Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document E2011J0017

    Arrest van het Hof van 22 november 2012 in zaak E-17/11 — Aresbank SA tegen Landsbankinn hf., Fjármálaeftirlitið (de Financiële Toezichthoudende Autoriteit) en de IJslandse Staat (Richtlijn 94/19/EG — Richtlijn 2000/12/EG — Richtlijn 2006/48/EG — Ontvankelijkheid — Nationale wetgeving waarbij bepalingen van het EER-recht worden aangenomen om zuiver interne situaties te regelen — Begrip deposito — Interbancaire leningen — Wederzijdse erkenning van een vergunning tot het uitoefenen van de werkzaamheden van een kredietinstelling — Toepasselijkheid van de besluiten van het Gemengd Comité van de EER)

    PB C 75 van 14.3.2013, p. 13–14 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    14.3.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 75/13


    ARREST VAN HET HOF

    van 22 november 2012

    in zaak E-17/11

    Aresbank SA tegen Landsbankinn hf., Fjármálaeftirlitið (de Financiële Toezichthoudende Autoriteit) en de IJslandse Staat

    (Richtlijn 94/19/EG — Richtlijn 2000/12/EG — Richtlijn 2006/48/EG — Ontvankelijkheid — Nationale wetgeving waarbij bepalingen van het EER-recht worden aangenomen om zuiver interne situaties te regelen — Begrip deposito — Interbancaire leningen — Wederzijdse erkenning van een vergunning tot het uitoefenen van de werkzaamheden van een kredietinstelling — Toepasselijkheid van de besluiten van het Gemengd Comité van de EER)

    2013/C 75/07

    In zaak E-17/11 Aresbank SA tegen Landsbankinn hf., Fjármálaeftirlitið (de Financiële Toezichthoudende Autoriteit) en de IJslandse Staat — VERZOEK aan het Hof overeenkomstig artikel 34 van de Overeenkomst tussen de EVA-Staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie, ingediend door Hæstiréttur Íslands (Hooggerechtshof van IJsland), betreffende de uitlegging van de term deposito in artikel 1, lid 1, van Richtlijn 94/19/EG inzake de depositogarantiestelsels, heeft het Hof, samengesteld uit Carl Baudenbacher, voorzitter, Per Christiansen (rechter-rapporteur) en Páll Hreinsson, rechters, op 22 november 2012 een arrest gewezen, waarvan het dictum als volgt luidt:

    1.

    Artikel 1, lid 1, van Richtlijn 94/19/EG inzake de depositogarantiestelsels moet in die zin worden uitgelegd dat fondsen die een kredietverstrekkende kredietinstelling verstrekt aan een kredietnemende kredietinstelling, en die op een vooraf vastgestelde datum moeten worden terugbetaald, samen met een speciaal hiervoor overeengekomen rente, moeten worden beschouwd als een deposito in de zin van die bepaling. Dit geldt ook wanneer de fondsen niet op een speciale rekening op naam van de kredietverstrekkende kredietinstelling worden geplaatst, de kredietnemende kredietinstelling geen speciale documenten ter registratie van de ontvangst van de fondsen heeft opgesteld noch premies met betrekking tot de fondsen heeft betaald aan het Garantiefonds voor inleggers en beleggers, en de fondsen niet als een deposito in de boekhouding van de kredietnemende kredietinstelling zijn ingeschreven.

    Dergelijke fondsen die op grond van een leningovereenkomst door de ene kredietinstelling aan de andere zijn verstrekt, vormen echter geen deposito’s die zijn gedekt door de garantiestelsels waarin Richtlijn 94/19/EG voorziet. Dergelijke fondsen komen dus niet in aanmerking voor terugbetaling op grond van die richtlijn. Er kan derhalve een onderscheid worden gemaakt tussen een functionele definitie van in aanmerking komende deposito’s op grond van Richtlijn 94/19/EG, die gebaseerd is op artikel 1, lid 1, gelezen in het licht van artikel 2, en een technische definitie, die ook deposito’s omvat die niet gedekt zijn door de garantiestelsels waarin Richtlijn 94/19/EG voorziet en dus niet in aanmerking komen voor terugbetaling. Het is aan de nationale rechter om na te gaan of er in dit geval op grond van het nationale recht een technische of een functionele definitie van deposito moet worden toegepast;

    2.

    Om te bepalen of een lening tussen twee kredietinstellingen in de EER een deposito is in de zin van artikel 1, lid 1, van Richtlijn 94/19/EG, is het niet van belang of de staat waarin de kredietverstrekkende bank is gevestigd, gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid in artikel 7, lid 2, van Richtlijn 94/19/EG om deposito's van financiële instellingen uit te sluiten van het depositogarantiestelsel;

    3.

    Wanneer een kredietinstelling die fondsen verstrekt op de interbankenmarkt, houder is van een vergunning om deposito's van het publiek te aanvaarden, is het voor de kwalificatie van een interbancaire lening door deze instelling aan een andere kredietinstelling als deposito in de zin van artikel 1, lid 1, van Richtlijn 94/19/EG, niet van belang dat zij dergelijke deposito’s niet aanvaardt, maar haar operaties financiert door middel van bijdragen van haar eigenaar en door de uitgifte van financiële instrumenten en naderhand dat geld uitleent op de interbankenmarkt, tenzij de vergunning van de instelling tot het uitoefenen van de werkzaamheden van een kredietinstelling door de bevoegde autoriteit is ingetrokken.


    Top