Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52023AE3192

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een aanbeveling van de Raad over de ontwikkeling van voorwaarden voor een kader voor de sociale economie (COM(2023) 316 final — 2023/0179 (NLE))

EESC 2023/03192

PB C, C/2024/882, 6.2.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/882/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/882/oj

European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

Serie C


C/2024/882

6.2.2024

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een aanbeveling van de Raad over de ontwikkeling van voorwaarden voor een kader voor de sociale economie

(COM(2023) 316 final — 2023/0179 (NLE))

(C/2024/882)

Rapporteur:

Giuseppe GUERINI

Corapporteur:

Carole DESIANO

Adviesaanvraag

Europese Commissie, 18.7.2023

Juridische grondslag

Artikelen 292, 149 en 153 (onder h en j) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Afdeling Interne Markt, Productie en Consumptie

Goedkeuring door de afdeling

3.10.2023

Goedkeuring door de voltallige vergadering

25.10.2023

Zitting nr.

582

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

214/2/3

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) staat vierkant achter het voorstel van de Europese Commissie voor aanbevelingen aan de lidstaten ter ondersteuning van de nationale ecosystemen van de sociale economie. Het stelt voor dat de Raad deze aanbevelingen onverwijld goedkeurt, zodat ze volledig ten uitvoer kunnen worden gelegd in de lidstaten.

1.2.

De Commissie en de lidstaten zouden gebruik moeten maken van de expertise van de nationale bureaus voor de statistiek en Eurostat om een betrouwbare en regelmatig bijgewerkte databank op te zetten over de omvang en verspreiding van entiteiten van de sociale economie.

1.3.

Het EESC wijst er nogmaals op dat in onderwijs- en opleidingsprogramma’s op alle niveaus aandacht moet worden besteed aan de sociale economie en pleit voor de oprichting van nationale kenniscentra voor de sociale economie in de EU-lidstaten.

1.4.

De entiteiten van de sociale economie zijn goed voor zowat 8 % van het bbp en 13 miljoen banen. Gezien hun rol in de Europese economie stelt het EESC voor om in de aanbeveling aan de lidstaten rekening te houden met de in de Europese industriestrategie vastgelegde bepalingen inzake het ecosysteem van de buurt- en sociale economie en de lidstaten op te roepen om de sociale economie op te nemen in het industriebeleid op nationaal niveau.

1.5.

De sociale dialoog is in de ogen van het Comité een fundamenteel onderdeel van het Europees beleid. Gezien het belang van de ondernemingen van de sociale economie voor de werkgelegenheid dringt het er bij de lidstaten en de Europese Commissie op aan om de rol van de organisaties van de sociale economie bij de sociale dialoog te erkennen.

1.6.

Gezien het toenemende belang van de entiteiten van de sociale economie voor de werkgelegenheid pleit het Comité er dan ook voor dat alle werknemers uit de sector beschermd worden door collectieve overeenkomsten die door de vakbonden zijn ondertekend en dat de representatieve organisaties van de sociale economie in toenemende mate bij de sociale dialoog worden betrokken.

1.7.

Onder verwijzing naar het actieplan voor de sociale economie breekt het EESC een lans voor maatschappelijk verantwoorde en innovatieve oplossingen op het gebied van overheidsopdrachten, zodat ook ondernemingen van de sociale economie ongehinderd kunnen deelnemen aan overheidsopdrachten. Ook zou het graag zien dat criteria worden ingevoerd aan de hand waarvan de sociale impact kan worden beloond, alsook criteria inzake territoriale nabijheid.

1.8.

Aangezien het meten van de impact van ondernemingen van de sociale economie aan belang wint, zouden de Commissie en de lidstaten ervoor moeten zorgen dat deze ondernemingen kunnen beschikken over passende instrumenten om hun sociale impact te meten. Een doeltreffend systeem voor het meten van de sociale impact kan helpen de effecten van ondernemingen van de sociale economie op de mededinging beter te beoordelen.

1.9.

