Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61977CJ0005

Arrest van het Hof van 5 oktober 1977.
Carlo Tedeschi tegen Denkavit Commerciale s.r.l.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Pretura di Lodi - Italië.
Zaak 5-77.

Jurisprudentie 1977 -01555

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1977:144

61977J0005

ARREST VAN HET HOF VAN 5 OKTOBER 1977. - C. TEDESCHI TEGEN DENKAVIT COMMERCIALE SRL. - (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE PRETORE TE LODI). - ZAAK NO. 5/77.

Jurisprudentie 1977 bladzijde 01555
Griekse bijz. uitgave bladzijde 00475
Portugese bijz. uitgave bladzijde 00555


Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


1 . PREJUDICIELE VRAGEN - BEVOEGDHEDEN VAN HET HOF - GRENZEN

( EEG-VERDRAG , ART . 177 )

2 . LANDBOUW - VEEVOEDERS - TOEVOEGINGSMIDDELEN EN ONGEWENSTE STOFFEN - ONDERSCHEID

( RICHTLIJNEN VAN DE RAAD NR . 70/524 VAN 23 NOVEMBER 1970 EN NR . 74/63 VAN 17 DECEMBER 1973 )

3 . VRIJ VERKEER VAN GOEDEREN - IN HET VERDRAG VOORZIENE AFWIJKING - BEPERKING - HARMONISATIERICHTLIJN - NIET-TOEPASSELIJKHEID VAN ARTIKEL 36

4 . LANDBOUW - VEEVOEDERS - ONGEWENSTE STOFFEN - BEVOEGDHEDEN DER LID-STATEN

( RICHTLIJN NR . 74/63 , ART . 5 )

Samenvatting


1 . HET HOF MAG INGEVOLGE ARTIKEL 177 , WAARIN HET BEGINSEL DER ONDERLINGE ONAFHANKELIJKHEID VAN DE NATIONALE EN DE COMMUNAUTAIRE RECHTER IS NEERGELEGD , GEEN KENNIS NEMEN VAN DE FEITEN , NOCH OOK ZICH UITSPREKEN OVER DE OVERWEGINGEN WELKE TOT HET VERZOEK OM INTERPRETATIE HEBBEN GELEID . WANNEER EEN NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE DAN OOK OM UITLEGGING VAN EEN GEMEENSCHAPSVOORSCHRIFT VRAAGT , MOET WORDEN AANGENOMEN DAT ZIJ DEZE INTERPRETATIE VOOR DE BERECHTIGING VAN HET GESCHIL NODIG ACHT . HET HOF MAG DERHALVE VAN DE NATIONALE RECHTER GEEN UITDRUKKELIJKE VERKLARING VERLANGEN IN DIE ZIN , DAT HIJ DE TEKST WELKS UITLEGGING HEM GEBODEN VOORKOMT , VAN TOEPASSING ACHT . HET HOF KAN EVENWEL AAN DE NATIONALE RECHTER INTERPRETATIEGEGEVENS MET BETREKKING TOT HET GEMEENSCHAPSRECHT VERSCHAFFEN , DIE VOOR HEM VAN WAARDE KUNNEN ZIJN BIJ DE BEOORDELING VAN HET EFFECT VAN DE BEPALING WAAROP DE GESTELDE VRAGEN BETREKKING HEBBEN .

2 . DE RICHTLIJNEN NRS . 70/524 ( TOEVOEGINGSMIDDELEN ) EN 74/63 ( ONGEWENSTE STOFFEN ), OFSCHOON BEIDE BETREKKING HEBBEND OP DE SAMENSTELLING VAN DIERVOEDERS , MAKEN VOOR WAT HUN TOEPASSINGSGEBIED BETREFT ONDERSCHEID TUSSEN ENERZIJDS STOFFEN DIE OPZETTELIJK AAN DIERVOEDERS WORDEN TOEGEVOEGD TER VERBETERING VAN DE EIGENSCHAPPEN DAARVAN , EN ANDERZIJDS ONGEWENSTE STOFFEN DIE ONVERMIJDELIJK IN DIE VOEDERS VORKOMEN , HETZIJ VAN NATURE , HETZIJ ALS RESIDU VAN EERDERE BEHANDELINGEN WELKE DIE VOEDERS OF HUN BESTANDDELEN HEBBEN ONDERGAAN . ZO GEZIEN KAN EEN STOF DIE WEGENS EEN EERDERE TOEVOEGING , ZONDER VERBAND MET HET GEBRUIK VOOR DIERLIJKE VOEDING , NOODZAKELIJK AANWEZIG IS IN EEN DER BESTANDDELEN VAN HET DIERVOEDER ALS RESIDU VAN DE EERDERE BEREIDING VAN EEN ANDER PRODUKT , NIET ALS EEN TOEVOEGINGSMIDDEL WORDEN BESCHOUWD . DE CONTROLE OP DE AANWEZIGHEID VAN ZODANIGE STOF WORDT GEREGELD DOOR RICHTLIJN NR . 74/63 ( ONGEWENSTE STOFFEN ) EN NIET DOOR RICHTLIJN NR . 70/524 ( TOEVOEGINGSMIDDELEN ).

3 . ARTIKEL 36 HEEFT NIET TEN DOEL BEPAALDE ONDERWERPEN VOOR TE BEHOUDEN AAN DE UITSLUITENDE BEVOEGDHEID VAN DE LID-STATEN , DOCH LAAT SLECHTS TOE DAT IN DE NATIONALE WETGEVINGEN EEN UITZONDERING WORDT GEMAAKT OP HET BEGINSEL VAN HET VRIJE VERKEER , VOOR ZOVER ZULKS GERECHTVAARDIGD IS EN BLIJFT TER BEREIKING VAN DE IN DIT ARTIKEL GENOEMDE DOELSTELLINGEN . WANNEER MET TOEPASSING VAN ARTIKEL 100 EEG-VERDRAG DOOR COMMUNAUTAIRE RICHTLIJNEN WORDT VOORZIEN IN DE HARMONISATIE VAN DE MAATREGELEN DIE NODIG ZIJN TER BESCHERMING VAN DE GEZONDHEID VAN MENS EN DIER , EN GEMEENSCHAPPELIJKE PROCEDURES WORDEN INGESTELD VOOR HET TOEZICHT OP DE NALEVING DAARVAN , IS HET BEROEP OP ARTIKEL 36 NIET MEER GERECHTVAARDIGD EN VORMT DE HARMONISATIERICHTLIJN HET KADER WAARBINNEN DE GEEIGENDE CONTROLES MOETEN WORDEN UITGEVOERD EN DE BESCHERMENDE MAATREGELEN MOETEN WORDEN GETROFFEN .

