This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62020TA0659
Case T-659/20: Judgment of the General Court of 1 February 2023 — SJ v Commission (Directive 2014/25/EU — Procurement procedures of entities operating in the water, energy, transport and postal services sectors — Implementing decision on the applicability of Article 34 of Directive 2014/25 to railway passenger transport in Sweden — Rights of the defence — Right to be heard)
Zaak T-659/20: Arrest van het Gerecht van 1 februari 2023 — SJ/ Commissie (“Richtlijn 2014/25/EU – Procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten – Uitvoeringsbesluit betreffende de toepasselijkheid van artikel 34 van richtlijn 2014/25 op het passagiersvervoer per spoor in Zweden – Rechten van de verdediging – Recht om te worden gehoord”)
Zaak T-659/20: Arrest van het Gerecht van 1 februari 2023 — SJ/ Commissie (“Richtlijn 2014/25/EU – Procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten – Uitvoeringsbesluit betreffende de toepasselijkheid van artikel 34 van richtlijn 2014/25 op het passagiersvervoer per spoor in Zweden – Rechten van de verdediging – Recht om te worden gehoord”)
PB C 104 van 20.3.2023, p. 23–24
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
20.3.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 104/23 |
Arrest van het Gerecht van 1 februari 2023 — SJ/ Commissie
(Zaak T-659/20) (1)
(“Richtlijn 2014/25/EU - Procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten - Uitvoeringsbesluit betreffende de toepasselijkheid van artikel 34 van richtlijn 2014/25 op het passagiersvervoer per spoor in Zweden - Rechten van de verdediging - Recht om te worden gehoord”)
(2023/C 104/37)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: SJ AB (Stockholm, Zweden) (vertegenwoordigers: J. Karlsson en M. Johansson, advocaten)
Verwerende partij(en): Europese Commissie (vertegenwoordigers: S. Baches Opi, P. Ondrůšek en G. Wils, gemachtigden)
Interveniënt aan de zijde van de verzoekende partij: Koninkrijk Zweden (vertegenwoordigers: M. Salborn Hodgson, H. Eklinder, C. Meyer-Seitz, A. Runeskjöld, H. Shev, R. Shahsavan Eriksson en O. Simonsson, gemachtigden)
Voorwerp
Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekster nietigverklaring van artikel 2 van uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1193 van de Commissie van 2 juli 2020 betreffende de toepasselijkheid van artikel 34 van richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad op het passagiersvervoer per spoor in Zweden (PB 2020, L 262, blz. 18), waarbij de Europese Commissie heeft besloten dat richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van richtlijn 2004/17/EG (PB 2017, L 94, blz. 243) van toepassing bleef op opdrachten die door aanbestedende instanties worden gegund en die bedoeld zijn om activiteiten in verband met het verlenen van commerciële passagiersvervoersdiensten per spoor op het grondgebied van Zweden mogelijk te maken.
Dictum
1) |
Artikel 2 van uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1193 van de Commissie van 2 juli 2020 betreffende de toepasselijkheid van artikel 34 van richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad op het passagiersvervoer per spoor in Zweden wordt nietig verklaard. |
2) |
De Europese Commissie wordt verwezen in de kosten. |
3) |
Het Koninkrijk Zweden draagt zijn eigen kosten. |