Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62018CN0713

    Zaak C-713/18: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landesverwaltungsgericht Steiermark (Oostenrijk) op 14 november 2018 — ZR, BS, AR

    PB C 122 van 1.4.2019, p. 4–5 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    1.4.2019   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 122/4


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landesverwaltungsgericht Steiermark (Oostenrijk) op 14 november 2018 — ZR, BS, AR

    (Zaak C-713/18)

    (2019/C 122/05)

    Procestaal: Duits

    Verwijzende rechter

    Landesverwaltungsgericht Steiermark

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partijen: ZR, BS en AR

    Verwerende partij: Bezirkshauptmannschaft Hartberg-Fürstenfeld

    Interveniërende partij: Finanzpolizei

    Prejudiciële vragen

    1)

    Moeten artikel 56 VWEU alsmede richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (1) en richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake de handhaving van richtlijn 96/71/EG (2) aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale norm die bij inbreuken op formele verplichtingen in het kader van grensoverschrijdende tewerkstelling, zoals het niet ter beschikking stellen van de loonadministratie of het niet melden bij de centrale coördinatiedienst, voorziet in zeer hoge geldboeten, in het bijzonder in hoge minimumstraffen, die cumulatief per betrokken werknemer worden opgelegd?

    2)

    Indien de eerste vraag niet bevestigend wordt beantwoord:

    Moeten artikel 56 VWEU alsmede richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten en richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake de handhaving van richtlijn 96/71/EG aldus worden uitgelegd dat zij eraan in de weg staan dat cumulatieve geldboeten zonder absolute bovengrens worden opgelegd bij inbreuken op formele verplichtingen in het kader van grensoverschrijdende tewerkstelling?


    (1)  PB 1997, L 18, blz. 1.

    (2)  PB 2014, L 159, blz. 11.


    Top