Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020IP0265

    Resolutie van het Europees Parlement van 8 oktober 2020 met aanbevelingen aan de Commissie over het digitaal geldwezen: opkomende risico's in verband met cryptovaluta — uitdagingen inzake regelgeving en toezicht op het gebied van financiële diensten, instellingen en markten (2020/2034(INL))

    PB C 395 van 29.9.2021, p. 72–88 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    29.9.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 395/72


    P9_TA(2020)0265

    Digitaal geldwezen: opkomende risico's in verband met cryptovaluta — uitdagingen inzake regelgeving en toezicht op het gebied van financiële diensten, instellingen en markten

    Resolutie van het Europees Parlement van 8 oktober 2020 met aanbevelingen aan de Commissie over het digitaal geldwezen: opkomende risico's in verband met cryptovaluta — uitdagingen inzake regelgeving en toezicht op het gebied van financiële diensten, instellingen en markten (2020/2034(INL))

    (2021/C 395/10)

    Het Europees Parlement,

    gezien artikel 225 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    gezien de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

    gezien Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (1),

    gezien Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (2),

    gezien Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (3),

    gezien de mededeling van de Commissie van 19 februari 2020 getiteld “Een Europese datastrategie” (COM(2020)0066),

    gezien de mededeling van de Commissie van 8 maart 2018 getiteld “FinTech-actieplan”: voor een meer concurrerende en innovatieve Europese financiële sector” (COM(2018)0109),

    gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 6 april 2016 getiteld “Gezamenlijk kader voor de bestrijding van hybride bedreigingen: een reactie van de Europese Unie” (JOIN(2016)0018),

    gezien het Witboek van de Commissie van 19 februari 2020 getiteld “Kunstmatige intelligentie — een Europese benadering op basis van excellentie en vertrouwen” (COM(2020)0065),

    gezien het antwoord van vicevoorzitter Dombrovskis namens de Commissie op vraag E-001130/2017 van 10 april 2017,

    gezien het eindverslag van het directoraat-generaal Financiële Stabiliteit, Financiële Diensten en Kapitaalmarkten van de Commissie van oktober 2019 getiteld “Governance for a DLT/Blockchain enabled European electronic Access Point (EEAP)” (4),

    gezien de studie van de Commissie naar de toepassing van de verordening betreffende afwikkelingsvergoedingen (5),

    gezien de openbare raadpleging van de Commissie van 17 februari 2020 inzake de herziening van het regelgevingskader voor beleggingsondernemingen en marktdeelnemers,

    gezien het eindverslag van het Forum op hoog niveau over de kapitaalmarktenunie van de Commissie op 10 juni 2020 getiteld “A New Vision for Europe’s Capital Markets” (6),

    gezien het “Eindverslag van de deskundigengroep Regelgevende belemmeringen voor financiële innovatie van de Commissie: 30 aanbevelingen inzake regelgeving, innovatie en financiële diensten” van 13 december 2019,

    gezien het gezamenlijk advies van de Europese toezichthoudende autoriteiten aan de Europese Commissie over de noodzaak van verbeterde wetgeving inzake ICT-risicobeheer in de financiële sector van de EU van 10 april 2019,

    gezien het gezamenlijk advies van de Europese toezichthoudende autoriteiten aan de Europese Commissie over de kosten en baten van het ontwikkelen van een coherent kader voor het testen van de cyberveerkracht voor belangrijke marktdeelnemers en infrastructuren in de hele financiële sector van de EU van 10 april 2019,

    gezien het gezamenlijk rapport van de Europese toezichthoudende autoriteiten getiteld “FinTech: Regulatory sandboxes and innovation hubs” van 7 januari 2019 (7),

    gezien de richtsnoeren inzake ICT- en veiligheidsrisicobeheer van de Europese Bankautoriteit van 29 november 2019,

    gezien het rapport van de Europese Bankautoriteit met advies voor de Europese Commissie inzake cryptovaluta van 9 januari 2019,

    gezien het advies van de Europese Autoriteit voor effecten en markten voor de Commissie over initial coin offerings en cryptovaluta van 9 januari 2019,

    gezien het raadplegingsdocument van de Europese Commissie over een EU-kader voor markten voor cryptovaluta van december 2019,

    gezien zijn wetgevingsresolutie van 27 maart 2019 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad over Europese aanbieders van crowdfundingdiensten voor ondernemingen (ECSP) (8),

    gezien zijn resolutie van 3 oktober 2018 over “distributed ledger”-technologieën en blockchains: vertrouwen opbouwen met desintermediatie (9),

    gezien zijn resolutie van 17 mei 2017 over FinTech: de invloed van technologie op de toekomst van de financiële sector (10),

    gezien zijn resolutie van 16 februari 2017 met aanbevelingen aan de Commissie over civielrechtelijke regels inzake robotica (11),

    gezien de studie van april 2020, die in opdracht van de Commissie economische en monetaire zaken van het Parlement werd verricht, getiteld “Crypto-assets: Key developments, regulatory concerns and responses”,

    gezien de studie van februari 2014, die in opdracht van de Commissie interne markt en consumentenbescherming van het Europees Parlement werd verricht, getiteld “Consumer Protection Aspects of Financial Services”,

    gezien het rapport van de Europese Centrale Bank over de gevolgen van de digitalisering van detailhandelbetalingen voor de rol van katalysator van het Eurosysteem van juli 2019,

    gezien de keynote speech van Benoît Coeure “FinTech for the People” van 31 januari 2019,

    gezien de keynote speech van Yves Mersch “Lending and Payment Systems in Upheaval: the FinTech Challenge” van 26 februari 2019 tijdens de derde jaarlijkse conferentie over FinTech en digitale innovatie,

    gezien het rapport van de Raad voor financiële stabiliteit “Decentralized Financial Technologies. Report on Financial Stability, Regulatory and Governance Implications” van 6 juni 2019,

    gezien het rapport van de Raad voor financiële stabiliteit “FinTech and Market Structure in Financial Services: Market Developments and Potential Financial Stability Implications” van 14 februari 2019,

    gezien het rapport van de Raad voor financiële stabiliteit “Crypto-assets: Report to the G20 on Work by the FSB and Standard-Setting Bodies” van 16 juli 2018,

    gezien het rapport van de Raad voor financiële stabiliteit “Financial Stability Implications from FinTech, Supervisory and Regulatory Issues that Merit Authorities’ Attention” van 27 juni 2017,

    gezien het raadplegingsdocument van 14 april 2020 van de Raad voor financiële stabiliteit getiteld “Addressing the regulatory, supervisory and oversight challenges raised by “global stablecoin” arrangements”,

    gezien het onderzoek van de werkgroep Stablecoins van de G7 naar de effecten van mondiale stablecoins van oktober 2019,

    gezien de “Guidance for a Risk-Based Approach to Virtual Assets and Virtual Asset Service Providers” van de Financiële Actiegroep van juni 2019,

    gezien de aanbevelingen van de Financiële Actiegroep, zoals bijgewerkt in juni 2019, in het bijzonder Aanbeveling 16 inzake bankoverschrijvingen,

    gezien de analyse van de Bank voor Internationale betalingen “Policy Responses to FinTech: a Cross-Country Overview” van januari 2020,

    gezien de speech van Fernando Restoy “Regulating FinTech: what is going on, and where are the challenges?” van 16 oktober 2019 tijdens de ASBA-BID-FELABAN XVI Banking public-private sector regional policy dialogue,

    gezien de artikelen 47 en 54 van het Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A9-0161/2020),

    A.

    overwegende dat digitale financiële diensten een voortdurend evoluerend onderdeel van de financiële sector vormen, en dat zowel de industrie als de regelgevende autoriteiten deze diensten permanent moeten monitoren, respectievelijk erop moeten inspelen;

    B.

    overwegende dat de interne markt van de Unie gekenmerkt wordt door open mededinging en gericht is op het tot stand brengen van een gelijk speelveld door middel van een geharmoniseerd regelgevingskader, vertrouwen op internationale normen, convergentie op het gebied van toezicht, en samenwerking ten aanzien van toezicht; overwegende dat de strategie van de Unie voor digitale financiële diensten daarom van dezelfde beginselen moet uitgaan;

    C.

    overwegende dat bij het reguleren van fintechbedrijven, het aanmoedigen van innovatie, en het waarborgen van een hoge mate van beleggersbescherming en financiële stabiliteit een evenwichtige benadering moet worden gevolgd;

    D.

    overwegende dat de term “cryptovaluta” gebruikt wordt voor een breed scala aan digitale activa, waaronder (maar niet alleen) virtuele munteenheden en tokens, maar dat bepaalde vormen van stablecoins of bepaalde tokens, zoals security tokens, er soms van zijn uitgesloten;

    E.

    overwegende dat de twee meest voorkomende gemeenschappelijke componenten van cryptovaluta zijn: i) het private karakter van de aanspraak met betrekking tot het onderliggende vermogensbestanddeel, de onderliggende vordering of het onderliggende recht, en ii) het gebruik van versleuteling en distributed ledger technology (DLT), of vergelijkbare technologieën, bij transacties met het vermogensbestanddeel en de intrinsieke of waargenomen waarde daarvan;

    F.

    overwegende dat cryptovaluta momenteel worden uitgegeven noch gegarandeerd door een centrale bank of een publieke autoriteit binnen de EU, en om diverse redenen kunnen worden gebruikt, bijvoorbeeld als ruilmiddel, voor beleggingsdoeleinden en om toegang te krijgen tot een product of dienst;

