EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021TN0005

Zaak T-5/21: Beroep ingesteld op 7 januari 2021 — Stichting Comité N 65 Ondergronds Helvoirt/EEA

PB C 88 van 15.3.2021, p. 34–35 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

15.3.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 88/34


Beroep ingesteld op 7 januari 2021 — Stichting Comité N 65 Ondergronds Helvoirt/EEA

(Zaak T-5/21)

(2021/C 88/46)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: Stichting Comité N 65 Ondergronds Helvoirt (Helvoirt, Nederland) (vertegenwoordiger: J. Gebruers, advocaat)

Verwerende partij: Europees Milieuagentschap

Conclusies

het beroep tot nietigverklaring van de beslissing van het Europees Milieuagentschap (EEA) zoals medegedeeld aan verzoekende partij bij emailbericht van 9 november 2020 houdende de weigering om aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: “Hof”) vragen te stellen over de juiste uitlegging van punt 5 van onderdeel C van bijlage III bij richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (hierna: “luchtkwaliteitsrichtlijn”), ontvankelijk en gegrond verklaren;

de bestreden beslissing nietig verklaren;

het dossier terug zenden naar het EEA opdat het alsnog de nodige vragen stelt aan het Hof over de juiste uitlegging van voormelde bepaling zoals door verzoeker verzocht;

EEA veroordelen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij drie middelen aan.

1.

Eerste middel: schending van artikel 23 van de luchtkwaliteitsrichtlijn en van bijlage III, deel C, van die richtlijn, schending van artikel 267 VWEU, schending van de artikelen 1 en 9 van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieu-aangelegenheden (hierna: “Verdrag van Aarhus”), schending van artikel 10 van verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus, en schending van de artikelen 1 en 2 van verordening (EG) nr. 401/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en informatienetwerk, doordat het EEA weigert om de nodige vragen te stellen aan het Hof over de juiste uitlegging van de luchtkwaliteitsrichtlijn.

Op grond van de aangehaalde rechtsnormen was het EEA ertoe gehouden om vragen te stellen aan het Hof. De handelswijze van EEA, en dus de bestreden beslissing, zijn in strijd met de artikelen 1 en 9 van het Verdrag van Aarhus. Op grond van artikel 1 van dat verdrag moet op communautair niveau de toegang tot de rechter worden verzekerd.

Het EEA heeft precies tot doel om objectieve, betrouwbare en vergelijkbare informatie op Europees niveau te verschaffen op grond waarvan vervolgens de nodige maatregelen ter bescherming van het milieu kunnen worden genomen. Dit betekent ook dat het EEA correct en op juridisch bindende wijze advies moet kunnen geven over het voorschrift van de maximale afstand tot de wegrand zoals geregeld in punt 5 van onderdeel C van bijlage III bij de luchtkwaliteitsrichtlijn, hetgeen in casu niet mogelijk is zonder de nodige vragen te stellen aan het Hof.

2.

Tweede middel: schending van de artikelen 47 en 51 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en schending van artikel 191 VWEU doordat het EEA het recht op een doeltreffende voorziening binnen een redelijke termijn door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht in de weg staat.

3.

Derde middel: schending van artikel 267 VWEU doordat het EEA in de plaats van het Hof oordeelt dat de door verzoekende partij gestelde vragen kennelijk geen antwoord behoeven.


Top