Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CA0298

Zaak C-298/14: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 6 oktober 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State — België) — Alain Laurent Brouillard/Examencommissie van het vergelijkend examen voor de werving van referendarissen bij het Hof van Cassatie, Belgische Staat [Prejudiciële verwijzing — Vrij verkeer van personen — Artikelen 45 VWEU en 49 VWEU — Werknemers — Betrekkingen in overheidsdienst — Richtlijn 2005/36/EG — Erkenning van beroepskwalificaties — Begrip „gereglementeerd beroep” — Toelating tot een vergelijkend examen voor de werving van referendarissen bij het Hof van Cassatie (België)]

PB C 389 van 23.11.2015, p. 8–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

23.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 389/8


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 6 oktober 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State — België) — Alain Laurent Brouillard/Examencommissie van het vergelijkend examen voor de werving van referendarissen bij het Hof van Cassatie, Belgische Staat

(Zaak C-298/14) (1)

([Prejudiciële verwijzing - Vrij verkeer van personen - Artikelen 45 VWEU en 49 VWEU - Werknemers - Betrekkingen in overheidsdienst - Richtlijn 2005/36/EG - Erkenning van beroepskwalificaties - Begrip „gereglementeerd beroep” - Toelating tot een vergelijkend examen voor de werving van referendarissen bij het Hof van Cassatie (België)])

(2015/C 389/09)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Raad van State

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Alain Laurent Brouillard

Verwerende partij: Examencommissie van het vergelijkend examen voor de werving van referendarissen bij het Hof van Cassatie, Belgische Staat

Dictum

1)

Artikel 45 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat, enerzijds, het van toepassing is in een situatie als die in het hoofdgeding, waarin een staatsburger van een lidstaat die in deze lidstaat woont en werkt, in het bezit is van een in een andere lidstaat verkregen diploma, waarop hij zich beroept om te worden toegelaten tot een vergelijkend examen voor de werving van referendarissen bij het Hof van Cassatie van eerstbedoelde lidstaat, en, anderzijds, een dergelijke situatie niet onder artikel 45, lid 4, VWEU valt.

2)

Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties moet aldus worden uitgelegd dat het ambt van referendaris bij het Hof van Cassatie geen „gereglementeerd beroep” in de zin van deze richtlijn is.

3)

Artikel 45 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat, in omstandigheden als die in het hoofdgeding, de examencommissie van een vergelijkend examen voor de werving van referendarissen bij een rechterlijke instantie van een lidstaat bij het onderzoek van een door een staatsburger van die lidstaat ingediend verzoek om aan dat vergelijkend examen deel te nemen, deelname aan dat vergelijkend onderzoek afhankelijk stelt van het bezit van de door de wettelijke regeling van die lidstaat vereiste diploma’s of van erkenning van de academische gelijkwaardigheid van een door de universiteit van een andere lidstaat uitgereikt diploma van master, zonder rekening te houden met het geheel van diploma’s, certificaten en andere titels alsmede met de relevante beroepservaring van de betrokkene, door de daaruit blijkende beroepskwalificaties te vergelijken met de door deze wettelijke regeling vereiste beroepskwalificaties.


(1)  PB C 303 van 8.9.2014.


Top