    G.

    overwegende dat stablecoins vergelijkbare kenmerken hebben met cryptovaluta en niet de vorm van een specifieke munteenheid aannemen, maar stoelen op een reeks instrumenten die tot doel hebben de schommelingen van hun prijs als uitgedrukt in een munteenheid tot een minimum te beperken; overwegende dat sommige cryptovaluta, met inbegrip van stablecoins en daaraan verwante technologieën, in potentie de efficiëntie, mededinging en transparantie kunnen vergroten en substantiële kansen en voordelen kunnen bieden voor de samenleving, aangezien sommige kunnen zorgen voor goedkopere en snellere betalingen, en nieuwe financieringsbronnen kunnen bieden voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s); overwegende dat de reeks instrumenten gericht op minimalisering van de prijsschommelingen nog niet is getest in situaties waarin aanzienlijke hoeveelheden transacties met stablecoins worden uitgevoerd;

    H.

    overwegende dat het publieke debat over privaat geïntroduceerde stablecoins gerelateerd kan zijn aan bepaalde tekortkomingen in het betalingenlandschap van de Unie;

    I.

    overwegende dat stablecoins een gangbaar betalingsmiddel zouden kunnen worden, hetgeen betekent dat er passende regelgeving voor moet worden vastgesteld en dat ze aan toezicht moeten worden onderworpen;

    J.

    overwegende dat digitale valuta van een centrale bank (CBDC’s) gebaseerd zijn op het concept van een stabiel vermogensbestanddeel en een soeverein karakter hebben, en derhalve niet hetzelfde zijn als cryptovaluta; overwegende dat de Chinese Volksbank (PBC) momenteel een proef uitvoert met een digitale valuta van de centrale bank, de Digital Currency Electronic Payment (DCEP); benadrukt dat het potentiële mondiale gebruik van de DCEP implicaties kan hebben voor internationale handel en consumentenbescherming;

    K.

    overwegende dat zowel binnen de Unie, als op mondiaal niveau nagedacht wordt over initiatieven voor het gebruik van CBDC’s;

    L.

    overwegende dat digitale financiële diensten een sterk grensoverschrijdend karakter hebben, dat verder gaat dan het niveau van de Unie, en dat internationale samenwerking en standaardisering, alsook efficiënt en effectief toezicht door de Unie op dit gebied, derhalve onontbeerlijk zijn;

    M.

    overwegende dat de ontwikkeling van digitale financiële diensten een sterk element van kapitaalstromen kan hebben, waardoor grensoverschrijdende investeringen worden aangetrokken; beklemtoont derhalve dat digitale financiële diensten kunnen bijdragen aan het concurrentievermogen van de Unie op de mondiale markten;

    N.

    overwegende dat er, volgens marktgegevens (12), in juni 2020 wereldwijd ruim 5 600 cryptovaluta in omloop waren, met een totale marktkapitalisatie van meer dan 260 miljard Amerikaanse dollar (13), waarvan 65 % alleen al bestaat uit bitcoins;

    O.

    overwegende dat volgens marktgegevens stablecoins in juni 2020 een totale marktkapitalisatie hadden bereikt van 10 miljard EUR, afgezet tegen 1,5 miljard EUR in januari 2018, en dat zij ondanks hun beperkte bereik vergeleken met andere cryptovaluta de potentie hebben snel uit te groeien tot mondiale schaal en een brede basis van massagebruikers, met name als BigTech-bedrijven ze gaan gebruiken voor de exploitatie van hun netwerken;

    P.

    overwegende dat deskundigen van de Europese Centrale Bank (ECB) in hun publicatie van 2019 (14) aangegeven hebben dat cryptovaluta weliswaar uiterst speculatief zijn, maar geen onmiddellijke bedreiging vormen voor de financiële stabiliteit; overwegende dat de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) (15) en de Europese Bankautoriteit (EBA) (16) deze zienswijze delen; overwegende dat het Internationaal Monetair Fonds (IMF) in zijn rapport over de mondiale financiële stabiliteit van 2018 en de Raad voor financiële stabiliteit in zijn rapport van juli 2018 tot dezelfde conclusies zijn gekomen, maar dat deze laatste verdere analyse noodzakelijk acht, gezien de snelle evolutie op deze markten;

    Q.

    overwegende dat financiële instellingen, zoals uiteengezet in het EBA-rapport, momenteel een relatief beperkte hoeveelheid aan cryptovaluta gerelateerde activiteiten aangaan, maar dat hun belang waarschijnlijk zal groeien, met name in het kader van het toenemende gebruik van op DLT gebaseerde oplossingen; overwegende dat dergelijke activiteiten onder andere het hebben of verkrijgen van blootstelling aan cryptovaluta, het garanderen van initial coin offerings (ICO’s) en het aanbieden van diensten met betrekking tot cryptovaluta, zoals het bieden van bewaarportemonnees of beurzen, omvatten; overwegende dat de huidige prudentiële regels niet goed zijn toegerust op het opvangen van de grote volatiliteit en de grote risico’s van cryptovaluta;

    R.

    overwegende dat uit recent onderzoek blijkt dat cryptovaluta voornamelijk worden gebruikt als speculatieve belegging, en niet zozeer als betaalmiddel voor goederen of diensten die worden geboden door een legale handelaar; overwegende dat de ETA’s hebben benadrukt dat cryptovaluta die niet kwalificeren als financiële instrumenten binnen het toepassingsgebied van de financiële regelgeving van de Unie, specifieke risico’s met zich meebrengen, voornamelijk in de zin van beleggers- en consumentenbescherming en marktintegriteit; overwegende dat cryptovaluta tot grotere risico’s op het gebied van witwaspraktijken, fraude, belastingontwijking en externe aanvallen zouden kunnen leiden;

    S.

    overwegende dat de invoering van nieuwe technologieën er in hoge mate toe kan bijdragen dat financiële dienstverleners aan hun lopende toezicht- en nalevingsverplichtingen kunnen voldoen;

    T.

    overwegende dat binnen het bereik van cryptovaluta die kwalificeren als financiële instrumenten op grond van het EU-recht, hun classificatie als zodanig afhankelijk is van de nationale bevoegde autoriteiten die de nationale uitvoering van het EU-recht toepassen, waardoor er discrepanties ontstaan in de toezicht- en regelgevingsaanpak, hetgeen schadelijk is voor de consistentie en een gelijk speelveld in de Unie; overwegende dat een dergelijke classificatie en integratie binnen het wetgevend kader van de EU niet onproblematisch is, aangezien verschillende cryptovaluta verschillende kenmerken hebben, die ook nog eens met de tijd kunnen veranderen;

    U.

    overwegende dat ICO’s een alternatieve financieringsbron voor innovatieve bedrijven en startende ondernemingen kunnen vormen tijdens de eerste fase van hun ontwikkeling, maar dat ze tevens beleggers blootstellen aan een groot risico op verlies vanwege de uiterst speculatieve aard en de kwetsbaarheid voor fraude; overwegende dat het jaarlijks economisch verlag 2018 van de Bank voor Internationale Betalingen aangeeft dat ten minste 22,5 % van de ICO’s frauduleuze Ponziregelingen bleken te zijn;

    V.

    overwegende dat cryptovaluta in potentie op een veilige manier de transactiekosten kunnen verminderen in een wereld met steeds meer digitaal toezicht, indien zij worden onderworpen aan een strikt, passend en op risico’s gebaseerd regelgevingsstelsel;

    W.

    overwegende dat digitale financiële diensten op een aantal manieren kunnen bijdragen aan het aanpakken van de economische gevolgen van de Covid-19-uitbraak voor burgers, kmo’s, en andere bedrijven en financiële diensten; overwegende dat de COVID-19-uitbraak in uiteenlopende mate in de lidstaten het potentieel heeft aangetoond, dat digitale financiële diensten te bieden hebben voor zowel consumenten als de economie;

    X.

    overwegende dat grote technologiebedrijven en mondiale digitale platforms steeds meer financiële diensten aanbieden; overwegende dat grote marktdeelnemers in de digitale sector profiteren van concurrentievoordelen zoals schaaleconomie, enorme grensoverschrijdende gebruikersnetwerken, eenvoudige toegang tot financiering en de mogelijkheid om via gegevensverwerkingstechnologieën zoals “big data analytics” grote hoeveelheden door gebruikers geboden gegevens binnen te halen, die op diverse manieren een enorme meerwaarde bieden; overwegende dat de aanwezigheid van BigTech-bedrijven op de fintechmarkt in potentie de eerlijke concurrentie en innovatie kunnen schaden;

    Y.

    overwegende dat de onlangs blootgelegde frauduleuze activiteiten in de fintechindustrie laten zien dat we behoefte hebben aan een holistische benadering van de risico’s voor de bescherming van consumenten en beleggers naar aanleiding van tekortschietende financiële verslaglegging, fraude en insolventieprocedures;

    Z.

    overwegende dat het aandeel niet-contante betalingen de afgelopen jaren aanzienlijk is toegenomen; overwegende dat een verbeterd kader voor niet-contante transacties er niet in moet resulteren dat wordt getornd aan de mogelijkheid om contanten als betaalmiddel te gebruiken;

    AA.

