EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62010CJ0443

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 6 oktober 2011.
Philippe Bonnarde tegen Agence de Services et de Paiement.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Tribunal administratif de Limoges - Frankrijk.
Vrij verkeer van goederen - Kwantitatieve beperkingen - Maatregelen van gelijke werking - Invoer door inwoner van lidstaat van motorvoertuig dat reeds in andere lidstaat is ingeschreven - Milieubonus - Voorwaarden - Overlegging van kentekenbewijs waaruit blijkt dat het een demonstratievoertuig betreft.
Zaak C-443/10.

Jurisprudentie 2011 I-09327

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2011:641

Zaak C‑443/10

Philippe Bonnarde

tegen

Agence de Services et de Paiement

(verzoek van het Tribunal administratif de Limoges om een prejudiciële beslissing)

„Vrij verkeer van goederen – Kwantitatieve beperkingen – Maatregelen van gelijke werking – Invoer door inwoner van lidstaat van motorvoertuig dat reeds in andere lidstaat is ingeschreven – Milieubonus – Voorwaarden – Kentekenbewijs waaruit blijkt dat het demonstratievoertuig betreft”

Samenvatting van het arrest

Vrij verkeer van goederen – Kwantitatieve beperkingen – Maatregelen van gelijke werking – Nationale regeling die voor toekenning van milieubonus bij inschrijving van ingevoerd demonstratievoertuig verlangt dat op eerste kentekenbewijs vermelding „demonstratievoertuig” is aangebracht – Ontoelaatbaarheid – Rechtvaardiging – Milieubescherming en fraudebestrijding – Ontbreken daarvan

(Art. 34 VWEU en 36 VWEU)

De artikelen 34 VWEU en 36 VWEU verzetten zich tegen een regeling van een lidstaat die voor de toekenning van de zogenoemde „bonus écologique – Grenelle de l’environnement” (milieubonus – milieu-Grenelle) bij de inschrijving van ingevoerde demonstratievoertuigen in deze lidstaat verlangt dat op het eerste kentekenbewijs van dergelijke voertuigen de vermelding „demonstratievoertuig” is aangebracht.

Ook al voorziet een dergelijke regeling voor alle demonstratievoertuigen – ongeacht de herkomst ervan – in de verplichte overlegging van een kentekenbewijs met de vermelding „demonstratievoertuig” teneinde voor de milieubonus in aanmerking te komen, toch heeft dit vereiste een verschillende impact op de uit andere lidstaten ingevoerde voertuigen naargelang de lidstaat waaruit deze voertuigen afkomstig zijn, er al dan niet in voorziet dat die vermelding op de kentekenbewijzen wordt aangebracht. Bijgevolg kan zij een weerslag hebben op het gedrag van de afnemers en dus de toegang van deze motorvoertuigen tot de markt van die lidstaat negatief beïnvloeden.

Het is juist dat doelstellingen van milieubescherming en fraudebestrijding een rechtvaardigingsgrond kunnen vormen voor nationale maatregelen die het intracommunautaire handelsverkeer kunnen belemmeren, mits deze maatregelen evenredig zijn aan het beoogde doel. Het vereiste dat op het kentekenbewijs van een dergelijk voertuig de vermelding „demonstratievoertuig” is aangebracht, vormt evenwel slechts één van de vele middelen waarover de bevoegde autoriteiten beschikken om fraude te bestrijden en het milieu te beschermen. Derhalve is een dergelijke maatregel overdreven en dus onevenredig ten opzichte van de nagestreefde doelstellingen.

(cf. punten 29‑30, 34, 37‑38, 39 en dictum)







ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer)

6 oktober 2011(*)

„Vrij verkeer van goederen – Kwantitatieve beperkingen – Maatregelen van gelijke werking – Invoer door inwoner van lidstaat van motorvoertuig dat reeds in andere lidstaat is ingeschreven – Milieubonus – Voorwaarden – Overlegging van kentekenbewijs waaruit blijkt dat het een demonstratievoertuig betreft”

In zaak C‑443/10,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Tribunal administratif de Limoges (Frankrijk) bij beslissing van 9 september 2010, ingekomen bij het Hof op 14 september 2010, in de procedure

Philippe Bonnarde

tegen

Agence de Services et de Paiement,

wijst

HET HOF (Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: J.‑J. Kasel, kamerpresident, A. Borg Barthet (rapporteur) en M. Ilešič, rechters,

advocaat-generaal: N. Jääskinen,

griffier: A. Impellizzeri, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 19 mei 2011,

gelet op de opmerkingen van:

