EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62018CA0371

Zaak C-371/18: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 29 januari 2020 [verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Justice (Chancery Division) — Verenigd Koninkrijk] — Sky plc, Sky International AG, Sky UK Limited/SkyKick UK Limited, SkyKick Inc. [Prejudiciële verwijzing – Harmonisatie van wetgevingen – Gemeenschapsmerk – Verordening (EG) nr. 40/94 – Artikelen 7 en 51 – Eerste richtlijn (89/104/EEG) – Artikelen 3 en 13 – Omschrijving van de waren of diensten waarop de inschrijving ziet – Niet-naleving van het vereiste van duidelijkheid en nauwkeurigheid – Kwade trouw van de aanvrager – Ontbreken van het voornemen om het merk te gebruiken voor de aangeduide waren of diensten – Gehele of gedeeltelijke nietigheid van het merk – Nationale wetgeving volgens welke de aanvrager moet verklaren dat hij voornemens is het aangevraagde merk te gebruiken]

PB C 137 van 27.4.2020, p. 9–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

27.4.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 137/9


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 29 januari 2020 [verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Justice (Chancery Division) — Verenigd Koninkrijk] — Sky plc, Sky International AG, Sky UK Limited/SkyKick UK Limited, SkyKick Inc.

(Zaak C-371/18) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Harmonisatie van wetgevingen - Gemeenschapsmerk - Verordening (EG) nr. 40/94 - Artikelen 7 en 51 - Eerste richtlijn (89/104/EEG) - Artikelen 3 en 13 - Omschrijving van de waren of diensten waarop de inschrijving ziet - Niet-naleving van het vereiste van duidelijkheid en nauwkeurigheid - Kwade trouw van de aanvrager - Ontbreken van het voornemen om het merk te gebruiken voor de aangeduide waren of diensten - Gehele of gedeeltelijke nietigheid van het merk - Nationale wetgeving volgens welke de aanvrager moet verklaren dat hij voornemens is het aangevraagde merk te gebruiken)

(2020/C 137/10)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

High Court of Justice (Chancery Division)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Sky plc, Sky International AG, Sky UK Limited

Verwerende partijen: SkyKick UK Limited, SkyKick Inc.

Dictum

1)

De artikelen 7 en 51 van verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het gemeenschapsmerk, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1891/2006 van de Raad van 18 december 2006, en artikel 3 van de Eerste richtlijn (89/104/EEG) van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten moeten aldus worden uitgelegd dat een gemeenschapsmerk of een nationaal merk niet geheel of gedeeltelijk nietig kan worden verklaard op grond dat de termen die zijn gebruikt ter aanduiding van de waren en diensten waarvoor het merk is ingeschreven, onvoldoende duidelijk en nauwkeurig zijn.

2)

Artikel 51, lid 1, onder b), van verordening nr. 40/94, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1891/2006, en artikel 3, lid 2, onder d), van de Eerste richtlijn moeten aldus worden uitgelegd dat een merkaanvraag zonder enig voornemen het merk te gebruiken voor de in de inschrijving aangeduide waren en diensten, een handeling te kwader trouw oplevert in de zin van deze bepalingen indien de aanvrager van dat merk de bedoeling had om afbreuk te doen aan de belangen van derden op een wijze die niet strookt met de eerlijke gebruiken, dan wel om — zelfs zonder een derde in het bijzonder op het oog te hebben — een uitsluitend recht te verkrijgen voor andere doeleinden dan die welke vallen onder de functies van een merk. Wanneer het voornemen om een merk overeenkomstig de wezenlijke functies ervan te gebruiken enkel ontbreekt voor bepaalde in de merkaanvraag aangeduide waren of diensten, levert die aanvraag enkel voor die waren of diensten een handeling te kwader trouw op.

3)

De Eerste richtlijn moet aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzet tegen een bepaling van nationaal recht op grond waarvan een merkaanvrager moet verklaren dat het betrokken merk wordt gebruikt voor de in de inschrijvingsaanvraag aangeduide waren en diensten of dat hij te goeder trouw voornemens is dat merk voor die doeleinden te gebruiken, met dien verstande dat niet-nakoming van de verplichting om een dergelijke verklaring af te leggen als zodanig geen grond voor de nietigheid van een reeds ingeschreven merk vormt.


(1)  PB C 276 van 6.8.2018.


Top