Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62011CA0642

    Zaak C-642/11: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 31 januari 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad Varna — Bulgarije) — Stroy trans EOOD/Direktor na Direktsia „Obzhalvane I upravlenie na izpalnenieto” — Varna pri Tsentralno upravlenie na Natsionalnata agentsia za prihodite (Fiscale bepalingen — Btw — Richtlijn 2006/112/EG — Beginsel van fiscale neutraliteit — Recht op aftrek — Weigering — Artikel 203 — Vermelding van btw op factuur — Verschuldigdheid — Bestaan van belastbare handeling — Zelfde beoordeling jegens opsteller en ontvanger van factuur — Noodzaak)

    PB C 86 van 23.3.2013, p. 5–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    23.3.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 86/5


    Arrest van het Hof (Derde kamer) van 31 januari 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad Varna — Bulgarije) — Stroy trans EOOD/Direktor na Direktsia „Obzhalvane I upravlenie na izpalnenieto” — Varna pri Tsentralno upravlenie na Natsionalnata agentsia za prihodite

    (Zaak C-642/11) (1)

    (Fiscale bepalingen - Btw - Richtlijn 2006/112/EG - Beginsel van fiscale neutraliteit - Recht op aftrek - Weigering - Artikel 203 - Vermelding van btw op factuur - Verschuldigdheid - Bestaan van belastbare handeling - Zelfde beoordeling jegens opsteller en ontvanger van factuur - Noodzaak)

    2013/C 86/08

    Procestaal: Bulgaars

    Verwijzende rechter

    Administrativen sad Varna

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Stroy trans EOOD

    Verwerende partij: Direktor na Direktsia „Obzhalvane I upravlenie na izpalnenieto” — Varna pri Tsentralno upravlenie na Natsionalnata agentsia za prihodite

    Voorwerp

    Verzoek om een prejudiciële beslissing — Administrativen sad Varna — Uitlegging van artikel 203 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1) — Recht op aftrek van voorbelasting — Belasting verschuldigd wegens vermelding ervan op de factuur hoewel er geen levering of betaling van het gefactureerde is — Bewijs dat goederen daadwerkelijk zijn geleverd — Navorderingsaanslag jegens de directe leverancier van de belastingplichtige zonder rechtzetting van de belasting

    Dictum

    1)

    Artikel 203 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moet aldus worden uitgelegd dat:

    de op een factuur vermelde belasting over de toegevoegde waarde verschuldigd is door de persoon die deze belasting op de factuur heeft vermeld, ongeacht of daadwerkelijk een belastbare handeling is verricht;

    uit het feit alleen dat de belastingdienst in een tot de opsteller van deze factuur gerichte navorderingsaanslag de door deze opsteller aangegeven belasting over de toegevoegde waarde niet heeft gecorrigeerd, niet kan worden afgeleid dat deze dienst heeft erkend dat voor deze factuur daadwerkelijk een belastbare handeling is verricht.

    2)

    Het beginsel van fiscale neutraliteit, het evenredigheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet ertegen verzetten dat de ontvanger van een factuur het recht op aftrek van de voorbelasting wordt geweigerd op grond dat geen daadwerkelijke belastbare handeling is verricht, hoewel de door de opsteller van deze factuur aangegeven belasting over de toegevoegde waarde niet is gecorrigeerd in de tot hem gerichte navorderingsaanslag. Wanneer gelet op fraude of onregelmatigheden die zijn gepleegd door deze opsteller of in een eerder stadium van de handeling waarvoor op het recht op aftrek aanspraak wordt gemaakt, evenwel wordt aangenomen dat deze handeling niet daadwerkelijk is verricht, moet aan de hand van objectieve gegevens worden aangetoond, zonder dat van de ontvanger van de factuur wordt verlangd dat hij controles uitvoert die hij niet behoeft uit te voeren, dat deze ontvanger wist of behoorde te weten dat deze handeling deel uitmaakte van fraude in de belasting over de toegevoegde waarde; het staat aan de verwijzende rechter om dit na te gaan.


    (1)  PB C 80 van 17.3.2012.


    Top