–        de Franse regering, vertegenwoordigd door G. de Bergues en S. Menez als gemachtigden,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door G. Wilms, A. Marghelis en A. Kostova Bourgeix als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de artikelen 34 VWEU en 36 VWEU alsook artikel 1 van richtlijn 1999/37/EG van de Raad van 29 april 1999 inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen (PB L 138, blz. 57), zoals gewijzigd bij richtlijn 2003/127/EG van de Commissie van 23 december 2003 (PB L 10, blz. 29; hierna: „richtlijn 1999/37”).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Bonnarde en de directeur-generaal van het Centre national pour l’aménagement des structures des exploitations agricoles (nationaal centrum ter verbetering van de structuur van landbouwbedrijven; hierna: „Cnasea”), betreffende diens weigering om Bonnarde de zogenoemde „bonus écologique – Grenelle de l’environnement” (milieubonus – milieu Grenelle; hierna: „milieubonus”) toe te kennen voor de aanschaf van een demonstratievoertuig dat afkomstig is uit een andere lidstaat.

 Rechtskader

 Wettelijke regeling van de Unie

3        Artikel 1 van richtlijn 1999/37 bepaalt:

„Deze richtlijn is van toepassing op de documenten die door de lidstaten bij de inschrijving van motorvoertuigen worden afgegeven.

De lidstaten behouden zich het recht voor bij de tijdelijke inschrijving van voertuigen documenten te gebruiken die mogelijkerwijze niet in alle opzichten aan de voorschriften van deze richtlijn voldoen.”

4        Artikel 3, lid 1, eerste alinea, van deze richtlijn preciseert:

„De lidstaten geven een kentekenbewijs af voor voertuigen waarvan de inschrijving volgens hun nationale wetgeving verplicht is. Dat kentekenbewijs bestaat hetzij uit slechts één deel overeenkomstig bijlage I, hetzij uit twee delen overeenkomstig de bijlagen I en II.”

5        Punt II.7 van bijlage I bij richtlijn 1999/37 preciseert dat de lidstaten extra gegevens op deel I van het kentekenbewijs kunnen vermelden.

 Nationale wettelijke regeling

6        Artikel 63, lid 5, van wet nr. 2007‑1824 van 25 december 2007 tot rectificatie van de begrotingswet voor 2007 (JORF van 28 december 2007, blz. 21482), luidt als volgt:

„Er wordt een steunfonds voor de aanschaf van ‚schone’ auto’s opgericht. Dit fonds heeft tot taak [...] steun toe te kennen voor de aanschaf van milieuvriendelijke motorvoertuigen. Deze steun kan in voorkomend geval worden vervolledigd met steun voor de buitengebruikstelling van vervuilende motorvoertuigen.

De aanwijzing van het uitvoerende orgaan van dit fonds en de wijze waarop het zijn taken uitvoert, worden geregeld bij decreet.”

7        Artikel 1 van decreet nr. 2007‑1873 van 26 december 2007 tot instelling van een steunfonds voor de aanschaf van „schone” auto’s (JORF van 30 december 2007, blz. 21846; hierna: „decreet nr. 2007‑1873 in zijn oorspronkelijke versie”), zoals gewijzigd bij decreet nr. 2009‑66 van 19 januari 2009 (JORF van 20 januari 2009, blz. 1098; hierna: „decreet nr. 2007‑1873 in zijn gewijzigde versie”), luidt als volgt:

„Door het steunfonds voor de aanschaf van ‚schone’ auto’s dat bij artikel 63 van wet nr. 2007‑1824 van 25 december 2007 tot rectificatie van de begrotingswet voor 2007 is opgericht, wordt steun toegekend aan eenieder – met uitzondering van de bestuurlijke overheidsinstanties – die kan aantonen dat hij een woonplaats of vestiging in Frankrijk heeft, die een motorvoertuig voor vervoer over land koopt dan wel in het kader van een leasingovereenkomst met aankoopoptie of een voor minstens twee jaar gesloten overeenkomst huurt, indien dat voertuig op de factuurdatum voldoet aan de volgende voorwaarden:

1° Het motorvoertuig valt onder de bijzondere categorie auto’s of bestelwagens in de zin van artikel R. 311‑1 van de wegcode en onder elke categorie motorvoertuigen die aan de regeling inzake de emissie van koolstofdioxide is onderworpen overeenkomstig de bepalingen van richtlijn 80/1268/EEG van de Raad van 16 december 1980 of van verordening (EG) nr. 715/2007 van 20 juni 2007.

