EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021IP0284

Resolutie van het Europees Parlement van 10 juni 2021 over Uitvoeringsverordening (EU) 2021/621 van de Commissie van 15 april 2021 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 37/2010 betreffende de indeling van de stof imidacloprid wat de maximumwaarde voor residuen ervan in levensmiddelen van dierlijke oorsprong betreft (2021/2705(RSP))

PB C 67 van 8.2.2022, p. 69–74 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

8.2.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 67/69


P9_TA(2021)0284

Maximumwaarde voor residuen van imidacloprid

Resolutie van het Europees Parlement van 10 juni 2021 over Uitvoeringsverordening (EU) 2021/621 van de Commissie van 15 april 2021 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 37/2010 betreffende de indeling van de stof imidacloprid wat de maximumwaarde voor residuen ervan in levensmiddelen van dierlijke oorsprong betreft (2021/2705(RSP))

(2022/C 67/06)

Het Europees Parlement,

gezien Uitvoeringsverordening (EU) 2021/621 van de Commissie van 15 april 2021 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 37/2010 betreffende de indeling van de stof imidacloprid wat de maximumwaarde voor residuen ervan in levensmiddelen van dierlijke oorsprong betreft (1),

gezien Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (2), en met name artikel 14 en 17,

gezien het advies dat het Permanent comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik op 20 april 2021 heeft uitgebracht,

gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

gezien de artikelen 13 en 191 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

gezien de artikelen 11 en 13 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (3),

gezien artikel 112, leden 2 en 3, van zijn Reglement,

gezien de ontwerpresolutie van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid,

A.

overwegende dat in Verordening (EU) 2019/6 van het Europees Parlement en de Raad (4) wordt bepaald dat een diergeneesmiddel in de Unie slechts in de handel mag worden gebracht nadat daarvoor een vergunning is verleend en de kwaliteit, de veiligheid en de werkzaamheid ervan zijn aangetoond, en dat erin wordt erkend dat een betere toegang tot gegevens het publiek in de gelegenheid stelt zijn opmerkingen kenbaar te maken en de autoriteiten in staat stelt met deze opmerkingen rekening te houden;

B.

overwegende dat in Verordening (EU) 2019/1381 van het Europees Parlement en de Raad (5) is bepaald dat informatie moet worden verstrekt over de manier waarop risicobeheersbesluiten tot stand zijn gekomen en over andere factoren dan de resultaten van de risicobeoordeling, alsmede over de manier waarop die factoren tegen elkaar werden afgewogen, en dat risicocommunicatie moet bijdragen tot een participatieve en open dialoog tussen alle belanghebbenden, om te waarborgen dat het openbare belang prevaleert en om te zorgen voor nauwkeurigheid, alomvattendheid, transparantie, samenhang en verantwoordingsplicht in het risicoanalyseproces;

C.

overwegende dat in het beoordelingsverslag van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) van 18 februari 2011, getiteld “Imidacloprid, Product-type 18 (Insecticides, Acaricides and Products to control other Arthropods)” (6), significante toxiciteitsgegevens voor aquatische en niet-doelsoorten worden vermeld;

D.

overwegende dat in Richtlijn 2013/39/EU van het Europees Parlement en de Raad (7) het volgende is bepaald: “De verontreiniging van water en bodem met farmaceutische residuen is een groeiend milieuprobleem. Bij het beoordelen en het beheersen van het risico van geneesmiddelen voor of via het aquatische milieu, dient voldoende rekening te worden gehouden met de milieudoelstellingen van de Unie. Om aan die bezorgdheid tegemoet te komen, dient de Commissie de risico’s van de milieu-effecten van geneesmiddelen te bestuderen teneinde een analyse te verstrekken over de relevantie en de doeltreffendheid van het bestaande wettelijk kader ter bescherming van het aquatische milieu en, via het aquatische milieu, de menselijke gezondheid.”;

E.