4 . A ) OOK NA DE INWERKINGTREDING VAN HARMONISATIERICHTLIJN NR . 74/63 HEBBEN DE LID-STATEN , IN HET KADER VAN ARTIKEL 5 VAN DEZE RICHTLIJN EN ONDER DE DAARIN OMSCHREVEN MATERIELE EN FORMELE VOORWAARDEN , DE BEVOEGDHEID OM BEPAALDE STOFFEN DIE , OFSCHOON BEKEND BIJ DE VASTSTELLING VAN DE RICHTLIJN , NIET VOORKOMEN OP DE DAARBIJ GEVOEGDE LIJST , VOORLOPIG ALS ONGEWENST TE BESCHOUWEN , MITS DE GETROFFEN MAATREGELEN GELIJKELIJK VOOR NATIONALE EN UIT ANDERE LID-STATEN INGEVOERDE PRODUKTEN GELDEN .

B ) BEHOUDENS DE VERPLICHTING OM NIET TE DISCRIMINEREN TUSSEN INGEVOERDE EN NATIONALE PRODUKTEN , KAN EEN LID-STAAT OP GROND VAN ARTIKEL 5 VAN RICHTLIJN NR . 74/63 BIJ WEGE VAN VOORLOPIGE MAATREGEL HET TOEGELATEN MAXIMUMGEHALTE BEPALEN VAN EEN STOF DIE VOORKOMT IN GEIMPORTEERDE DIERVOEDERS OP BASIS VAN MELKPOEDER , OOK WANNEER IN HET VERLEDEN NOCH IN DE LID-STAAT VAN UITVOER NOCH IN DIE VAN INVOER OOIT EEN MAXIMUMGEHALTE WAS BEPAALD .

C ) KRACHTENS ARTIKEL 5 VAN RICHTLIJN NR . 74/63 MAG EEN LID-STAAT DE VERHANDELING VERBIEDEN VAN PRODUKTEN WELKE NIET BLIJKEN TE VOLDOEN AAN DE VOORLOPIGE NATIONALE MAATREGEL WELKE DE STAAT BEVOEGD WAS TE NEMEN . TEN AANZIEN VAN PRODUKTEN UIT ANDERE LID-STATEN KAN ZO EEN VERHANDELINGSVERBOD DE VORM AANNEMEN VAN EEN INVOERVERBOD .

Partijen


IN DE ZAAK 5/77 ,

BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG VAN DE PRETORE TE LODI , IN HET ALDAAR AANHANGIG GEDING TUSSEN

CARLO TEDESCHI

EN

DENKAVIT COMMERCIALE SRL ,

INTERVENIENTEN :

- INTERSYNDICALE DES FABRICANTS D ' ALIMENTS D ' ALLAITEMENT , TE PARIJS ,

- FACHVERBAND DER FUTTERMITTELINDUSTRIE EV , TE BONN ,

- VERENIGING VAN NEDERLANDSE MENGVOEDERFABRIKANTEN , TE ' S-GRAVENHAGE ,

Onderwerp


OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING INZAKE DE UITLEGGING VAN RICHTLIJN NR . 74/63/EEG VAN DE RAAD VAN 17 DECEMBER 1973 ( PB L 38 VAN 1974 , BLZ . 31 ) EN DE GELDIGHEID VAN ARTIKEL 5 VAN DEZE RICHTLIJN ,

Overwegingen van het arrest


1 OVERWEGENDE DAT DE PRETORE TE LODI BIJ BESCHIKKING VAN 17 DECEMBER 1976 , INGEKOMEN TER GRIFFIE VAN HET HOF OP 11 JANUARI 1977 , KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG EEN AANTAL VRAGEN HEEFT GESTELD INZAKE ENERZIJDS DE UITLEGGING VAN RICHTLIJN NR . 74/63/EEG VAN DE RAAD VAN 17 DECEMBER 1973 TOT VASTSTELLING VAN MAXIMUMGEHALTEN AAN ONGEWENSTE STOFFEN EN PRODUKTEN IN DIERVOEDERS ( PB 1974 , L 38 ) EN MET NAME VAN ARTIKEL 5 , EN ANDERZIJDS DE GELDIGHEID VAN GENOEMD ARTIKEL 5 ;

2 DAT DEZE VRAGEN ZIJN GESTELD IN HET KADER VAN EEN GEDING BETREFFENDE DE NIET NAKOMING VAN EEN OVEREENKOMST TOT LEVERING VAN DIERVOEDERS OP BASIS VAN MELKPOEDER , WAARIN VERWEERSTER IN HET HOOFDGEDING DE NIET-LEVERING RECHTVAARDIGT MET DE STELLING DAT DE WAAR DOOR DE ITALIAANSE KEURINGSDIENST OP ONWETTIGE WIJZE AAN DE GRENS IS TEGENGEHOUDEN , OP GROND DAT ZIJ EEN GROTER GEHALTE AAN KALIUMNITRATEN HAD DAN DOOR DIE DIENST WAS TOEGESTAAN ;

3 DAT DEZE MAATREGEL IS GENOMEN INGEVOLGE EEN SPOEDCIRCULAIRE ( BIGLIETTO URGENTE ) VAN HET ITALIAANSE MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID VAN 7 SEPTEMBER 1976 , GERICHT AAN DE VETERINAIRE DIENSTEN AAN DE GRENZEN , IN DE HAVENS EN OP DE LUCHTHAVENS EN AAN DE PROVINCIALE DIENSTEN , WAARIN DE INVOER VAN DIERVOEDERS OP BASIS VAN MELK WERD VERBODEN BIJ EEN NITRAATGEHALTE VAN MEER DAN 30 PPM IN VOLLE- EN MAGERE-MELKPOEDER EN MEER DAN 50 PPM IN WEIPOEDER ;