2° Voor dit motorvoertuig mag niet eerder een eerste kentekenbewijs in Frankrijk of in het buitenland zijn afgegeven.

3° Het voertuig wordt in Frankrijk in een definitieve reeks ingeschreven.

4° Het voertuig is niet bestemd voor doorverkoop door de koper als nieuwe auto.

[...]”

8        Artikel 2, tweede alinea, van decreet nr. 2007‑1873 in zijn oorspronkelijke versie bepaalt:

„De in artikel 1 genoemde steun kan niet worden verleend aan officiële autodealers en merkagentschappen voor nieuwe personenauto’s die zij voor demonstratiedoeleinden bestemmen. Voor de toepassing van de steunregeling van artikel 1 worden deze voor demonstratiedoeleinden bestemde personenauto’s echter geacht nieuw te zijn indien zij binnen een termijn van twaalf maanden te rekenen vanaf de datum van hun eerste inschrijving worden doorverkocht of verhuurd.”

9        Artikel 2, tweede alinea, van decreet nr. 2007‑1873 in zijn gewijzigde versie bepaalt:

„De in artikel 1 genoemde steun kan niet worden verleend aan officiële autodealers en merkagentschappen voor nieuwe motorvoertuigen die tot een van de in punt 1 van dit artikel gedefinieerde categorieën behoren en die zij voor demonstratiedoeleinden bestemmen. Voor de toepassing van de steunregeling van artikel 1 worden deze voor demonstratiedoeleinden in Frankrijk bestemde motorvoertuigen echter geacht nieuw te zijn indien zij binnen een termijn van twaalf maanden te rekenen vanaf de datum van hun eerste inschrijving worden doorverkocht of verhuurd.”

10      Artikel 29 van het besluit van 5 november 1984, zoals vervangen bij het besluit van 9 februari 2009 betreffende de inschrijving van voertuigen, in welk besluit dit artikel zonder wijziging is overgenomen, luidt als volgt:

„Onder ‚demonstratievoertuig’ wordt verstaan een nieuw motorvoertuig met een maximaal toegestaan gewicht van minder dan 3,5 ton, dat voor de duur van ten minste drie maanden en ten hoogste een jaar voor demonstratiedoeleinden wordt bestemd, dat wil zeggen door de officiële dealers en merkagentschappen (met inbegrip van fabrikanten en importeurs) wordt gebruikt voor demonstraties, proefritten en verkoop ten behoeve van hun cliënten.

Alle voertuigen waarvan de inschrijving verplicht is en die aan bovenstaande voorwaarden voldoen, kunnen voor demonstratiedoeleinden worden bestemd, ongeacht het type en de carrosserie (personenauto’s, motorfietsen, bestelwagens, aanhangwagens, etc.).

De hierboven genoemde termijnen worden berekend vanaf de op het kentekenbewijs aangegeven datum van eerste inschrijving.

Op grond van artikel 1635 bis H (II) van het algemene belastingwetboek worden voor die voertuigen kosteloze kentekenbewijzen afgegeven. Op die kentekenbewijzen wordt de vermelding ‚demonstratievoertuig’ aangebracht.”

 Hoofdgeding en prejudiciële vragen

11      In januari 2009 heeft Bonnarde bij een officiële dealer in België een auto van PSA-Belgique gekocht. De eerste inschrijving van dit voertuig heeft in deze lidstaat plaatsgevonden, alvorens het door Bonnarde in Frankrijk is ingevoerd, alwaar het op 4 februari 2009 is ingeschreven.

12      Bonnarde heeft voor deze aankoop om uitkering van de milieubonus verzocht, aangezien het een weinig vervuilend motorvoertuig betrof dat – als demonstratievoertuig – slechts acht maanden vóór de aanschaf ervan voor het eerst was ingeschreven en waarmee ongeveer 6 000 kilometer was afgelegd.

13      Bij beschikking van 23 februari 2009 heeft de directeur-generaal van het Cnasea dit verzoek afgewezen, op grond dat de eerste inschrijving van het betrokken voertuig reeds eerder had plaatsgevonden in het buitenland, te weten in België, en Bonnarde geen kentekenbewijs met de vermelding „demonstratievoertuig” had overgelegd, hoewel hem daarom was verzocht.