overwegende dat in Verordening (EU) nr. 283/2013 (8) van de Commissie de minimumeisen zijn vastgesteld, waaronder gegevens over mogelijk schadelijke gevolgen van de werkzame stof, zijn metabolieten en onzuiverheden voor de gezondheid van mens of dier of voor het grondwater, het milieu en niet-doelsoorten (flora en fauna);

F.

overwegende dat in Verordening (EU) nr. 284/2013 (9) van de Commissie het volgende is bepaald: “Gegevens over mogelijk onaanvaardbare gevolgen van het gewasbeschermingsmiddel voor het milieu, planten en plantaardige producten moeten worden vermeld, evenals bekende en te verwachten cumulatieve en synergistische effecten.”;

G.

overwegende dat in Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad (10) het volgende is bepaald: “Uit de gegevens en bescheiden die bij de aanvraag om een vergunning voor het in de handel brengen moeten worden gevoegd, moet blijken dat bij afweging van het belang van de therapeutische werking ten opzichte van mogelijke risico’s, het therapeutische belang de doorslag geeft. Indien zulks niet het geval is, dient de aanvraag te worden afgewezen.”;

H.

overwegende dat er bij het Europees Geneesmiddelenbureau (“het Bureau”) een aanvraag is ingediend voor het vaststellen van een maximumwaarde voor residuen (MRL) van imidacloprid in zalmachtigen;

I.

overwegende dat het Bureau op basis van het advies van 9 september 2020 van het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (11) heeft aanbevolen om voor imidacloprid een MRL vast te stellen van 0,6 mg/kg (600 μg/kg) voor alle vissen, naargelang het geval;

J.

overwegende dat de Codex Alimentarius geen MRL voor aquatisch gebruik heeft vastgesteld (12); overwegende dat op de Gemeenschappelijke Vergadering over residuen van bestrijdingsmiddelen van de FAO en de WHO van 2008 een maximale aanvaardbare dagelijkse inname van 0,06 mg/kg van residuen van landbouwproducten werd aanbevolen (13);

K.

overwegende dat het advies van het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, dat aan de aanbeveling van het Bureau ten grondslag ligt, slechts in beknopte vorm beschikbaar is gesteld en volgens de Commissie pas na de vaststelling van de MRL in zijn geheel beschikbaar zal worden gesteld;

L.

overwegende dat een advies met betrekking tot de vaststelling van een MRL uit hoofde van het Unierecht openbaar moet worden gemaakt en gemakkelijk toegankelijk moet zijn;

M.

overwegende dat de transparantie van het risicobeoordelingsproces bijdraagt tot een beter begrip bij het publiek, tot een grotere legitimiteit van het Bureau in de ogen van de consument en het grote publiek, en tot een grotere verantwoordingsplicht jegens de burgers van de Unie in een democratisch systeem (14);

N.

overwegende dat imidacloprid een neonicotinoïde (NN) is die als werkzame stof van een biocide op de markt is gebracht om op grote schaal te worden gebruikt voor de behandeling van gewassen en vee, vanwege de toxiciteit ervan voor een breed scala van plaagorganismen; overwegende dat imidacloprid werkt als een antagonist van de nicotinerge acetylcholinereceptoren (nAChR) in het centrale zenuwstelsel, waardoor de synaptische signaaloverdracht wordt verstoord en een dodelijke hyperactiviteit van zenuwen en spieren van dieren, zowel gewervelde als ongewervelde, ontstaat, waarbij de nAChR onherroepelijk worden geblokkeerd en verlamming en de dood het gevolg zijn (15);

O.

overwegende dat Uitvoeringsverordening (EU) 2018/783 van de Commissie (16) het gebruik van imidacloprid op alle gewassen die in de openlucht worden geteeld, verbiedt vanwege de schadelijke effecten ervan op bestuivers;

P.

overwegende dat gevaarlijke chemische stoffen die op voorschrift van een dierenarts worden toegepast en worden gebruikt om zeeluisinfecties te behandelen, uiteindelijk in het aquatisch milieu terechtkomen; overwegende dat de effecten van deze stoffen niet alleen negatieve gevolgen kunnen hebben voor gevoelige niet-doelorganismen, maar dat het vrijkomen van deze chemische verbindingen ook als een groot milieuprobleem is aangemerkt (17) vanwege de hoge mobiliteit van imidacloprid in de bodem en de daaruit voortvloeiende verontreiniging van grond- en oppervlaktewater (18);

