EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021IP0039

Resolutie van het Europees Parlement van 10 februari 2021 over de Europese Centrale Bank — jaarverslag 2020 (2020/2123(INI))

PB C 465 van 17.11.2021, p. 4–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

17.11.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 465/4


P9_TA(2021)0039

Europese Centrale Bank — jaarverslag 2020

Resolutie van het Europees Parlement van 10 februari 2021 over de Europese Centrale Bank — jaarverslag 2020 (2020/2123(INI))

(2021/C 465/02)

Het Europees Parlement,

gezien het jaarverslag 2019 van de Europese Centrale Bank (ECB),

gezien de feedback van de ECB op de input van het Europees Parlement in het kader van zijn resolutie over het jaarverslag 2018 van de ECB,

gezien de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) en van de ECB, en met name de artikelen 15 en 21,

gezien artikel 123, artikel 127, leden 1, 2 en 5, artikel 130, artikel 132 en artikel 284, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

gezien artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),

gezien de macro-economische prognoses van de medewerkers van het Eurosysteem voor de eurozone en de maatregelen die de raad van bestuur van de ECB op 4 juni 2020 heeft vastgesteld,

gezien de op 8 mei 2020 gepubliceerde enquête van de ECB over de toegang tot financiering van ondernemingen in de eurozone in de periode oktober 2019 tot maart 2020,

gezien de op 10 september 2020 gepubliceerde macro-economische prognoses van de medewerkers van de ECB voor de eurozone,

gezien de monetaire dialogen met Christine Lagarde, de president van de Europese Centrale Bank, op 6 februari en 8 juni 2020, en op 28 september 2020,

gezien zijn standpunt van 28 maart 2019 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een raamwerk om duurzame beleggingen te bevorderen (1),

gezien Occasional Paper nr. 247 van de Crypto-Assets Task Force van de ECB van september 2020 getiteld “Stablecoins: Implications for monetary policy, financial stability, market infrastructure and payments, and banking supervision in the euro area”,

gezien zijn resolutie van 14 maart 2019 over genderevenwicht bij benoemingen in de EU op het gebied van economische en monetaire zaken (2),

gezien het verslag van de ECB van oktober 2020 over een digitale euro,

gezien Occasional Paper nr. 201 van de ECB van november 2017 getiteld “The use of cash by households in the euro area”,

gezien de actualisering van 2020 van de milieuverklaring van de ECB,

gezien artikel 142, lid 1, van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A9-0002/2021),

A.

overwegende dat de economie van de eurozone volgens de economische zomerprognoses 2020 van de Commissie, rekening houdend met de economische problemen als gevolg van de COVID-19-pandemie, in 2020 naar verwachting met 8,7 % zal krimpen en in 2021 met 6,1 % zal groeien, en dat de economie van de EU-27 in 2020 met 8,3 % zal krimpen en in 2021 met 5,8 % zal groeien;

B.

overwegende dat de jaarlijkse inflatie in de eurozone, zoals afgemeten aan het geharmoniseerd indexcijfer van de consumptieprijzen (GICP), volgens de macro-economische prognoses van de medewerkers van de ECB van september 2020 gemiddeld zal uitkomen op 0,3 % in 2020, op 1,0 % in 2021 en op 1,3 % in 2022, terwijl inflatieprognoses aanzienlijke onderlinge verschillen in de eurozone laten zien;

C.

overwegende dat de werkloosheidspercentages volgens Eurostat in augustus 2020 7,4 % bedroegen in de EU en 8,1 % in de eurozone; overwegende dat de werkloosheidspercentages naar verwachting nog zullen toenemen; overwegende dat de werkloosheidspercentages in de Unie uiteenlopen; overwegende dat er nog steeds buitengewone regionale verschillen op het gebied van werkloosheid zijn, zowel binnen als tussen de lidstaten; overwegende dat een hoge jeugdwerkloosheid nog steeds een ernstig probleem is dat in de EU moet worden aangepakt;