Om de samenwerking tussen lokale en regionale overheden en actoren en ondernemingen van de sociale economie te verbeteren, pleit het EESC voor specifieke maatregelen om overheden te begeleiden en te ondersteunen, zodat zij kunnen beschikken over de nodige instrumenten om de ontwikkeling van de sociale economie te bevorderen, met name via hun deelname aan het beheer van diensten van algemeen belang.

1.10.

De Europese instellingen en de lidstaten zouden de invoering van belastingregelingen ter ondersteuning van de sociale economie moeten bevorderen; zo zouden zij de administratieve formaliteiten moeten vereenvoudigen en zouden zij moeten nadenken over passende belastingmaatregelen voor de sociale economie waarmee haar functie van algemeen belang wordt erkend, alsook haar vermogen om doelstellingen na te streven die gericht zijn op het algemeen welzijn en die erkenning verdienen in het kader van de belastingheffing.

2.   Algemene opmerkingen

2.1.

Het EESC is ingenomen met de aanbeveling van de Europese Commissie over de ontwikkeling van voorwaarden voor een kader voor de sociale economie, die al werd aangekondigd in het in december 2021 gepubliceerde actieplan voor de sociale economie. In overeenstemming met de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten heeft deze aanbeveling tot doel de toegang tot de arbeidsmarkt en sociale inclusie te bevorderen door de lidstaten te helpen bij de uitwerking van beleids- en regelgevingskaders voor de sociale economie of maatregelen die de ontwikkeling ervan vergemakkelijken. De doelstellingen van deze aanbeveling zouden dan ook moeten worden opgenomen in het proces van het Europees Semester.

2.2.

Doel van de voorgestelde aanbeveling is een eerlijke en duurzame economische en industriële ontwikkeling te stimuleren en bij te dragen tot de territoriale cohesie in alle lidstaten, alsook de groei van de economische democratie te bevorderen door in te zetten op een cultuur van solidariteit. De sociale economie stoelt op solidariteit, en de manier waarop zij functioneert en aankijkt tegen economische ontwikkeling, sluit aan bij alle gebieden van menselijke activiteit. Ook kan de sociale economie de jongere generaties die op zoek zijn naar de betekenis van werk antwoorden aanreiken.

2.3.

Verdienste van deze aanbeveling is dat zij de lidstaten met de omschrijving van het begrip sociale economie een nuttig referentiekader biedt dat kan worden gedeeld. De aanbeveling ligt in het verlengde van de resolutie betreffende fatsoenlijk werk en de sociale en solidaire economie die werd aangenomen tijdens de 110e Internationale Arbeidsconferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), de aanbeveling van de Organisatie voor Economische Samenwerking (OESO) over de sociale en solidaire economie en sociale innovatie, en de resolutie van de Verenigde Naties over de bevordering van de sociale en solidaire economie met het oog op duurzame ontwikkeling. De sociale economie draagt bij aan de verwezenlijking van de meeste doelstellingen voor duurzame ontwikkeling (SDG’s), met name de doelstellingen om een einde te maken aan armoede (SDG 1) en te zorgen voor fatsoenlijk werk en economische groei (SDG 8).

2.4.

Het EESC is ingenomen met de inspanningen van de Europese Unie om een hoog niveau van convergentie tussen de belangrijkste internationale instellingen te bereiken en voelt zich ten volle betrokken bij dit streven aangezien het al met tal van adviezen heeft bijgedragen aan de bevordering van een soort “diplomatie” van de sociale economie. Het blijft derhalve belangrijk dat de lidstaten zich ertoe verbinden hetzelfde te doen. De sociale economie zou moeten worden opgenomen in de strategieën voor internationale ontwikkelingssamenwerking als een vorm van ondernemerschap die kan bijdragen aan de verwezenlijking van de SDG’s.

2.5.

De impact van de sociale economie reikt veel verder dan werkgelegenheid en sociale inclusie. Veel entiteiten van de sociale economie spelen namelijk een sleutelrol in diverse sectoren van algemeen belang, denken we maar aan de rol van onderlinge maatschappijen bij sociale bescherming, van stichtingen bij de ondersteuning van een schenkingscultuur en het beheer van essentiële diensten, en van verenigingen bij de bevordering van vrijwilligerswerk, de bescherming van rechten, het beheer van culturele activiteiten, en de bescherming van het milieu en immateriële activa. Vanwege haar horizontale dimensie moet de sociale economie worden gezien als een bondgenoot van de instellingen bij de bevordering van beleid op tal van gebieden, zoals de tenuitvoerlegging van de Europese pijler van sociale rechten, de Europese strategie voor gendergelijkheid, de versnelling van de digitale en de groene transitie en de ondersteuning van de industriële strategie van de EU.