    overwegende dat de financiële sector de grootste gebruiker van informatie- en communicatietechnologieën (ICT) in de wereld is, en goed is voor ongeveer een vijfde van alle ICT-uitgaven;

    AB.

    overwegende dat het gebruik van nieuwe technologieën in de financiële sector nieuwe risico’s met zich kan brengen waarvoor moet worden voorzien in reglementering en toezicht, teneinde de financiële stabiliteit, de integriteit van de interne markt en de bescherming van de consument te waarborgen;

    AC.

    overwegende dat het toenemende gebruik van kunstmatige intelligentie in de sector financiële diensten betekent dat voor grotere operationele veerkracht en passend toezicht, alsook gegevensbescherming als bedoeld in het recht van de Unie, moet worden gezorgd;

    AD.

    overwegende dat nieuwe operationele problemen, in het bijzonder ICT- en veiligheidsrisico’s, tot systemische risico’s voor de financiële sector kunnen leiden; overwegende dat passende maatregelen nodig zijn om deze risico’s aan te pakken, zoals aangegeven door het Europees Comité voor systeemrisico’s (17);

    AE.

    overwegende dat het bestaande pakket EU-regels voor financiële diensten niet alle operationele risico’s afdekt;

    AF.

    overwegende dat de ICT-en beveiligingsrisico’s waar de financiële sector mee geconfronteerd wordt, en de mate van integratie ervan op het niveau van de Unie, pleiten voor specifieke en gesofisticeerdere acties die stoelen op (maar verder gaan) dan Richtlijn (EU) 2016/1148 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 houdende maatregelen voor een hoog gemeenschappelijk niveau van beveiliging van netwerk- en informatiesystemen in de Unie (18);

    AG.

    overwegende dat cyberveerkracht integrerend onderdeel uitmaakt van het werk dat autoriteiten op mondiaal vlak verrichten betreffende de operationele veerkracht van financiële instellingen;

    AH.

    overwegende dat een goed functionerende, duurzame en veerkrachtige financiële EU-markt moet worden gekenmerkt door grote efficiëntie ten aanzien van de verdeling van kapitaal en risico, alsook door de breedst denkbare financiële inclusie van burgers binnen financiële diensten;

    AI.

    overwegende dat het gebruik van cloud computing-diensten aanzienlijke voordelen kan bieden met betrekking tot de operationele weerbaarheid en de efficiëntie van financiële dienstverleners, afgezet tegen de oude oplossingen op locatie, maar tegelijk aanvullende problemen met zich meebrengt ten aanzien van de veiligheid van gegevens en processen, de bedrijfscontinuïteit in het geval van storingen en de algemene kwetsbaarheid met betrekking tot cybercriminaliteit;

    AJ.

    overwegende dat er behoefte is aan een gelijk speelveld tussen financiële diensten en technologische bedrijven om te zorgen dat alle bedrijven op gelijke voet kunnen concurreren, overeenkomstig het beginsel van “hetzelfde risico, dezelfde activiteit, dezelfde regelgeving”;

    AK.

    overwegende dat de introductie van digitale financiële diensten niet moet leiden tot regelgevingsarbitrage, en evenmin tot minder consumentenbescherming, minder veiligheid of risico’s ten aanzien van financiële stabiliteit;

    AL.

    overwegende dat veel grote financiële instellingen in de EU afhankelijk zijn van aanbieders uit derde landen voor cloud computing-diensten;

    AM.

    overwegende dat het Europees Comité voor gegevensbescherming een voorname rol te spelen heeft bij het ondersteunen van bedrijven om meer inzicht te krijgen in hun verplichtingen op het gebied van naleving van de AVG;

    AN.

    overwegende dat cryptovaluta doorgaans geen bekende oorsprong hebben en geen financiële vordering op een onderliggend actief vertegenwoordigen, in tegenstelling tot stablecoins, security tokens en commodity tokens, die alle wel een bekende uitgever hebben;

    AO.

    overwegende dat, hoewel de tokens die door ondernemers in de vorm van vorderingen op een kasstroom, op een aandeel of op een toekomstig product of een toekomstige dienst worden uitgegeven ook op een andere manier kunnen worden geclassificeerd, hun classificatie in het recht van de EU wettelijke voorspelbaarheid en homogeniteit op de Europese markten moet waarborgen; overwegende dat een technologisch relevante en functionele regelgeving van de tokens rekening moet houden met een potentieel hybride ontwerp en moet voorzien in definities die de consumenten- en beleggersbescherming optimaliseren, de rechtszekerheid vergroten en het krachtige potentieel van deze instrumenten ten aanzien van het financieren van risicovolle ondernemingsprojecten benutten; overwegende dat de onderliggende economische functie van tokens een belangrijke indicator voor de classificatie ervan is;

    AP.

    overwegende dat de Financiële Actiegroep (FATF) een brede definitie van virtuele valuta heeft vastgesteld en heeft aanbevolen binnen het bereik van verplichtingen inzake de bestrijding van het witwassen van geld en van terrorismefinanciering alle natuurlijke en rechtspersonen op te nemen die activiteiten verrichten zoals de handel in cryptovaluta, de overdracht van cryptovaluta, en de deelname aan en levering van financiële diensten met betrekking tot initial coin offerings;

    AQ.

    overwegende dat witwaspraktijken een groot gevaar vormen, dat binnen de omgeving van digitale financiële diensten moet worden voorkomen; overwegende dat zelfs indien digitale financiële diensten de financiële inclusie zouden vergroten, er toch een alomvattende regeling voor naleving van het “ken-uw-klant”-beginsel en van de verplichtingen inzake de bestrijding van het witwassen van geld, zoals bedoeld in het recht van de EU, moet worden vastgesteld; overwegende dat hoewel cryptovaluta voor illegale activiteiten kunnen worden gebruikt hun wettelijke status als betaalmiddel — in plaats van ruilmiddel — kan leiden tot beter toezicht op en betere preventie van financiële criminaliteit;

    AR.

    overwegende dat grotere connectiviteit, het internet der dingen en de interactie tussen mens en machine kunnen leiden tot een betere ervaring van financiële dienstverlening, maar ook nieuwe risico’s met zich meebrengen ten aanzien van de privacy en de bescherming van persoonsgegevens, de kwaliteit van de interactie, operationeel risicomanagement en problemen met cyberveiligheid;

    Aanbevelingen:

    Algemene overwegingen

    1.

    juicht de vaststelling door de Commissie toe van het pakket voor digitale financiering, inclusief twee wetgevingsvoorstellen inzake cryptovaluta en operationele veerkracht; acht het voorstel van de Commissie inzake cryptovaluta, alsook inzake operationele en cyberveerkracht gezien de recente ontwikkelingen op de markten in de Unie en wereldwijd nu opportuun, nuttig en noodzakelijk, en beschouwt het een belangrijke stap in de richting van juridische zekerheid en het ontwikkelen van een nieuw regelgevingsregime; betreurt evenwel dat de Commissie niet echt aandacht besteed aan de problemen in verband met witwaspraktijken, terrorismefinanciering en criminele activiteiten in verband met cryptovaluta, die grotendeels onopgelost blijven; verzoekt de Commissie snel actie te ondernemen op deze gebieden en zich hierbij te baseren op de aanbevelingen in de bijlage bij de onderhavige wettekst;

    2.

    is van oordeel dat digitale financiële diensten, die een belangrijke rol spelen bij de ontwikkeling van financiële activiteiten, integrerend onderdeel zullen uitmaken van het succes van de kapitaalmarktenunie (KMU) doordat ze ondernemingen en burgers meer financierings- alsook beleggingsopties bieden, en spoort de Commissie aan erover na te denken hoe zij voor empowerment van innoveerders kan zorgen en daarmee kan bewerkstelligen dat de voordelen van digitale financiële diensten bijdragen tot de integratie van de kapitaalmarkten en tot de participatie van kleine beleggers in de Unie, alsmede tot vergroting ervan op mondiale schaal;

    3.

    benadrukt het groeiende belang van controle- en onderzoeksmaatregelen met betrekking tot de regulering van digitale financiële diensten, met name gelet op de toenemende relevantie van de sector nu de wereld te kampen heeft met de COVID-19-pandemie; benadrukt verder dat aandacht moet worden besteed aan de specifieke risico’s van de digitale financiële diensten op regelgevings- en toezichtsniveau, in concreto door middel van een passend wetgevingskader en bepalingen inzake consumentenbescherming;

    4.

    benadrukt dat het, gezien het rechtsgebiedoverschrijdende karakter van digitale financiële diensten, belangrijk is dat de Commissie haar werk nauw afstemt op hetgeen in internationale fora en regelgevende organen gebeurt met betrekking tot het ontwikkelen van internationale normen, onverminderd de bevoegdheid van de Unie om regelgevings- en toezichtbepalingen aan te nemen die aansluiten bij de omstandigheden in de Unie; wijst in het bijzonder op het belang van interoperabiliteit tussen het regelgevingskader van de Unie en internationaal overeengekomen beginselen;

    5.

    geeft aan dat veel technologieën voor digitale financiële diensten qua ontwikkeling nog in de kinderschoenen staan; benadrukt dat alle nieuwe wetgevingsmaatregelen derhalve aan een grondige en toekomstgerichte beoordeling van de risico’s en de voordelen voor consumenten, alsook voor de financiële stabiliteit, moeten worden onderworpen; verzoekt de Commissie bij haar werk ten aanzien van digitale financiële diensten een evenredige, op risico’s gebaseerde, sectoroverschrijdende, holistische en resultaatgerichte benadering te volgen;

