Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020AE5883

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over “Een Unie van gelijkheid: EU-actieplan tegen racisme 2020-2025” (COM(2020)565 final)

    EESC 2020/05883

    PB C 286 van 16.7.2021, p. 121–127 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    16.7.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 286/121


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over “Een Unie van gelijkheid: EU-actieplan tegen racisme 2020-2025”

    (COM(2020)565 final)

    (2021/C 286/21)

    Rapporteur: Cristian PÎRVULESCU

    Raadpleging

    Europese Commissie, 27.11.2020

    Rechtsgrondslag

    Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

    Besluit van het bureau

    1.12.2020

    Bevoegde afdeling

    Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap

    Goedkeuring door de afdeling

    16.4.2021

    Goedkeuring door de voltallige vergadering

    27.4.2021

    Zitting nr.

    560

    Stemuitslag

    (voor/tegen/onthoudingen)

    192/2/9

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1.

    Het EESC is ingenomen met het door de Europese Commissie gepresenteerde EU-actieplan tegen racisme 2020-2025 en hoopt dat het zowel de EU als de instellingen van de lidstaten zal helpen om hun inspanningen ter bestrijding van racisme en andere vormen van structurele discriminatie op te voeren.

    1.2.

    Het plan is relevant en komt op het juiste moment. De ontwikkeling van de epidemiologische crisis ten gevolge van COVID-19 heeft geleid tot nieuwe uitdagingen met betrekking tot inclusie en bevordering van diversiteit. Reeds gemarginaliseerde groepen, zoals migranten, hebben grote medische, sociale en economische problemen ondervonden. In tijden van crisis komen discriminerende houdingen en handelingen vaker voor.

    1.3.

    De situatie van minderheden en kwetsbare groepen in de EU verslechterde ook al vóór de COVID-19-crisis. De migrantenhaat is toegenomen, wat onder meer te wijten is aan politieke leiders en partijen die enkel uit zijn op electoraal gewin en antimoslim-, anti-Afrikaanse en anti-Aziatische sentimenten aanwakkeren. Historische minderheden zoals de Roma zijn in toenemende mate het doelwit geworden van racistisch geïnspireerde haat. De veiligheid van de Joodse bevolking in Europa is steeds minder geworden, hetgeen pijnlijke herinneringen oproept aan het wrede antisemitisme dat vóór de Tweede Wereldoorlog het continent teisterde.

    1.4.

    Tegen deze achtergrond wordt met het plan beoogd wetgevings-, beleids- en begrotingsmaatregelen te stroomlijnen. Hoewel het plan alle beschikbare instrumenten bundelt, lijkt het soms ambitie en historische diepgang te missen. De aanpak is te voorzichtig, terwijl de situatie ter plaatse snel verslechtert. Het EESC wijst erop dat de bestrijding van discriminatie, racisme, vreemdelingenhaat en andere vormen van onverdraagzaamheid op Europees niveau een duidelijke verantwoordelijkheid is die in de oprichtingsakten van de EU is vastgelegd. Die is niet optioneel en de verdeling van verantwoordelijkheden tussen de EU en de nationale autoriteiten mag niet de basis vormen voor zelfgenoegzaamheid en passiviteit. Het gaat met name om de vraag hoe alle lidstaten van de EU ervan kunnen worden overtuigd hieraan een bijdrage te leveren en te zorgen voor de actieve medewerking van diverse organen, instellingen en organisaties op nationaal niveau.

    1.5.

    Het EESC steunt de opstelling van nieuwe wetgeving om de rol van nationale organen voor gelijke behandeling te versterken.

    1.6.

    Het EESC moedigt de Raad ook aan om zijn goedkeuring te hechten aan het voorstel van de Commissie uit 2008 voor de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid.

    1.7.

    De uitvoering van het kaderbesluit betreffende de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht, een belangrijke wetgevingshandeling, moet grondig worden geëvalueerd.

    1.8.

    De onlineruimte komt steeds meer in de plaats van de traditionele publieke ruimte. Die ruimte wordt ook door sommige leiders, groepen en organisaties gebruikt om racistische en discriminerende standpunten uit te dragen. Bij het ontwerpen van beleid en procedures moet sterker de nadruk worden gelegd op de georganiseerde verspreiding van haatpropaganda en op de passende bestrijding ervan.

