EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62019CA0253

Zaak C-253/19: Arrest van het Hof (Negende kamer) van 16 juli 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal da Relação de Guimarães — Portugal) — MH, NI / OJ, Novo Banco SA [Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Insolventieprocedures – Verordening (EU) 2015/848 – Artikel 3 – Internationale bevoegdheid – Centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar – Natuurlijke persoon die niet als zelfstandige een bedrijfs- of beroepsactiviteit uitoefent – Weerlegbaar vermoeden dat het centrum van de voornaamste belangen van deze persoon zijn gebruikelijke verblijfplaats is – Weerlegging van het vermoeden – Situatie waarin het enige onroerend goed van de schuldenaar gelegen is buiten de lidstaat van de gebruikelijke verblijfplaats]

PB C 297 van 7.9.2020, p. 16–17 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

7.9.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 297/16


Arrest van het Hof (Negende kamer) van 16 juli 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal da Relação de Guimarães — Portugal) — MH, NI / OJ, Novo Banco SA

(Zaak C-253/19) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken - Insolventieprocedures - Verordening (EU) 2015/848 - Artikel 3 - Internationale bevoegdheid - Centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar - Natuurlijke persoon die niet als zelfstandige een bedrijfs- of beroepsactiviteit uitoefent - Weerlegbaar vermoeden dat het centrum van de voornaamste belangen van deze persoon zijn gebruikelijke verblijfplaats is - Weerlegging van het vermoeden - Situatie waarin het enige onroerend goed van de schuldenaar gelegen is buiten de lidstaat van de gebruikelijke verblijfplaats)

(2020/C 297/21)

Procestaal: Portugees

Verwijzende rechter

Tribunal da Relação de Guimarães

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: MH, NI

Verwerende partijen: OJ, Novo Banco SA

Dictum

Artikel 3, lid 1, eerste en vierde alinea, van verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures moet aldus worden uitgelegd dat het daarin vastgestelde vermoeden ter bepaling van de internationale bevoegdheid om een insolventieprocedure te openen, volgens welk vermoeden het centrum van de voornaamste belangen van een natuurlijke persoon die niet als zelfstandige een bedrijfs- of beroepsactiviteit uitoefent zijn gebruikelijke verblijfplaats is, niet wordt weerlegd door het enkele feit dat het enige onroerend goed van deze persoon gelegen is buiten de lidstaat waar deze zijn gebruikelijke verblijfplaats heeft.


(1)  PB C 206 van 17.6.2019.


Top