    6.

    verzoekt de Commissie gebruik te maken van de kennis en de ervaring van het Europees Forum voor facilitatoren van innovatie om een voortrekkersrol te vervullen bij het tot stand brengen van een gunstig en duurzaam klimaat voor Europese hubs en ondernemingen op het gebied van fintech, alsook voor de traditionele financiële industrie die van digitale financiële diensten gebruik maakt, om te groeien, buitenlandse beleggingen aan te trekken en de aanwezigheid van de Unie op de mondiale markten te vergroten;

    7.

    is in dit opzicht van oordeel dat digitale financiële diensten moeten worden beschouwd als een essentieel en doelmatig hulpmiddel voor Europese kmo’s, die ervoor kunnen zorgen dat realtime en snelle oplossingen worden geboden die zijn aangepast aan hun financieringsbehoeften; gelooft dat digitale financiële diensten in potentie kunnen bijdragen aan het dichten van de financieringskloof van kmo’s;

    8.

    beklemtoont dat alle op het niveau van de Unie genomen maatregelen ervoor moeten zorgen dat marktdeelnemers, van klein tot groot, binnen de regelgeving de ruimte hebben te innoveren, en dat elke nieuwe of geactualiseerde regelgeving voor en het toezicht op het gebied van digitale financiële diensten moeten stoelen op de volgende beginselen:

    a)

    dezelfde regels voor dezelfde activiteiten en diensten en de daaraan gerelateerde identieke risico’s;

    b)

    evenredigheid en technologieneutraliteit;

    c)

    een benadering die stoelt op risico’s, transparantie en verantwoordingsplicht;

    d)

    respect voor de grondrechten, in het bijzonder op bescherming van de privacy en van persoonsgegevens, zoals gewaarborgd door de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;

    e)

    een hoog niveau van consumenten- en beleggersbescherming;

    f)

    een gelijk speelveld;

    g)

    een innovatievriendelijke benadering;

    9.

    geeft aan dat elke nieuwe of geactualiseerde maatregel op het niveau van de Unie rekening moet houden met de snelle ontwikkelingen op de voortdurend groeiende markten van cryptovaluta en ICO’s; benadrukt dat een gelijk speelveld op de internationale markt tot stand moet worden gebracht, teneinde forumshopping en regelgevingswillekeur te vermijden; waarschuwt ervoor dat de bedoelde maatregelen bedrijven, en met name kmo’s, niet moeten belemmeren in hun groei en in plaats daarvan een duurzaam ecosysteem voor digitale financiële diensten moeten vormen om te ontwikkelen op de internationale markt, met waarborgen inzake financiële stabiliteit, marktintegriteit, en bescherming van beleggers en consumenten;

    10.

    wijst erop dat regelgevingsproeftuinen en innovatiehubs nuttige middelen kunnen zijn voor bedrijven op het gebied van digitale financiële diensten om innovatieve financiële producten, financiële diensten of bedrijfsmodellen in een gecontroleerde omgeving uit te testen, en om bevoegde autoriteiten de mogelijkheid te geven een beter inzicht te verwerven in dergelijke activiteiten en regelgevingservaring op te doen op het gebied van opkomende technologieën, hetgeen de dialoog tussen bedrijven en de regelgevende instanties ten goede komt; onderstreept dat zij evenwel ook een aanzienlijk risico voor de consumenten- en beleggersbescherming kunnen vormen en de deur kunnen openzetten voor financiële fraude, en tot risico’s van versnippering van regelgeving en regelgevingswillekeur kunnen leiden;

    11.

    onderstreept dat elke “sandbox”, met inbegrip van elke pan-Europese “sandbox”, een juiste balans moet zoeken tussen het bevorderen van innovatie enerzijds en financiële stabiliteit en de bescherming van beleggers en consumenten anderzijds, waarbij rekening moet worden gehouden met de omvang, het systemisch belang en de grensoverschrijdende activiteiten van de betrokken ondernemingen; verzoekt de Commissie een gemeenschappelijk Uniekader voor een pan-Europese “sandbox” voor digitale financiële diensten te ontwikkelen, omdat dit bijkomende voordelen zou opleveren voor financiële innovatie en stabiliteit, en de versnippering op het gebied van het toezicht zou reduceren;

    12.

    wijst op het belang van de driehoek vertrouwen, identiteit en gegevens, teneinde te waarborgen dat marktdeelnemers, beleggers, consumenten en toezichthouders vertrouwen in digitale financiële diensten kunnen hebben;

    13.

    acht het passend om nader onderzoek te doen naar initiatieven voor de invoering van CBDC’s, zowel binnen de Unie als op mondiaal niveau; verzoekt de ECB te overwegen een alomvattende effectbeoordeling te houden met het oog op het presenteren van opties voor CBDC’s, inclusief een analyse van de kansen en risico’s van de invoering van een digitale euro; is van oordeel dat bij deze beoordeling ook gekeken zou moeten worden naar de rol van onderliggende technologieën; verzoekt de toezichthoudende autoriteiten van de Unie daarnaast nader onderzoek op dit gebied te bevorderen, en verzoekt de Commissie en de ECB op internationaal niveau de dialoog aan te gaan en in kaart te brengen wat de potentiële voordelen en gevolgen van een breder gebruik van CBDC’s wereldwijd zouden zijn;

    14.

    gelooft dat de parameters en beginselen voor de effectbeoordeling en de daaropvolgende analyse uit moeten gaan van de rol van CBDC’s bij het omkaderen van de afname van het gebruik van contanten, het zorgen voor vertrouwen in het financieel stelsel, het zorgen voor meer financiële inclusie en toegang tot publieke betaalmiddelen, en tegelijkertijd het garanderen van financiële en monetaire stabiliteit;

    15.

    beklemtoont het belang van sterkere regelgevings- en toezichtsconvergentie, met het oog op het ontwikkelen van een gemeenschappelijk Uniekader; onderstreept dat de Europese toezichthoudende autoriteiten (ETA’s) bij het faciliteren hiervan een essentiële rol toekomt; dringt aan op een gestructureerde dialoog tussen de ETA’s en de nationale bevoegde autoriteiten over de bestaande uitdagingen op het gebied van toezicht en de convergentie van praktijken in de richting van naadloos toezicht op alle niveaus, in het bijzonder met betrekking tot digitale financiële diensten, de bestrijding van witwaspraktijken, de privacy- en de gegevensbescherming, en de uitdagingen en kansen op het gebied van cyberveiligheid; is van oordeel dat deze gestructureerde dialoog wat digitale financiële diensten betreft in het bijzonder aandacht zou moeten besteden aan het reduceren van willekeur en toezichtsmededinging, en aan andere belemmeringen voor grensoverschrijdende activiteiten;

    16.

    stelt voor één enkele Europese toezichthouder aan te stellen, die nauw samenwerkt met de andere ETA’s en de nationale bevoegde autoriteiten, gebaseerd op gemeenschappelijke regels en bevoegdheden om op het gebied van producten in te grijpen voor overzicht, op de volgende aan cryptovaluta gerelateerde activiteiten: aanbieders van diensten op het gebied van het omwisselen van virtuele valuta en fiduciaire valuta, alsook van portemonneediensten, en alle andere aanbieders van diensten in verband met virtuele activa op wie de FATF-normen van toepassing zijn; merkt in dit verband verder op dat voor verantwoordingsplicht van de Europese toezichthouder moet worden gezorgd, en dat in een procedure van rechterlijke toetsing van de acties van de Europese toezichthouders moet worden voorzien; wijst in dit verband op het voorstel van de Commissie van 24 september 2020 voor een verordening inzake markten voor cryptovaluta; beklemtoont dat de enkele toezichthouder in samenwerking met andere ter zaken doende toezichthoudende autoriteiten op het niveau van de Unie toezicht moet uitoefenen op aan cryptovaluta gerelateerde activiteiten met een aanzienlijk grensoverschrijdend element in de Unie en passende interne structuren moet ontwikkelen, teneinde voor efficiënt en doeltreffend toezicht op cryptovaluta op het niveau van de Unie te zorgen;

    17.

    is het met de ECB eens dat fysiek geld een belangrijke rol vervult als wettig betaalmiddel; benadrukt dat vooruitgang op het gebied van virtuele valuta en digitale betalingen niet mag leiden tot beperkingen op contante betalingen in de detailhandel of de afschaffing van contant geld;

    18.

    onderstreept zijn bezorgdheid over de milieu-impact van crypto-mining; geeft aan dat oplossingen moeten worden gevonden voor het tot een minimum beperken van de ecologische voetafdruk van mainstream cryptovaluta; roept de Commissie op hiermee rekening te houden bij een toekomstig regelgevingsinitiatief, mede in het licht van de verbintenis van de EU tot de duurzameontwikkelingsdoelstellingen en de noodzakelijke transitie naar een klimaatneutrale samenleving in uiterlijk 2050;

    Vaststellen van een kader voor cryptovaluta

    19.

