EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62011TN0090

Zaak T-90/11: Beroep ingesteld op 18 februari 2011 — ONP e.a./Commissie

PB C 173 van 11.6.2011, p. 13–14 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

11.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/13


Beroep ingesteld op 18 februari 2011 — ONP e.a./Commissie

(Zaak T-90/11)

2011/C 173/29

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: Ordre national des pharmaciens (ONP) (Parijs, Frankrijk), Conseil national de l’Ordre des pharmaciens (CNOP) (Parijs), Conseil central de la section G de l’Ordre national des pharmaciens (CCG) (Parijs) (vertegenwoordigers: O. Saumon, L. Defalque en T. Bontinck, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietig verklaren besluit C(2010) 8952 def. van de Europese Commissie van 8 december 2010 betreffende een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (zaak COMP/39.510 — LABCO/ONP), waarvan verzoekers op 10 december 2010 kennis is gegeven;

subsidiair, mochten sommige grieven gegrond blijken, de wegens inbreuk op artikel 101 VWEU door de Europese Commissie aan verzoekers opgelegde geldboete van 5 000 000 EUR verlagen, rekening houdend met de bestaande verzachtende omstandigheden en de bijzonderheid van de betrokken ondernemersvereniging;

hoe dan ook, de Europese Commissie overeenkomstig artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van de Europese Unie verwijzen in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter onderbouwing van hun beroep voeren verzoekers negen middelen aan.

1)

Eerste middel: onjuiste uitlegging en toepassing van artikel 101 VWEU voor zover de Commissie zich op het standpunt heeft gesteld dat de in het arrest Wouters (1) geformuleerde uitzondering in casu niet van toepassing is.

Wat de beperkingen betreft die worden gesteld aan de ontwikkeling van laboratoriumgroepen op de Franse markt voor biomedische analyses:

2)

Tweede middel: onjuiste toepassing van het recht wegens onjuiste beoordeling van de draagwijdte van de Franse wettelijke regeling waar het gaat om de rol die de prefect respectievelijk de Conseil central de la section G de l’Ordre national des pharmaciens (Centrale raad van afdeling G van de Nationale orde van apothekers) speelt met het oog op wijzigingen die optreden in het leven van een vennootschap voor de uitoefening van vrije beroepen (société d’exercice libéral).

3)

Derde middel: schending van het toepassingsgebied van de mededelingsverplichting, zoals dat voortvloeit uit de artikelen L 4221-19, L 6221-4 en L 6221-5 van de Code de la santé publique (Wetboek van volksgezondheid) en een circulaire van 22 september 1998, aangezien de Commissie de rol heeft miskend van de Conseil central de la section G de l’Ordre national des pharmaciens in het kader van zijn verificatie achteraf van de vennootschapsdocumenten betreffende vennootschappen voor de uitoefening van vrije beroepen in de vorm van laboratoria voor biomedische analyses en van zijn verplichting om opmerkingen aan de prefect kenbaar te maken.

4)

Vierde middel: miskenning van de rol van de Conseil central de la section G de l’Ordre national des pharmaciens als waarborg voor de beroepsmatige onafhankelijkheid van de actieve vennoot, voor zover de Commissie heeft gesteld dat de minimumdeelneming van de actieve vennoot in het kapitaal van vennootschappen voor de uitoefening van vrije beroepen ertoe heeft geleid dat diens economische en bestuurlijke onafhankelijkheid verloren is gegaan.

5)

Vijfde middel: onjuiste beoordeling van de bedoeling van de wetgever inzake de verkoop van de aandelen boven een plafond van 25 % en schending van de toepasselijke bepalingen inzake de verkoop van aandelen van vennootschappen voor de uitoefening van vrije beroepen.

6)

Zesde middel: onjuiste uitlegging en toepassing van artikel 101 VWEU doordat in het bestreden besluit de genomen tuchtmaatregelen in aanmerking worden genomen voor zover die de potentiële of reële gevolgen van de gelaakte beslissingen versterken.

Wat het opleggen van minimumprijzen op de Franse markt voor biomedische analyses betreft:

7)

Zevende middel: overschrijding door de Commissie van de grenzen van de inspectiebeschikking (2) doordat zij beslag heeft gelegd op documenten inzake „prijzen”, waardoor de op die grondslag verzamelde bewijsstukken onrechtmatig zijn verkregen en derhalve de grief inzake minimumprijzen ongegrond moet worden geacht.

Zo, quod non, de Commissie in het kader van haar inspectie rechtsgeldig beslag zou hebben gelegd op de bewijsstukken inzake de minimumprijzen:

8)

Achtste middel: onjuiste beoordeling van de draagwijdte van het oude artikel L 6221-6 van het Wetboek van volksgezondheid en van de wil van de wetgever inzake de bepaling en de praktijk van kortingen.

9)

Negende middel: onjuiste beoordeling van de feiten die leidt tot een onjuiste toepassing van het recht, aangezien de Commissie zich enerzijds op het standpunt heeft gesteld dat de handelwijze van de ONP inzake kortingen niet onder haar wettelijke taken valt, maar haar mededingingsverstorende doelstellingen weerspiegelt, en anderzijds dat de ONP met het oog op de bescherming van de belangen van de kleine laboratoria stelselmatig heeft getracht een minimumprijs op te leggen op de markt voor diensten van biomedische analyse.


(1)  Arrest van het Hof van 19 februari 2002, Wouters e.a., C-309/99, Jurispr. blz. I-1577.

(2)  De inspectiebeschikking C(2008) 6494 van de Commissie van 29 oktober 2008, waarbij verzoekers wordt gelast, zich te onderwerpen aan een inspectie krachtens artikel 20, lid 4, van verordening nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 101 VWEU en 102 VWEU, is het voorwerp van het beroep in zaak T-23/09, CNOP en CCG/Commissie (PB 2009, C 55, blz. 49).


Top