EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62011TN0439

Zaak T-439/11: Beroep ingesteld op 12 augustus 2011 — Sport-pari/Raad

PB C 290 van 1.10.2011, p. 15–16 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

1.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 290/15


Beroep ingesteld op 12 augustus 2011 — Sport-pari/Raad

(Zaak T-439/11)

2011/C 290/22

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Sport-pari ZAO (Minsk, Wit-Rusland) (vertegenwoordigers: V. Vaitkute Pavan, A. Smaliukas en E. Matulionyte, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

verordening (EU) nr. 588/2011 van de Raad van 20 juni 2011 tot wijziging van verordening (EG) nr. 765/2006 betreffende beperkende maatregelen tegen president Loekasjenko en bepaalde functionarissen van Belarus (PB L 161, blz. 1) nietig verklaren voor zover zij verzoekster betreft;

besluit 2011/357/GBVB van de Raad van 20 juni 2011 tot wijziging van besluit 2010/639/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde functionarissen van Belarus (PB L 161, blz. 25) nietig verklaren voor zover het verzoekster betreft;

verweerder verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster als voornaamste middel aan dat de Raad in de bestreden maatregelen kennelijke beoordelingsfouten heeft gemaakt. Zij betoogt in het bijzonder dat de Raad ten onrechte heeft gesteld dat verzoekster (a) onder zeggenschap van Vladimir Peftiev staat, (b) een nationale loterij exploiteert, (c) in verband kan worden gebracht met schendingen van verkiezingsnormen en van mensenrechten, met het hardhandig optreden tegen het maatschappelijk middenveld in Wit-Rusland of met de import in Wit-Rusland van uitrusting die voor binnenlandse onderdrukking kan worden gebruikt.

Bovendien voert verzoekster ter ondersteuning van haar beroep nog vier middelen aan:

1)

Verweerder heeft inbreuk gemaakt op zijn verplichting om afdoende te motiveren waarom verzoekster is opgenomen op de lijsten van aan beperkende maatregelen onderworpen personen.

2)

Verweerder heeft inbreuk gemaakt op het recht van verdediging en het recht op een eerlijk proces, als neergelegd in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en in de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, aangezien:

hij op geen enkel tijdstip op gedetailleerde wijze heeft meegedeeld waarom verzoekster is opgenomen op de lijsten van aan beperkende maatregelen onderworpen personen; en

hij verzoekster niet de mogelijkheid heeft geboden het recht van verdediging daadwerkelijk uit te oefenen, in het bijzonder het recht om te worden gehoord en het recht op een procedure die haar in staat stelt om met succes om haar schrapping van de lijst van door de beperkende maatregelen getroffen personen te verzoeken.

3)

Verweerder heeft het fundamentele eigendomsrecht, neergelegd in artikel 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en in artikel 1 van het Eerste Protocol van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, op ongerechtvaardigde en onevenredige wijze geschonden zonder overtuigend bewijs.

4)

Verweerder heeft het evenredigheidsbeginsel geschonden, aangezien hij verzoeksters grondrechten op onevenredige wijze heeft beperkt, zonder te voorzien in afdoende procedurele waarborgen en zonder overtuigend bewijs over te leggen.


Top