Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CN0625

    Zaak C-625/15 P: Hogere voorziening ingesteld op 23 november 2015 door Schniga GmbH tegen het arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 10 september 2015 in de gevoegde zaken T-91/14 en T-92/14, Schniga GmbH/Communautair Bureau voor plantenrassen

    PB C 27 van 25.1.2016, p. 27–28 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    25.1.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 27/27


    Hogere voorziening ingesteld op 23 november 2015 door Schniga GmbH tegen het arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 10 september 2015 in de gevoegde zaken T-91/14 en T-92/14, Schniga GmbH/Communautair Bureau voor plantenrassen

    (Zaak C-625/15 P)

    (2016/C 027/31)

    Procestaal: Engels

    Partijen

    Rekwirante: Schniga GmbH (vertegenwoordigers: G. Würtenberger en R. Kunze, Rechtsanwälte)

    Andere partijen in de procedure: Communautair Bureau voor plantenrassen, Brookfield New Zealand Ltd, Elaris SNC

    Conclusies

    het arrest van het Gerecht van 10 september 2015 in de gevoegde zaken T-91/14 en T-92/14 vernietigen;

    het CPVO en interveniënten verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij de toepassing van artikel 7 van verordening nr. 2100/94 (1) inzake het communautaire kwekersrecht evenals bij de toepassing van de artikelen 22 en 23 van verordening (EG) nr. 1239/95 (2) van de Commissie van 31 mei 1995.

    Het Gerecht heeft de bevoegdheid van de voorzitter van het Communautair Bureau voor plantenrassen ter zake van het opnemen van extra eigenschappen in het onderzoeksproces van het ras waarvoor om bescherming van het communautaire kwekersrecht wordt verzocht, onjuist beoordeeld.

    Het Gerecht heeft de juridische aard van de technische protocollen en richtsnoeren die moeten worden toegepast in het technische onderzoek van een aangevraagd communautair kwekersrecht onjuist beoordeeld, wat resulteert in een onjuiste beoordeling van het tijdskader waarin de voorzitter van het Communautair Bureau voor plantenrassen kan beslissen dat een nieuwe eigenschap voor de vaststelling van onderscheidbaarheid van het nieuwe ras in overweging mag worden genomen.

    Het Gerecht heeft het gevolg van de toepassing van de beginselen van rechtszekerheid, objectiviteit van het Communautair Bureau voor plantenrassen, en gelijke behandeling onjuist beoordeeld met betrekking tot de beslissingen van de voorzitter van het Communautair Bureau voor plantenrassen inzake het onderzoek van een nieuw ras.


    (1)  Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht (PB L 227, blz. 1).

    (2)  Verordening (EG) nr. 1239/95 van de Commissie van 31 mei 1995 houdende voorschriften ter uitvoering van verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad, betreffende de procedures voor het Communautair Bureau voor Planterassen (PB L 121, blz. 37).


    Top