This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62014TN0589
Case T-589/14: Action brought on 8 August 2014 — Musso v Parliament
Zaak T-589/14: Beroep ingesteld op 8 augustus 2014 — Musso/Parlement
Zaak T-589/14: Beroep ingesteld op 8 augustus 2014 — Musso/Parlement
PB C 351 van 6.10.2014, p. 22–23
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
6.10.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 351/22 |
Beroep ingesteld op 8 augustus 2014 — Musso/Parlement
(Zaak T-589/14)
2014/C 351/28
Procestaal: Frans
Partijen
Verzoekende partij: François Musso (Ajaccio, Frankrijk) (vertegenwoordiger: A. Gross, advocaat)
Verwerende partij: Europees Parlement
Conclusies
De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:
— |
het onderhavige beroep ontvankelijk en gegrond te verklaren; |
— |
het besluit van 26 juni 2014 nietig te verklaren:
|
— |
verzoeker alle andere rechten, middelen en vorderingen voor te behouden; |
— |
verweerder te verwijzen in de kosten van het geding. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker zes middelen aan.
1. |
Eerste middel: formele onregelmatigheid van het bestreden besluit van 26 juni 2014, aangezien dit niet overeenkomstig het reglement van orde van het Europees Parlement is ondertekend door de voorzitter van het Parlement. |
2. |
Tweede middel: schending van de rechten van verdediging van verzoeker, aangezien het besluit van 17 juli 1996, waarop het bestreden besluit van 26 juni 2014 is gebaseerd, niet is bekendgemaakt, wat in strijd is met artikel 28 van het reglement van orde van het Parlement. |
3. |
Derde middel: schending van het beginsel van hoor en wederhoor. |
4. |
Vierde middel: ontoereikende motivering van het bestreden besluit. |
5. |
Vijfde middel: schending van het beginsel van de redelijke termijn, aangezien het Parlement acht jaar heeft gewacht om de terugvorderingsprocedure tegen verzoeker in te leiden. |
6. |
Zesde middel: schending van het beginsel van de verworven rechten, voor zover het bestreden besluit de op 3 augustus 1994 door verzoeker verworven pensioenrechten ter discussie stelt. |