D.

overwegende dat gegevens van de ECB over het GICP van 2020 in diverse lidstaten een deflatoire impact laten zien die te wijten is aan de COVID-19-crisis;

E.

overwegende dat de prognoses van de ECB van september voor het mondiale reële bbp (met uitzondering van de eurozone) een daling van 3,7 % in 2020 laten zien, gevolgd door een herstel met 6,2 % in 2021 en 3,8 % in 2022;

F.

overwegende dat, ondanks de herhaalde oproepen van het Europees Parlement om een genderevenwichtige shortlist van ten minste twee namen voor functies in de directie van de ECB te krijgen, de shortlist voor de aanstelling van een nieuw lid van de directie ter vervanging van Yves Mersch uitsluitend uit mannen bestond; overwegende dat vrouwen sterk ondervertegenwoordigd blijven in de directie van de ECB;

G.

overwegende dat de nettowinst van de ECB in 2019 2 366 miljard EUR bedroeg, tegen 1 575 miljard EUR in 2018; overwegende dat deze stijging voornamelijk kan worden toegeschreven aan de stijging van de nettorentebaten op de portefeuille in Amerikaanse dollar en op de portefeuille van het programma voor de aankoop van activa (APP);

H.

overwegende dat de balans van het Eurosysteem eind 2019 4 671 425 miljoen EUR had bereikt, het op een na hoogste cijfer na de piek van 2018;

I.

overwegende dat kmo’s, die onverminderd de ruggengraat van de economie en de samenlevingen van de EU vormen, en die economische en sociale cohesie bevorderen, verdere steun nodig hebben;

J.

overwegende dat kmo’s zwaar door de COVID-19-crisis zijn getroffen; overwegende dat de ontwikkelingen in de algemene economische vooruitzichten hun toegang tot financiering negatief hebben beïnvloed;

K.

overwegende dat het mandaat van de ECB in het VWEU gedefinieerd is als een mandaat van handhaving van de prijsstabiliteit en steun aan het algemene economische beleid in de Unie, met als doel bij te dragen tot het verwezenlijken van de doelstellingen van de Unie;

L.

overwegende dat de EU toegezegd heeft zich in te zetten voor klimaatneutraliteit tegen 2050 en dat het de taak van de ECB is hier een bijdrage aan te leveren; overwegende dat het mandaat van de ECB niet alleen betrekking heeft op prijsstabiliteit, maar ook op de veiligheid en robuustheid van het bankenstelsel en de stabiliteit van het financieel stelsel;

M.

overwegende dat volgens de Eurobarometer-enquête van november 2019 de publieke steun voor de Europese economische en monetaire unie met één enkele munteenheid, de euro, in 2019 62 % bedroeg;

N.

overwegende dat de ECB op 18 maart 2020 een pandemie-noodaankoopprogramma (PEPP) aankondigde als een nieuw tijdelijk programma voor de aankoop van obligaties van de private en de overheidssector met een enveloppe van 750 miljard EUR, ter bestrijding van de risico’s voor het transmissiemechanisme van het monetair beleid in de eurozone die door de coronaviruspandemie zijn veroorzaakt;

O.

overwegende dat de raad van bestuur van de ECB op 4 juni 2020 heeft beslist de enveloppe voor het PEPP op te trekken tot 1,35 biljoen EUR, om de periode voor de nettoaankopen in het kader van het PEPP tot ten minste eind juni 2021 te verlengen, en dat vervallen hoofdsommen uit hoofde van het PEPP opnieuw zullen worden geïnvesteerd tot ten minste eind 2022; overwegende dat nettoaankopen in het kader van het programma voor de aankoop van activa (APP) zullen doorlopen tegen een maandelijkse snelheid van 20 miljard EUR, samen met de aankopen onder de bijkomende tijdelijke enveloppe van nog eens 120 miljard EUR tot eind 2020;

