EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015TN0112

Zaak T-112/15: Beroep ingesteld op 2 maart 2015 — Helleense Republiek/Commissie

PB C 171 van 26.5.2015, p. 27–28 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

26.5.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 171/27


Beroep ingesteld op 2 maart 2015 — Helleense Republiek/Commissie

(Zaak T-112/15)

(2015/C 171/32)

Procestaal: Grieks

Partijen

Verzoekende partij: Helleense Republiek (vertegenwoordigers: I.-K. Chalkias, G. Kanellopoulos, E. Leftheriotou en A.-E. Vasilopoulou, gemachtigden)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

uitvoeringsbesluit van de Commissie van 19 december 2014 houdende onttrekking aan EU-financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten hebben verricht in het kader van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) of in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) [Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 10135 (PB L 369, blz. 71] nietig verklaren voor zover daarbij zijn uitgesloten van financiering door de Europese Unie uitgaven die zijn gedaan op het gebied van areaalgerelateerde steun voor aanvraagjaar 2008 en die overeenkomen met a) 10 % van het totaalbedrag van de uitgaven gedaan voor grasland, b) 5 % van het totaalbedrag van de uitgaven die zijn gedaan voor extra gekoppelde steun en c) 5 % van het totaalbedrag van uitgaven voor plattelandsontwikkeling.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster de volgende middelen aan.

1.

Aangaande de correctie van 10 % voor graslandarealen:

Met het eerste middel voert verzoekster aan dat artikel 2 van verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 (1), inzake de omschrijving van grasland, onjuist is uitgelegd en toegepast en dat er sprake is van een ontoereikende motivering en schending van het evenredigheidsbeginsel.

2.

Aangaande de correcties van 5 % voor extra areaalgerelateerde gekoppelde steun en voor de maatregelen inzake plattelandsontwikkeling:

Met het tweede middel betoogt verzoekster dat bij de oplegging van de financiële correctie van 5 % voor de extra areaalgerelateerde gekoppelde steun blijk is gegeven van een feitelijk onjuiste opvatting, een ontoereikende motivering en schending van het evenredigheidsbeginsel;

Met het derde middel voert verzoekster aan dat de financiële correctie van 5 % voor steun van de tweede pijler onterecht is opgelegd en dat de Commissie bij de beoordeling in dat verband in elk geval blijk heeft gegeven van een onjuiste opvatting die kennelijk buiten verhouding staat tot het risico dat zij heeft geraamd in haar bevindingen met betrekking tot de maatregelen van de tweede pijler. Wat meer specifiek maatregel 214 van het programma voor plattelandsontwikkeling betreft, voert verzoekster aan dat de opgelegde correctie gedeeltelijk overeenkomt met de tweede daaropvolgende correctie, en dus onrechtmatig is en nietig moet worden verklaard.


(1)  Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (PB L 141, blz. 18).


Top