14      Op 28 februari 2009 heeft verzoeker in het hoofdgeding beroep tot nietigverklaring van deze beschikking ingesteld bij het Tribunal administratif de Limoges.

15      Bonnarde heeft voor deze rechterlijke instantie aangevoerd dat de Belgische wettelijke regeling niet in de afgifte van een document met de vermelding „demonstratievoertuig” voorziet. Ook al leveren de Belgische autoriteiten voor elk demonstratievoertuig een kentekenbewijs af, is immers niet erin voorzien dat daarop de specifieke vermelding „demonstratievoertuig” wordt aangebracht. Volgens Bonnarde vervuilt zijn auto niet méér dan een Frans demonstratievoertuig en is het vereiste dat een kentekenbewijs met de vermelding „demonstratievoertuig” wordt overgelegd, discriminatoir.

16      Niet wordt betwist dat verzoeker in het hoofdgeding op basis van de hoogte van de CO2-uitstoot van deze auto aanspraak op toekenning van de milieubonus kan maken. De verklaringen van verzoeker betreffende zowel de ouderdom en de staat van de auto als de onmogelijkheid om een door de bevoegde autoriteiten van het Koninkrijk België afgegeven kentekenbewijs over te leggen dat de vermelding „demonstratievoertuig” bevat, worden evenmin betwist.

17      Van oordeel dat de afdoening van het bij hem aanhangige geding van de uitlegging van het toepasselijke recht van de Unie afhangt, heeft het Tribunal administratif de Limoges de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen voorgelegd:

„1)      Moet het recht van de Europese Unie, in het bijzonder de bepalingen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie die het vrije verkeer moeten waarborgen, en de bepalingen van voornoemde richtlijnen inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen, in die zin worden uitgelegd dat het zich verzet tegen de wettelijke regeling van een lidstaat die voor de inschrijving van motorvoertuigen een bijzonder document invoert zoals een kentekenbewijs waarop de vermelding ‚demonstratievoertuig’ is aangebracht, dat kan worden geacht geen betrekking te hebben op de tijdelijke inschrijving in de zin van artikel 1 van richtlijn [1999/37], en dat het bijgevolg eraan in de weg staat dat voor de verlening van een voordeel de overlegging van een dergelijk document wordt verlangd?

2)      Indien de voorgaande vraag ontkennend wordt beantwoord, moeten die bepalingen dan in die zin worden uitgelegd dat zij meebrengen dat bij de aanschaf van een voertuig in een andere lidstaat de toepassing van een nationale regeling die voor de verlening van een steun bij de aanschaf van ‚schone’ auto’s die reeds waren ingeschreven, verlangt dat het desbetreffende kentekenbewijs op grond van de regeling van de lidstaat de vermelding ‚demonstratievoertuig’ bevat, achterwege moet blijven wanneer de verkoper van dat voertuig zelf niet van deze steun heeft kunnen genieten en:

–        hetzij de verkrijger een kentekenbewijs overlegt dat in de andere lidstaat is afgegeven en speciaal voor demonstratievoertuigen is bestemd;

–        hetzij het voertuig de kenmerken vertoont, onder meer betreffende de datum waarop het voor het eerst tot het wegverkeer is toegelaten, die de nationale regeling verlangt voor de erkenning als demonstratievoertuig?”

 Beantwoording van de prejudiciële vragen

18      Met zijn vragen, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of richtlijn 1999/37 dan wel in voorkomend geval de artikelen 34 VWEU en 36 VWEU zich verzetten tegen een nationale regeling, zoals die welke aan de orde is in het hoofdgeding, die bepaalt dat een voordeel enkel kan worden verleend indien op het kentekenbewijs van auto’s die voor demonstratiedoeleinden zijn gebruikt, de vermelding „demonstratievoertuig” is aangebracht.

 Opmerkingen vooraf

19      Vooraf moet erop worden gewezen dat, zoals de Franse regering en de Europese Commissie hebben aangegeven, artikel 2, tweede alinea, van decreet nr. 2007‑1873 in zijn oorspronkelijke versie bepaalde dat „deze voor demonstratiedoeleinden bestemde personenauto’s [...] geacht [worden] nieuw te zijn indien zij binnen een termijn van twaalf maanden te rekenen vanaf de datum van hun eerste inschrijving worden doorverkocht of verhuurd”, terwijl dezelfde bepaling van decreet nr. 2007‑1873 in zijn gewijzigde versie preciseert dat „deze voor demonstratiedoeleinden in Frankrijk bestemde motorvoertuigen [...] geacht [worden] nieuw te zijn indien zij binnen een termijn van twaalf maanden te rekenen vanaf de datum van hun eerste inschrijving worden doorverkocht of verhuurd”.

