Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CN0424

    Zaak C-424/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal Supremo (Spanje) op 31 juli 2015 — Xabier Ormaetxea Garai en Bernardo Lorenzo Almendros/Administración del Estado

    PB C 363 van 3.11.2015, p. 21–21 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    3.11.2015   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 363/21


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal Supremo (Spanje) op 31 juli 2015 — Xabier Ormaetxea Garai en Bernardo Lorenzo Almendros/Administración del Estado

    (Zaak C-424/15)

    (2015/C 363/26)

    Procestaal: Spaans

    Verwijzende rechter

    Tribunal Supremo

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partijen: Xabier Ormaetxea Garai en Bernardo Lorenzo Almendros

    Verwerende partij: Administración del Estado

    Prejudiciële vragen

    1)

    Moet richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 (1) inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten, gelet op de daadwerkelijke bescherming van het algemeen belang die de nationale, voor dat gebied bevoegde reguleringsinstantie moet garanderen, aldus worden uitgelegd dat de oprichting, door de nationale wetgever, van een instantie voor regulering en toezicht volgens een institutioneel model van niet-gespecialiseerde aard, waarbij de tot dan toe bestaande toezichthoudende instanties op het gebied van onder meer energie, telecommunicatie en mededinging worden samengevoegd in één enkele instantie, verenigbaar is met deze richtlijn?

    2)

    Moeten de voorwaarden inzake „onafhankelijkheid” van de nationale reguleringsautoriteiten op het gebied van elektronische-communicatienetwerken en -diensten die worden gesteld in artikel 3, leden 2 en 3 bis, van richtlijn 2002/21/EG, zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/140/EG (2), aldus worden uitgelegd dat zij overeenkomen met die welke in artikel 28 van richtlijn 95/46/EG (3) worden gesteld aan de nationale toezichthoudende autoriteiten op het gebied van bescherming van persoonsgegevens?

    3)

    Is de in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 april 2014 (4) vervatte rechtspraak van toepassing ingeval de hoofden van een nationale regelgevingsinstantie op het gebied van telecommunicatie vóór het verstrijken van hun ambtstermijn worden ontslagen op grond van een nieuw rechtskader dat een toezichthoudend orgaan instelt waarin verschillende nationale regelgevingsautoriteiten voor gereguleerde sectoren worden verenigd? Kan die vervroegde beëindiging van hun ambt, die zuiver het gevolg is van de inwerkingtreding van een nieuwe nationale wet en niet van het feit dat de betrokkenen niet langer voldoen aan de van tevoren in het nationale recht vastgelegde persoonlijke voorwaarden, worden beschouwd als verenigbaar met artikel 3, lid 3 bis, van richtlijn 2002/21/EG?


    (1)  PB L 108, blz. 33.

    (2)  PB L 337, blz. 37.

    (3)  Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281, blz. 31).

    (4)  C-288/12, EU:C:2014:237.


    Top