    1.9.

    Helaas hebben we in het laatste decennium moeten constateren dat een aanzienlijk aantal groepen en organisaties openlijk ideeën, symbolen en acties verdedigt die hun oorsprong vinden in het Europese fascisme van het interbellum. In de afgelopen tien jaar zijn zij van de marge naar het centrum van de openbare ruimte opgeschoven, onder meer via onlinemobilisatie. Zij zijn ook aangemoedigd door politieke ontwikkelingen buiten Europa — regeringen van grote staten die nationalistische en conservatieve standpunten innemen ten aanzien van binnen- en buitenlands beleid. Deze nieuwe mobilisatie moet dienovereenkomstig worden aangepakt, niet alleen via wetgevings- en strafmaatregelen, die te laat zouden kunnen komen, maar via directe en doortastende maatregelen die de diepere oorzaken van rechtse radicalisering aanpakken.

    1.10.

    Het EESC is ingenomen met het door de Commissie gepubliceerde actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten en hoopt dat het een sterke bijdrage zal leveren aan de gelijkheid op de arbeidsmarkt, ook voor mensen die tot een raciale of etnische minderheid behoren. Wij hopen ook dat de sociale verplichtingen van de EU-instellingen en de lidstaten zullen worden gehandhaafd in de moeilijke economische tijden die door de COVID-19-epidemie zijn ontstaan.

    1.11.

    Het EESC kijkt uit naar de alomvattende strategie voor de rechten van het kind die de Commissie voor 2021 heeft gepland. Wij hopen dat in de strategie niet alleen acties ter bestrijding van racisme en discriminatie zullen worden opgenomen, maar ook de link zal worden gelegd met beleid en middelen die de negatieve gevolgen van de epidemie en de daaruit voortvloeiende verstoringen kunnen verzachten.

    1.12.

    Het gezondheidsbeleid van de EU en van de lidstaten moet grondig worden heroverwogen, met als doel ervoor te zorgen dat alle mensen, en in het bijzonder die uit kwetsbare en minderheidsgroepen, toegang hebben tot hoogwaardige diensten. Dit omvat een betere financiering van diensten, de ontwikkeling van infrastructuur voor volksgezondheid in alle regio’s, vooral in de armere gebieden, de ontwikkeling van eerstelijnsgezondheidszorg en het centraal stellen van dienstverlening rond de behoeften en rechten van de patiënten. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de rechten, de waardigheid en het welzijn van oudere burgers die door de COVID-19-pandemie geïsoleerd zijn geraakt in zorginstellingen.

    1.13.

    De historische wortels van racisme moeten opnieuw in de belangstelling komen te staan, vooral op het gebied van onderwijs. Er moeten nieuwe leerplannen en -boeken worden ontwikkeld en met steun van de EU moeten opleidingsprogramma’s voor leerkrachten en opvoeders worden georganiseerd. Een interdisciplinaire aanpak van de gemeenschappelijke Europese geschiedenis en het gemeenschappelijk Europees erfgoed moet op het niveau van het voortgezet en het hoger onderwijs worden bevorderd.

    1.14.

    Het EESC sluit zich aan bij de oproep van de Commissie aan alle lidstaten om nationale actieplannen tegen racisme en rassendiscriminatie op te stellen en goed te keuren. Slechts ongeveer de helft van de lidstaten heeft dergelijke plannen, hetgeen erop wijst dat de interesse en de betrokkenheid van de regeringen van de lidstaten niet overal even groot zijn. Het EESC kijkt uit naar de vaststelling van gemeenschappelijke leidende beginselen voor nationale actieplannen in 2021 en is bereid om hieraan een bijdrage te leveren.

    1.15.

    Het EESC hoopt dat de inspanningen van bedrijfsorganisaties en individuele bedrijven om een inclusieve werkomgeving te creëren voor hun werknemers, ongeacht geslacht, raciale of etnische afkomst, godsdienst, leeftijd, handicap of seksuele geaardheid, nog worden opgevoerd. Een inclusieve werkomgeving omvat ook een echte sociale dialoog en een sterke werknemersvertegenwoordiging. Wij kijken uit naar de maand van de Europese diversiteitshandvesten in mei 2021 en de lancering van de onlinetoolkit waarmee bedrijven hun interne diversiteit en diversiteitsstrategieën kunnen beoordelen.