2.6.

Het EESC is zich ervan bewust dat het geen sinecure is om beleid uit te stippelen voor de vele dimensies van de sociale economie, die betrekking heeft op alle mogelijke activiteiten en zo goed als alle economische sectoren, en acht het daarom van essentieel belang dat de aanbeveling door de Raad wordt goedgekeurd en in de EU-lidstaten ten uitvoer wordt gelegd.

2.7.

De aanbeveling heeft oog voor de ondersteunende functie en de essentiële rol van de sociale economie in de context van eerlijke, inclusieve en duurzame economische en industriële ontwikkeling, alsook voor haar bijdrage aan territoriale samenhang en de bevordering van sociale innovatie. De sociale economie is een op solidariteit en samenwerking gebaseerde economie, die op gelijke voet met traditionele ondernemingen moet kunnen concurreren, zodat zij oplossingen kan aanreiken voor de concrete sociale en milieu-uitdagingen in de EU. Het EESC vindt dat onder de in punt 4 van de aanbeveling omschreven entiteiten van de sociale economie ook sociale ondernemingen moeten vallen die voldoen aan de daarin vermelde kenmerken, ook wanneer zij contractueel verbonden zijn met en gecoördineerd worden door een leidende onderneming (op voorwaarde dat deze de typische kenmerken heeft van een onderneming van de sociale economie), indien die laatste zich onder meer tot taak heeft gesteld hun sociale kenmerken en verantwoordelijkheden te ondersteunen en veilig te stellen.

2.8.

De lidstaten kennen verschillende tradities en gebruiken verschillende termen met betrekking tot de organisaties die deel uitmaken van de sociale economie. Deze verscheidenheid aan uitgangspunten maakt dat de ondersteuning van de sociale economie ook op verschillende manieren moet worden aangepakt. Het EESC hoopt dat het in de aanbeveling uiteengezette concept van de sociale economie zal bijdragen tot een grotere convergentie van de nationale rechtskaders.

2.9.

Gezien de heterogeniteit van de nationale kaders zou de Europese Commissie met name steun moeten verlenen aan de lidstaten die nog geen nationaal wetgevingskader hebben ingevoerd.

2.10.

Om de goedkeuring en tenuitvoerlegging van de aanbeveling door de lidstaten zo doeltreffend mogelijk te doen verlopen, moet er meer bekendheid worden gegeven aan de sociale economie en de voordelen ervan, met name via onderzoek en het verzamelen van coherente en actuele gegevens. In dit verband zou het EESC graag zien dat de Europese Commissie nauw samenwerkt met de lidstaten, Eurostat en de netwerken van de sociale economie. Ook pleit het ervoor om de regelmatig verzamelde gegevens over de sociale economie te consolideren zodat de gegevens en statistieken van de waarnemingsposten in de verschillende lidstaten kunnen worden samengevoegd en de nauwkeurigheid en vergelijkbaarheid ervan worden gegarandeerd, dit met het oog op de oprichting van een Europese waarnemingspost voor de sociale economie.

2.11.

Het EESC is het ermee eens dat de studie van de sociale economie moet worden opgenomen in de leerplannen op alle onderwijs- en opleidingsniveaus, dat de ontwikkeling van nationale kenniscentra voor de sociale economie moet worden ondersteund en dat de verspreiding van kennis en ondernemerschap ook binnen ondernemingen van de sociale economie moet worden bevorderd. Er moet in het kader van de leerplannen voor worden gezorgd dat traditionele ondernemingen en ondernemingen van de sociale economie met elkaar in verbinding staan en dat doorstroming mogelijk is. Twee interessante voorstellen in dit opzicht zijn de academie voor de bevordering van jong ondernemerschap, een initiatief van de EU en de OESO, en de toegangspoort voor de sociale economie.

