EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62008CA0389
Case C-389/08: Judgment of the Court (Fourth Chamber) of 6 October 2010 (reference for a preliminary ruling from the Grondwettelijk Hof (Belgium)) — Base NV, Euphony Benelux NV, Mobistar SA, Uninet International NV, T2 Belgium NV, KPN Belgium NV v Ministerraad (Electronic communications — Directive 2002/21/EC ( Framework Directive) — Articles 2(g), 3 and 4 — National regulatory authority — National legislature acting as national regulatory authority — Directive 2002/22/EC ( Universal Service Directive) — Networks and services — Article 12 — Costing of universal service obligations — Social component of universal service — Article 13 — Financing of universal service obligations — Determination of whether an unfair burden exists)
Zaak C-389/08: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 6 oktober 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Grondwettelijk Hof — België) — Base NV, Euphony Benelux NV, Mobistar SA, Uninet International NV, T2 Belgium NV, KPN Belgium NV/Ministerraad (Elektronische communicatie — Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) — Artikelen 2, sub g, 3 en 4 — Nationale regelgevende instantie — Nationale wetgever die optreedt als nationale regelgevende instantie — Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn) — Netwerken en diensten — Artikel 12 — Berekening van kosten van universeledienstverplichtingen — Sociaal element van universele dienst — Artikel 13 — Financiering van universeledienstverplichtingen — Bepaling van onredelijke last)
Zaak C-389/08: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 6 oktober 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Grondwettelijk Hof — België) — Base NV, Euphony Benelux NV, Mobistar SA, Uninet International NV, T2 Belgium NV, KPN Belgium NV/Ministerraad (Elektronische communicatie — Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) — Artikelen 2, sub g, 3 en 4 — Nationale regelgevende instantie — Nationale wetgever die optreedt als nationale regelgevende instantie — Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn) — Netwerken en diensten — Artikel 12 — Berekening van kosten van universeledienstverplichtingen — Sociaal element van universele dienst — Artikel 13 — Financiering van universeledienstverplichtingen — Bepaling van onredelijke last)
PB C 328 van 4.12.2010, p. 2–3
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
4.12.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 328/2 |
Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 6 oktober 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Grondwettelijk Hof — België) — Base NV, Euphony Benelux NV, Mobistar SA, Uninet International NV, T2 Belgium NV, KPN Belgium NV/Ministerraad
(Zaak C-389/08) (1)
(Elektronische communicatie - Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) - Artikelen 2, sub g, 3 en 4 - Nationale regelgevende instantie - Nationale wetgever die optreedt als nationale regelgevende instantie - Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn) - Netwerken en diensten - Artikel 12 - Berekening van kosten van universeledienstverplichtingen - Sociaal element van universele dienst - Artikel 13 - Financiering van universeledienstverplichtingen - Bepaling van onredelijke last)
2010/C 328/03
Procestaal: Nederlands
Verwijzende rechter
Grondwettelijk Hof
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partijen: Base NV, Euphony Benelux NV, Mobistar SA, Uninet International NV, T2 Belgium NV, KPN Belgium NV
Verwerende partij: Ministerraad
In tegenwoordigheid van: Belgacom NV
Voorwerp
Verzoek om een prejudiciële beslissing — Grondwettelijk Hof — België — Uitlegging van artikel 12 van richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (universeledienstrichtlijn) (PB L 108, blz. 51) — Berekening van de kosten van universeledienstverplichtingen — Geen individuele beoordeling
Dictum
1) |
Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (universeledienstrichtlijn) staat er in beginsel op zich niet aan in de weg dat de nationale wetgever optreedt als nationale regelgevende instantie in de zin van richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (kaderrichtlijn), voor zover hij in het kader van de uitoefening van deze functie voldoet aan de in deze richtlijnen gestelde voorwaarden inzake bevoegdheid, onafhankelijkheid, onpartijdigheid en transparantie en tegen de besluiten die hij in het kader van deze functie neemt een effectief beroep kan worden ingesteld bij een lichaam van beroep dat onafhankelijk is van de betrokken partijen, hetgeen door het Grondwettelijk Hof dient te worden gecontroleerd. |
2) |
Artikel 12 van richtlijn 2002/22 staat er niet aan in de weg dat de nationale regelgevende instantie op algemene wijze en op basis van de berekening van de nettokosten van de aanbieder van de universele dienst die voordien de enige aanbieder van deze dienst was, van oordeel is dat de levering van deze dienst een onredelijke last kan vormen voor de ondernemingen die thans zijn aangewezen om de universele dienst aan te bieden. |
3) |
Artikel 13 van richtlijn 2002/22 staat eraan in de weg dat deze instantie op dezelfde wijze en op basis van dezelfde berekening vaststelt dat deze ondernemingen hierdoor daadwerkelijk een onredelijke last moeten dragen, zonder de situatie van elk van deze ondernemingen specifiek te hebben onderzocht. |