P.

overwegende dat andere beleidsmaatregelen werden genomen om in liquide middelen te voorzien, zoals doelgerichte langerlopende herfinancieringstransacties (TLTRO III) en PELTRO, een pandemiespecifieke liquiditeitsfaciliteit;

Q.

overwegende dat het Europees depositoverzekeringsstelsel aanzienlijk is vertraagd, ondanks de voorstellen van de Commissie en de ECB waarin wordt gewezen op de dringende noodzaak van het beschermen van de deposito’s op EU-niveau;

Algemeen overzicht

1.

is verheugd over de rol die de ECB speelt bij het waarborgen van de stabiliteit van de euro; benadrukt dat de statutaire onafhankelijkheid van de ECB, zoals vastgelegd in de Verdragen, een voorwaarde is voor het vervullen van haar mandaat, alsook voor het waarborgen van haar democratische legitimiteit; herinnert eraan dat onafhankelijkheid betekent dat de ECB geen instructies moet vragen of aanvaarden van instellingen of organen van de Unie, van regeringen van lidstaten of van andere organen; benadrukt dat niet aan deze onafhankelijk mag worden getornd, en onderstreept verder dat onafhankelijkheid van een centrale bank altijd gepaard moet gaan met een dienovereenkomstig niveau van verantwoordingsplicht; benadrukt dat in het VWEU staat dat de ECB, naast haar primaire mandaat van handhaving van de prijsstabiliteit, ook steun moet verlenen aan het algemene economische beleid in de Unie met als doel bij te dragen tot het verwezenlijken van de doelstellingen van de Unie, op voorwaarde dat deze niet botsen met het primaire mandaat; benadrukt dat duurzame ontwikkeling, convergentie, volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang algemene doelstellingen van de Unie zijn zoals gedefinieerd in artikel 3 VWEU;

2.

verwelkomt de oprichting van een centrum voor klimaatverandering als een nieuwe eenheid binnen de ECB;

3.

benadrukt dat de eenheidsmunt niet kan worden teruggedraaid; benadrukt dat de euro niet alleen een economisch project, maar ook een politiek project is;

4.

maakt zich zorgen over de niet eerder geziene volksgezondheids-, economische en sociale crisis als gevolg van de COVID-19-pandemie, met een aanzienlijke krimp van de economie van de eurozone en snel slechter wordende arbeidsmarktcondities, inclusief de toename van werkloosheid; merkt op dat de activiteit in de eurozone zich naar verwachting zal herstellen, waarbij de snelheid en de omvang van het herstel evenwel hoogst onzeker zijn en waarschijnlijk ongelijk verdeeld over de lidstaten;

5.

vindt het daarnaast zorgwekkend dat de verhouding tussen de risico’s enerzijds en de groeivooruitzichten anderzijds onverminderd negatief is, in een context van buitengewone onzekerheid waarbij de omvang van de krimp en het herstel af zullen hangen van de duur en de doeltreffendheid van de maatregelen voor het indammen van COVID-19, het succes van het monetaire en begrotingsbeleid om de negatieve gevolgen op de inkomens en de werkgelegenheid tot een minimum te beperken, en de mate waarin de toeleveringscapaciteit, de binnenlandse vraag en de internationale toeleveringsketens permanent worden beïnvloed;

6.

dringt er op aan het systeemrisico in de financiële sector tegen de achtergrond van de pandemie op zo kort mogelijke termijn opnieuw te beoordelen; verwelkomt in dit verband de oprichting van een werkgroep Pandemie bij het Europees Comité voor systeemrisico’s; beveelt aan een kwalitatieve beoordeling van idiosyncratische risico’s onderdeel te laten uitmaken van toekomstige stresstests;

7.