    1.16.

    De financiering van de maatregelen ter bestrijding van racisme en discriminatie lijkt genereus. Daartoe behoren het meerjarig financieel kader (MFK), het nieuwe programma Burgers, gelijkheid, rechten en waarden, Horizon Europa, en de nieuwe faciliteit voor herstel en veerkracht. Op basis van een algemene evaluatie van de maatregelen tot nu toe lijken de regeringen van de lidstaten weinig belangstelling te hebben voor diverse middelen en voor de bestrijding van racisme en discriminatie. Het EESC is van mening dat budgettaire middelen op zich niet volstaan en dat er een systeem van stimulansen moet worden ingevoerd.

    1.17.

    Het EESC is ingenomen met het voornemen van de Commissie om in het kader van het actieplan voor Europese democratie samen te werken met de Europese politieke partijen, het Europees netwerk voor samenwerking bij verkiezingen, het maatschappelijk middenveld en de academische wereld om de participatie te verbeteren. Het EESC is bereid aan de werkzaamheden bij te dragen en zijn eigen perspectief en deskundigheid in te brengen.

    1.18.

    Het EESC moedigt de Commissie aan om verschillende plannen waarvan de doelstellingen en instrumenten elkaar in aanzienlijke mate overlappen, beter te integreren. Wij stellen voor het actieplan tegen racisme, de strategie ter uitvoering van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, het actieplan voor de democratie en het verslag over de rechtsstaat te integreren. Gezien het feit dat deze plannen verschillende beleidsterreinen vertegenwoordigen, moeten wij ook gemeenschappelijke elementen en synergieën vaststellen.

    1.19.

    Een van de pijlers van doeltreffend beleid op het gebied van democratie, rechtsstaat en bescherming van de mensenrechten is een levendig, goed georganiseerd en assertief maatschappelijk middenveld dat actief is op alle niveaus — lokaal, regionaal, nationaal en Europees. Het EESC dringt er derhalve bij de Commissie op aan een alomvattende Europese strategie voor het maatschappelijk middenveld uit te werken, zodat het beter in staat zal zijn om zijn democratische missie te vervullen.

    2.   Algemene opmerkingen

    2.1.   Bestrijding van racisme en rassendiscriminatie door middel van wetgeving: evaluatie en maatregelen

    2.1.1.

    Het EESC moedigt de Commissie aan om zo snel mogelijk te beginnen met de algehele evaluatie van het bestaande rechtskader. Monitoring van de omzetting en uitvoering van EU-wetgeving is cruciaal om te zorgen voor doeltreffende antidiscriminatiemaatregelen. Het EESC moedigt de Commissie aan om bij de beoordeling rekening te houden met de standpunten van de belangrijkste maatschappelijke organisaties, de sociale partners, maatschappelijke groeperingen en nationale organen voor gelijke behandeling. Ook de organisaties die rechtstreeks met de getroffen groepen werken, moeten hierbij worden betrokken.

    2.1.2.

    Het EESC kijkt uit naar het voor 2021 geplande monitoringverslag over de uitvoering van de richtlijn rassengelijkheid en is ingenomen met een mogelijke focus op regelgeving inzake rechtshandhaving. Het moedigt de Commissie ook aan om, indien nodig, proactief gebruik te maken van de inbreukprocedures.

    2.1.3.

    Het EESC steunt de opstelling van nieuwe wetgeving om de rol van nationale organen voor gelijke behandeling te versterken. Het valt te betreuren dat dergelijke belangrijke instellingen, die verantwoordelijk zijn voor het verlenen van onafhankelijke bijstand aan slachtoffers van discriminatie, het bevorderen van gelijkheid, het uitvoeren van onafhankelijke onderzoeken en het uitbrengen van onafhankelijke rapporten en aanbevelingen, een te grote verscheidenheid aan machtsconfiguraties en functies hebben. Het is absoluut noodzakelijk hun rol te heroverwegen en verder te versterken.