Q.

overwegende dat er steeds meer aanwijzingen zijn dat het gebruik van imidacloprid een verwoestend effect heeft op de biodiversiteit, met name op die van rivieren en waterwegen (19), en niet alleen schaaldieren (20), weekdieren (21) en niet tot de doelsoorten behorende (insecten)soorten treft, maar ook bodemorganismen (22), en leidt tot een afname van de vogelpopulaties (23); overwegende dat er toenemende bezorgdheid bestaat over de aanwezigheid en de accumulatie van residuen van bestrijdingsmiddelen en de metabolieten daarvan in de bodem en over het feit dat deze de bodem kunnen verzuren; overwegende dat het gebruik van imidacloprid in Japan heeft geleid tot een dramatische instorting van de visbestanden, die zich niet hebben hersteld (24);

R.

overwegende dat imidacloprid in de geharmoniseerde indeling en etikettering als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (25), is geclassificeerd als “schadelijk bij inslikken”, “gevaarlijk voor het milieu” en “zeer giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen” (26);

S.

overwegende dat een studie over de blootstelling aan imidacloprid bij karpers (Cyprinua carpio L.) heeft aangetoond dat er bij deze vissoort, naast histopathologische veranderingen (leasies), activering van biomarkers en wisseling van de genexpressieniveaus, sprake is van degeneratie in de hersenen, de kieuwen en de ogen (27); overwegende dat in die studie werd geconcludeerd dat ontsteking en oxidatieve stress worden veroorzaakt door blootstelling aan imidacloprid;

T.

overwegende dat bioaccumulatie van NN-metabolieten in de mens kan optreden door de herhaalde inname van besmet voedsel, aangezien bioaccumulatie van imidacloprid bij blootstelling aan lage doses in een dierstudie is waargenomen (28);

U.

overwegende dat uit diverse wetenschappelijke studies met dierproeven is gebleken dat imidacloprid een reprotoxische stof en een hormoonontregelaar is, die het hart, de nieren, de schildklier en de hersenen kan aantasten en neurologische symptomen kan veroorzaken, waaronder ademhalingsstoornissen en de dood (29);

V.

overwegende dat experimenteel bewijs aantoont dat de toxiciteit van imidacloprid evenzeer toeneemt met de blootstellingsduur als met de dosering, hetgeen wordt omschreven als “tijd-cumulatieve toxiciteit”, en dat de toxiciteit van imidacloprid derhalve niet alleen moet worden opgevat in termen van acute letaliteit, maar ook moet worden bezien in een chronisch kader (30);

W.

overwegende dat in Verordening (EU) nr. 283/2013 is bepaald dat er studies met betrekking tot toxiciteit bij langdurige blootstelling moeten worden uitgevoerd;

X.

overwegende dat in Verordening (EG) nr. 396/2005 is bepaald dat “bekende cumulatieve en elkaar versterkende gevolgen” moeten worden meegewogen “indien methoden beschikbaar zijn om deze gevolgen te evalueren”;

Y.

overwegende dat in Verordening (EU) nr. 284/2013 thans is bepaald dat er toxicologisch onderzoek naar de blootstelling van toedieners, omstanders, omwonenden en werknemers moet worden uitgevoerd, alsook diverse onderzoeken naar de langetermijn- en chronische toxiciteit voor dieren en onderzoeken naar lotgevallen en gedrag in de bodem, het water en de lucht;

Z.

overwegende dat kennis van de verontreinigende effecten in het milieu van veel afzonderlijke chemische stoffen en chemische mengsels ontbreekt; overwegende dat niet alle chemische stoffen zijn beoordeeld, en dat de ecotoxiciteitsbeoordelingen op zeer weinig soorten en ecosystemen zijn toegespitst;

AA.

