EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62014CA0489
Case C-489/14: Judgment of the Court (Third Chamber) of 6 October 2015 (request for a preliminary ruling from the High Court of Justice of England and Wales, Family Division — United Kingdom) — A v B (Reference for a preliminary ruling — Judicial cooperation in civil matters — Jurisdiction, recognition and enforcement of judgments in matrimonial matters and matters of parental responsibility — Regulation (EC) No 2201/2003 — Lis pendens — Articles 16 and 19(1) and (3) — Judicial separation proceedings in a first Member State and divorce proceedings in a second Member State — Jurisdiction of the court first seised — Concept of ‘established’ jurisdiction — Lapse of the first proceedings and commencement of fresh divorce proceedings in the first Member State — Consequences — Time difference between the Member States — Effects on the procedure for seising the courts)
Zaak C-489/14: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 6 oktober 2015 [verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Justice, Family Division (England and Wales) — Verenigd Koninkrijk] — A/B [Prejudiciële verwijzing — Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken — Bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake ouderlijke verantwoordelijkheid — Verordening (EG) nr. 2201/2003 — Aanhangigheid — Artikelen 16 en 19, leden 1 en 3 — Procedure tot scheiding van tafel en bed in een eerste lidstaat en echtscheidingsprocedure in een tweede lidstaat — Bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht — Begrip bevoegdheid die „vaststaat” — Verval van de eerste procedure en instelling van een nieuwe echtscheidingsprocedure in de eerste lidstaat — Gevolgen — Tijdsverschil tussen de lidstaten — Gevolgen voor de procedure tot aanhangigmaking van een zaak bij de gerechten]
Zaak C-489/14: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 6 oktober 2015 [verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Justice, Family Division (England and Wales) — Verenigd Koninkrijk] — A/B [Prejudiciële verwijzing — Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken — Bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake ouderlijke verantwoordelijkheid — Verordening (EG) nr. 2201/2003 — Aanhangigheid — Artikelen 16 en 19, leden 1 en 3 — Procedure tot scheiding van tafel en bed in een eerste lidstaat en echtscheidingsprocedure in een tweede lidstaat — Bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht — Begrip bevoegdheid die „vaststaat” — Verval van de eerste procedure en instelling van een nieuwe echtscheidingsprocedure in de eerste lidstaat — Gevolgen — Tijdsverschil tussen de lidstaten — Gevolgen voor de procedure tot aanhangigmaking van een zaak bij de gerechten]
PB C 389 van 23.11.2015, p. 11–11
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
23.11.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 389/11 |
Arrest van het Hof (Derde kamer) van 6 oktober 2015 [verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Justice, Family Division (England and Wales) — Verenigd Koninkrijk] — A/B
(Zaak C-489/14) (1)
([Prejudiciële verwijzing - Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken - Bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake ouderlijke verantwoordelijkheid - Verordening (EG) nr. 2201/2003 - Aanhangigheid - Artikelen 16 en 19, leden 1 en 3 - Procedure tot scheiding van tafel en bed in een eerste lidstaat en echtscheidingsprocedure in een tweede lidstaat - Bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht - Begrip bevoegdheid die „vaststaat” - Verval van de eerste procedure en instelling van een nieuwe echtscheidingsprocedure in de eerste lidstaat - Gevolgen - Tijdsverschil tussen de lidstaten - Gevolgen voor de procedure tot aanhangigmaking van een zaak bij de gerechten])
(2015/C 389/12)
Procestaal: Engels
Verwijzende rechter
High Court of Justice, Family Division (England and Wales)
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: A
Verwerende partij: B
Dictum
Wat de procedure tot scheiding van tafel en bed en de echtscheidingsprocedure betreft die tussen dezelfde partijen voor de gerechten van twee lidstaten zijn ingesteld, moet artikel 19, leden 1 en 3, van verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1347/2000 aldus moet worden uitgelegd, dat in een situatie als die in het hoofdgeding, waarin aan de procedure voor het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, in de eerste lidstaat een einde kwam nadat de zaak bij het tweede gerecht in de tweede lidstaat aanhangig was gemaakt, niet langer is voldaan aan de criteria voor aanhangigheid en bijgevolg de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, moet worden geacht niet vast te staan.