4 DAT DE ITALIAANSE MAATREGELEN VOLGENS VERWEERSTER EN INTERVENIENTEN IN HET HOOFDGEDING IN STRIJD ZIJN MET RICHTLIJN NR . 74/63 ;

5 OVERWEGENDE DAT DEZE RICHTLIJN VOLGENS HAAR VIERDE OVERWEGING TEN DOEL HEEFT OM , OFSCHOON DE AANWEZIGHEID VAN ONGEWENSTE STOFFEN OF PRODUKTEN IN DIERVOEDERS NIET VOLLEDIG KAN WORDEN UITGESLOTEN , ALTHANS HUN GEHALTE ZO TE BEPERKEN , DAT ZICH GEEN SCHADELIJKE GEVOLGEN VOORDOEN VOOR DE GEZONDHEID VAN HET DIER OF , DOOR HUN AANWEZIGHEID IN DIERLIJKE PRODUKTEN , VOOR DE GEZONDHEID VAN DE MENS ;

6 DAT VOLGENS ARTIKEL 3 VAN DE RICHTLIJN ' ' DE LID-STATEN VOORSCHRIJVEN DAT DE IN DE BIJLAGE VERMELDE STOFFEN EN PRODUKTEN SLECHTS ONDER DE IN DEZE BIJLAGE VASTGESTELDE VOORWAARDEN ' ' - DAT WIL ZEGGEN TOT EEN MAXIMUMGEHALTE - ' ' IN DIERVOEDERS WORDEN TOEGELATEN ' ' ;

7 DAT VOLGENS ARTIKEL 7 ' ' DE LID-STATEN EROP TOEZIEN DAT DIERVOEDERS DIE AAN DEZE RICHTLIJN VOLDOEN , TEN AANZIEN VAN DE AANWEZIGHEID VAN ONGEWENSTE STOFFEN EN PRODUKTEN AAN GEEN ANDERE HANDELSBEPERKINGEN WORDEN ONDERWORPEN ' ' ;

8 DAT EVENWEL INGEVOLGE ARTIKEL 5 , LID 1 , EEN LID-STAAT , INDIEN HIJ MEENT ' ' DAT EEN IN DE BIJLAGE VASTGESTELD MAXIMUMGEHALTE OF EEN NIET IN DE BIJLAGE VERMELDE STOF , DAN WEL EEN NIET DAARIN VERMELD PRODUKT GEVAAR OPLEVERT VOOR DE GEZONDHEID VAN MENS OF DIER , (. . .) DIT GEHALTE VOORLOPIG KAN VERLAGEN , EEN MAXIMUMGEHALTE VASTSTELLEN OF DIE AANWEZIGHEID VAN DEZE STOFFEN OF DIT PRODUKT IN DIERVOEDERS VERBIEDEN . HIJ STELT DE ANDERE LID-STATEN EN DE COMMISSIE ONVERWIJLD IN KENNIS VAN DE GETROFFEN MAATREGELEN EN GEEFT DAARBIJ EEN TOELICHTING ' ' ;

9 DAT INGEVAL EEN LID-STAAT EEN VOORLOPIGE MAATREGEL ALS BEDOELD IN HET EERSTE LID NEEMT , VOLGENS ARTIKEL 5 , LID 2 , ONVERWIJLD EEN BESLUIT INZAKE EVENTUELE WIJZIGING VAN DE BIJLAGE MOET WORDEN GENOMEN OVEREENKOMSTIG DE PROCEDURE VAN ARTIKEL 10 VAN DE RICHTLIJN ;

10 DAT ARTIKEL 2 VOORTS BEPAALT : ' ' ZOLANG DOOR DE RAAD OF DOOR DE COMMISSIE GEEN BESLISSING IS GETROFFEN , KAN DE LID-STAAT DE DOOR HEM TEN UITVOER GELEGDE MAATREGELEN HANDHAVEN ' ' ;

11 OVERWEGENDE DAT BLIJKENS HET DOSSIER DE ITALIAANSE AUTORITEITEN REEDS OP 27 JULI 1976 DE AANDACHT VAN DE COMMISSIE HEBBEN GEVESTIGD OP ' ' HET VOORKOMEN VAN EEN GEHALTE VAN 40 TOT 4 000 PPM ( MG/KG ) KALIUMNITRAAT , ALS RESIDU VAN DE BEREIDING VAN SOMMIGE SOORTEN KAAS , IN BEPAALDE PARTIJEN WEI UIT FRANKRIJK , NEDERLAND EN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND ' ' , MET HET VERZOEK ' ' HET PROBLEEM VAN DE HARMONISATIE VAN DE NATIONALE WETGEVINGEN OP HET STUK VAN DE AANWEZIGHEID VAN DEZE STOF TE ONDERZOEKEN ' ' ;

12 DAT DE ITALIAANSE AUTORITEITEN , NA BIJ SPOEDCIRCULAIRE VAN 5 AUGUSTUS 1976 TE HEBBEN BESLOTEN TOT VERSCHERPING VAN DE LABORATORIUM-CONTROLE OP INGEVOERDE PARTIJEN WEI EN SAMENGESTELDE VOEDERMIDDELEN WAARIN WEI IS VERWERKT , EN HET TOELAATBARE MAXIMUMGEHALTE AAN NITRAAT AANVANKELIJK TE HEBBEN VASTGESTELD OP 1 PPM , OP 7 SEPTEMBER 1976 DE LITIGIEUZE MAATREGELEN HEBBEN GENOMEN ;

13 DAT ZIJ , NA EEN NOTAWISSELING IN AUGUSTUS EN SEPTEMBER MET DE COMMUNAUTAIRE INSTANTIES , OP 7 OKTOBER 1976 DE COMMISSIE BIJ WIJZE VAN TOELICHTING ALS BEDOELD IN ARTIKEL 5 , LID 1 , VAN DE RICHTLIJN , EEN TOXICOLOGISCHE DOCUMENTATIE HEBBEN TOEGEZONDEN ;