    beschouwt het ontwikkelen van een alomvattende en pan-Europese taxonomie voor nieuwe producten zoals cryptovaluta een noodzakelijke stap in de richting van het bevorderen van wederzijds begrip, het faciliteren van samenwerking tussen rechtsgebieden, en het tot stand brengen van grotere juridische zekerheid voor marktdeelnemers met grensoverschrijdende activiteiten; beveelt aan rekening te houden met de bestaande nationale kaders voor regelgeving en toezicht; wijst op het belang van internationale samenwerking en wereldwijde initiatieven met betrekking tot een Uniekader voor cryptovaluta, in het bijzonder gezien het feit dat deze geen grenzen kennen;

    20.

    is van oordeel dat het ontwikkelen van een taxonomietemplate met open eind op het niveau van de Unie mogelijkerwijs meer geëigend is, gezien het feit dat dit een evoluerend marktsegment is en dat een dergelijke taxonomie als basis moet dienen voor passende wetgevings- en regelgevingshandelingen; gelooft echter dat er geen pasklare oplossing voor de wettelijke kwalificatie van cryptovaluta bestaat, en dat het derhalve belangrijk is over een kader te beschikken waar toezichthouders toezicht op uitoefenen, en dat door hen kan worden aangepast;

    21.

    benadrukt dat consumentgerichte startende ondernemingen vaak innovatieve financiële diensten ontwikkelen die ten goede komen aan burgers en bedrijven in de Unie, en dat elk wetgevingskader zodanig moet worden ontworpen dat meer innovatie en consumentenkeuze binnen de financiële dienstverlening worden bevorderd;

    22.

    merkt op dat bij afwezigheid van een gemeenschappelijke benadering voor EU-regelgeving inzake cryptovaluta de lidstaten reeds begonnen zijn unilaterale wetgeving aan te nemen en toezichtacties door te voeren, en steeds meer onder druk staan op te treden omwille van de consumentenbescherming; wijst erop dat uiteenlopende interpretaties en een niet tussen de lidstaten gecoördineerde aanpak kunnen leiden tot marktfragmentatie, de rechtsonzekerheid kunnen vergroten, het gelijke speelveld kunnen ondermijnen en kansen kunnen bieden voor regelgevingsarbitrage;

    23.

    is dan ook van mening dat elke verdere categorisering evenwichtig en flexibel moet zijn, teneinde te kunnen worden aangepast aan zich ontwikkelende bedrijfsmodellen en risico’s, en tegelijk ruimte moet laten voor innovatie en concurrentievermogen in de sector, met waarborgen betreffende het in een vroeg stadium kunnen identificeren en aanpakken van risico’s;

    24.

    beklemtoont verder dat voor verduidelijking van de adviezen over de toepasselijke regelgevings- en prudentiële processen moet worden gezorgd, teneinde wat cryptovaluta betreft voor regelgevingszekerheid en een passende toezichts- en prudentiële behandeling te zorgen; onderschrijft het standpunt van het Bazels comité en de EBA dat banken die cryptovaluta aankopen een behoudende en prudente aanpak voor dergelijke blootstellingen moeten aanhouden, met name voor cryptovaluta met een hoog risico;

    25.

    is van oordeel dat gereglementeerde financiële instellingen, in het bijzonder kredietinstellingen, betalingsinstellingen en pensioenfondsen, zich aan specifieke maximale blootstellingslimieten moeten houden gezien de potentiële risico’s voor de consumenten- en beleggersbescherming en voor de financiële stabiliteit die met dergelijke hoge niveaus van activiteit met cryptovaluta verbonden zijn; deelt verder de opvatting dat strikte zorgvuldigheidsprocedures, robuust bestuur en risicomanagement, volledige openbaarmaking van elke blootstelling en een grondige dialoog met de toezichthouders stuk voor stuk van het allergrootste belang zijn; gelooft dat bij de aanstaande herziening van het kader voor kapitaalvereisten amendementen hieromtrent moeten worden doorgevoerd;

    26.

    is van mening dat alle agenten en deelnemers die in activiteiten met cryptovaluta participeren, zich aan de normen van het bestaande toepasselijke kader van financiële regelgeving moeten houden; onderstreept daarnaast dat wettelijk bepalingen en mechanismen moeten worden vastgesteld om te zorgen dat de regelgevingsnormen voor aan cryptovaluta gerelateerde activiteiten, met name met betrekking tot consumentenbescherming en de bestrijding van het witwassen van geld en terrorismefinanciering, ook worden afgedwongen wanneer dergelijke activiteiten en diensten worden geleverd of beheerd van buiten de Unie; onderstreept verder dat specifieke regels inzake markttransparantie en -integriteit die ten minste gelijkwaardig zijn aan die van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (19) (MiFID II) voor alle uitgevers of sponsoren van cryptovaluta, met strenge regels betreffende het verstrekken van informatie aan potentiële klanten, die duidelijk en niet-misleidend moeten zijn, alsook voorschriften inzake geschiktheidsbeoordelingen;

    27.

    is van oordeel dat sommige cryptovaluta, met name die die in illegale kanalen worden gebruikt, niet gelegitimiseerd moeten worden door ze onder het bestaande regelgevingskader te laten vallen; beklemtoont dat elke ongewenste legitimisering de consumentenbescherming in gevaar brengt en de marktintegriteit aantast; verzoekt de Commissie dan ook strenge regels vast te stellen voor waarschuwingen aan potentiële klanten en te waarborgen dat de bevoegde autoriteiten de nodige instrumenten krijgen om verrichtingen en activiteiten met die cryptovaluta die met name voor illegale doeleinden worden gebruikt, te beperken of te verbieden;

    28.

    benadrukt dat risico’s met betrekking tot deelnemingen in en blootstellingen aan cryptovaluta, zodra de taxonomie beschikbaar is, volledig geïntegreerd moeten worden in het toetsings- en evaluatieproces in het kader van toezicht; wijst in dit opzicht op de noodzaak van adequate en gestandaardiseerde publicatievereisten voor alle materiële blootstellingen of diensten met betrekking tot cryptovaluta;

    29.

    geeft aan dat het nodig zal zijn de leemten in de bestaande Unieregels middels gerichte wijzigingen aan te pakken, en dat op maat gesneden regelgevingsregimes zullen moeten worden ontwikkeld voor nieuwe en evoluerende cryptovaluta-activiteiten, zoals ICO’s en initial exchange offerings (IEO’s); stelt vast dat bepaalde soorten cryptovaluta, zoals “overdraagbare effecten” in de zin van MiFID II, goed in het bestaande regelgevingskader zouden kunnen passen; is van oordeel dat die cryptovaluta die onder MiFID II zouden kunnen vallen op dezelfde wijze moeten worden behandeld als andere overdraagbare effecten die onder die regeling vallen, en derhalve geen op maat gesneden regelgevingskader behoeven, maar alleen gerichte wijzigingen aan de desbetreffende MiFID II-bepalingen;

    30.

    beklemtoont dat die cryptovaluta die niet onder MiFID II zouden vallen op het niveau van de Unie op geharmoniseerde wijze moeten worden gereglementeerd;

    31.

    stelt vast dat stablecoins een unieke categorie cryptovaluta vertegenwoordigen; wijst erop dat het gebruik van stablecoins in deze fase nog niet prominent is binnen de Unie; onderstreept evenwel dat hun snelle verspreiding aanzienlijke gevaren zou kunnen inhouden voor de financiële stabiliteit en de tenuitvoerlegging van het monetair beleid, alsook voor democratisch toezicht; verwelkomt dan ook de vaststelling door Commissie van een wetgevingskader dat, onder meer, gericht is op het waarborgen van een stabiele wisselkoers tussen stablecoins en vertrouwensmunten, en garandeert dat de respectieve stablecoin te allen tijde tegen pari opnieuw in de vertrouwensmunt kan worden omgewisseld; benadrukt evenwel dat alle emittenten van stablecoins wettelijk verplicht moeten zijn de houder een rechtstreekse claim toe te kennen en de stablecoins te allen tijde tegen pari in de vertrouwensmunt om te wisselen en adequate mechanismen te ontwikkelen voor het waarborgen en het met het oog hierop segregeren van de stabilisatiereserve;

    32.

    benadrukt dat ICO’s en IEO’s in potentie de toegang tot financiering voor kmo’s, innovatieve start-ups en scale-ups kunnen vergroten, de technologietransfer kunnen versnellen, en een essentieel onderdeel van de KMU kunnen uitmaken; geeft evenwel aan dat meerdere toezichthoudende autoriteiten waarschuwingen in verband met ICO’s hebben uitgegeven vanwege het gebrek aan transparantie- en openbaarmakingsvoorschriften, hetgeen een potentieel risico voor beleggers en consumenten vormt;

    33.

    roept de Commissie dan ook op de voordelen te onderzoeken van het voorstellen van een wetgevingskader voor ICO’s en IEO’s om de transparantie, de rechtszekerheid, en de bescherming van beleggers en consumenten te verhogen, en de risico’s van asymmetrische informatie, frauduleus gedrag en illegale activiteiten te verkleinen; geeft eens te meer aan dat het toezicht op en de monitoring van dit kader op het niveau van de Unie moet worden gecoördineerd;

    34.