    2.1.4.

    Het EESC moedigt de Raad ook aan om zijn goedkeuring te hechten aan het voorstel van de Commissie uit 2008 voor de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid. (1)

    2.1.5.

    De uitvoering van het kaderbesluit betreffende de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht (2), een belangrijke wetgevingshandeling, moet grondig worden geëvalueerd. Zoals in het voorstel staat, bestaat er ernstige bezorgdheid over de mate waarin haatzaaiende uitlatingen en haatmisdrijven in de nationale wetboeken van strafrecht correct strafbaar worden gesteld. Dit is tevens een zorg van de Commissie.

    2.1.6.

    Bijzonder zorgwekkend is de verspreiding van haatpropaganda in de onlineruimte (3). Hoewel het kaderbesluit de lidstaten ertoe noopt het publiekelijk aanzetten tot geweld of haat op grond van huidskleur, godsdienst, afkomst, ras of nationale of etnische afkomst strafbaar te stellen, vertoont de toepassing van de regel in de praktijk aanzienlijke tekortkomingen. De nationale autoriteiten moeten rekening houden met het beginsel van vrijheid van meningsuiting en illegaal onlinegedrag nader omschrijven. Tegelijkertijd moeten zij samenwerken met de informatietechnologieplatforms om de toegang te reguleren en duidelijker regels vast te stellen voor het modereren en verwijderen van inhoud. Er is vooruitgang geboekt met betrekking tot de vrijwillige naleving door platformaanbieders en de verwijdering van illegale inhoud, maar er zijn permanente inspanningen nodig om gelijke tred te houden met de ontwikkelingen in de onlineruimte.

    2.1.7.

    De onlineruimte komt steeds meer in de plaats van de traditionele publieke ruimte. In die ruimte vindt het merendeel van de sociale interactie plaats, voor uiteenlopende behoeften en doeleinden, van de aankoop van goederen en diensten, amusement, informatie, onderwijs en culturele consumptie tot burgerlijke en politieke mobilisatie. De ruimte is enorm en de ontwikkeling van technologie en diensten verlegt de grenzen van sociale omgang en interacties. Daarnaast maken de politieke leiders, groeperingen en organisaties ook graag gebruik van de onlineruimte om hun waarden en ideologieën te promoten, met burgers in contact te komen en hen te mobiliseren (4). Bij sommige van hen vormen racistische en discriminerende houdingen de kern van hun politieke actie en mobilisatie. Bij het ontwerpen van beleid en procedures moet sterker de nadruk worden gelegd op de georganiseerde verspreiding van haatpropaganda en op de passende bestrijding ervan.

    2.1.8.

    Helaas hebben we in het laatste decennium moeten constateren dat een aanzienlijk aantal groepen en organisaties openlijk ideeën, symbolen en acties verdedigt die hun oorsprong vinden in het Europese fascisme van het interbellum. Het gaat om partijen in nationale parlementen, buitenparlementaire partijen, politieke bewegingen en milities, die allen geworteld zijn in een politieke cultuur van haat en discriminatie. In de afgelopen tien jaar zijn zij van de marge naar het centrum van de openbare ruimte opgeschoven, onder meer via onlinemobilisatie. Zij zijn ook aangemoedigd door politieke ontwikkelingen buiten Europa — regeringen van grote staten die nationalistische en conservatieve standpunten innemen ten aanzien van binnen- en buitenlands beleid. Deze nieuwe mobilisatie moet dienovereenkomstig worden aangepakt, niet alleen via wetgevings- en strafmaatregelen, die te laat zouden kunnen komen, maar via directe en doortastende maatregelen die de diepere oorzaken van rechtse radicalisering aanpakken.

    2.1.9.