14 OVERWEGENDE DAT DE ITALIAANSE REGERING DE RELEVANTIE VAN DE GESTELDE VRAGEN VOOR DE BESLISSING VAN HET HOOFDGEDING BETWIST , DAARTOE STELLENDE DAT DE LITIGIEUZE MAATREGEL NIET IS GENOMEN OP BASIS VAN ARTIKEL 5 VAN RICHTLIJN NR . 74/63 , DOCH IN OVEREENSTEMMING MET ' S RAADS RICHTLIJN NR . 70/524 VAN 23 NOVEMBER 1970 BETREFFENDE TOEVOEGINGSMIDDELEN IN DE VEEVOEDING ( PB L 270 VAN 14 . 12 . 1970 , BLZ . 1 );

15 DAT HET ONDERSCHEID TUSSEN DE TOEPASSINGSGEBIEDEN VAN DEZE BEIDE RICHTLIJNEN VAN BELANG IS , OMDAT ELKE COMMERCIALISATIE VAN VOEDERS DIE NIET TOEGELATEN TOEVOEGINGSMIDDELEN BEVATTEN , ZONDER MEER VERBODEN IS , TERWIJL MET BETREKKING TOT ONGEWENSTE STOFFEN HET COMMERCIALISATIEVERBOD - BEHOUDENS ARTIKEL 5 EN DE PROCEDURE VAN ARTIKEL 10 - SLECHTS GELDT VOOR VOEDERS DIE DE IN DE BIJLAGE VAN DE RICHTLIJN MET NAME GENOEMDE ONGEWENSTE STOFFEN BEVATTEN ;

16 DAT ZO HET IN DE INGEVOERDE VOEDERS AANGETROFFEN KALIUMNITRAAT ALS EEN NIET TOEGELATEN TOEVOEGINGSMIDDEL WAS TE BESCHOUWEN , HET ITALIAANSE VERBOD ZONDER MEER GERECHTVAARDIGD WAS EN BOVENDIEN NIET BEHOEFDE TE WORDEN GEVOLGD DOOR STAPPEN TER INLEIDING VAN DE PROCEDURE VAN ARTIKEL 10 VAN RICHTLIJN NR . 74/63 MET HET OOG OP EVENTUELE AANVULLING VAN DE LIJST VAN ONGEWENSTE STOFFEN ;

17 OVERWEGENDE DAT HET HOF INGEVOLGE ARTIKEL 177 , WAARIN HET BEGINSEL DER ONDERLINGE ONAFHANKELIJKHEID VAN DE NATIONALE EN DE COMMUNAUTAIRE RECHTER IS NEERGELEGD , GEEN KENNIS MAG NEMEN VAN DE FEITEN , NOCH OOK ZICH UITSPREKEN OVER DE OVERWEGINGEN WELKE TOT HET VERZOEK OM INTERPRETATIE HEBBEN GELEID ;

18 DAT DAN OOK , WANNEER EEN NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OM UITLEGGING VAN EEN GEMEENSCHAPSVOORSCHRIFT VRAAGT , MOET WORDEN AANGENOMEN DAT ZIJ DEZE INTERPRETATIE VOOR DE BERECHTING VAN HET GESCHIL NODIG ACHT ;

19 DAT HET HOF VAN DE NATIONALE RECHTER DERHALVE GEEN UITDRUKKELIJKE VERKLARING MAG VERLANGEN IN DIE ZIN , DAT HIJ DE TEKST WELKS UITLEGGING HEM GEBODEN VOORKOMT , VAN TOEPASSING ACHT ;

20 OVERWEGENDE DAT HET HOF EVENWEL AAN DE NATIONALE RECHTER INTERPRETATIEGEGEVENS MET BETREKKING TOT HET GEMEENSCHAPSRECHT KAN VERSCHAFFEN , DIE VOOR HEM VAN WAARDE KUNNEN ZIJN BIJ DE BEOORDELING VAN HET EFFECT VAN DE BEPALING WAAROP DE GESTELDE VRAGEN BETREKKING HEBBEN ;

21 OVERWEGENDE DAT IN RICHTLIJN NR . 74/63 ( ONGEWENSTE STOFFEN ) WORDT BEPAALD DAT ZIJ GELDT ' ' ONVERMINDERD ' ' DIE VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE TOEVOEGINGSMIDDELEN IN DIERVOEDING , WESHALVE HET VOOR EEN ZINVOLLE UITLEGGING VAN HAAR BEPALINGEN VAN BELANG IS HAAR TOEPASSINGSGEBIED TEN OPZICHTE VAN RICHTLIJN NR . 70/524 ( TOEVOEGINGSMIDDELEN ) NADER TE OMSCHRIJVEN ;

22 OVERWEGENDE DAT VOLGENS ARTIKEL 2 VAN RICHTLIJN NR . 70/524 ONDER ' ' TOEVOEGINGSMIDDELEN ' ' WORDEN VERSTAAN : STOFFEN DIE , WANNEER ZIJ WORDEN VERWERKT IN VEEVOEDERS , INVLOED KUNNEN UITOEFENEN OP DE EIGENSCHAPPEN VAN DE VEEVOEDERS OF OP DE PRODUKTIE VAN DIEREN ;

23 DAT IN DE VIJFDE OVERWEGING VAN DEZE RICHTLIJN WORDT TOEGELICHT DAT ONDER TOEVOEGINGSMIDDELEN ' ' OVER HET ALGEMEEN WORDEN VERSTAAN STOFFEN DIE EEN GUNSTIGE INVLOED UITOEFENEN OP DE VEEVOEDERS WAARIN ZIJ WORDEN VERWERKT , ALSOOK OP DE PRODUKTIE VAN DIEREN ' ' ;

24 OVERWEGENDE DAT RICHTLIJN NR . 74/63 WELISWAAR GEEN DEFINITIE GEEFT VAN HET GEGRIP ' ' ONGEWENSTE STOFFEN EN PRODUKTEN ' ' , DOCH IN DE DERDE EN VIERDE OVERWEGING NIETTEMIN VERKLAART DAT HET GAAT OM ONGEWENSTE STOFFEN OF PRODUKTEN WELKE ' ' DIERVOEDERS VAAK BEVATTEN ' ' EN WAARVAN ' ' DE AANWEZIGHEID NIET VOLLEDIG KAN WORDEN UITGESLOTEN ' ' ;

