This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62015CA0282
Case C-282/15: Judgment of the Court (Fourth Chamber) of 19 January 2017 (request for a preliminary ruling from the Verwaltungsgericht Braunschweig — Germany) — Queisser Pharma GmbH & Co. KG v Bundesrepublik Deutschland (Reference for a preliminary ruling — Free movement of goods — Articles 34 to 36 TFEU — Purely domestic situation — Food safety — Regulation (EC) No 178/2002 — Article 6 — Principle of risk analysis — Article 7 — Precautionary principle — Regulation (EC) No 1925/2006 — Member State legislation prohibiting the manufacture and sale of food supplements containing amino acids — Situation in which a temporary derogation to that prohibition is at the discretion of the national authority)
Zaak C-282/15: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 19 januari 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Braunschweig — Duitsland) — Queisser Pharma GmbH & Co. KG/Bundesrepublik Deutschland [Prejudiciële verwijzing — Vrij verkeer van goederen — Artikelen 34 tot en met 36 VWEU — Zuiver interne situatie — Voedselveiligheid — Verordening (EG) nr. 178/2002 — Artikel 6 — Beginsel van risicoanalyse — Artikel 7 — Voorzorgsbeginsel — Verordening (EG) nr. 1925/2006 — Wetgeving van een lidstaat waarbij de vervaardiging en het in de handel brengen van voedingssupplementen met aminozuren worden verboden — Situatie waarin een tijdelijke ontheffing van dit verbod onder de discretionaire bevoegdheid van de nationale autoriteit valt]
Zaak C-282/15: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 19 januari 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Braunschweig — Duitsland) — Queisser Pharma GmbH & Co. KG/Bundesrepublik Deutschland [Prejudiciële verwijzing — Vrij verkeer van goederen — Artikelen 34 tot en met 36 VWEU — Zuiver interne situatie — Voedselveiligheid — Verordening (EG) nr. 178/2002 — Artikel 6 — Beginsel van risicoanalyse — Artikel 7 — Voorzorgsbeginsel — Verordening (EG) nr. 1925/2006 — Wetgeving van een lidstaat waarbij de vervaardiging en het in de handel brengen van voedingssupplementen met aminozuren worden verboden — Situatie waarin een tijdelijke ontheffing van dit verbod onder de discretionaire bevoegdheid van de nationale autoriteit valt]
PB C 70 van 6.3.2017, p. 3–3
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
6.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 70/3 |
Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 19 januari 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Braunschweig — Duitsland) — Queisser Pharma GmbH & Co. KG/Bundesrepublik Deutschland
(Zaak C-282/15) (1)
([Prejudiciële verwijzing - Vrij verkeer van goederen - Artikelen 34 tot en met 36 VWEU - Zuiver interne situatie - Voedselveiligheid - Verordening (EG) nr. 178/2002 - Artikel 6 - Beginsel van risicoanalyse - Artikel 7 - Voorzorgsbeginsel - Verordening (EG) nr. 1925/2006 - Wetgeving van een lidstaat waarbij de vervaardiging en het in de handel brengen van voedingssupplementen met aminozuren worden verboden - Situatie waarin een tijdelijke ontheffing van dit verbod onder de discretionaire bevoegdheid van de nationale autoriteit valt])
(2017/C 070/03)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Verwaltungsgericht Braunschweig
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Queisser Pharma GmbH & Co. KG
Verwerende partij: Bundesrepublik Deutschland
Dictum
De artikelen 6 en 7 van verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale wetgeving als in het hoofdgeding, waarbij de vervaardiging, de verwerking of het in de handel brengen van om het even welk voedingssupplement met aminozuren wordt verboden, tenzij ontheffing werd verleend door een nationale autoriteit die ter zake over een discretionaire bevoegdheid beschikt, indien deze wetgeving steunt op een risicoanalyse die slechts betrekking heeft op bepaalde aminozuren, wat aan de verwijzende rechter staat om na te gaan. Deze artikelen moeten in ieder geval aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een dergelijke nationale wetgeving indien daarin is bepaald dat de ontheffingen van het in die wetgeving gestelde verbod slechts voor een welbepaalde duur kunnen worden verleend, zelfs indien de onschadelijkheid van een stof vaststaat.