This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62011CN0071
Case C-71/11: Reference for a preliminary ruling from the Bundesverwaltungsgericht (Germany) lodged on 18 February 2011 — Federal Republic of Germany v Y
Zaak C-71/11: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht (Duitsland) op 18 februari 2011 — Bondsrepubliek Duitsland/Y
Zaak C-71/11: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht (Duitsland) op 18 februari 2011 — Bondsrepubliek Duitsland/Y
PB C 130 van 30.4.2011, p. 11–12
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
30.4.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 130/11 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht (Duitsland) op 18 februari 2011 — Bondsrepubliek Duitsland/Y
(Zaak C-71/11)
2011/C 130/21
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Bundesverwaltungsgericht
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Bondsrepubliek Duitsland
Verwerende partij: Y
Andere partij: de Vertreter des Bundesinteresses beim Bundesverwaltungsgericht; Der Bundesbeauftragte für Asylangelegenheiten beim Bundesamt für Migration und Flüchtlinge
Prejudiciële vragen
1) |
Moet artikel 9, lid 1, sub a, van richtlijn 2004/83/EG (1) aldus worden uitgelegd dat niet elke met artikel 9 EVRM strijdige ingreep in de godsdienstvrijheid daden van vervolging in de zin van eerstgenoemde bepaling uitmaken, maar is daarentegen pas sprake van een ernstige schending van het fundamentele mensenrecht godsdienstvrijheid indien het kerngebied ervan wordt getroffen? |
2) |
Indien de eerste vraag bevestigend moet worden beantwoord:
|
3) |
Indien de eerste vraag bevestigend moet worden beantwoord: Bestaat er gegronde vrees voor vervolging in de zin van artikel 2, sub c, van richtlijn 2004/83/EG als vaststaat dat verzoeker na zijn terugkeer naar het land van herkomst bepaalde buiten het kerngebied liggende religieuze handelingen zal stellen, ofschoon deze een gevaar voor zijn fysieke integriteit, zijn leven of zijn vrijheid kunnen inhouden, of kan van verzoeker worden verlangd dat hij in de toekomst van dergelijke handelingen afziet? |
(1) Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming (PB L 304, blz. 12).