25 OVERWEGENDE DAT UIT HET DOSSIER EN UIT DE OPMERKINGEN VAN PARTIJEN TER OPENBARE TERECHTZITTING BLIJKT DAT DE AANWEZIGHEID VAN KALIUMNITRAAT IN DE GEIMPORTEERDE VOEDERS BOVEN DE DOOR DE ITALIAANSE REGERING BEPAALDE MAXIMUMGEHALTEN HET GEVOLG IS VAN DE VERMENGING VAN MAGERE-MELKPOEDER MET EEN HOEVEELHEID WEI , EEN AFVALPRODUKT VAN DE KAASBEREIDING , WAARBIJ NITRAAT ALS CONSERVERINGSMIDDEL WORDT GEBRUIKT ;

26 DAT IN DE OPVATTING VAN DE ITALIAANSE REGERING HET BIJ DE KAASBEREIDING TOEGEVOEGDE NITRAAT OOK IN DE LATERE GEBRUIKSFASEN VAN WEI EEN TOEVOEGINGSMIDDEL BLIJFT EN NIET KAN WORDEN AANGEMERKT ALS EEN STOF DIE VAN NATURE OF ONVERMIJDELIJK AANWEZIG IS IN DIERVOEDERS WAARIN WEI IS VERWERKT ;

27 DAT DAARENTEGEN VERWEERSTER IN HET HOOFDGEDING EN DE COMMISSIE BETOGEN DAT HET NITRAAT , DAT NIET OPZETTELIJK AAN DIERVOEDERS OP BASIS VAN MELKPOEDER IS TOEGEVOEGD DOCH ZICH DAARIN REEDS BEVOND ALS RESIDU UIT EEN EERDERE PRODUKTIEFASE VAN MELKPOEDER EN KAAS , NIET ALS EEN TOEVOEGINGSMIDDEL KAN WORDEN BESCHOUWD ;

28 OVERWEGENDE DAT UIT DE VERGELIJKING VAN VORENAANGEHAALDE OVERWEGINGEN VAN DE RICHTLIJNEN NR . 70/524 ( TOEVOEGINGSMIDDELEN ) EN 74/63 ( ONGEWENSTE STOFFEN ) VOLGT DAT DEZE , OFSCHOON BEIDE BETREKKING HEBBEND OP DE SAMENSTELLING VAN DIERVOEDERS , VOOR WAT HUN TOEPASSINGSGEBIED BETREFT ONDERSCHEID MAKEN TUSSEN ENERZIJDS STOFFEN DIE OPZETTELIJK AAN DIERVOEDERS WORDEN TOEGEVOEGD TER VERBETERING VAN DE EIGENSCHAPPEN DAARVAN , EN ANDERZIJDS ONGEWENSTE STOFFEN DIE ONVERMIJDELIJK IN DIE VOEDERS VOORKOMEN , HETZIJ VAN NATURE , HETZIJ ALS RESIDU VAN EERDERE BEHANDELINGEN WELKE DIE VOEDERS OF HUN BESTANDDELEN HEBBEN ONDERGAAN ;

29 DAT ZO GEZIEN EEN STOF DIE WEGENS EEN EERDERE TOEVOEGING , ZONDER VERBAND MET HET GEBRUIK VOOR DIERLIJKE VOEDING , NOODZAKELIJK AANWEZIG IS IN EEN DER BESTANDDELEN VAN HET DIERVOEDER ALS RESIDU VAN DE EERDERE BEREIDING VAN EEN ANDER PRODUKT , NIET ALS EEN TOEVOEGINGSMIDDEL KAN WORDEN BESCHOUWD ;

30 DAT DE CONTROLE OP DE AANWEZIGHEID VAN ZODANIGE STOF WORDT GEREGELD DOOR RICHTLIJN NR . 74/63 ( ONGEWENSTE STOFFEN ) EN NIET DOOR RICHTLIJN NR . 70/524 ( TOEVOEGINGSMIDDELEN );

DE EERSTE VRAAG

31 OVERWEGENDE DAT IN DE EERSTE PLAATS IN WEZEN WORDT GEVRAAGD OF DE LID-STATEN IN HET KADER VAN RICHTLIJN NR . 74/63 EN MET HET OOG OP EVENTUELE TOEPASSING VAN DE VOORLOPIGE MAATREGEL BEDOELD IN ARTIKEL 5 , NOG DE BEVOEGDHEID HEBBEN BEPAALDE STOFFEN ( IN CASU NITRATEN ) ONGEWENST TE VERKLAREN , DIE , OFSCHOON REEDS BEKEND BIJ DE VASTSTELLING EN OPNEMING IN DE NATIONALE RECHTSORDE VAN RICHTLIJN NR . 74/63 , NIET ZIJN OPGENOMEN IN DE BIJ DE RICHTLIJN GEVOEGDE LIJST VAN ONGEWENSTE STOFFEN ;

32 OVERWEGENDE DAT VOLGENS ARTIKEL 1 , SUB G , VAN VERORDENING NR . 804/68 VAN DE RAAD VAN 27 JUNI 1968 ( PB L 148 VAN 28 . 6 . 1968 , BLZ . 13 ) HOUDENDE EEN GEMEENSCHAPPELIJK ORDENING DER MARKTEN IN DE SECTOR MELK EN ZUIVELPRODUKTEN , DIERVOEDERS OP BASIS VAN MELKPRODUKTEN ONDER DEZE MARKTORDENING VALLEN EN VOLGENS ARTIKEL 22 DERZELFDER VERORDENING VRIJELIJK TUSSEN DE LID-STATEN MOETEN KUNNEN CIRCULEREN ;

33 OVERWEGENDE DAT DE NATIONALE MAATREGELEN BETREFFENDE DE SAMENSTELLING VAN DIERVOEDERS IN BEPAALDE GEVALLEN MAATREGELEN VAN GELIJKE WERKING ALS KWANTITATIEVE BEPERKINGEN KUNNEN VORMEN , WELKE ECHTER , WANNEER ZIJ ZIJN GERECHTVAARDIGD UIT HOOFDE VAN BESCHERMING VAN DE GEZONDHEID VAN MENS OF DIER , ONDER DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 36 EEG-VERDRAG KUNNEN VALLEN ;