overwegende dat in Verordening (EU) 2019/6 wordt erkend dat bij een risicobeheersbesluit rekening moet worden gehouden met andere relevante factoren, zoals maatschappelijke, economische en ethische factoren, aspecten van milieu en welzijn, en de haalbaarheid van de controles;

AB.

overwegende dat studies die aan de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) worden voorgelegd, in tegenstelling tot die welke aan het Bureau worden voorgelegd, niet behoeven te worden gepubliceerd; overwegende dat er geen toegang is tot volledige wetenschappelijke studies, wetenschappelijke adviezen en ruwe gegevens, en dat er geen informatie beschikbaar is over de haalbaarheid van controles op en risicobeheersing van de lozing van afvalwater in het aquatisch milieu;

AC.

overwegende dat in Verordening (EG) nr. 470/2009 is bepaald dat de MRL’s moeten worden vastgesteld overeenkomstig algemeen erkende beginselen voor veiligheidsbeoordeling, waarbij rekening moet worden gehouden met andere wetenschappelijke beoordelingen van de veiligheid van de betrokken stof die eventueel zijn verricht door internationale organisaties, met name de Codex Alimentarius of, indien die stoffen voor andere doeleinden worden gebruikt, door in de Gemeenschap gevestigde wetenschappelijke comités;

AD.

overwegende dat de Codex Alimentarius het gebruik van imidacloprid in het aquatisch milieu niet aanbeveelt, en dat het ECHA erop wijst dat dit waarschijnlijk het geval is omdat deze stof volgens de geharmoniseerde indeling en etikettering (ATP01) die door de Europese Unie is goedgekeurd, zeer giftig is voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen, en schadelijk is bij inslikken (31);

AE.

overwegende dat in artikel 37 van Verordening (EU) 2019/6 is bepaald dat een vergunning voor het in de handel brengen moet worden geweigerd indien er onvoldoende aandacht is besteed aan risico’s voor de volksgezondheid, de diergezondheid of het milieu; overwegend dat dit als een rechtvaardiging voor het niet vaststellen van de MRL wordt beschouwd;

AF.

overwegende dat de vier belangrijkste zalmproducerende landen — Noorwegen, Chili, het Verenigd Koninkrijk en Canada — geen lidstaten zijn en de Commissie derhalve geen passende audits bij de bevoegde autoriteiten in die landen zou kunnen uitvoeren, noch de toereikendheid van de controles kan beoordelen;

1.

is van mening dat Uitvoeringsverordening (EU) 2021/621 de in Verordening (EG) nr. 470/2009 bedoelde uitvoeringsbevoegdheden overschrijdt;

2.

is van oordeel dat Uitvoeringsverordening (EU) 2021/621 niet in overeenstemming is met het Unierecht, aangezien zij in strijd is met de vrijheid van informatie en de fundamentele beginselen van transparantie, democratische controle en verantwoording, voor zover het onderliggende advies van het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik slechts in samenvatting beschikbaar is gesteld;

3.

verzoekt de Commissie Uitvoeringsverordening (EU) 2021/621 in te trekken en een nieuw ontwerp voor te leggen aan het comité waarin imidacloprid wordt opgenomen in de lijst van farmacologisch werkzame stoffen in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 396/2005 waarvoor geen maximumwaarden kunnen worden vastgesteld voor gebruik in het aquatisch milieu;

4.

is van mening dat alle diergeneesmiddelen, bestrijdingsmiddelen en farmacologische en chemische residuen standaard moeten worden getest en aan collegiale toetsing moeten worden onderworpen, omdat zij het risico inhouden dat zij verdere en blijvende schade veroorzaken;

5.

is van mening dat het Bureau het volledige advies van het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, bestaande uit de wetenschappelijke risicobeoordeling en de aanbevelingen inzake risicobeheer, alsmede het wetenschappelijke bewijs waarop ze zijn gebaseerd, openbaar moet maken; is van mening dat de risicobeoordeling van imidacloprid tekortschiet wat betreft de inaanmerkingneming van acute eindpuntwaarden en dat daarbij geen rekening is gehouden met vertraagde, cumulatieve en chronische effecten; herinnert eraan dat onderzoek bij aquatische invertebraten een vertraagd effect op de sterfte aan het licht heeft gebracht, met name bij soorten waterinsecten, hetgeen bij standaard acute tests niet kon worden aangetoond, waaruit blijkt dat de risicobeoordelingen voor neonicotinoïden ontoereikend zijn geweest als het gaat om de bescherming van het milieu (32);