20      Opgemerkt zij dat de door de verwijzende rechterlijke instantie aan het Hof voorgelegde vragen betrekking hebben op de oorspronkelijke versie van artikel 2, tweede alinea, van decreet nr. 2007‑1873. De vraag of richtlijn 1999/37 dan wel de artikelen 34 VWEU en 36 VWEU eraan in de weg staan dat een lidstaat voor de verkrijging van de milieubonus verlangt dat de vermelding „demonstratievoertuig” op de kentekenbewijzen van deze voertuigen is aangebracht, dient evenwel op dezelfde manier te worden beantwoord, ongeacht of het om de oorspronkelijke versie dan wel om de gewijzigde versie van decreet nr. 2007‑1873 gaat. De verwijzende rechterlijke instantie zal dus het toepasselijke nationale recht ratione temporis dienen te bepalen.

 Uitlegging van richtlijn 1999/37

21      De verenigbaarheid met het recht van de Unie van een nationale bepaling die voorschrijft dat de vermelding „demonstratievoertuig” op het kentekenbewijs van een dergelijk voertuig is aangebracht en waarvan de toepassing – in samenhang met andere nationale bepalingen – ertoe leidt dat enkel voertuigen waarvoor uit het kentekenbewijs blijkt dat het om een demonstratievoertuig gaat in aanmerking voor een milieubonus komen, dient allereerst te worden onderzocht tegen de achtergrond van de verplichtingen die voor de lidstaten uit richtlijn 1999/37 voortvloeien.

22      Volgens vaste rechtspraak moet een nationale regeling in een materie die op het niveau van de Unie uitputtend is geharmoniseerd, immers aan de bepalingen van deze harmonisatiemaatregel en niet aan die van het primaire recht worden getoetst (arresten van 11 december 2003, Deutscher Apothekerverband, C‑322/01, Jurispr. blz. I‑14887, punt 64, en 16 december 2008, Gysbrechts en Santurel Inter, C‑205/07, Jurispr. blz. I‑9947, punt 33).

23      In casu staat evenwel vast dat richtlijn 1999/37 geen uitputtende harmonisatie heeft doorgevoerd. Zoals punt II.7 van bijlage I bij deze richtlijn uitdrukkelijk bepaalt, kunnen in dit verband de lidstaten krachtens de richtlijn ook andere gegevens op deel I van het kentekenbewijs vermelden dan die welke volgens deze bijlage I verplicht daarop moeten worden aangebracht.

24      Derhalve verzet richtlijn 1999/37 zich overeenkomstig dat punt II.7 niet tegen nationale bepalingen op grond waarvan in deel I van het kentekenbewijs bijkomende inlichtingen worden opgenomen ten opzichte van die welke verplicht daarop moeten worden vermeld, op voorwaarde dat deze bepalingen geen afbreuk aan de regels van het VWEU doen.

25      Bijgevolg dient te worden onderzocht of de artikelen 34 VWEU en 36 VWEU in de weg staan aan nationale bepalingen zoals die in het hoofdgeding.

 Uitlegging van de artikelen 34 VWEU en 36 VWEU

26      In herinnering dient te worden geroepen dat volgens vaste rechtspraak het in artikel 34 VWEU geformuleerde verbod van maatregelen van gelijke werking betrekking heeft op iedere regeling van de lidstaten die de intracommunautaire handel al dan niet rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel kan belemmeren (zie onder meer arresten van 16 november 2000, Commissie/België, C‑217/99, Jurispr. blz. I‑10251, punt 16; 26 oktober 2006, Commissie/Giekenland, C‑65/05, Jurispr. blz. I‑10341, punt 27; 15 maart 2007, Commissie/Finland, C‑54/05, Jurispr. blz. I‑2473, punt 30, en 24 april 2008, Commissie/Luxemburg, C‑286/07, punt 27). Het enkele feit dat de invoerder wordt ontmoedigd om de waren in kwestie in de betrokken lidstaat in te voeren of te verhandelen, vormt voor hem dan ook een belemmering van het vrije verkeer van goederen (arrest Commissie/Luxemburg, reeds aangehaald, punt 27).

