Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CN0376

    Gevoegde zaken C-376/15 P en C-377/15 P: Hogere voorziening ingesteld op 9 juli 2015 door Changshu City Standard Parts Factory, Ningbo Jinding Fastener Co. Ltd tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 29 april 2015 in de gevoegde zaken T-558/12 en T-559/12, Changshu City Standard Parts Factory en Ningbo Jinding Fastener Co. Ltd/Raad van de Europese Unie

    PB C 381 van 16.11.2015, p. 12–13 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    16.11.2015   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 381/12


    Hogere voorziening ingesteld op 9 juli 2015 door Changshu City Standard Parts Factory, Ningbo Jinding Fastener Co. Ltd tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 29 april 2015 in de gevoegde zaken T-558/12 en T-559/12, Changshu City Standard Parts Factory en Ningbo Jinding Fastener Co. Ltd/Raad van de Europese Unie

    (Gevoegde zaken C-376/15 P en C-377/15 P)

    (2015/C 381/15)

    Procestaal: Engels

    Partijen

    Rekwirantes: Changshu City Standard Parts Factory, Ningbo Jinding Fastener Co. Ltd (vertegenwoordigers: R. Antonini, avvocato, E. Monard, avocat)

    Andere partijen in de procedure: Raad van de Europese Unie, Europese Commissie, European Industrial Fasteners Institute AISBL (EIFI)

    Conclusies

    1)

    Het arrest van het Gerecht in de gevoegde zaken T-558/12 en T-559/12 Changshu City Standard Parts Factory en Ningbo Jinding Fastener Co. Ltd tegen Raad van de Europese Unie vernietigen;

    2)

    de vordering van rekwirantes in hun beroep bij het Gerecht toewijzen en uitvoeringsverordening (EU) nr. 924/2012 van de Raad van 4 oktober 2012 tot wijziging van verordening (EG) nr. 91/2009 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (1) nietig verklaren, voor zover zij rekwirantes betreft;

    3)

    de Raad verwijzen in de kosten van de procedures bij het Gerecht en bij het Hof, met inbegrip van de kosten van rekwirantes;

    4)

    interveniënten verwijzen in hun eigen kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Rekwirantes stellen dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, in het bijzonder met betrekking tot het begrip „alle vergelijkbare exporttransacties” en de verhouding tussen de betrokken bepalingen, door de artikel 2, leden 10 en 11, van verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (2) en de artikelen 2.4 en 2.4.2 van de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel 1994 onjuist uit te leggen. Bovendien heeft het rekwirantes een onredelijke bewijslast opgelegd.

    Voorts betogen rekwirantes dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door artikel 2, lid 10, van verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap en artikel 2.4 van de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel 1994 onjuist uit te leggen; bepaalde beweringen van rekwirantes niet heeft onderzocht en blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij de beoordeling van de motiveringsplicht krachtens artikel 296 VWEU.


    (1)  PB L 275, blz. 1.

    (2)  PB L 343, blz. 51.


    Top