2.12.

Wat de toegangspoort voor de sociale economie betreft, dringt het EESC er bij de Commissie en de lidstaten op aan om de gegevens op dit platform aan te vullen en te actualiseren, zodat de feitelijke situatie in de verschillende landen wordt weergegeven. Naast deze initiatieven stelt het EESC voor om na te denken over de oprichting van een Europees Erasmusprogramma voor de sociale economie om collectief ondernemerschap onder jongeren aan te moedigen.

2.13.

Het is van essentieel belang duidelijk te maken hoe belangrijk de sociale economie is om de toegang tot de arbeidsmarkt voor kansarme en ondervertegenwoordigde groepen te vergemakkelijken. Haar rol beperkt zich echter niet tot kansarme werknemers: de sociale economie ondersteunt ook werknemers die niet-traditionele vormen van werk verrichten, door collectief ondernemerschap via coöperaties en andere soorten ondernemingen van de sociale economie te bevorderen.

2.14.

In de door de Commissie gepubliceerde Europese industriestrategie wordt de sociale economie aangemerkt als een van de 14 industriële ecosystemen, waarmee het specifieke karakter ervan voor het eerst erkenning krijgt. De productieve en industriële dimensie van de sociale economie is echter een aspect waarmee onvoldoende rekening wordt gehouden in de aanbeveling, waarin veel meer aandacht uitgaat naar de sociale dimensie. In dit verband is het EESC van mening dat er meer oog moet zijn voor de rol van coöperaties en ondernemingen van de sociale economie in de industriesector, niet alleen vanwege hun vermogen om de werkgelegenheid te beschermen, dankzij het mechanisme dat het mogelijk maakt werknemers uit te kopen, maar ook omdat deze coöperaties een impuls hebben gegeven aan productieve, efficiënte en concurrerende industriële ondernemingen die op participatieve wijze worden bestuurd, een inclusief model dat een hoge mate van herverdeling van de gecreëerde waarde mogelijk maakt.

2.15.

Ondernemerschap in de sociale economie is een doeltreffend middel om zelfstandige arbeid en zelfstandig ondernemerschap te bevorderen en de strijd aan te binden tegen informeel werk, terwijl de fragmentatie en versnippering waarmee bepaalde vormen van zelfstandig ondernemerschap soms gepaard gaan, worden vermeden. Het is in dit verband de taak van de lidstaten om de sociale dialoog en collectieve onderhandelingen in de ondernemingen van de sociale economie — en in alle andere ondernemingen — te bevorderen, om zo de arbeidsvoorwaarden, inclusief een eerlijk loon, te blijven verbeteren, met inachtneming van de autonomie van de sociale partners.

2.16.

Het is van fundamenteel belang dat de actoren van de sociale economie worden betrokken bij de digitale transitie, zodat alle Europese burgers en in het bijzonder kansarme groepen vlotter toegang krijgen tot digitale instrumenten en nieuwe technologieën, met name via gratis en open-sourcehulpmiddelen, op de eerste plaats omdat de EU een Europese digitale wereld wil consolideren die gestoeld is op democratische participatie en volledig transparante eigendom van gegevens.

3.   Voorstellen voor overheidsbeleid voor de sociale economie

3.1.

Het meten van de sociale impact is noodzakelijk om empirisch onderbouwde goede economische praktijken kracht bij te zetten; het EESC moedigt de lidstaten dan ook aan om hierop in te zetten. Daarbij mag echter niet uit het oog worden verloren dat het belangrijk is om maatregelen en evaluaties uit te werken in samenwerking met actoren uit de sociale economie, zodat de criteria die specifiek zijn voor de sociale economie niet terzijde worden geschoven en er niet enkel gebruik wordt gemaakt van conventionele econometrische methoden die zijn ontworpen voor traditionele bedrijven.

3.2.