    Zoals in het voorstel staat, hebben sommige lidstaten maatregelen genomen om racistische groeperingen en hun symbolen te verbieden, vaak in het kader van wetgeving inzake haatmisdrijven, haatzaaiende uitlatingen of terrorisme, of strafrechtelijke sancties vastgesteld in verband met de ontkenning van misdaden tegen de menselijkheid en/of van de nazi- en fascistische periode, alsook met het voeren van propaganda voor terroristische groeperingen. Dit is een stap in de goede richting, maar er is meer actie nodig. Alle landen moeten nationale maatregelen tegen gewelddadig extremisme ontwikkelen en hun aanpak moet worden vergemakkelijkt door gezamenlijke actie op EU-niveau. Het EESC kijkt uit naar het verslag van de Commissie over de nationale maatregelen tegen gewelddadig extremisme. Wij moedigen de Commissie aan nauw samen te werken, niet alleen met de wetshandhavingsautoriteiten, die doorgaans belast zijn met de monitoring van gewelddadig extremisme, maar ook met nationale organen voor gelijke behandeling, onafhankelijke waakhondinstellingen, maatschappelijke organisaties (waaronder religieuze gemeenschappen) de sociale partners, de media en universiteiten. Het EESC is bereid om vanuit zijn eigen expertise bij te dragen aan de ontwikkeling van gemeenschappelijke EU-plannen ter bestrijding van gewelddadig extremisme. De acties moeten niet alleen gericht zijn op gevallen van gewelddadig extremisme die in een laat stadium zichtbaar zijn, maar ook op de onderliggende oorzaken en de omstandigheden die radicalisering en actie in de hand werken.

    2.1.10.

    Alle lidstaten zouden moeten overwegen om Verdrag nr. 190 (2019) van de Internationale Arbeidsorganisatie onverwijld te ratificeren. Dit is het allereerste internationale verdrag dat elke vorm van geweld en intimidatie op het werk zonder meer veroordeelt en heeft als zodanig dus betrekking op alle vormen van intimidatie en discriminatie, waaronder die op basis van ras en gender.

    2.2.   Verder gaan dan wat in de EU-wetgeving is vastgelegd — meer inspanningen leveren om racisme in het dagelijks leven aan te pakken

    2.2.1.

    Het EESC is ingenomen met de nieuwe aandacht voor de bestrijding van discriminatie door rechtshandhavingsinstanties. In alle Europese gemeenschappen zijn rechtshandhavingsinstanties dagelijks aan het werk en zij kunnen een sleutelrol spelen bij de bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en discriminatie. Helaas komen democratie, bescherming van de mensenrechten en discriminatie meestal niet aan bod in de opleiding en scholing van het personeel. In sommige gevallen ontwikkelt het rechtshandhavingspersoneel zelf racistische, xenofobe en discriminerende attitudes, en in het ergste geval hebben zij banden met externe groepen die deze ideeën propageren. Het EESC is ingenomen met het werk van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA) en het Agentschap voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol) om opleidingsmiddelen en -instrumenten te ontwikkelen, maar dit is niet genoeg. Het aantal potentiële begunstigden van onderwijs en opleiding ligt in de orde van honderdduizenden. De samenwerking met nationale opleidingsinstellingen moet daarom aanzienlijk worden geïntensiveerd. Daarbij moeten meer middelen worden uitgetrokken voor opleiding op EU- en nationaal niveau. FRA en CEPOL kunnen de nationale opleidingsinstellingen ook aanmoedigen om samen te werken met maatschappelijke organisaties en universiteiten, zodat de opleidingsinhoud beter kan worden afgestemd op de specifieke nationale kenmerken.

    2.2.2.

    Het EESC is ingenomen met de grote inspanningen van de Commissie om discriminatie en ongelijkheid bij de toegang tot werkgelegenheid, onderwijs, gezondheidszorg en huisvesting via beleids- en financieringsprogramma’s te bestrijden. Het is eveneens ingenomen met het door de Commissie gepubliceerde actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten en hoopt dat het een sterke bijdrage zal leveren aan de gelijkheid op de arbeidsmarkt, ook voor mensen die tot een raciale of etnische minderheid behoren. Wij hopen ook dat de sociale verplichtingen van de EU-instellingen en de lidstaten zullen worden gehandhaafd in de moeilijke economische tijden die door de COVID-19-epidemie zijn veroorzaakt.

    2.2.3.