is verheugd over de inspanningen van de ECB om de prijsstabiliteit te handhaven; stelt vast dat het streefcijfer voor inflatie nog niet stelselmatig behaald is en dat er vergrote waakzaamheid nodig is; benadrukt dat er de voorbije maanden in de eurozone sprake was van deflatie; benadrukt dat deflatie aanzienlijke risico’s met zich meebrengt voor de economieën van de eurozone, wat mogelijkerwijs een sterke interventie van de ECB vereist;

8.

juicht het toe dat de ECB nadenkt over het aanpassen van haar inflatiemaatregelen; stelt vast het GICP een zeer beperkt concept van inflatiemeting is, dat inflatie in de eurozone onderschat door een te gering aandeel van de woonlasten in de GICP-mand (3); dringt aan op aanpassing van de mand om rekening te houden met het feit dat Europese huishoudens 24 % van hun inkomen aan woonlasten spenderen; verzoekt de ECB ook rekening te houden met de inflatie van de activaprijzen, die onder andere het gevolg is van de lage rentestand; onderkent dat het transmissiemechanisme van het monetair beleid met uitdagingen wordt geconfronteerd;

9.

neemt kennis van de krachtige oproep van president Lagarde om “het monetaire en het begrotingsbeleid volledig op elkaar af te stemmen”, alsook van haar verbintenis om “alle instrumenten te gebruiken die het meest doeltreffende, efficiënte en evenredige resultaat opleveren” om het economische herstel van de eurozone te ondersteunen; onderstreept dat er sprake is van grote complementariteit tussen het monetaire en het begrotingsbeleid; is verheugd over het pandemie-noodaankoopprogramma van de ECB om het economisch herstel van de eurozone te steunen;

Monetair beleid

10.

is verheugd over de snelle en substantiële monetairebeleidsreactie van de ECB op de COVID-19-crisis in een noodsituatie; erkent de positieve impact van deze reactie op de economische situatie van de eurozone; verwacht dat de ECB haar steun zal voortzetten zo lang als nodig is: neemt kennis van de verklaring van Yves Mersch, lid van de raad van toezicht van de ECB, dat dergelijke flexibiliteit niet zal worden uitgebreid tot andere transacties;

11.

beklemtoont dat monetair beleid alléén niet zal volstaan om tot duurzaam economisch herstel te komen; benadrukt dat hervormingen nodig zijn die het concurrentievermogen en de sociale cohesie vergroten, teneinde overal in de Unie economische groei te herstellen en te vergroten; is van mening dat de kans dat monetair beleid alléén tot herstel zal leiden gering is en verzoekt de ECB — met inachtneming van haar onafhankelijkheid — de mogelijkheid te onderzoeken om (binnen haar mandaat) andere beleidsmaatregelen te nemen die het potentieel hebben de economie aan te zwengelen; beklemtoont de ‘spillover’-effecten van een sterk accommoderend monetair beleid, zoals de impact op spaarders of het risico van inflatie van de activaprijzen; waarschuwt de lidstaten dat zij de lage rentetarieven niet als vanzelfsprekend mogen beschouwen, aangezien een stijging daarvan een negatieve invloed zou kunnen hebben op hun staatsschuld;

12.

waarschuwt verder voor het risico van overwaarderingen van de obligatiemarkten, met name wanneer de rentetarieven weer gaan stijgen en in het bijzonder voor landen die in een buitensporigtekortprocedure zitten of die hoge schuldenniveaus kennen;

13.

wijst erop dat actief monetair beleid een belangrijke rol toekomt bij het verlichten van de financiële problemen waar kleine en middelgrote ondernemingen mee te kampen hebben; stelt vast dat het percentage kmo’s dat met financiële problemen kampt, is afgenomen van 18 % in de periode 2009-2012 naar 8 % in de periode 2016-2019; benadrukt dat de COVID-crisis een sterke impact heeft op kmo’s; erkent het belang van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen in de EU; wijst er in dit verband op dat private en publieke investeringen alsmede hervormingen moeten worden aangemoedigd, en vraagt daarom om verdere inspanningen om de financiering van de reële economie te waarborgen;

