EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62009CA0128

Gevoegde zaken C-128/09 tot en met C-131/09, C-134/09 en C-135/09: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 18 oktober 2011 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State — België) — Antoine Boxus, Willy Roua (C-128/09), Guido Durlet e.a. (C-129/09), Paul Fastrez, Henriette Fastrez (C-130/09), Philippe Daras (C-131/09), Association des riverains et habitants des communes proches de l’aéroport BSCA (Brussels South Charleroi Airport) (ARACh) (C-134/09 en C-135/09), Bernard Page (C-134/09), Léon L’Hoir, Nadine Dartois (C-135/09)/Waals Gewest (Milieueffectbeoordeling van projecten — Richtlijn 85/337/EEG — Werkingssfeer — Begrip „specifieke nationale wet” — Verdrag van Aarhus — Toegang tot rechter inzake milieuaangelegenheden — Omvang van recht om tegen wet beroep in te stellen)

PB C 362 van 10.12.2011, p. 2–3 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

10.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 362/2


Arrest van het Hof (Grote kamer) van 18 oktober 2011 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State — België) — Antoine Boxus, Willy Roua (C-128/09), Guido Durlet e.a. (C-129/09), Paul Fastrez, Henriette Fastrez (C-130/09), Philippe Daras (C-131/09), Association des riverains et habitants des communes proches de l’aéroport BSCA (Brussels South Charleroi Airport) (ARACh) (C-134/09 en C-135/09), Bernard Page (C-134/09), Léon L’Hoir, Nadine Dartois (C-135/09)/Waals Gewest

(Gevoegde zaken C-128/09 tot en met C-131/09, C-134/09 en C-135/09) (1)

(Milieueffectbeoordeling van projecten - Richtlijn 85/337/EEG - Werkingssfeer - Begrip „specifieke nationale wet” - Verdrag van Aarhus - Toegang tot rechter inzake milieuaangelegenheden - Omvang van recht om tegen wet beroep in te stellen)

2011/C 362/02

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Raad van State

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Antoine Boxus, Willy Roua (C-128/09), Guido Durlet e.a. (C-129/09), Paul Fastrez, Henriette Fastrez (C-130/09), Philippe Daras (C-131/09), Association des riverains et habitants des communes proches de l’aéroport BSCA (Brussels South Charleroi Airport) (ARACh) (C-134/09 en C-135/09), Bernard Page (C-134/09), Léon L’Hoir, Nadine Dartois (C-135/09)

Verwerende partij: Waals Gewest

in tegenwoordigheid van: Société régionale wallonne du transport (SRWT) (C-128/09 en C-129/09), Infrabel SA (C-130/09 en C-131/09), Société wallonne des aéroports (SOWEAR) (C-135/09)

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Raad van State (België) — Uitlegging van de artikelen 1, 5, 6, 7, 8 en 10 bis van richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PB L 175, blz. 40), zoals gewijzigd bij richtlijn 97/11/EG van de Raad van 3 maart 1997 (PB L 73, blz. 5) en richtlijn 2003/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 tot voorziening in inspraak van het publiek in de opstelling van bepaalde plannen en programma’s betreffende het milieu en tot wijziging van de richtlijnen 85/337/EEG en 96/61/EG (PB L 156, blz. 17) — Uitlegging van de artikelen 6 en 9 van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden, gesloten op 25 juni 1998 en namens de Europese Gemeenschap goedgekeurd bij besluit nr. 2005/370/EG van de Raad van 17 februari 2005 (PB L 124, blz. 1) — Erkenning als specifieke nationale wet van bepaalde bij decreet „geratificeerde” vergunningen waarvoor dringende redenen van algemeen belang bestaan? — Ontbreken van een recht op volledige toetsing van een beslissing waarbij een vergunning wordt verleend voor projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben — Facultatieve dan wel verplichte aard van een dergelijk recht — Infrastructuurwerkzaamheden met verlenging van de start- en landingsbaan van de luchthaven Luik–Bierset

Dictum

1)

Artikel 1, lid 5, van richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, zoals gewijzigd bij richtlijn 2003/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003, moet aldus worden uitgelegd dat van de werkingssfeer van deze richtlijn enkel projecten zijn uitgesloten die in detail worden aangenomen via een specifieke wet, zodat de met deze richtlijn nagestreefde doelen via de wetgevingsprocedure zijn bereikt. Het staat aan de nationale rechter om, rekening houdend zowel met de inhoud van de vastgestelde wet als met de volledige wetgevingsprocedure die tot de vaststelling ervan heeft geleid, in het bijzonder met de voorbereidende handelingen en de parlementaire debatten, na te gaan of aan deze twee voorwaarden is voldaan. In dit verband kan een wet die een reeds bestaande bestuurshandeling zuiver en eenvoudig „ratificeert”, en daarbij louter gewag maakt van dringende redenen van algemeen belang zonder dat eerst een wetgevingsprocedure ten gronde is gevoerd om aan die voorwaarden te voldoen, niet als een specifieke wet in de zin van deze bepaling worden aangemerkt en volstaat een dergelijke wet dus niet om een project van de werkingssfeer van richtlijn 85/337, zoals gewijzigd bij richtlijn 2003/35, uit te sluiten.

2)

Artikel 9, lid 2, van het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden, dat op 25 juni 1998 is ondertekend en namens de Europese Gemeenschap is goedgekeurd bij besluit 2005/370/EG van de Raad van 17 februari 2005, en artikel 10 bis van richtlijn 85/337, zoals gewijzigd bij richtlijn 2003/35, moeten aldus worden uitgelegd dat:

wanneer een binnen de werkingssfeer van deze bepalingen vallend project bij wet wordt vastgesteld, de vraag of deze wet aan de voorwaarden van artikel 1, lid 5, van deze richtlijn voldoet, overeenkomstig de nationale procedureregels moet kunnen worden voorgelegd aan een rechterlijke instantie of een bij wet ingesteld onafhankelijk en onpartijdig orgaan;

wanneer tegen een dergelijke wet geen beroep van de hiervóór aangegeven aard en strekking mogelijk is, elke op grond van haar bevoegdheid aangezochte nationale rechterlijke instantie de in het vorige streepje beschreven toetsing dient te verrichten en in voorkomend geval daar als gevolg aan dient te verbinden dat die wet buiten toepassing wordt gelaten.


(1)  PB C 153 van 4.7.2009.


Top