Choisissez les fonctionnalités expérimentales que vous souhaitez essayer

Ce document est extrait du site web EUR-Lex

Document 62018CA0688

Zaak C-688/18: Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 13 februari 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Spetsializiran nakazatelen sad — Bulgarije) — Strafzaak tegen TX, UW [Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in strafzaken – Richtlijn (EU) 2016/343 – Vermoeden van onschuld en recht om in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezig te zijn – Artikel 8, leden 1 en 2 – Bij een nationale regeling gestelde voorwaarden voor verstekvonnissen – Afwezigheid van beklaagden bij bepaalde terechtzittingen om al dan niet aan hen toe te rekenen redenen – Recht op een eerlijk proces]

PB C 103 van 30.3.2020, p. 3–3 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

30.3.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 103/3


Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 13 februari 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Spetsializiran nakazatelen sad — Bulgarije) — Strafzaak tegen TX, UW

(Zaak C-688/18) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Justitiële samenwerking in strafzaken - Richtlijn (EU) 2016/343 - Vermoeden van onschuld en recht om in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezig te zijn - Artikel 8, leden 1 en 2 - Bij een nationale regeling gestelde voorwaarden voor verstekvonnissen - Afwezigheid van beklaagden bij bepaalde terechtzittingen om al dan niet aan hen toe te rekenen redenen - Recht op een eerlijk proces)

(2020/C 103/03)

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Spetsializiran nakazatelen sad

Partijen in de strafzaak

TX, UW

Dictum

Artikel 8, leden 1 en 2, van richtlijn (EU) 2016/342 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende de versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezig te zijn, moet aldus worden uitgelegd dat het niet in de weg staat aan een nationale regeling die, in een situatie waarin de beklaagde tijdig in kennis is gesteld van de terechtzitting en van de gevolgen van zijn afwezigheid bij die terechtzitting en deze persoon is vertegenwoordigd door een door hem gemachtigde advocaat, bepaalt dat het recht van deze persoon om bij de terechtzitting aanwezig te zijn niet wordt geschonden wanneer:

hij ondubbelzinnig heeft besloten niet te verschijnen op een van de zittingen die in het kader van zijn proces worden gehouden, of

hij op een van die zittingen niet is verschenen om een buiten zijn macht liggende reden, indien hij na die zitting in kennis werd gesteld van de in zijn afwezigheid verrichte handelingen en hij met kennis van zaken heeft besloten en verklaard hetzij dat hij niet met een beroep op zijn afwezigheid de rechtmatigheid van deze handelingen in twijfel zou trekken hetzij dat hij aan deze handelingen wenste deel te nemen, wat ertoe heeft geleid dat de aangezochte nationale rechter deze handelingen heeft herhaald, met name door een aanvullend verhoor van een getuige, waaraan de beklaagde volledig heeft kunnen deelnemen.


(1)  PB C 25 van 21.1.2019.


Haut