Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62019CA0086

    Zaak C-86/19: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 9 juli 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de lo Mercantil n° 9 de Barcelona — Spanje) — SL/Vueling Airlines, S.A. (Prejudiciële verwijzing – Luchtvervoer – Verdrag van Montreal – Artikel 17, lid 2 – Aansprakelijkheid van luchtvervoerders inzake bagage – Erkend verlies van aangegeven bagage – Recht op schadevergoeding – Artikel 22, lid 2 – Aansprakelijkheidsgrenzen in geval van vernieling, verlies, beschadiging of vertraging van bagage – Ontbreken van informatie over de verloren bagage – Bewijslast – Procedurele autonomie van de lidstaten – Gelijkwaardigheidsbeginsel en doeltreffendheidsbeginsel)

    PB C 287 van 31.8.2020, p. 8–8 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    31.8.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 287/8


    Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 9 juli 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de lo Mercantil no 9 de Barcelona — Spanje) — SL/Vueling Airlines, S.A.

    (Zaak C-86/19) (1)

    (Prejudiciële verwijzing - Luchtvervoer - Verdrag van Montreal - Artikel 17, lid 2 - Aansprakelijkheid van luchtvervoerders inzake bagage - Erkend verlies van aangegeven bagage - Recht op schadevergoeding - Artikel 22, lid 2 - Aansprakelijkheidsgrenzen in geval van vernieling, verlies, beschadiging of vertraging van bagage - Ontbreken van informatie over de verloren bagage - Bewijslast - Procedurele autonomie van de lidstaten - Gelijkwaardigheidsbeginsel en doeltreffendheidsbeginsel)

    (2020/C 287/10)

    Procestaal: Spaans

    Verwijzende rechter

    Juzgado de lo Mercantil no 9 de Barcelona

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: SL

    Verwerende partij: Vueling Airlines, S.A.

    Dictum

    1)

    Artikel 17, lid 2, gelezen in samenhang met artikel 22, lid 2, van het op 28 mei 1999 te Montreal gesloten Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer, dat op 9 december 1999 door de Europese Gemeenschap is ondertekend en namens haar is goedgekeurd bij besluit 2001/539/EG van de Raad van 5 april 2001, moet aldus worden uitgelegd dat het bedrag dat in laatstgenoemde bepaling is vastgesteld als de aansprakelijkheidsgrens van de luchtvervoerder in geval van vernieling, verlies, beschadiging of vertraging van aangegeven bagage waarvoor geen bijzondere verklaring omtrent belang bij de aflevering is gedaan, een vergoedingslimiet vormt waarop de betrokken passagier niet van rechtswege en op forfaitaire basis recht heeft. Bijgevolg staat het aan de nationale rechter om binnen die grens het bedrag van de aan deze passagier verschuldigde schadevergoeding vast te stellen aan de hand van de omstandigheden van de zaak.

    2)

    Artikel 17, lid 2, gelezen in samenhang met artikel 22, lid 2, van het verdrag van Montreal moet aldus worden uitgelegd dat het bedrag van de schadevergoeding die moet worden betaald aan een passagier van wie aangegeven bagage waarvoor geen bijzondere verklaring omtrent belang bij de aflevering is gedaan, is vernield, verloren is gegaan, beschadigd is of vertraging heeft opgelopen, moet worden bepaald door de nationale rechter overeenkomstig de toepasselijke regels van het nationale recht, in het bijzonder op het gebied van bewijsvoering. Die regels mogen echter niet ongunstiger zijn dan die welke voor soortgelijke nationale vorderingen gelden, en mogen de uitoefening van de door het verdrag van Montreal verleende rechten in de praktijk niet onmogelijk of uiterst moeilijk maken.


    (1)  PB C 164 van 13.5.2019.


    Top