    onderstreept dat een gemeenschappelijk Uniekader inzake cryptovaluta bij moet dragen tot een hoog niveau van consumenten- en beleggersbescherming, marktintegriteit en financiële stabiliteit, tot handhaving van de toepassing van de bepalingen inzake de bestrijding van witwasparktijken, zoals de “ken-uw-klant”-verplichtingen voor marktdeelnemers die zich met aan cryptovaluta gerelateerde transacties bezighouden, met alleen uitzonderingen voor occasionele transacties onder een minimumdrempel, en tot verbeterd toezicht op de onderliggende technologie, teneinde autoriteiten die misdrijven onderzoeken in staat te stellen de eindbegunstigden van betalingstransacties op betrouwbare wijze en met geringe inspanningen te identificeren;

    35.

    maakt zich zorgen over de bevindingen van een recent onderzoek (20), waaruit blijkt dat de helft van de transacties met cryptovaluta gekoppeld is aan illegale activiteiten, zoals de aankoop en verkoop van illegale goederen of diensten, witwaspraktijken en betalingen in verband met aanvallen met ransomware; wijst op recente bevindingen die aangeven dat bitcoins goed zijn voor 76 miljard USD aan illegale activiteit per jaar;

    36.

    wijst nogmaals op het belang van de bestrijding van de risico’s met betrekking tot het witwassen van geld en terrorismefinanciering die voortvloeien uit grensoverschrijdende activiteiten en nieuwe technologieën, met name de risico’s van cryptovaluta;

    37.

    benadrukt dat de lacunes in het bestaande wetgevingskader inzake de bestrijding van het witwassen van geld voor cryptovaluta, zoals in de toepassing van het “ken-uw-klant”-beginsel, tot een ongelijk speelveld tussen de verschillende soorten financiële activiteit leiden; is van oordeel dat de hand moet worden gehouden aan bepalingen inzake de bestrijding van het witwassen van geld en terrorismefinanciering voor aanbieders van aan cryptovaluta gerelateerde diensten, ook voor buitenlandse aanbieders die hun diensten in de Unie aanbieden; benadrukt dat een uitgebreide definitie van “virtuele activa” nodig is om ten behoeve van de bestrijding van het witwassen van geld en terrorismefinanciering, beter de aard en de functie van cryptovaluta weer te geven; wijst erop dat de definitie van terrorismefinanciering tevens moet worden bijgewerkt om te zorgen dat cryptovaluta hierin naar behoren worden afgedekt;

    38.

    neemt nota van de update van de bestaande aanbeveling 16 van de FATF in verband met de reisregel voor aanbieders van diensten met betrekking tot virtuele activa en roept de Commissie op de implicaties ervan te onderzoeken voor aanbieders van cryptobeurzen en bewaarportemonnees in het kader van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (21),

    39.

    roept de Commissie verder op de reikwijdte van meldingsplichtige entiteiten in het kader van de bestrijding van het witwassen van geld en terrorismefinanciering uit te breiden, overeenkomstig de aanbevelingen van de FATF en de ESMA, teneinde ervoor te zorgen dat alle activiteiten waarmee cryptovaluta gemoeid zijn met betrekking tot aanbieders van virtuele beurzen, overige categorieën van aanbieders van mobiele portemonnees en ICO’s onderworpen zijn aan dezelfde verplichtingen inzake de bestrijding van het witwassen van geld en terrorismefinanciering;

    40.

    is van oordeel dat bij het oprukken van digitale financiële diensten niemand achter moet blijven en dat de beschikbaarheid van digitale financiële oplossingen voor consumenten en niet-professionele beleggers hand in hand moet gaan met meer inspanningen om te zorgen voor transparantie, publiek bewustzijn en toegang tot informatie; roept de Commissie en de lidstaten op te investeren in programma’s om de digitale en financiële geletterdheid te verbeteren;

    41.

    merkt op dat de introductie van een door een centrale bank ontwikkelde digitale valuta gepaard gaat met aanzienlijke problemen en risico’s (bijv. risico’s met betrekking tot financiële stabiliteit en bescherming van deposito’s, implicaties voor het overbrengen van het monetair beleid, implicaties voor kredietbemiddeling, vervanging van overige betaalmiddelen, verdringing van particuliere marktdeelnemers enz.) die wel eens zwaarder kunnen wegen dan de waargenomen voordelen van CBDC’s;

    42.

    merkt op dat de waargenomen tekortkomingen van het Europese betalingssysteem kunnen worden verholpen met geleidelijke verbeteringen aan het bestaande systeem, zoals een intensievere uitrol van kostenefficiënte directe betalingen;

    Een gemeenschappelijke benadering van cyberveerkracht van de financiële sector

    43.

    wijst erop dat de toenemende digitalisering van financiële diensten en de outsourcing van IT-oplossings- en onderhoudsdiensten naar externe providers, zoals aanbieders van clouddiensten, met name start-ups kunnen helpen met innoveren en het verwerven van toegang tot technologie waarover ze anders niet zouden beschikken; waarschuwt evenwel dat financiële instellingen en markten steeds vaker blootgesteld worden aan verstoringen als gevolg van intern falen, externe aanvallen en/of als gevolg van financiële moeilijkheden, en dat tegen de achtergrond van dit veranderende landschap de operationele risico’s zorgvuldig tegen het licht moeten worden gehouden; is van oordeel dat de leidende doelstellingen van alle wetgevingsvoorstellen hieromtrent vlak derhalve veiligheid, veerkracht en efficiëntie moeten zijn;

    44.

    neemt notitie van het feit dat ook al zijn de totale kosten van cyberincidenten buitengewoon moeilijk te bepalen, de schattingen van de sector uiteenlopen van 45 miljard USD tot 654 miljard USD voor de mondiale economie in 2018;

    45.

    benadrukt dat de financiële sector van oudsher een voornaam doel is van cybercriminelen die proberen financieel gewin te behalen;

    46.

    is bezorgd naar aanleiding van de analyse van het ESRB waaruit blijkt dat het inderdaad denkbaar is dat een cyberincident uitloopt op een systemische cybercrisis die de financiële stabiliteit bedreigt (22);

    47.

    geeft aan dat sommige sectoriële onderdelen van de wetgeving van de Unie inzake financiële diensten reeds specifieke vereisten met betrekking tot het beheer van informatiebeveiliging bevatten, terwijl dit niet het geval is voor overige vlakken van de Uniewetgeving inzake financiële diensten; brengt in herinnering dat de toezichthoudende autoriteiten consumentenwaarschuwingen hebben afgegeven met betrekking tot ICO’s, aangezien het gebrek aan passende transparantie- en openbaarmakingsvereisten tot potentieel ernstige risico’s voor beleggers kunnen leiden;

    48.

    roept de Commissie op voorstellen voor te leggen voor wijzigingen aan de ICT- en cyberbeveiligingsvereisten voor de financiële sector van de Unie, rekening houdende met internationale normen, teneinde iets te doen aan eventuele inconsistenties, leemten en achterdeurtjes in de bestaande desbetreffende wetgeving; roept de Commissie in dit verband op te onderzoeken of er behoefte bestaat aan toezicht op ICT-aanbieders, gezien de concentratie- en besmettingsrisico’s die kunnen ontstaan door een te grote afhankelijkheid binnen de financiële sector van een klein aantal ICT- en cloud computing-aanbieders;

    49.

    is van mening dat deze wijzigingen met name gericht moeten zijn op de volgende vier aspecten:

    a)

    modernisering van de governance en het risicobeheer in verband met ICT, en naleving van internationale normen;

    b)

    onderlinge afstemming van de regels voor het melden van ICT-incidenten;

    c)

    een gemeenschappelijk kader voor het testen van de beveiligingsniveaus en de operationele veerkracht in alle financiële sectoren;

    d)

    toezicht op en minimumnormen voor externe aanbieders van kritische ICT-diensten;

    50.

    benadrukt het belang van een betere uitwisseling van informatie, in het bijzonder over incidenten, en van versterkte coördinatie tussen de desbetreffende regelgevings- en toezichthoudende autoriteiten, waarbij rekening wordt gehouden met het feit dat het opbouwen van de weerbaarheid en paraatheid om grootschalige cyber- en bedrijfsincidenten op te vangen, niet alleen grensoverschrijdende maar ook sectoroverschrijdende effectieve samenwerking vereist; is van oordeel dat dit moet worden gerealiseerd door toezichthouders bepaalde bevoegdheden te geven om doeltreffend toezicht uit te oefenen op de activiteiten van derde partijen, in concreto meer rechten om inspecties en controles te verrichten, en om sancties op te leggen;

    51.

    roept de Commissie op de samenwerking in internationale fora te verbeteren, teneinde de ontwikkeling van internationale normen met betrekking tot cloud computing en outsourcing te bevorderen; dringt er verder op aan in kaart te brengen of er Uniespecifieke maatregelen nodig zijn om het toezicht op cloud computing en outsourcing in lijn te brengen met het toezichtsniveau van oude systemen; geeft aan dat er ook voor deze aspecten internationale normen moeten worden ontwikkeld; is van oordeel dat hoewel de verantwoordelijkheid voor de naleving bij de financiële marktdeelnemers ligt, het toezicht op kritieke externe aanbieders gericht moet zijn op het controleren van het concentratierisico en de risico’s met betrekking tot financiële stabiliteit en het waarborgen van samenwerking tussen relevante autoriteiten; is van oordeel dat dit moet worden gerealiseerd door toezichthouders bepaalde bevoegdheden te geven om doeltreffend toezicht uit te oefenen op de activiteiten van derde partijen, in concreto meer rechten om inspecties en controles te verrichten, en om sancties op te leggen;

