Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CN0219

    Zaak C-219/14: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Employment Tribunals, Birmingham (Verenigd Koninkrijk) op 6 mei 2014 — Kathleen Greenfield/The Care Bureau Ltd

    PB C 223 van 14.7.2014, p. 8–8 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    14.7.2014   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 223/8


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Employment Tribunals, Birmingham (Verenigd Koninkrijk) op 6 mei 2014 — Kathleen Greenfield/The Care Bureau Ltd

    (Zaak C-219/14)

    2014/C 223/11

    Procestaal: Engels

    Verwijzende rechter

    Employment Tribunals, Birmingham

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Kathleen Greenfield

    Verwerende partij: The Care Bureau Ltd

    Prejudiciële vragen

    i)

    Moet het „pro rata temporis-beginsel” bedoeld in clausule 4, lid 2, van de Kaderovereenkomst aldus worden uitgelegd dat het vereist dat een nationaalrechtelijke bepaling (zoals de Regulations 13, 13A en 14 van de Working Time Regulations) tot gevolg heeft dat in een situatie waarin een werknemer meer uren werkt, de hoeveelheid reeds opgebouwde vakantie moet worden aangepast in verhouding tot de nieuwe werkuren, zodat het recht op verworven vakantie van de werknemer die meer uren werkt, wordt herberekend in overeenstemming met het toegenomen aantal uren?

    ii)

    Moeten clausule 4, lid 2, van de Kaderovereenkomst of artikel 7 van de arbeidstijdenrichtlijn (1) aldus worden uitgelegd dat deze eraan in de weg staan dat een nationaalrechtelijke bepaling (zoals de Regulations 13, 13A en 14 van de Working Time Regulations) tot gevolg heeft dat in een situatie waarin een werknemer meer uren werkt, de hoeveelheid reeds opgebouwde vakantie moet worden aangepast in verhouding tot de nieuwe werkuren, zodat het recht op verworven vakantie van de werknemer die meer uren werkt, wordt herberekend in overeenstemming met het toegenomen aantal uren?

    iii)

    Indien de vragen (i) en/of (ii) bevestigend worden beantwoord, geldt de herberekening dan enkel voor het deel van het vakantiejaar gedurende hetwelk de werknemer meer uren heeft gewerkt, of voor een ander tijdvak?

    iv)

    Wanneer de door een werknemer genomen vakantieperiode wordt berekend, moeten clausule 4, lid 2, van de Kaderovereenkomst of artikel 7 van de arbeidstijdenrichtlijn dan aldus worden uitgelegd dat zij vereisen dat een nationaalrechtelijke bepaling (zoals de Regulations 13, 13A en 14 van de Working Time Regulations) tot gevolg heeft dat een andere methode wordt gebruikt om de financiële vergoeding ter vervanging van jaarlijkse vakantie met behoud van loon van een werknemer bij beëindiging van de overeenkomst te berekenen, dan om het resterende recht op jaarlijkse vakantie van een werknemer te berekenen wanneer deze in dienst blijft?

    v)

    Indien vraag (iv) bevestigend wordt beantwoord, wat is het verschil in te gebruiken methode?


    (1)  Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PB L 299, blz. 9).


    Top