This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62011CN0126
Case C-126/11: Reference for a preliminary ruling from the Hof van Cassatie van België lodged on 10 March 2011 — Inno NV v Unie van Zelfstandige Ondernemers VZW (UNIZO), Organisatie voor de Zelfstandige Modedetailhandel VZW (Mode Unie), Couture Albert BVBA
Zaak C-126/11: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hof van Cassatie van België op 10 maart 2011 — INNO NV tegen Unie van Zelfstandige Ondernemers VZW (UNIZO), Organisatie voor de Zelfstandige Modedetailhandel VZW (Mode Unie), Couture Albert BVBA
Zaak C-126/11: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hof van Cassatie van België op 10 maart 2011 — INNO NV tegen Unie van Zelfstandige Ondernemers VZW (UNIZO), Organisatie voor de Zelfstandige Modedetailhandel VZW (Mode Unie), Couture Albert BVBA
PB C 152 van 21.5.2011, p. 15–15
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
21.5.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 152/15 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hof van Cassatie van België op 10 maart 2011 — INNO NV tegen Unie van Zelfstandige Ondernemers VZW (UNIZO), Organisatie voor de Zelfstandige Modedetailhandel VZW (Mode Unie), Couture Albert BVBA
(Zaak C-126/11)
2011/C 152/26
Procestaal: Nederlands
Verwijzende rechter
Hof van Cassatie van België
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekster: INNO NV
Verweerders: Unie van Zelfstandige Ondernemers VZW (UNIZO), Organisatie voor de Zelfstandige Modedetailhandel VZW (Mode Unie), Couture Albert BVBA
Prejudiciële vraag
Moet de Richtlijn 2005/29 (1) van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad en in het bijzonder de artikelen 1, 2 onder d), 3; lid 1 en 5 ervan, aldus worden uitgelegd dat deze artikelen zich verzetten tegen een nationale wetgeving, zoals artikel 53, § 1, eerste en derde lid, van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, die, voor de sectoren vermeld in artikel 52, § 1, van die wet, handelaars verbiedt om, gedurende de sperperiodes van 15 november tot en met 2 januari en van 15 mei tot en met 30 juni en ongeacht de plaats of de aangewende communicatiemiddelen, aankondigingen van prijsverminderingen te verrichten, evenals aankondigingen die een prijsvermindering suggereren, zoals bedoeld in artikel 42 van die wet, alsmede vóór een sperperiode aankondigingen evenals suggesties van prijsverminderingen te verrichten, die uitwerking hebben gedurende deze sperperiode, ook zo de bedoelde maatregel, ondanks de door de nationale wetgever aangevoerde dubbele doelstelling, te weten, enerzijds, de belangen van de consumenten te beschermen en, anderzijds, de concurrentiële relaties tussen de handelaars te regelen, er in werkelijkheid toe strekt de concurrentiële relaties tussen de handelaars te regelen en, gelet op de overige garanties door de wet geboden, niet effectief bijdraagt tot de consumentenbescherming?
(1) PB L 149, blz. 22.