6.

acht het van essentieel belang is dat de farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan met betrekking tot MRL’s in levensmiddelen van dierlijke oorsprong worden geëvalueerd in samenhang met de voorschriften van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (33), Verordening (EG) nr. 396/2005, Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad (34), en de Verordeningen (EU) 2019/6 en (EU) 2019/1381;

7.

is van mening dat Richtlijn 2001/82/EG dringend aan herziening toe is wat betreft de bescherming van de biodiversiteit, het aquatische en het terrestrische milieu en de inachtneming van het welzijn van dieren en niet-doelorganismen en micro-organismen;

8.

is van mening dat in Verordening (EG) nr. 470/2009 niet voldoende rekening wordt gehouden met de noodzaak het Europees Parlement en de burgers bij het proces te betrekken, zodat zij hun democratisch recht van controle ten volle kunnen uitoefenen;

9.

herhaalt dat de wetenschappelijke samenwerking, coördinatie en samenhang tussen de agentschappen van de Unie die op dit gebied bevoegd zijn, namelijk het Bureau, de EFSA en het ECHA, samen met de nationale en internationale agentschappen, moet worden versterkt door een gemeenschappelijk kader te ontwikkelen voor de risicobeoordeling van biociden en gewasbeschermingsmiddelen die in de voedselketen worden gebruikt, teneinde inconsistenties te voorkomen en mogelijke milieuschade en ecocide te beperken;

10.

verzoekt de Commissie in haar rol van risicobeheerder het voorzorgsbeginsel naar behoren toe te passen bij de beoordeling van de beschikbare gegevens, zodat het risico van schadelijke gevolgen voor het milieu, de biodiversiteit, het dierenwelzijn en de menselijke gezondheid wordt gekwantificeerd;

11.

dringt er bij de Commissie op aan systematisch mee te delen op welke wijze rekening is gehouden met het voorzorgsbeginsel en het beginsel van geïnformeerde toestemming en hoe de conclusies van het advies van het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik tot stand zijn gekomen;

12.

verzoekt de Commissie het democratische beginsel van geïnformeerde toestemming te eerbiedigen en een geschiktheidscontrole uit te voeren van het risicobeoordelingsproces voor de vaststelling van MRL’s voor diergeneesmiddelen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong; acht het van essentieel belang is dat het volledig consistent is wat betreft de doelstellingen die worden genoemd in de mededeling van de Commissie van 11 december 2019 met als titel “De Europese Green Deal”, de mededeling van de Commissie van 20 mei 2020 met als titel “Een “van boer tot bord”-strategie voor een eerlijk, gezond en milieuvriendelijk voedselsysteem” en de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030;

13.

verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat tijd-cumulatieve, actuele, collegiaal getoetste, ecotoxicologische tests voor niet-doelsoorten in de bodem en het aquatisch milieu in de risicobeoordeling worden opgenomen, en dat de risicobeoordeling ook betrekking heeft op milieuresiduen in de lucht, de bodem en het water, met inbegrip van cumulatieve toxische effecten op lange termijn, en dat erin wordt gespecificeerd welke onafhankelijke, collegiaal getoetste wetenschappelijke studies en wetenschappelijke adviezen in aanmerking zijn genomen; benadrukt dat deze informatie publiek toegankelijk dient te zijn;

14.

verzoekt de Commissie een wetgevingsvoorstel in te dienen en de lidstaten een wetgevingsvoorstel te steunen om te zorgen voor consistentie met en samenhang tussen de Verordeningen (EU) 2019/6 en (EU) 2019/1381 en alle voedselgerelateerde wetgeving in het geval dat de risicobeoordeling voor de vaststelling van MRL’s door andere agentschappen dan de EFSA wordt uitgevoerd; verzoekt de Commissie erop toe te zien dat een dergelijke beoordeling transparant is en bijdraagt tot een betere bescherming van de biodiversiteit en aquatische ecosystemen, insecten, aardwormen en micro-organismen in de bodem;

15.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.

