Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012TN0174

    Zaak T-174/12: Beroep ingesteld op 17 april 2012 — Syrian Lebanese Commercial Bank/Raad

    PB C 184 van 23.6.2012, p. 18–19 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    23.6.2012   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 184/18


    Beroep ingesteld op 17 april 2012 — Syrian Lebanese Commercial Bank/Raad

    (Zaak T-174/12)

    2012/C 184/33

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Verzoekende partij: Syrian Lebanese Commercial Bank S.A. L. (Beiroet, Libanon) (vertegenwoordigers: P. Vanderveeren, L. Defalque en T. Bontinck, advocaten)

    Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

    Conclusies

    artikel 1 van uitvoeringsverordening nr. 55/2012 van de Raad van 23 januari 2012 en punt 27 van de bijlage bij deze uitvoeringsverordening nietig verklaren voor zover verzoekster aan bijlage II bij verordening nr. 36/2012 van de Raad van 18 januari 2012 wordt toegevoegd;

    artikel 1 van uitvoeringsbesluit 2012/37/GBVB en punt 27 van de bijlage bij dit uitvoeringsbesluit nietig verklaren zover verzoekster aan bijlage II bij besluit 2011/273 wordt toegevoegd;

    het in de brief van de Raad van 24 januari 2012 vervatte besluit, voor zover als nodig, nietig verklaren;

    de Raad verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster vier middelen aan.

    1)

    Kennelijke beoordelingsfout wat betreft verzoeksters betrokkenheid bij de financiering van het Syrische regime aangezien de Raad noch vóór noch ná de vaststelling van de bestreden handelingen het bewijs heeft geleverd van verzoeksters betrokkenheid bij de financiering van dit regime.

    2)

    Schending van het recht van verdediging, van het recht op een eerlijk proces en op een doeltreffende rechterlijke bescherming wegens het ontbreken van een procedure op tegenspraak tijdens vaststelling van de bestreden handelingen en wegens de impliciete weigering van de Raad om de bewijzen over te leggen die de aard en de omvang van de sanctie rechtvaardigen.

    3)

    Ontbreken van toereikende en nauwkeurige motivering, aangezien de Raad ermee heeft volstaan om vage en algemene beschouwingen te vermelden, zonder de specifieke en concrete redenen aan te geven op grond waarvan hij meende dat beperkende maatregelen op verzoekster moeten worden toegepast.

    4)

    Tekortkomingen bij de vaststelling van de bestreden handelingen aangezien de Raad heeft verzuimd om daarin de rechten en fundamentele beginselen te vermelden die de adressaten van deze handelingen krachtens het recht van de Unie genieten en deze handelingen zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 215 VWEU dat volgens verzoekster geen enkele democratische waarborg biedt.


    Top