14.

verzoekt de ECB in kaart te brengen hoe het staat met de verhouding tussen ‘quantitative easing’ en de risico’s op haar balans, de inflatie van de activaprijzen en de mogelijk verkeerde toewijzing van middelen;

15.

neemt kennis van de impact van een langer aanhoudende lage rentestand; onderstreept dat lage rentetarieven enerzijds kansen bieden aan consumenten, bedrijven, waaronder kmo’s, werknemers en kredietnemers, die kunnen profiteren van een sterkere economische dynamiek, een lagere werkloosheid en lagere financieringskosten; erkent dat de beleidsmaatregelen van de ECB divergerende distributionele gevolgen hebben; verzoekt de ECB te onderzoeken wat de impact van haar beleidsmaatregelen op ongelijke verdeling van rijkdom is; betreurt anderzijds de toename van het aantal niet-levensvatbare en met een grote schuldenlast worstelende ondernemingen, de verminderde stimulans voor regeringen om groei- en duurzaamheidsbevorderende hervormingen door te voeren, alsook de schadelijke effecten op verzekeraars en pensioenfondsen, en benadrukt dat dit voor veel burgers overal in de Unie een financiële last oplevert;

16.

wijst op het verband tussen het monetair beleid en de stijgende huizenprijzen in de eurozone; benadrukt dat het aanhoudend hoge percentage van bovenmatige uitgaven aan huisvesting (9,6 % in 2018) als gevolg van de pandemie naar verwachting zal stijgen, en verzoekt de ECB in kaart te brengen wat de regionale en sectorale gevolgen, alsook de gevolgen voor de eerlijke lastenverdeling tussen de generaties, van haar programma voor “quantitative easing” op de kosten van levensonderhoud overal in de Unie zijn;

17.

begrijpt dat de ECB door de ernst van de crisis niet toegekomen is aan het herzien van de strategie van haar raamwerk voor monetair beleid; neemt er kennis van dat president Lagarde tijdens de monetaire dialoog van 28 september 2020 toegezegd heeft om nauw samen te werken met het Parlement en voor regelmatige dialoog te zorgen;

18.

benadrukt dat bij het herzien van de strategie van het raamwerk voor monetair beleid terdege rekening moet worden gehouden met de aard van de Europese economie, die in toenemende mate aan diensten gebonden en gedigitaliseerd is, en moet worden beoordeeld in welke mate dit de transmissie van monetair beleid in de reële economie belemmert;

Maatregelen tegen klimaatverandering

19.

neemt, met inachtneming van de onafhankelijkheid van de ECB, kennis van de impact van klimaatverandering op de inflatiedynamiek en de transmissierisico’s in het monetair beleid; herinnert aan de invloed van de ECB op de handhaving van de prijsstabiliteit; herinnert eraan dat de ECB, als Europese instelling, zich aan de Overeenkomst van Parijs moet houden;

20.

neemt kennis van de toezegging van president Lagarde om klimaatvriendelijke wijzigingen in de activiteiten van de ECB te onderzoeken en “alle mogelijkheden te verkennen om klimaatverandering te bestrijden”; verzoekt de ECB haar onderpandkader af te stemmen op aan klimaatverandering gerelateerde risico’s en bekend te maken wat de mate van afstemming met de Overeenkomst van Parijs is, alsook in kaart te brengen hoe het staat met de afstemming in kwestie in het banksector in het algemeen;

21.

dringt aan op een benadering die bestaat uit proactief en kwalitatief beheer van risico’s, waaronder aan klimaatverandering gerelateerde systemische risico’s;

22.

juicht het toe dat de aankopen van groene obligaties en hun aandeel in de ECB-portefeuille blijven toenemen;

23.