(1)  PB L 131 van 16.4.2021, blz. 120.

(2)  PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11.

(3)  PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

(4)  Verordening (EU) 2019/6 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 betreffende diergeneesmiddelen en tot intrekking van Richtlijn 2001/82/EG (PB L 4 van 7.1.2019, blz. 43).

(5)  Verordening (EU) 2019/1381 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de transparantie en duurzaamheid van de EU-risicobeoordeling in de voedselketen en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 178/2002, (EG) nr. 1829/2003, (EG) nr. 1831/2003, (EG) nr. 2065/2003, (EG) nr. 1935/2004, (EG) nr. 1331/2008, (EG) nr. 1107/2009 en (EU) 2015/2283 en Richtlijn 2001/18/EG (PB L 231 van 6.9.2019, blz. 1).

(6)  https://echa.europa.eu/documents/10162/225b9c58-e24c-6491-cc8d-7d85564f3912

(7)  Richtlijn 2013/39/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 augustus 2013 tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG en Richtlijn 2008/105/EG wat betreft prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid (PB L 226 van 24.8.2013, blz. 1).

(8)  Verordening (EU) nr. 283/2013 van de Commissie van 1 maart 2013 tot vaststelling van de gegevensvereisten voor werkzame stoffen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 93 van 3.4.2013, blz. 1).

(9)  Verordening (EU) nr. 284/2013 van de Commissie van 1 maart 2013 tot vaststelling van de gegevensvereisten voor gewasbeschermingsmiddelen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 93 van 3.4.2013, blz. 85).

(10)  Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1).

(11)  https://www.ema.europa.eu/en/documents/mrl-summary/imidacloprid-fin-fish-summary-opinion-cvmp-establishment-maximum-residue-limits_en.pdf

(12)  http://www.fao.org/fao-who-codexalimentarius/codex-texts/dbs/pestres/pesticide-detail/en/?p_id=206

(13)  http://www.fao.org/fileadmin/templates/agphome/documents/Pests_Pesticides /JMPR/JMPRReport08.pdf

(14)  Zie de arresten van het Hof van Justitie in zaak T-235/15, Pari Pharma GmbH tegen Europees Geneesmiddelenbureau, ECLI:EU:T:2018:65; zie ook zaak T-718/15, PTC Therapeutics International Ltd tegen Europees Geneesmiddelenbureau, ECLI:EU:T:2018:66 en zaak T-729/15, MSD Animal Health Innovation GmbH en Intervet International BV tegen Europees Geneesmiddelenbureau, ECLI:EU:T:2018:67.

(15)  Sánchez-Bayo, F., Tennekes, H.A., “Time-Cumulative Toxicity of Neonicotinoids: Experimental Evidence and Implications for Environmental Risk Assessments”, International Journal of Environmental Research and Public Health. 2020, 17(5), 1629, https://www.mdpi.com/1660-4601/17/5/1629

(16)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/783 van de Commissie van 29 mei 2018 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de voorwaarden voor de goedkeuring van de werkzame stof imidacloprid (PB L 132 van 30.5.2018, blz. 31).

(17)  Burridge, L., Weis, J.S., Cabello, F., Pizarro, J., Bostick, K., “Chemical use in salmon aquaculture: A review of current practices and possible environmental effects”, Aquaculture, 2010, volume 306, 1-4, blz. 7-23, https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0044848610003297

(18)  Sánchez-Bayo, F., Tennekes, H.A., “Time-Cumulative Toxicity of Neonicotinoids: Experimental Evidence and Implications for Environmental Risk Assessments”, International Journal of Environmental Research and Public Health. 2020, 17(5), 1629, https://www.mdpi.com/1660-4601/17/5/1629