Gezien het toenemende belang van de beoordeling en meting van de sociale effecten zou het goed zijn dat de lidstaten ook erkennen dat het uitvoeren van passende en betrouwbare effectbeoordelingen en -metingen aanzienlijke kosten met zich meebrengt. Het is daarom cruciaal dat er oog is voor de kosten die entiteiten van de sociale economie maken om hun impact te meten. Dit geldt met name wanneer ondernemingen van de sociale economie overheidssteun ontvangen of verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van werkzaamheden in het kader van overheidsopdrachten, waarbij expliciet is voorzien in het opstellen en financieren van een effectbeoordeling.

3.3.

Het EESC is ingenomen met de aanbevelingen inzake staatssteun en het verband tussen entiteiten van de sociale economie, diensten van algemeen belang en staatssteunregels, zoals het ook onderstreept in zijn advies INT/1016 (1). Aangezien zij niet in de eerste plaats streven naar winstmaximalisatie ten behoeve van investeerders en overschotten hoofdzakelijk opnieuw in de activiteit zelf worden geïnvesteerd, hebben ondernemingen van de sociale economie een positieve sociale impact op het gebied van werkgelegenheid, territoriale ontwikkeling en sociale cohesie.

3.4.

De kwestie van markttoegang is cruciaal. Het EESC onderstreept dat innovatieve criteria met een reële, niet-marktgebonden waarde moeten worden uitgewerkt, zoals gemeenschappelijke goederen, maatschappelijke meerwaarde (werkgelegenheid, inclusie en integratie van kwetsbare personen), ecologische meerwaarde (milieu-impact), en territoriale nabijheid. Bij overheidsopdrachten hebben criteria als de “laagste prijs” of het gebrek aan aandacht voor de sociale impact van leveranciers het tot nu toe moeilijk gemaakt voor ondernemingen uit de sociale economie om deel te nemen aan aanbestedingen. Het EESC waardeert het werk dat de Europese Commissie de laatste jaren heeft verricht om de richtlijnen inzake overheidsopdrachten te verbeteren, maar wijst erop dat de tenuitvoerlegging van bepalingen inzake bijvoorbeeld gereserveerde opdrachten of sociale clausules in sommige lidstaten onbevredigend blijft.

3.5.

Het EESC moedigt het gebruik van maatschappelijk verantwoorde en innovatieve oplossingen in het kader van overheidsopdrachten aan. Momenteel is het criterium van de “laagste prijs” in veel landen nog steeds de norm, waardoor de spelers in de sociale economie in een neerwaartse spiraal belanden en de lonen, arbeidsomstandigheden en kwaliteit van de dienstverlening in gevaar komen.

3.6.

Aangezien veel van de activiteiten van instellingen van de sociale economie plaatsvinden op het niveau van lokale gemeenschappen moet voortdurend worden ingezet op verbetering van de samenwerking tussen regionale en lokale overheden en instellingen van de sociale economie. Daarom zou in de aanbeveling een specifieke paragraaf over de lokale en decentrale overheden moeten worden opgenomen.

4.   Toegang tot financiering en fiscaal beleid voor de entiteiten van de sociale economie

4.1.

Het EESC is ingenomen met het door de Commissie gepubliceerde werkdocument over de belastingkaders die in de verschillende landen zijn goedgekeurd voor de actoren van de sociale economie, aan de hand waarvan de verschillende benaderingen met elkaar kunnen worden vergeleken. Het moedigt de Commissie aan om hierop voort te borduren: zo moet zij inzetten op onderzoek om de effecten van steunmaatregelen te beoordelen en de belastingvoordelen voor ondernemingen van de sociale economie vergelijken met de voordelen die de vrijgestelde activiteiten de schatkist opleveren.

4.2.

Er moet op worden toegezien dat de belastingstelsels de sociale economie ondersteunen: zo moeten de administratieve procedures worden vereenvoudigd en moet worden nagedacht over passende belastingmaatregelen voor de sociale economie waarmee haar functie van algemeen belang wordt erkend, alsook haar vermogen om doelstellingen na te streven die gericht zijn op het algemeen welzijn en die erkenning verdienen in het kader van de belastingheffing.

4.3.