    52.

    benadrukt dat de weerbaarheid van het financieel stelsel een krachtig technologisch kader vereist voor toezicht op geavanceerde technologische toepassingen binnen de financiële dienstverlening; onderstreept de noodzaak van een concrete strategie om het gebruik van regelgevingstechnologie (RegTech) en toezichttechnologie (SupTech) te bevorderen;

    53.

    roept de Commissie en de toezichthouders op niet-wetgevingshandelingen door te voeren om de operationele paraatheid in de financiële sector op te krikken, zodat deze kan omgaan met grootschalige cyber- en bedrijfsincidenten, door middel van gezamenlijke oefeningen, bedrijfsprotocollen (“draaiboeken”), veilige samenwerkingsmiddelen en investeringen in versterking van de kritieke infrastructuur en Europese redundantiecapaciteit; benadrukt de behoefte van toezichthouders om te beschikken over interne deskundigheid en adequate middelen om dergelijke oefeningen en toezichtactiviteiten uit te voeren;

    54.

    dringt er bij de Commissie op aan het gevaar van transacties op de “zwarte markt”, witwaspraktijken, financiering van terrorisme, fraude, belastingontwijking en andere criminele activiteiten te beoordelen en te reglementeren;

    Gegevens

    55.

    wijst erop dat het verzamelen en analyseren van gegevens een centrale rol speelt voor digitale financiële diensten, en beklemtoont in dit verband dat voor een consistente en technologieneutrale toepassing van de bestaande gegevenswetgeving moet worden gezorgd; benadrukt dat kunstmatige intelligentie een van de belangrijkste technologieën is voor verbetering van het concurrentievermogen van de Unie op mondiaal niveau;

    56.

    wijst erop dat de Unie de mondiale normalisator is wat de bescherming van persoonsgegevens betreft; beklemtoont dat bij de uitwisseling en het gebruik van persoons- en andere gegevens in de sector financiële diensten alle geldende Uniewetten en internationale overeenkomsten in acht moeten worden genomen, én dat de datastromen die voor de uitrol van innovatieve financiële initiatieven nodig zijn op wettelijke wijze en veilig doorgang moeten kunnen vinden;

    57.

    benadrukt dat een vrije datastroom binnen de Unie een “must” is om innovatieve financiële diensten op te schalen; wijst erop dat grensoverschrijdende datastromen, met inbegrip van stromen uit en naar derde landen, gecontroleerd en beheerd moeten worden op grond van de in het recht van de Unie vastgelegde beginselen inzake privacy en gegevensbescherming;

    58.

    verzoekt de Commissie er in dit verband voor te zorgen dat de aanbieders van digitale financiële diensten op billijke basis en in overeenstemming met de algemene verordening gegevensbescherming toegang kunnen hebben tot relevante, betrouwbare en nuttige gegevens, door een meerwaarde voor de consument te creëren, het potentieel van digitale financiële diensten te bevorderen, en mogelijkheden te bieden voor innovatieve fintech-bedrijven om binnen de Unie en daarbuiten te groeien; benadrukt dat het belangrijk is de mededingingsregels op de interne markt te eerbiedigen en ervoor te zorgen dat de belangen van consumenten en innovatie niet worden geschaad; dringt er bij de Commissie op aan nauw toezicht te houden op het aanbod aan financiële diensten van BigTech-bedrijven, en op de wijze waarop de concurrentievoordelen die deze marktdeelnemers nu eenmaal hebben de mededinging op de markt kunnen verstoren en de belangen van consumenten en de innovatie kunnen schaden;

    59.

    benadrukt het belang dat de Commissie een juist evenwicht vindt tussen het waarborgen van de gegevensveiligheid en de consumentenbescherming enerzijds en het onderhouden van de consumentenervaring en de efficiëntie van de dienstverlening anderzijds;

    60.

    verzoekt de Commissie na te denken, op basis van de bestaande Unienorm als bedoeld in Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (23), over een infrastructuur voor digitale “onboarding” en het gebruik van digitale financiële identiteiten, gericht op het — voor zover noodzakelijk — harmoniseren van de bestaande regelgevingsvoorschriften in de hele Unie en het vergemakkelijken van het gebruik daarvan, teneinde iets te doen aan de versnippering van de verrichtingen op de interne markt en te bewerkstelligen dat de desbetreffende bepalingen inzake de bestrijding van witwaspraktijken worden gerespecteerd; benadrukt het belang en de potentiële voordelen van het gebruik van digitale financiële diensten in alle sectoren en alle lidstaten, in combinatie met waarborgen betreffende de inachtneming van databeschermings- en privacynormen en de vaststelling van passende en evenredige maatregelen ter voorkoming van incidenten met data of identiteiten;

    61.

    wijst erop dat voor “ken-uw-klant”-processen de wettelijke vereisten voor particuliere “onboarding” door financiële instellingen in elke lidstaat anders zijn en dat daarom grensoverschrijdende “onboarding” op basis van bestaande datasets vaak niet mogelijk is, hetgeen ook geldt voor “onboarding” van bedrijfsklanten en de bijbehorende “ken-uw-klant”- en “ken-uw-bedrijf”-processen; verzoekt de Commissie deze kwestie aan te pakken en de harmonisatie van de door de lidstaten vereiste “ken-uw-klant”-gegevens te bevorderen;

    62.

    erkent dat interoperabiliteit tussen digitale entiteiten op nationaal en Unieniveau van enorm belang is om de gewenste marktacceptatie te bereiken;

    63.

    geeft aan dat klantgegevens of “big data”, die essentieel zijn voor het creëren van een meerwaarde voor consumenten en het behoud van concurrentievermogen, op steeds grotere schaal worden gebruikt door financiële instellingen; herhaalt de conclusies en aanbevelingen van zijn resolutie van 14 maart 2017 over de gevolgen van “big data” voor de grondrechten: herinnert aan het wettelijk kader voor de verwerking van persoonsgegevens dat verankerd is in de AVG en roept alle betrokken partijen op meer te doen om ervoor te zorgen dat de daar bedoelde rechten worden gewaarborgd; wijst in het bijzonder op het beginsel van het recht van het individu op eigenaarschap van en controle over diens eigen gegevens en het recht op de overdraagbaarheid van gegevens;

    64.

    is van oordeel dat een zelfsoevereine identiteit op basis van DLT’s een belangrijk aspect kan vormen bij de ontwikkeling van een reeks nieuwe diensten en platforms voor de digitale interne markt, onafhankelijk van data-aggregatoren en onder vermijding van tussenpersonen, terwijl tegelijkertijd hoge veiligheids- en gegevensbeschermingsnormen voor individuele EU-burgers worden geboden;

    65.

    is van mening dat het ontbreken van toegankelijke en betrouwbare gegevens en informatie over activiteiten op het gebied van digitale financiële diensten een belemmering kan vormen voor groei, consumentenbescherming, marktintegriteit en financiële stabiliteit, alsook voor de bestrijding van het witwassen van geld en terrorismefinanciering, belastingontwijking en belastingontduiking; pleit voor meer transparantie en versterkte rapportage van digitale financiële activiteiten, teneinde asymmetrieën en risico’s te reduceren, met name met betrekking tot gevestigde exploitanten van “big data” die onevenredige voordelen kunnen halen uit betere toegang tot gegevens; beklemtoont het belang van een gelijk speelveld wat betreft de grensoverschrijdende toegang tot data, zoals gewaarborgd door de AVG voor persoonsgegevens;

    66.

    wijst erop dat normen in deze context een voorname rol spelen bij de verdere bevordering van gegevensbeheer en het delen en uitwisselen van gegevens, met inbegrip van de interoperabiliteit en portabiliteit van gegevens; vraagt ook met klem om een betrouwbare en juridisch veilige infrastructuur alsmede een gezond wettelijk kader met betrekking tot het poolen en delen van gegevens die bedrijven vertrouwen geven in gegevenssamenwerking tussen bedrijven en zelfs tussen sectoren;

    67.

    dringt aan op doeltreffend toezicht op “big data”-analyse op een wijze die iets doet aan de ondoorzichtigheid van modellen én zorgt door voldoende toegang tot relevante en hoogwaardige gegevens; benadrukt de noodzaak van meer verantwoordingsplicht, uitlegbaarheid en transparantie op het gebied van algoritmes, gegevensverwerking en analyses, als essentiële instrumenten om te waarborgen dat het individu juist wordt geïnformeerd over de verwerking van diens persoonsgegevens;

    68.

    onderstreept het belang van “open bankieren” in de zin dat het de kwaliteit van betalingsdiensten verbetert door nieuwe marktdeelnemers op te nemen die de consument meer operationele en prijsefficiëntie bieden; onderstreept dat een transitie van “open bankieren” naar “open financiële diensten” — dat wil zeggen de opname van andere financiële diensten dan betalingen — een strategische prioriteit vormt die het in zich heeft de efficiëntie te verbeteren, de concentratierisico’s terug te dringen, en de financiële inclusie te vergroten;

    69.

    is van oordeel dat het verlangde voorstel geen financiële gevolgen heeft;

    o

    o o

    70.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie en bijgaande aanbevelingen te doen toekomen aan de Commissie en de Raad, alsmede aan de parlementen en regeringen van de lidstaten.

    (1)  PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1.

    (2)  PB L 337 van 23.12.2015, blz. 35.