vindt dat meer onderzoek moet worden gedaan naar de impact van klimaatverandering op de financiële stabiliteit en de eurozone;

Overige aspecten

24.

verzoekt de ECB door te gaan met haar inspanningen om de stabiliteit van de financiële markten te waarborgen met het oog op alle mogelijke onvoorziene omstandigheden in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de EU;

25.

maakt zich zorgen over de geleidelijk toenemende divergentie van TARGET2-saldi binnen het ESCB; stelt vast dat deze divergentie niet eensluidend wordt geïnterpreteerd;

26.

neemt kennis van de resultaten van de analyse van de Crypto-Assets Task Force van de ECB; verzoekt de ECB de risico’s van het witwassen van geld, financiering van terrorisme en andere criminele activiteiten in verband met de door cryptoactiva geboden anonimiteit aan te pakken; verzoekt de ECB meer toezicht te houden op de ontwikkeling van cryptoactiva, met inbegrip van stablecoins, en op de toegenomen cyberbeveiligingsrisico’s;

27.

is ingenomen met de analyse en het voorbereidend werk van de ECB op het gebied van de invoering van een digitale euro; stelt vast dat een digitale euro geen cryptoactivum is; benadrukt dat een digitale euro aan een reeks minimumvereisten zou moeten voldoen, zoals robuustheid, veiligheid, efficiëntie, en bescherming van de persoonlijke levenssfeer; benadrukt dat een digitale euro contant geld als betaalmiddel niet mag vervangen; steunt de aanbeveling van de ECB dat de uitgifte van een digitale euro buiten de eurozone toegankelijk moet zijn, op een manier die in overeenstemming is met de doelstellingen van het Eurosysteem, om de vraag naar de euro onder buitenlandse investeerders te stimuleren en zo een sterkere rol voor de euro op internationaal vlak te bevorderen; verzoekt de ECB voor een passend evenwicht te zorgen tussen het toestaan van innovatieve financiële regelgeving op het gebied van fintech en het waarborgen van financiële stabiliteit;

28.

deelt de zorgen van de ECB in verband met de snelle expansie van de niet-bancaire financiële sector, ook bekend als schaduwbankieren; beklemtoont dat hiervoor passende regelgeving moet worden vastgesteld; benadrukt dat de ECB het systeemrisico als gevolg van het toenemende aantal gereglementeerde niet-bancaire entiteiten die rond banken gegroepeerd zijn met het oog op toegang tot hun betalingssysteem, moet beperken;

29.

is ingenomen met de voortdurende inspanningen van de ECB om haar respons en herstelvermogen in het geval van een cyberaanval op haar eigen organisatie verder te versterken; maakt zich zorgen over de recente technische problemen bij het TARGET II-vereveningssysteem in oktober en november 2020; juicht het toe dat de ECB onderzoeken naar deze problemen heeft ingesteld en verzoekt dat de ECB het Parlement van de resultaten van die onderzoeken op de hoogte brengt;

30.

neemt er kennis van dat de ECB valsemunterij met succes bestrijdt, hetgeen blijkt uit het feit dat het aandeel valse bankbiljetten van alle zich in omloop bevindende bankbiljetten al heel lang klein is; verwelkomt de introductie — in 2019 — van de gemoderniseerde bankbiljetten van 100 en 200 euro, die beter beveiligd zijn; wijst erop dat contant geld belangrijk is als betaalmiddel voor de EU-burgers; verzoekt de ECB het aantal verschillende bankbiljetten dat in omloop is verder te verkleinen;

31.