34 DAT ARTIKEL 36 ECHTER NIET TEN DOEL HEEFT BEPAALDE ONDERWERPEN VOOR TE BEHOUDEN AAN DE UITSLUITENDE BEVOEGDHEID VAN DE LID-STATEN , DOCH SLECHTS TOELAAT DAT IN DE NATIONALE WETGEVINGEN EEN UITZONDERING WORDT GEMAAKT OP HET BEGINSEL VAN HET VRIJE VERKEER , VOOR ZOVER ZULKS GERECHTVAARDIGD IS EN BLIJFT TER BEREIKING VAN DE IN DIT ARTIKEL GENOEMDE DOELSTELLINGEN ;

35 DAT WANNEER MET TOEPASSING VAN ARTIKEL 100 EEG-VERDRAG DOOR COMMUNAUTAIRE RICHTLIJNEN WORDT VOORZIEN IN DE HARMONISATIE VAN DE MAATREGELEN DIE NODIG ZIJN TER BESCHERMING VAN DE GEZONDHEID VAN MENS EN DIER , EN GEMEENSCHAPPELIJKE PROCEDURES WORDEN INGESTELD VOOR HET TOEZICHT OP DE NALEVING DAARVAN , HET BEROEP OP ARTIKEL 36 NIET MEER GERECHTVAARDIGD IS EN DE HARMONISATIERICHTLIJN HET KADER VORMT WAARBINNEN DE GEEIGENDE CONTROLES MOETEN WORDEN UITGEVOERD EN DE BESCHERMENDE MAATREGELEN MOETEN WORDEN GETROFFEN ;

36 OVERWEGENDE DAT MET DE VASTSTELLING VAN RICHTLIJN NR . 74/63 EN DE INVOERING VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE CONTROLEPROCEDURE WERD BEOOGD DE NATIONALE BEPALINGEN TE HARMONISEREN ;

37 OVERWEGENDE DAT EVENWEL , IN HET KADER VAN DE TOT STAND GEBRACHTE HARMONISATIE , DE LID-STATEN INGEVOLGE ARTIKEL 5 BIJ WEGE VAN VOORLOPIGE MAATREGEL OP HUN GRONDGEBIED DE VERHANDELING MOGEN VERBIEDEN VAN DIERVOEDERS DIE STOFFEN BEVATTEN WELKE , OFSCHOON NIET VERMELD IN DE BIJLAGE VAN DE RICHTLIJN , ONGEWENST KUNNEN ZIJN VOOR DE GEZONDHEID VAN MENS OF DIER ;

38 DAT OFSCHOON INGEVOLGE DE ARTIKELEN 6 EN 9 VAN DE RICHTLIJN DE LIJST VAN ONGEWENSTE STOFFEN VOLGENS EEN COMMUNAUTAIRE PROCEDURE KAN WORDEN GEWIJZIGD IN VERBAND MET DE ONTWIKKELING VAN DE WETENSCHAPPELIJKE OF TECHNISCHE KENNIS , HET NIETTEMIN GERECHTVAARDIGD WAS OOK EEN MIDDEL TE BIEDEN OM TE VOORZIEN IN EEN LACUNE IN DE GEHARMONISEERDE WETGEVINGEN WANNEER ZICH EEN GEVAAR VOORDOET WAARTEGEN ONVERWIJLD MOET WORDEN OPGETREDEN ;

39 DAT DE IN ARTIKEL 5 BEDOELDE GEBEURLIJKHEID OOK HET GEVAL OMVAT DAT VOORHEEN ONSCHADELIJK GEACHTE STOFFEN WEL SCHADELIJK BLIJKEN TE ZIJN , MET NAME WANNEER ZIJ EERST ALS ONSCHADELIJK WERDEN BESCHOUWD VANWEGE DE UITERST GERINGE HOEVEELHEDEN WAARIN ZIJ VOORKWAMEN , TERWIJL LATER BLIJKT DAT ZIJ IN ANDERE MENGVOEDERS OF IN VOEDERS MET ANDERE MENGVERHOUDINGEN AANWEZIG ZIJN IN HOEVEELHEDEN DIE ZE ONGEWENST KUNNEN MAKEN ;

40 DAT DERHALVE OP DE EERSTE VRAAG MOET WORDEN GEANTWOORD DAT OOK NA DE INWERKINGTREDING VAN HARMONISATIERICHTLIJN NR . 74/63 DE LID-STATEN , IN HET KADER VAN ARTIKEL 5 VAN DEZE RICHTLIJN EN ONDER DE DAARIN OMSCHREVEN MATERIELE EN FORMELE VOORWAARDEN , DE BEVOEGDHEID HEBBEN OM BEPAALDE STOFFEN DIE , OFSCHOON BIJ DE VASTSTELLING VAN RICHTLIJN NR . 74/63 BEKEND , NIET VOORKOMEN OP DE DAARBIJ GEVOEGDE LIJST , VOORLOPIG ALS ONGEWENST TE BESCHOUWEN , MITS DE GETROFFEN MAATREGELEN GELIJKELIJK VOOR NATIONALE EN UIT ANDERE LID-STATEN INGEVOERDE PRODUKTEN GELDEN ;

DE TWEEDE VRAAG

41 OVERWEGENDE DAT IN DE TWEEDE PLAATS IN WEZEN WORDT GEVRAAGD OF EEN LID-STAAT OP GROND VAN ARTIKEL 5 VAN RICHTLIJN NR . 74/63 EENZIJDIG HET MAXIMUMGEHALTE KAN BEPALEN VAN EEN STOF VOORKOMEND IN GEIMPORTEERDE DIERVOEDERS OP BASIS VAN MELKPOEDER , WANNEER IN HET VERLEDEN NOCH IN HET LAND VAN UITVOER NOCH IN HET LAND VAN INVOER OOIT EEN MAXIMUMGEHALTE WAS BEPAALD ;

42 OVERWEGENDE DAT OM DE BIJ DE BEANTWOORDING VAN DE EERSTE VRAAG UITEENGEZETTE REDENEN - EN BEHOUDENS DE VERPLICHTING OM NIET TE DISCRIMINEREN TUSSEN INGEVOERDE EN NATIONALE PRODUKTEN - DEZE TWEEDE VRAAG BEVESTIGEND MOET WORDEN BEANTWOORD ;