    (3)  PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73.

    (4)  https://op.europa.eu/en/publication-detail/-/publication/98da7b74-38db-11ea-ba6e-01aa75ed71a1/language-en/format-PDF/source-113099411

    (5)  https://ec.europa.eu/competition/publications/reports/kd0120161enn.pdf

    (6)  https://ec.europa.eu/info/files/200610-cmu-high-level-forum-final-report_en

    (7)  JC 2018 74

    (8)  Aangenomen teksten, P8_TA(2019)0301.

    (9)  PB C 11 van 13.1.2020, blz. 7.

    (10)  PB C 307 van 30.8.2018, blz. 57.

    (11)  PB C 252 van 18.7.2018, blz. 239.

    (12)  https://coinmarketcap.com

    (13)  https://www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/STUD/2020/648779/IPOL_STU(2020)648779_EN.pdf

    (14)  https://www.ecb.europa.eu/pub/economic-bulletin/articles/2019/html/ecb.ebart201905_03~c83aeaa44c.en.html#toc4

    (15)  ESMA Advice — Initial Coin Offerings and Crypto-Assets (https://www.esma.europa.eu/sites/default/files/library/esma50-157-1391_crypto_advice.pdf)

    (16)  EBA-rapport met advies voor de Europese Commissie over cryptovaluta (https://eba.europa.eu/sites/default/documents/files/documents/10180/2545547/67493daa-85a8-4429-aa91-e9a5ed880684/EBA%20Report%20on%20crypto%20assets.pdf)

    (17)  https://www.esrb.europa.eu/news/pr/date/2020/html/esrb.pr200107~29129d5701.en.html

    (18)  PB L 194 van 19.7.2016, blz. 1.

    (19)  PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349.

    (20)  Elektronisch te raadplegen via https://ssrn.com/abstract=3102645.

    (21)  PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73.

    (22)  ESRB-rapport over systemische cyberaanvallen van februari 2020 (https://www.esrb.europa.eu/news/pr/date/2020/html/esrb.pr200219~61abad5f20.en.html)

    (23)  PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73.


    BIJLAGE BIJ DE RESOLUTIE:

    AANBEVELINGEN BETREFFENDE DE INHOUD VAN HET VERLANGDE VOORSTEL

    A.   BEGINSELEN EN DOELSTELLINGEN VAN HET VOORSTEL

    1.

    De basis leggen voor een toekomstgerichte benadering van regels voor digitale financiële diensten in de Unie.

    2.

    Ervoor zorgen dat digitale financiële diensten een innovatieve stuwende kracht voor groei en werkgelegenheid in de interne markt kunnen blijven.

    3.

    Het bevorderen van breed begrip van de belangrijkste aspecten in verband met digitale financiële diensten, en aanmoedigen tot harmonisatie van relevante bepalingen, hetgeen tot meer grensoverschrijdende activiteiten zal leiden.

    4.

    Het aanzwengelen van gegevensuitwisseling in overeenstemming met de beginselen van de Unie, teneinde innovatie te stimuleren. Hierbij moet het doel zijn het faciliteren van toegang tot publieke gegevens in de hele Unie. Dit zou niet alleen bedrijven die zich met digitale financiële diensten bezighouden ten goede komen, maar ook een aantal andere beleidsterreinen van de Unie, en de markttransparantie vergroten.

    5.

    Het vaststellen van drie prioritaire gebieden voor actie door de Unie, te weten het ontwikkelen van een kader voor crypto-activa, het ontwikkelen van een kader voor cyber- en operationele veerkracht, en het harmoniseren van het concept digitale onboarding binnen de interne markt.

    B.   VOOR TE STELLEN ACTIE

    1.

    Voorleggen van een wetgevingsvoorstel voor cryptovaluta dat zorgt voor rechtszekerheid voor de behandeling van cryptovaluta, in combinatie met hoge normen inzake consumenten- en beleggersbescherming, marktintegriteit en financiële stabiliteit. Een dergelijk kader moet uit een allesomvattende, voor de hele Unie geldende “open ended”-taxonomie bestaan en gericht zijn op het vaststellen van wetgeving die stoelt op het beginsel dat dezelfde regels moeten gelden voor dezelfde activiteit en risico’s, en op het evenredigheidsbeginsel, waarbij de regelgevingswillekeur tot een minimum wordt beperkt en voor een gelijk speelveld wordt gezorgd.

    Een dergelijke wetgevingsvoorstel moet:

    a)

    adviezen bevatten betreffende de toepasselijke regelgevings-, toezichts- en prudentiële processen en de behandeling van cryptovaluta; specifieke regels invoeren inzake markttransparantie en -integriteit die ten minste gelijk zijn aan die van MiFID II voor uitgevers of sponsoren van cryptovaluta;

    b)

    iets doen aan de leemten in de bestaande Uniewetgeving voor cryptovaluta, bijvoorbeeld door bepaalde cryptovaluta als “overdraagbare waardepapieren” onder MiFID II te classificeren, teneinde ervoor te zorgen dat zij op dezelfde wijze worden behandeld als andere overdraagbare effecten;

    c)

    een op maat gesneden regelgevingsregime tot stand brengen voor nieuwe en zich ontwikkelende activiteiten met cryptovaluta, zoals ICO’s en IEO’s, en alle cryptovaluta die niet onder het bestaande regelgevingskader vallen, teneinde ervoor te zorgen dat zij op geharmoniseerde wijze worden gereglementeerd op het niveau van de Unie;

    d)

    iets doen aan de milieu-impact van crypto-mining en oplossingen aandragen voor het tot een minimum beperken van de ecologische voetafdruk van mainstream cryptovaluta.

    2.

    Tot stand brengen van sterkere regelgevings- en toezichtsconvergentie, met het oog op het ontwikkelen van een gemeenschappelijk Uniekader. Dringt aan op een gestructureerde dialoog tussen de ETA’s en de nationale bevoegde autoriteiten over met name de bestaande uitdagingen op het gebied van toezicht en de convergentie van praktijken in de richting van naadloos toezicht op alle niveaus met betrekking tot digitale financiële diensten.

    3.

    Uitwerken van een wetgevingskader voor stablecoins dat ervoor zorgt dat zij ten minste voldoen aan de normen als bedoeld in Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (1), met inbegrip van een stabiele wisselkoers, met aflossing a pari, met vertrouwensmunten.

    4.

    Voorleggen — op basis van een beoordeling — van een voorstel voor een gemeenschappelijk Uniekader voor een pan-Europese “sandbox” voor digitale financiële diensten.

    5.

    Verbeteren van de toepassing van het kader inzake de bestrijding van het witwassen van geld en terrorismefinanciering op cryptovaluta, en dichten van bestaande achterdeurtjes, in het bijzonder middels de in de paragrafen 33 t/m 38 bedoelde maatregelen.

    6.

    Waarborgen dat bij de uitrol van digitale financiële diensten niemand buiten de boot valt. Roept de Commissie en de lidstaten op te investeren in programma’s ter vergroting van de digitale en financiële geletterdheid.

    7.

    Voorleggen van een wetgevingsvoorstel inzake cyberveerkracht dat zorgt voor consistente normen op het gebied van ICT-beveiliging voor de financiële sector overal in de Unie, rekening houdend met internationale normen. Een dergelijk kader moet toekomstgericht zijn en tot doel hebben de bestaande regels inzake cyberveerkracht te moderniseren, én leemten en achterdeurtjes in de regelgeving, die een gevaar kunnen vormen voor bedrijven, beleggers en consumenten, te elimineren.

    8.

    voorzien in de aanstelling van één enkele Europese toezichthouder voor toezicht op en registratie van alle relevante aan cryptovaluta gerelateerde activiteiten met een grensoverschrijdend element in de Unie, in samenwerking met andere toezichthouders op het niveau van de Unie, gebaseerd op gemeenschappelijke regels;

    9.

    Roept de Commissie op na te denken over een regeling voor toezicht op ICT-aanbieders op het gebied van financiële diensten die deze diensten in de Unie aanbieden, als bedoeld in paragraaf 47.

    10.

    Roept de Commissie op voorstellen te doen voor wetgevingswijzigingen op het gebied van ICT en cyberbeveiligingsvoorschriften voor de financiële sector van de Unie. Deze wijzigingen moeten in het bijzonder gericht zijn op de vier belangrijke gebieden als bedoeld in paragraaf 48.

    11.

    Uitwerken van Unienormen op het gebied van cloud computing en outsourcing, en samenwerken met internationale partners voor het ontwikkelen van internationale normen, als bedoeld in paragraaf 50.

    Gegevens

    12.

    Voorleggen van een voorstel voor een kader voor digitale “onboarding”. Het kader in kwestie moet in overeenstemming zijn met de desbetreffende Uniewetgeving, zoals de bepalingen inzake bestrijding van witwaspraktijken, gegevensbescherming en privacy, en tot doel hebben een gemeenschappelijk begrip tot stand te brengen van de digitale financiële identiteiten op de interne markt, onder bevordering van de harmonisatie van grensoverschrijdende “onboarding”.

    13.

    Vergroting van de verantwoordingsplicht, uitlegbaarheid en transparantie in verband met algoritmes, gegevensverwerking en analyses, als bedoeld in paragraaf 66.

    (1)  PB L 267 van 10.10.2009, blz. 7.


    Top