EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020TN0024

Zaak T-24/20: Beroep ingesteld op 17 januari 2020 – Junqueras i Vies/Parlement

PB C 68 van 2.3.2020, p. 66–67 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

2.3.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 68/66


Beroep ingesteld op 17 januari 2020 – Junqueras i Vies/Parlement

(Zaak T-24/20)

(2020/C 68/74)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Oriol Junqueras i Vies (Sant Joan de Vilatorrada, Spanje) (vertegenwoordiger: A. Van den Eynde Adroer, advocaat)

Verwerende partij: Europees Parlement

Conclusies

Verzoeker verzoekt het Gerecht vast te stellen dat het beroep tegen de bestreden handelingen tijdig is ingesteld en de daarbij gevoegde documenten tijdig zijn ingediend, dat beroep gegrond te verklaren en, ten gronde, de bestreden handelingen die het voorwerp van dit geding vormen, nietig te verklaren en verweerder te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Het onderhavige beroep is gericht tegen het door de voorzitter van het Europees Parlement, Sassoli, tijdens de plenaire vergadering van 13 januari 2020 aangekondigde besluit van het Europees Parlement waarbij is vastgesteld dat, gezien het besluit van de Junta Electoral Central (centrale kiescommissie van Spanje) van 3 januari 2020, gevolgd door de beslissing van de Tribunal Supremo (hoogste rechterlijke instantie, Spanje) van 9 januari 2020, de zetel van Oriol Junqueras i Vies overeenkomstig het Reglement van het Parlement met ingang van 3 januari 2020 vacant is. Het is tevens gericht tegen de verwerping, bij bovengenoemd besluit, van het dringende verzoek om bescherming van de immuniteit van Junqueras i Vies, dat op 20 december 2019 (20.12.2019) namens Junqueras i Vies is ingediend door Riba i Giner (een lid van het Europees Parlement).

Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker vijf middelen aan.

1.

Schending van artikel 41, leden 1 en 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, aangezien artikel 13, lid 3, van de Europese verkiezingsakte (1976) en artikel 4, lid 7, van het Reglement van het Europees Parlement aldus moeten worden uitgelegd dat zij vereisen dat een procedure wordt gevolgd die deze rechten eerbiedigt en die het mogelijk maakt om na te gaan of er op de vacantverklaring van de zetel van Junqueras i Vies uitzonderingen mogelijk zijn.

2.

Schending van artikel 39, leden 1 en 2, VWEU, artikel 14, lid 3, VEU, en artikel 1, lid 3, van de Europese verkiezingsakte (1976), van het beginsel van loyale samenwerking, neergelegd in artikel 4, lid 3, VEU (in casu door de Tribunal Supremo), van het beginsel van voorrang van het Unierecht, van artikel 9 (tweede alinea) van Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten, en artikel 6 van het Reglement van het Europees Parlement, door geen enkel praktisch gevolg te geven aan het arrest dat het Hof van Justitie van de Europese Unie juist met betrekking tot Junqueras i Vies heeft gewezen op 19 december 2019 in zaak C-502/19, op grond waarvan het verzoek (tot opheffing van de immuniteit) moest worden ingediend bij het Europees Parlement. Subsidiair wordt aangevoerd dat uitlegging moet wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 13, lid 3, van de Europese kieswet en artikel 4, lid 7, van het Reglement van het Europees Parlement, volgens welke het Europees Parlement, indien daarvoor aanleiding bestaat, de in deze artikelen voorziene uitzonderingen op de vacantverklaring van de zetel kan vaststellen, zonder dat het nationale recht van de staat wordt beoordeeld.

3.

Schending van artikel 39, leden 1 en 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 4, lid 7, van het Reglement van het Europees Parlement, aangezien de overheidsbesluiten die ten grondslag liggen aan de vacantverklaring van de zetel, niet definitief zijn.

4.

Schending van artikel 39, leden 1 en 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, artikel 3 van Protocol 1 bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), artikel 9, eerste alinea, onder a) en b), van Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten en artikel 6 van het Reglement van het Parlement, aangezien de doeltreffendheid van de immuniteiten waarop Junqueras i Vies recht heeft, op onrechtmatige wijze is aangetast.

5.

Schending van artikel 9, lid 1, onder a), van Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten, artikel 39, leden 1 en 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, artikel 3 van Protocol nr. 1 bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, artikel 6 van het Reglement van het Parlement en artikel 13, lid 3, van de Europese kieswet (1976), aangezien de Spaanse wettelijke regeling vereist dat, opdat kan worden overgaan tot vervolging van afgevaardigden, vooraf wordt verzocht om opheffing van de immuniteit, hetgeen in tegenspraak is met de doctrine van de Tribunal Supremo – die contra legem is en ad hoc en ad homine is ontwikkeld – en zonder precedent is, hetgeen het Tribunal Supremo zelf erkent.


Top