27      Verder moeten als „maatregelen van gelijke werking als kwantitatieve invoerbeperkingen” in de zin van artikel 34 VWEU worden beschouwd, de maatregelen van een lidstaat die ertoe strekken of tot gevolg hebben dat uit andere lidstaten afkomstige producten minder gunstig worden behandeld, alsook de belemmeringen van het vrije goederenverkeer die, bij ontbreken van harmonisatie van de nationale wettelijke regelingen, voortvloeien uit de toepassing op goederen uit andere lidstaten waar zij rechtmatig zijn vervaardigd en/of in de handel gebracht, van voorschriften betreffende de voorwaarden waaraan die goederen moeten voldoen, ook indien die voorschriften zonder onderscheid op alle producten van toepassing zijn (zie in die zin arrest Deutscher Apothekerverband, reeds aangehaald, punt 67).

28      In het hoofdgeding staat vast dat niet alle lidstaten erin voorzien dat de kentekenbewijzen van demonstratievoertuigen de specifieke vermelding „demonstratievoertuig” bevatten. Voor zover uit de lidstaten ingevoerde demonstratievoertuigen die, ofschoon zij voldoen aan de bij de Franse nationale wettelijke regeling vastgestelde voorwaarden om aanspraak op de milieubonus te kunnen maken, te weten de voorwaarden inzake ouderdom en staat van het voertuig alsook de hoogte van de CO2-uitstoot ervan, niettemin niet voor deze bonus in aanmerking komen omdat op hun kentekenbewijs deze specifieke vermelding ontbreekt, dient te worden geoordeeld dat die vermelding een vereiste voor toekenning van de milieubonus vormt die tot gevolg kan hebben dat bepaalde in Frankrijk wonende belanghebbenden ervan afzien, in deze lidstaat demonstratievoertuigen in te voeren die eerder in andere lidstaten zijn ingeschreven (zie naar analogie arresten van 20 september 2007, Commissie/Nederland, C‑297/05, Jurispr. blz. I‑7467, punt 73, en 5 juni 2008, Commissie/Polen, C‑170/07, punt 44).

29      In dit verband dient erop te worden gewezen dat, ook al voorziet de in het hoofdgeding aan de orde zijnde nationale wettelijke regeling voor alle demonstratievoertuigen – ongeacht hun herkomst – in de verplichte overlegging van een kentekenbewijs met de vermelding „demonstratievoertuig” teneinde voor de milieubonus in aanmerking te komen, dit vereiste een verschillende impact heeft op de voertuigen die zich in bedoelde situatie bevinden naargelang de lidstaat waaruit deze voertuigen afkomstig zijn, er al dan niet in voorziet dat die vermelding op de kentekenbewijzen wordt aangebracht (zie in die zin arrest Commissie/Luxemburg, reeds aangehaald, punt 28).

30      Zelfs indien de nationale regeling in het hoofdgeding niet tot doel heeft uit andere lidstaten afkomstige producten waren minder gunstig te behandelen, hetgeen de verwijzende rechterlijke instantie dient te verifiëren, kan het feit dat de vermelding „demonstratievoertuig” op het inschrijvingsbewijs van de demonstratievoertuigen moet zijn aangebracht om voor de milieubonus in aanmerking te komen, een weerslag op het gedrag van de afnemers hebben en bijgevolg de toegang van deze motorvoertuigen tot de markt van deze lidstaat negatief beïnvloeden (zie in die zin arrest van 10 februari 2009, Commissie/Italië, C‑110/05, Jurispr. blz. I‑519, punt 56).

31      Het vereiste dat voor de toekenning van de betrokken milieubonus deze vermelding op de kentekenbewijzen van ingevoerde demonstratievoertuigen moet zijn aangebracht, levert derhalve een bij artikel 34 VWEU verboden beperking van het vrije verkeer van goederen op.

32      Volgens vaste rechtspraak kan evenwel een nationale wettelijke regeling die een maatregel van gelijke werking als kwantitatieve beperkingen vormt, worden gerechtvaardigd op een van de in artikel 36 VWEU omschreven gronden van algemeen belang of op grond van dwingende vereisten. In beide gevallen dient de nationale bepaling geschikt te zijn om de verwezenlijking van het gestelde doel te waarborgen en mag zij niet verder gaan dan ter bereiking van dat doel noodzakelijk is (zie onder meer reeds aangehaalde arresten Commissie/Nederland, punt 75, en Commissie/Polen, punt 46, alsook arrest van 9 december 2010, Humanplasma, C‑421/09, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 34).