(19)  Butcherine, P., Kelaher, B.P., Taylor, M.D., Barkla, B.J., Benkendorff, K, “Impact of imidacloprid on the nutritional quality of adult black tiger shrimp (Penaeus monodon)”, Ecotoxicology and Environmental Safety, 2020, volume 198,

https://www.sciencedirect.com/science/article/abs/pii/ S0147651320305212?via%3Dihub

(20)  Butcherine, P., Kelaher, B.P., Taylor, M.D., Barkla, B.J., Benkendorff, K, “Impact of imidacloprid on the nutritional quality of adult black tiger shrimp (Penaeus monodon)”, Ecotoxicology and Environmental Safety, 2020, volume 198, https://www.sciencedirect.com/science/article/abs/pii/S0147651320305212?via%3Dihub

(21)  Ewere, E.E., Reichelt-Brushett, A., Benkendorff, K., “The neonicotinoid insecticide imidacloprid, but not salinity, impacts the immune system of Sydney rock oyster, Saccostrea glomerata”, Science of the Total Environment, 2020, volume 742, The neonicotinoid insecticide imidacloprid, but not salinity, impacts the immune system of Sydney rock oyster, Saccostrea glomerata — ScienceDirect

(22)  De Lima e Silva, C., Brennan, N., Brouwer, J.M., Commandeur, D., Verweij, R.A., Van Gestel, C.A.M., “Comparative toxicity of imidacloprid and thiacloprid to different species of soil invertebrates”, Ecotoxicology, 2017, 26, blz. 555–564, https://doi.org/10.1007/s10646-017-1790-7

(23)  https://www.eea.europa.eu/publications/soer-2020

(24)  https://www.nationalgeographic.com/animals/article/neonicotinoid-insecticides-cause-fish-declines-japan

(25)  Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).

(26)  ECHA-beoordelingsverslag, “Imidacloprid, Product-type 18 (Insecticides, Acaricides and Products to control other Arthropods)”, https://echa.europa.eu/documents/10162/225b9c58-e24c-6491-cc8d-7d85564f3912

(27)  Tyor, A.K., Harkrishan, Bhardwaj, J.K., Saraf, P., “Effect of Imidacloprid on Histopathological Alterations of Brain, Gills and Eyes in hatchling carp (Cyprinus carpio L.)”, Toxicology International, 2020, 27, blz. 70-78.

(28)  Kavvalakis, M.P., Tzatzarakis, M.N.,Theodoropoulou, E.P., Barbounis, E.G., Tsakalof, A.K., Tsatsakis, A.M., “Development and application of LC-APCI-MS method for biomonitoring of animal and human exposure to imidacloprid”, Chemosphere 2013, volume 93, 10, blz. 2612-2620, Development and application of LC–APCI–MS method for biomonitoring of animal and human exposure to imidacloprid — ScienceDirect

(29)  Katić, A., Karačonji, I.B., “Imidacloprid as reproductive toxicant and endocrine disruptor: Investigations in laboratory animals”, Archives of Industrial Hygiene and Toxicology, 2018, 69(2), https://www.researchgate.net/publication/326247351_Imidacloprid_as_reproductive_toxicant_and_endocrine_disruptor_Investigations_in_laboratory_animals

(30)  Sánchez-Bayo, F., Tennekes, H.A., “Time-Cumulative Toxicity of Neonicotinoids: Experimental Evidence and Implications for Environmental Risk Assessments”, International Journal of Environmental Research and Public Health, 2020, 17(5),1629. https://www.mdpi.com/1660-4601/17/5/1629

(31)  https://echa.europa.eu/substance-information/-/substanceinfo/100.102.643

(32)  Sánchez-Bayo F., Tennekes, H.A., “Time-Cumulative Toxicity of Neonicotinoids: Experimental Evidence and Implications for Environmental Risk Assessments”, International Journal of Environmental Research and Public Health. 2020, 17(5), 1629, https://www.mdpi.com/1660-4601/17/5/1629

(33)  Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).

(34)  Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen (PB L 264 van 25.9.2006, blz. 13).


Top