
(29) Zie voetnoot 18 hierboven.
(30) Gelet echter op het feit dat de meeste velden op het NCP zowel aardolie als gas bevatten, is de Noorse regering van mening dat de gezamenlijke productie van olie en gas op de velden het onmogelijk maakt om onderscheid te maken tussen de twee in het kader van Richtlijn 2004/17/EG.
(31) Aangezien velden zowel olie als gas bevatten, zijn in de tabel in deze afdeling 6.2 de velden opgenomen die voornamelijk olie produceren. De velden die voornamelijk gas produceren, zijn opgenomen in afdeling 6.3 hieronder.
(32) Zie de brief van de Noorse regering aan de Autoriteit van 15 februari 2013 (Event nr. 663313, blz. 25).
(33) Zie de BP-statistieken, blz. 8.
(34) Vgl. de brief van de Noorse regering aan de Autoriteit van 15 februari 2013 (Event nr. 663313, blz. 26).
(35) Zie het Uitvoeringbesluit van de Europese Commissie betreffende Denemarken (paragraaf 16) (voetnoot 18 hierboven). Zie ook het Uitvoeringsbesluit van de Commissie betreffende Italië (paragraaf 16), Het Besluit van de Commissie betreffende Engeland, Schotland en Wales (paragraaf 16) en het Besluit van de Commissie betreffende Nederland (paragraaf 12) (zie voetnoot 18 hierboven).
(36) Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle van concentraties van ondernemingen (de EG-concentratieverordening), (PB L 24, 29.1.2004, blz. 1). Opgenomen in de EER-Overeenkomst in bijlage XIV, hoofdstuk A, punt 1, bij Besluit nr. 78/2004 (PB L 219, 19.6.2004, blz. 13 en EER-supplement nr. 32, 19.6.2004, blz. 1).
(37) Zie Zaak nr. IV/M.4545 – STATOIL/HYDRO (paragraaf 9) (zie voetnoot 18 hierboven).
(38) Zie de brief van de Noorse regering aan de Autoriteit van 15 februari 2013 (Event nr. 663313, blz. 33).
(39) Zie het besluit van de Europese Commissie van 16 mei 2012 waarbij een concentratie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt en met de werking van de EER-Overeenkomst wordt verklaard (Zaak nr. COMP/M.6477 – BP/CHEVRON/ENI/SONANGOL/TOTAL/JV) (paragraaf 19). Zie ook Zaak nr. IV/M.4545 – STATOIL/HYDRO (paragraaf 12); het Besluit van de Commissie betreffende Nederland (paragraaf 13) en het Besluit van de Commissie betreffende Engeland, Schotland en Wales (paragraaf 15) (zie voetnoot 18 hierboven).
(40) Zie Zaak nr. IV/M.4545 – STATOIL/HYDRO, paragraaf 16 (zie voetnoot 18 hierboven).
(41) Aangezien velden op het NCP zowel olie als gas bevatten, zijn in de tabel in dit afdeling 6.3 de velden opgenomen die voornamelijk gas produceren. De velden die voornamelijk olie produceren, zijn opgenomen in afdeling 6.2 hieronder.
(42) Zie de brief van de Noorse regering aan de Autoriteit van 15 februari 2013 (Event nr. 663313, blz. 28).
(43) Vgl. de kennisgeving van de Noorse regering aan de Autoriteit van 5 november 2012 (Event nr. 652027, blz. 30).
(44) Zie de BP-statistieken, blz. 22.
(45) Ontvangstterminals te: Dornum, Duinkerken, Easington, Emden, St. Fergus en Zeebrugge (http://www.gassco.no/wps/wcm/connect/Gassco-NO/Gassco/Home/norsk-gass/Transportsystemet).
(46) Zie de brief van de Noorse regering aan de Autoriteit van 15 februari 2013 (Event nr. 663313, blz. 28).
(47) Zie Eurogas, Statistical Report 2012, blz. 1 (http://www.eurogas.org/uploaded/Statistical%20-Report%202012_final_211112.pdf).
(48) Op basis van de door de Noorse regering geleverde gegevens aan de Autoriteit lijkt het erop dat dit aandeel iets hoger is. Dit is echter niet van doorslaggevend belang voor de uitkomst van dit besluit in dit geval.
(49) De statistieken voor de bestemming van Noors aardgas naar de EER zijn gebaseerd op de nationaliteit van het kopende bedrijf.
(50) Dit verkoopvolume omvat de verkoop van Statoil namens Petoro/SDFI.
(51) Deze tabel is ontleend aan Eurogas, Statistical Report 2012, blz. 6.
Eenheden: |
terawattuur (bruto calorische waarde). |
Opmerking: |
De cijfers zijn de beste ramingen die op het moment van publicatie beschikbaar zijn. |
(52) Met inbegrip van netto-uitvoer.
(53) (-) Injectie / (+) Terugtrekking.
(54) Digest of UK energy statistics’("DUKES") 2012, Department of Energy & Climate Change, Chapter 4 Natural gas (https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/65800/5954-dukes-2012-chapter-4-gas.pdf ), blz. 95.
(55) DUKES (zie voetnoot 50), blz. 95.
(56) Deze tabel is ontleend aan Eurogas, Statistical Report 2012, blz. 7.
Eenheden: |
terawattuur (bruto calorische waarde). |
(57) Gassled is een joint venture zonder rechtspersoonlijkheid die valt onder Noors recht. De eigenaren van Gassled hebben een onverdeeld belang, overeenkomstig hun respectieve deelnamebelang, in alle rechten en verplichtingen van de joint venture (vgl. de brief van de Noorse regering aan de Autoriteit van 5 november 2012 (Event nr. 652027, blz. 7-8).
(58) Zie het witboek An industry for the future – Norway’s petroleum activities (Meld. St. 28 (2010-2011) Report to the Norwegian Parliament (Storting), blz. 68.