33      De Franse regering stelt dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde nationale bepaling wordt gerechtvaardigd door het doel van milieubescherming en het doel van fraudebestrijding. De Franse Republiek beoogt met deze bepaling met name de aankoop van weinig vervuilende auto’s aan te moedigen en aangezien demonstratievoertuigen worden geacht niet of heel weinig te worden gebruikt, kan de milieubonus ook bij de aanschaf van dergelijke voertuigen worden uitgekeerd. In tegenstelling tot nieuwe auto’s is voor demonstratievoertuigen evenwel reeds een eerste inschrijving verricht. Om die reden dient de koper van een dergelijk voertuig een kentekenbewijs met de vermelding „demonstratievoertuig” over te leggen, ten bewijze dat het niet om een tweedehands voertuig maar wel degelijk om een voor demonstratiedoeleinden gebruikt voertuig gaat.

34      Volgens vaste rechtspraak kunnen doelstellingen van milieubescherming en fraudebestrijding nationale maatregelen rechtvaardigen die het intracommunautaire handelsverkeer kunnen belemmeren, mits deze maatregelen evenredig zijn aan het beoogde doel (zie met name arrest van 10 april 2008, Commissie/Portugal, C‑265/06, Jurispr. blz. I‑2245, punt 38; arrest Commissie/Luxemburg, reeds aangehaald, punt 38, en arrest van 4 juni 2009, Mickelsson en Roos, C‑142/05, Jurispr. blz. I‑4273, punt 32).

35      Hoewel de verplichting dat op de kentekenbewijzen van dergelijke ingevoerde voertuigen de vermelding „demonstratievoertuig” voorkomt, de identificatie van de aldus voor de milieubonus in aanmerking komende demonstratievoertuigen stellig kan vergemakkelijken, waardoor deze verplichting dus geschikt is ter verwezenlijking van de doelstellingen van milieubescherming en fraudebestrijding, dient niettemin te worden geverifieerd of die verplichting noodzakelijk is om deze doelstellingen te bereiken en er hiervoor geen andere, minder beperkende middelen bestaan.

36      Dat deze maatregel noodzakelijk is, is in het hoofdgeding des te minder bewezen daar de Franse regering in haar schriftelijke opmerkingen en ter terechtzitting heeft erkend dat de milieubonus aan een in een andere lidstaat gekocht demonstratievoertuig kan worden toegekend, mits overlegging van een voor dit voertuigtype specifiek bewijs of via elk ander bewijsmiddel waaruit blijkt dat het betrokken voertuig aan dezelfde voorwaarden voldoet als die welke voor nationale demonstratievoertuigen zijn vastgesteld.

37      Het vereiste dat op het kentekenbewijs van een dergelijk voertuig de vermelding „demonstratievoertuig” is aangebracht, vormt dan ook slechts één van de vele middelen waarover de bevoegde autoriteiten beschikken om de fraude te bestrijden en het milieu te beschermen.

38      Hieruit volgt dat deze maatregel als overdreven en dus als onevenredig ten opzichte van de nagestreefde doelstellingen moet worden aangemerkt.

39      Gelet op een en ander moeten de gestelde vragen aldus worden beantwoord dat de artikelen 34 VWEU en 36 VWEU zich verzetten tegen een wettelijke regeling van een lidstaat die voor de toekenning van de milieubonus bij de inschrijving in deze lidstaat van ingevoerde demonstratievoertuigen verlangt dat op het eerste kentekenbewijs van dergelijke voertuigen de vermelding „demonstratievoertuig” is aangebracht.

 Kosten

40      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Vijfde kamer) verklaart voor recht:

De artikelen 34 VWEU en 36 VWEU verzetten zich tegen een wettelijke regeling van een lidstaat die voor de toekenning van de zogenoemde „bonus écologique – Grenelle de l’environnement” (milieubonus – milieu Grenelle) bij de inschrijving in deze lidstaat van ingevoerde demonstratievoertuigen verlangt dat op het eerste kentekenbewijs van dergelijke voertuigen de vermelding „demonstratievoertuig” is aangebracht.

ondertekeningen


* Procestaal: Frans.

Top