verzoekt de ECB te bekijken hoe de internationale rol van de euro kan worden versterkt, aangezien dit de EU beter in staat zou stellen om haar beleidsstandpunt onafhankelijk van andere wereldmachten te bepalen en cruciaal is om de Europese economische soevereiniteit veilig te stellen; merkt op dat het aantrekkelijker maken van de euro als reservemunt het internationale gebruik ervan verder zal bevorderen; beklemtoont dat het versterken van de rol van de euro alleen kan als ook de Europese economische en monetaire unie wordt verdiept; juicht het toe dat de ECB bij herhaling oproept tot voltooiing van de bankenunie; benadrukt dat het creëren van een goed-ontworpen en veilig Europees activum financiële integratie kan vergemakkelijken en de negatieve ‘feedback loops‘ tussen staten en de nationale bankensectoren kan helpen verminderen;

32.

juicht het toe dat Bulgarije en Kroatië in juli 2020 tot het WKM II zijn toegetreden; steunt het voornemen om snel een streefdatum voor de invoering van de euro in deze twee landen vast te stellen; juicht het toe dat de ECB Kroatische en Bulgaarse banken in juli en augustus 2019 aan een alomvattende screening heeft onderworpen; herinnert aan de in de Verdragen vastgelegde verplichting voor elke lidstaat, uitgezonderd Denemarken, om de eenheidsmunt in te voeren wanneer voldaan is aan de convergentiecriteria van Maastricht;

33.

verzoekt de ECB haar vruchtbare samenwerking ook met de niet tot de eurozone behorende lidstaten voort te zetten;

Verantwoordingsplicht

34.

sluit zich aan bij de oproep van president Lagarde voor meer dialoog en benadrukt dat de ECB-regelingen inzake verantwoordingsplicht en transparantie verder moeten worden aangescherpt; benadrukt dat erover moet worden nagedacht hoe het toezicht op de ECB door het Europees Parlement, alsook door middel van dialoog met de nationale parlementen, kan worden verbeterd; dringt aan op onderhandelingen over een formele interinstitutionele overeenkomst om de bestaande praktijken op het gebied van verantwoordingsplicht ten aanzien van monetaire functies vast te leggen en aan te scherpen;

35.

vindt het uiterst zorgwekkend dat slechts twee van de 25 leden van de raad van bestuur van de ECB vrouwen zijn, ondanks herhaalde oproepen van het Parlement en van hooggeplaatste personen binnen de ECB, onder wie haar president Christine Lagarde, om een beter evenwicht tussen vrouwen en mannen in EU-benoemingen op het gebied van economische en monetaire zaken tot stand te brengen; benadrukt dat de benoeming van directieleden zorgvuldig, volkomen transparant en samen met het Parlement, overeenkomstig de Verdragen, moet worden voorbereid; verzoekt de Raad voor alle toekomstige vacatures een genderevenwichtige shortlist op te stellen en die met het Parlement te delen, zodat het Parlement een meer betekenisvolle adviserende rol kan spelen in de benoemingsprocedure; betreurt het dat tot nu toe geen bevredigende vooruitgang is geboekt; herinnert eraan dat gelijke behandeling van mannen en vrouwen een grondwettelijk beginsel is dat strikt moet worden gerespecteerd;

36.

brengt in herinnering dat slechts twee van de zes leden van de directie van de ECB vrouw zijn; stelt vast dat, hoewel het Parlement de Raad herhaaldelijk heeft opgeroepen om het gebrek aan genderevenwicht binnen de directie van de ECB aan te pakken, de Raad dit verzoek niet serieus heeft genomen; herhaalt dat het Parlement geen rekening zal houden met lijsten van kandidaten waarbij het beginsel van genderevenwicht niet wordt gerespecteerd; verzoekt de regeringen van de lidstaten, de Europese Raad, de Raad, de Eurogroep en de Commissie om in hun komende voorstellen voor shortlists en benoemingen actief te streven naar genderevenwicht;

37.

is ingenomen met de gedetailleerde, per sectie uitgesplitste en aanzienlijke feedback die de ECB heeft gegeven in reactie op de resolutie van het Parlement inzake het jaarverslag 2018 van de ECB; verzoekt de ECB door te gaan met het afleggen van verantwoording en met het elk jaar publiceren van schriftelijke feedback op de resoluties van het Parlement over het jaarverslag van de ECB;