43 DAT HET IMMERS NIET KAN WORDEN UITGESLOTEN DAT STOFFEN DIE VOORHEEN NIET ALS ONGEWENST WERDEN BESCHOUWD OMDAT DIERVOEDERS ZODANIG WAREN SAMENGESTELD , DAT DIE STOFFEN SLECHTS IN UITERST GERINGE HOEVEELHEDEN ERIN VOORKWAMEN , IN ANDERE MENGSELS IN ZULKE HOEVEELHEDEN AANWEZIG ZIJN , DAT ZIJ VANWEGE DAT GEHALTE ONGEWENST KUNNEN WORDEN GEACHT ;

DE DERDE VRAAG

44 OVERWEGENDE DAT IN DE DERDE PLAATS IN HOOFDZAAK WORDT GEVRAAGD OF EEN LID-STAAT DIE ARTIKEL 5 , LID 1 , VAN DE RICHTLIJN TOEPAST , AAN DIT ARTIKEL 5 DE BEVOEGDHEID ONTLEENT DE INVOER VAN HET BETROKKEN PRODUKT UIT EEN ANDERE LID-STAAT TEGEN TE HOUDEN ;

45 OVERWEGENDE DAT WANNEER ARTIKEL 5 , LID 1 , VAN RICHTLIJN NR . 74/63 DE LID-STAAT MACHTIGT OM VOORLOPIG ZOWEL AAN NATIONALE ALS AAN INGEVOERDE PRODUKTEN ANDERE VOORWAARDEN TE STELLEN DAN DIE WELKE IN DIE RICHTLIJN ZIJN VOORZIEN , HIJ OOK DE VERHANDELING VAN PRODUKTEN DIE NIET AAN DE VOORLOPIGE NATIONALE BEPALING BLIJKEN TE VOLDOEN , MOET KUNNEN VERBIEDEN ;

46 DAT EEN DERGELIJK VERBOD TOT VERHANDELING OP DE NATIONALE MARKT TEN AANZIEN VAN PRODUKTEN UIT DE ANDERE LID-STATEN DE VORM KAN AANNEMEN VAN EEN INVOERVERBOD , DAAR DE INVOER VOOR WAT DE TOEPASSING VAN DE RICHTLIJN BETREFT , IS TE BESCHOUWEN ALS EEN EERSTE VERHANDELING OP HET GRONDGEBIED VAN DE LID-STAAT ;

47 DAT ZO EEN VERBOD ECHTER NIET VAN ALGEMENE AARD MAG ZIJN EN SLECHTS BETREKKING KAN HEBBEN OP DE PARTIJEN GOEDEREN WAARVAN BIJ - EVENTUEEL STEEKPROEFSGEWIJZE - CONTROLE ZOU BLIJKEN DAT ZIJ STOFFEN BEVATTEN DIE IN HET KADER VAN ARTIKEL 5 VAN DE RICHTLIJN VOORLOPIG ONGEWENST WORDEN GEACHT .

DE VIERDE VRAAG

48 OVERWEGENDE DAT , ZO DE EERSTE DRIE VRAGEN BEVESTIGEND ZOUDEN WORDEN BEANTWOORD , TEN SLOTTE WORDT GEVRAAGD OF ARTIKEL 5 VAN DE RICHTLIJN GELDIG MOET WORDEN GEACHT , VOOR ZOVER HET DE BEVOEGDHEDEN VAN DE LID-STATEN UITBREIDT TOT BUITEN DE GRENZEN DIE IN ARTIKEL 36 ALS GERECHTVAARDIGD WORDEN BESCHOUWD , DOOR HUN TOE TE STAAN ZICH MET EEN BEROEP OP DE LAATSTE ZIN VAN ARTIKEL 10 ZONDER STRIKT VASTGELEGDE TIJDSLIMIETEN TE ONTTREKKEN AAN DE RECHTSTREEKS TOEPASSELIJKE BEPALINGEN VAN ARTIKEL 30 EEG-VERDRAG EN AAN DE BEPALINGEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ORDENING DER LANDBOUWMARKTEN ;

49 OVERWEGENDE DAT DE LID-STATEN INGEVOLGE DE RICHTLIJN WELISWAAR VERPLICHT ZIJN GEMEENSCHAPPELIJKE REGELS VAST TE STELLEN MET BETREKKING TOT DE AANWEZIGHEID VAN SCHADELIJKE OF ONGEWENSTE STOFFEN IN DIERVOEDERS , DOCH NIETTEMIN AAN ARTIKEL 5 BEOORDELINGSBEVOEGDHEID ONTLENEN OM AANVULLENDE MAATREGELEN VAN VOORLOPIGE AARD TE TREFFEN MET BETREKKING TOT ANDERE STOFFEN DAN WEL HET GEHALTE AAN STOFFEN DIE IN DE BIJLAGE VAN DE RICHTLIJN ZIJN GENOEMD ;

50 DAT WANNEER EEN LID-STAAT EEN VOORLOPIGE MAATREGEL IN DE ZIN VAN ARTIKEL 5 , LID 1 , HEEFT GETROFFEN , LID 2 VOORSCHRIJFT DAT OVEREENKOMSTIG DE PROCEDURE VAN ARTIKEL 10 VAN DE RICHTLIJN ONVERWIJLD WORDT BESLOTEN OF DE BIJLAGE DIENT TE WORDEN GEWIJZIGD ;

51 OVERWEGENDE DAT VERWEERSTER IN HET HOOFDGEDING TOT STAVING VAN HAAR BEWERING DAT ARTIKEL 5 VAN DE RICHTLIJN ONGELDIG IS , AANVOERT DAT DE PROCEDURE VAN ARTIKEL 10 ALS GEVOLG VAN DE LAATSTE ZINSNEDE VAN DIT ARTIKEL IN BEPAALDE GEVALLEN KAN LEIDEN TOT EEN ONBEPAALDE VERLENGING VAN DE VOORLOPIGE MAATREGEL ;