Het EESC is zich ervan bewust dat belastingheffing in de eerste plaats onder de bevoegdheid van de lidstaten valt, en dat alle door de lidstaten genomen maatregelen bij de Europese Commissie moeten worden aangemeld om hun verenigbaarheid met de staatssteunregels en de mededingingsregels te garanderen, maar is ervan overtuigd dat afwijkende regels moeten worden ingevoerd voor de actoren van de sociale economie, rekening houdend met de door hen nagestreefde doelstellingen van algemeen belang. Bij de vaststelling van belastingmaatregelen die rekening houden met de functie van algemeen belang van ondernemingen van de sociale economie, met name de ondernemingen die zich richten op het verlenen van diensten van algemeen belang, zoals sociale bijstand, onderwijs en armoedebestrijding, moet met name aandacht uitgaan naar: a) belastingen op inkomsten uit de activiteiten; b) verlaging van de bijdragen die worden ingehouden op de lonen van kansarme werknemers die in dienst zijn van de entiteit; c) btw op sociale en educatieve diensten.

4.4.

Het EESC wijst erop dat ondernemingen van de sociale economie in aanmerking moeten komen voor belastingvrijstellingen op hun exploitatieoverschotten, op voorwaarde dat deze opnieuw worden geïnvesteerd om hun statutaire doelstellingen te verwezenlijken, en benadrukt dat deze belastingvoordelen in feite een noodzakelijke maatregel zijn om weer een gelijk speelveld tot stand te brengen.

4.5.

De voorstellen van de aanbeveling, en met name de twee werkdocumenten over belastingheffing, moeten door de Commissie in aanmerking worden genomen bij de uitvoering van het initiatief “Business in Europe: Framework for Income Taxation (BEFIT)”, dat tot doel heeft een gemeenschappelijk wetgevingskader voor de vennootschapsbelasting in de EU voor te stellen, zodat de nodige aandacht uitgaat naar de ondernemingen van de sociale economie en de berekening van hun belastinggrondslag, terwijl een gelijk speelveld en passende voorwaarden worden gegarandeerd, rekening houdend met de doelstellingen van algemeen belang.

4.6.

Er moeten op alle niveaus gelijke voorwaarden worden gecreëerd wat betreft de toegang tot publieke of particuliere financiering; initiatieven van de sociale economie moeten in aanmerking komen voor financiering uit verschillende bronnen, zoals dat ook het geval is voor traditionele ondernemingen. Er moet dan ook worden ingezet op langetermijninvesteringen en geduldkapitaal, zoals het EESC al heeft voorgesteld in zijn advies INT/965 (2). Ook zou het nuttig zijn om in het kader van de verordening kapitaalvereisten (CRR) een specifieke steunregeling op te nemen, vergelijkbaar met de “ondersteuningsfactor voor kmo’s”, om in het kader van leningen aan entiteiten van de sociale economie het percentage gereserveerd kapitaal te verlagen.

4.7.

De aanbeveling zou een goede gelegenheid zijn om de aandacht te vestigen op de unieke “biodiversiteit” van het Europese financiële en bancaire ecosysteem, waarbij de cruciale rol die als entiteiten van de sociale economie aangemerkte banken op lokaal niveau spelen, hun algemene relevantie op nationaal niveau, hun meerwaarde voor lokale gemeenschappen alsook de maatschappelijke baten van meer competentie in de banksector, worden erkend en beschermd. Coöperatieve kredietbanken, onderlinge banken en ethische banken spelen in dit opzicht voor entiteiten van de sociale economie een doorslaggevende rol, die aansluit bij het in de EU-Verdragen verankerde beginsel van de sociale markteconomie.

Brussel, 25 oktober 2023.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Oliver RÖPKE


(1)  Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het werkdocument van de diensten van de Commissie — Evaluatie van de staatssteunregels voor sociale en gezondheidsdiensten van algemeen economisch belang (DAEB) en van de verordening inzake de-minimissteun voor DAEB (SWD(2022) 388 final) (PB C 228 van 29.6.2023, blz. 155).

(2)  Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over innovatieve financiële instrumenten voor de ontwikkeling van ondernemingen met een sociale impact (verkennend advies) (PB C 194 van 12.5.2022, blz. 39).


ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/882/oj

ISSN 1977-0995 (electronic edition)


Top