38.

neemt kennis van de uitspraak van het Duitse grondwettelijke hof van 5 mei 2020 over de ECB, alsook aan de verklaring van de raad van bestuur van de ECB van dezelfde datum; erkent dat de ECB alle programma’s onverminderd aan een evenredigheidsbeoordeling onderwerpt; neemt er kennis van dat de ECB hierop het besluit genomen heeft om niet-openbare documenten over het aankoopprogramma voor de overheidssector (PSPP) aan het Europees Parlement, de Duitse federale regering, de Bundestag en de Bundesbank ter beschikking te stellen;

39.

neemt kennis van de lopende inspanningen om de communicatie met en de transparantie naar het Parlement toe te verbeteren, en feliciteert de ECB en president Lagarde daarmee; is het verder met president Lagarde eens dat de ECB beter met de burgers moet communiceren over de gevolgen van haar beleid; stelt anderzijds voor een regelmatige dialoog achter gesloten deuren te houden tussen leden van de Commissie economische en monetaire zaken van het Parlement en relevante vertegenwoordigers van de ECB naar aanleiding van de publicatie van het recentst beschikbare verslag van de beraadslagingen van de raad van bestuur, teneinde besluiten van de ECB voorafgaand aan en gelijktijdig met de monetaire dialogen te beoordelen;

40.

is ingenomen met de bekendmaking van de adviezen van de ethische commissie van de ECB voor gevallen van belangenconflicten en winstgevende beroepswerkzaamheden na afloop van het mandaat van de leden van de directie, de raad van bestuur en de raad van toezicht van de ECB; verzoekt de ECB de onafhankelijkheid van de leden van haar comité interne audit te waarborgen, erop toe te zien dat de ethische commissie niet door een voormalig president of andere oud-leden van de raad van bestuur wordt voorgezeten, noch door enige andere persoon met een mogelijk belangengeschil, en dezelfde transparantie te betrachten met betrekking tot potentiële belangenconflicten en winstgevende beroepswerkzaamheden na afloop van het mandaat;

41.

merkt op dat de ECB haar beleid om de hoofdeconoom toe te staan na vergaderingen waarin beleidsbeslissingen worden genomen privételefoongesprekken met belangrijke investeerders te voeren, heroverweegt, maar is van oordeel dat hieraan onmiddellijk een eind moet worden gemaakt, aangezien het niet transparant is;

42.

dringt eens te meer aan op de vaststelling van verbeterd beleid inzake klokkenluiders en op herziening van het statuut van het personeel van de ECB minimaal in overeenstemming met de normen en doelstellingen in Richtlijn (EU) 2019/1937 inzake de bescherming van klokkenluiders (4), om klokkenluiders te beschermen en in staat te stellen op vertrouwelijke wijze bezorgdheid te uiten zonder vrees voor vergelding, inclusief anonimiteit wanneer nodig;

43.

verzoekt om een gedetailleerdere openbaarmaking van sociale en personeelsaangelegenheden alsook governancezaken overeenkomstig Richtlijn 2014/95/EU met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie (5);

o

o o

44.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de Europese Centrale Bank.

(1)  Aangenomen teksten, P8_TA(2019)0325.

(2)  PB C 23 van 21.1.2021, blz. 105.

(3)  Zie: “Persistent low inflation in the euro area: Mismeasurement rather than a cause for concern?” (https://www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/IDAN/2018/614214/IPOL_IDA(2018)614214_EN.pdf.pdf).

(4)  Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden (PB L 305 van 26.11.2019, blz. 17).

(5)  Richtlijn 2014/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 tot wijziging van Richtlijn 2013/34/EU met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie en informatie inzake diversiteit door bepaalde grote ondernemingen en groepen (PB L 330 van 15.11.2014, blz. 1).


Top