52 OVERWEGENDE DAT ARTIKEL 10 , LID 4 , BEPAALT DAT EEN BESLUIT TOT WIJZIGING VAN DE BIJLAGE HETZIJ WORDT GENOMEN DOOR DE COMMISSIE IN OVEREENSTEMMING MET HET ADVIES VAN HET PERMANENT COMITE VOOR VEEVOEDERS , HETZIJ , WANNEER DE COMMISSIE DIT ADVIES NIET OVERNEEMT OF BIJ GEBREKE VAN EEN ADVIES , DOOR DE RAAD OP VOORSTEL VAN DE COMMISSIE ;

53 DAT LID 4 VOORTS BEPAALT DAT ' ' INDIEN NA VERLOOP VAN EEN TERMIJN VAN 15 DAGEN TE REKENEN VANAF DE INDIENING VAN HET VOORSTEL BIJ DE RAAD , DEZE DE MAATREGELEN NIET HEEFT VASTGESTELD , DE VOORGESTELDE MAATREGELEN DOOR DE COMMISSIE WORDEN GENOMEN EN ONMIDDELLIJK TEN UITVOER GEBRACHT , TENZIJ DE RAAD ZICH MET EENVOUDIGE MEERDERHEID VAN STEMMEN TEGEN GENOEMDE MAATREGELEN HEEFT UITGESPROKEN ' ' ;

54 DAT DE LAATSTE ZIN VAN ARTIKEL 10 ZICH ER INDERDAAD TEGEN VERZET DAT DE COMMISSIE , WANNEER HAAR VOORSTEL DOOR DE RAAD IS VERWORPEN EN DEZE IN DAT GEVAL OOK NALAAT EEN ANDERE OPLOSSING TE FORMULEREN , HET DOOR DE RAAD AFGEWEZEN VOORSTEL TEN UITVOER LEGT ;

55 DAT DE COMMISSIE EVENWEL BEVOEGD BLIJFT OVEREENKOMSTIG DE PROCEDURE VAN LID 4 , EERSTE ALINEA , ELKE ANDERE MAATREGEL TE NEMEN DIE ZIJ GEWENST ACHT ;

56 DAT DE LAATSTE ALINEA VAN ARTIKEL 10 DE COMMISSIE DUS NIET VAN HAAR MOGELIJKHEID TOT HANDELEN BEROOFT NOCH EEN ONBEPAALDE VERLENGING VAN DE VOORLOPIGE NATIONALE MAATREGEL MOGELIJK MAAKT ;

57 DAT MITSDIEN MOET WORDEN GECONCLUDEERD DAT BIJ ONDERZOEK VAN DE VIERDE VRAAG NIET IS GEBLEKEN VAN GEGRONDE BEZWAREN TEGEN DE GELDIGHEID VAN ARTI- KEL 5 VAN RICHTLIJN NR . 74/63 ;

Beslissing inzake de kosten


TEN AANZIEN VAN DE KOSTEN

58 OVERWEGENDE DAT DE KOSTEN DOOR DE REGERING VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK , DE REGERING VAN HET VERENIGD KONINKRIJK EN DE RAAD EN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN WEGENS INDIENING HUNNER OPMERKINGEN BIJ HET HOF GEMAAKT , NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KUNNEN KOMEN ;

DAT DE PROCEDURE TEN AANZIEN VAN DE PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING ALS EEN ALDAAR GEREZEN INCIDENT IS TE BESCHOUWEN , ZODAT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OVER DE KOSTEN HEEFT TE BESLISSEN ;

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE ,

UITSPRAAK DOENDE OP DE DOOR DE PRETORE TE LODI BIJ BESCHIKKING VAN 18 DECEMBER 1976 GESTELDE VRAGEN , VERKLAART VOOR RECHT :

1 . OOK NA DE INWERKINGTREDING VAN HARMONISATIERICHTLIJN NR . 74/63 HEBBEN DE LID-STATEN , IN HET KADER VAN ARTIKEL 5 VAN DEZE RICHTLIJN EN ONDER DE DAARIN OMSCHREVEN MATERIELE EN FORMELE VOORWAARDEN , DE BEVOEGDHEID OM BEPAALDE STOFFEN DIE , OFSCHOON BEKEND BIJ DE VASTSTELLING VAN DE RICHTLIJN , NIET VOORKOMEN OP DE DAARBIJ GEVOEGDE LIJST , VOORLOPIG ALS ONGEWENST TE BESCHOUWEN , MITS DE GETROFFEN MAATREGELEN GELIJKELIJK VOOR NATIONALE EN UIT ANDERE LID-STATEN INGEVOERDE PRODUKTEN GELDEN .

2 . BEHOUDENS DE VERPLICHTING OM NIET TE DISCRIMINEREN TUSSEN INGEVOERDE EN NATIONALE PRODUKTEN KAN EEN LID-STAAT OP GROND VAN ARTIKEL 5 VAN RICHTLIJN NR . 74/63 BIJ WEGE VAN VOORLOPIGE MAATREGEL HET TOEGELATEN MAXIMUMGEHALTE BEPALEN VAN EEN STOF DIE VOORKOMT IN GEIMPORTEERDE DIERVOEDERS OP BASIS VAN MELKPOEDER , OOK WANNEER IN HET VERLEDEN NOCH IN DE LID-STAAT VAN UITVOER NOCH IN DIE VAN INVOER OOIT EEN MAXIMUMGEHALTE WAS BEPAALD .

3 . KRACHTENS ARTIKEL 5 VAN RICHTLIJN NR . 74/63 MAG EEN LID-STAAT DE VERHANDELING VERBIEDEN VAN PRODUKTEN WELKE NIET BLIJKEN TE VOLDOEN AAN DE VOORLOPIGE NATIONALE MAATREGEL WELKE DE STAAT BEVOEGD WAS TE NEMEN . TEN AANZIEN VAN PRODUKTEN UIT ANDERE LID-STATEN KAN ZO EEN VERHANDELINGSVERBOD DE VORM AANNEMEN VAN EEN INVOERVERBOD .

4 . BIJ ONDERZOEK VAN DE VIERDE VRAAG IS NIET GEBLEKEN VAN GEGRONDE BEZWAREN TEGEN DE GELDIGHEID VAN ARTIKEL 5 VAN DE RICHTLIJN NR . 74/63 .

Top