    Het EESC is ingenomen met het voornemen om NextGenerationEU, het instrument voor technische ondersteuning en de algemene begroting voor 2021-2027 te gebruiken voor het bevorderen van sociale inclusie, het waarborgen van gelijke kansen voor iedereen en het aanpakken van discriminatie. De COVID-19-crisis, die kwetsbare groepen en minderheden onevenredig hard treft, heeft geleid tot de behoefte aan infrastructuurontwikkeling en gelijke toegang tot de arbeidsmarkt, gezondheidszorg en sociale zorg, huisvesting, en hoogwaardige, niet-gesegregeerde en inclusieve onderwijs- en opleidingsdiensten.

    2.2.4.

    De COVID-19-crisis heeft de problemen van kwetsbare en minderheidsgroepen met betrekking tot de arbeidsmarkt verergerd. Personen die tot een minderheid behoren ondervinden moeilijkheden om een baan te vinden en, zelfs wanneer zij er een hebben, om betaald te worden overeenkomstig hun opleiding en hun vaardigheidsniveau. De economische gevolgen van de pandemie, waaronder ontslagen op grote schaal en een verdere verslechtering van de arbeidsomstandigheden en de lonen, treffen kwetsbare en minderheidsgroepen harder. Wij kijken uit naar het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten voor een doeltreffende aanpak van discriminatie op het gebied van werkgelegenheid.

    2.2.5.

    COVID-19 heeft ook een negatief effect op het onderwijs gehad. De schoolsluitingen die in 2020 plaatsvonden — en waarschijnlijk ook in 2021 zullen doorgaan — verstoorden een onderwijsproces dat al onvoldoende inclusief was. Kinderen en jongeren uit kwetsbare en minderheidsgroepen gingen ook al vóór de pandemie voortijdig van school of namen niet ten volle deel aan het onderwijsproces. Voor zover zij aan het onderwijs deelnamen, waren kinderen die tot een minderheid behoren het slachtoffer van discriminatie en pesterijen, hetgeen in het voorstel van de Europese Commissie niet volledig wordt onderkend. Scholen zijn niet alleen onderwijsinstellingen; binnen en rond scholen worden verschillende diensten verleend, van voeding tot gezondheidsmonitoring en hulp en preventie van misbruik door ouders en de gemeenschap. De overgang naar online lesgeven was een noodoplossing. In veel gevallen vormde dit een extra belemmering voor kwetsbare kinderen en kinderen uit minderheidsgroepen, aangezien zij niet over geschikte apparatuur en een internetverbinding beschikten. Zodra de scholen weer open kunnen, is direct en krachtig optreden nodig om een begin te maken met remedial teaching en dienstverlening. Het EESC kijkt uit naar de alomvattende strategie voor de rechten van het kind die de Commissie voor 2021 heeft gepland. Wij hopen dat in de strategie niet alleen acties ter bestrijding van racisme en discriminatie zullen worden opgenomen, maar ook de link zal worden gelegd met beleid en middelen die de negatieve gevolgen van de epidemie en de daaruit voortvloeiende verstoringen kunnen verzachten.

    2.2.6.

    Het EESC is ingenomen met de werkzaamheden van het netwerk voor voorlichting over radicalisering en hoopt dat de activiteiten van dit netwerk verder zullen worden ondersteund en ontwikkeld, met name op het gebied van onderwijs.

    2.2.7.

    Wat de gezondheid betreft, heeft COVID-19 een aanzienlijk effect gehad. De ongelijkheid op gezondheidsgebied van personen die tot een raciale of etnische minderheid behoren is groter geworden. Wij moedigen het EU-platform voor gezondheidsbeleid aan om zich volledig in te zetten om ongelijkheden op grond van raciale of etnische afkomst te verminderen. De EU moet veel meer doen om ervoor te zorgen dat de burgers en inwoners van de EU tijdens en na de pandemie toegang hebben tot hoogwaardige medische diensten. De inspanningen van de EU om medische uitrusting en, in een later stadium, toegang tot de vaccins te verschaffen, moeten worden geprezen en aangemoedigd. Niettemin kan enkel een grondige herziening van het gezondheidsbeleid van de EU en de lidstaten een oplossing bieden voor het probleem van de toegang en de kwaliteit op middellange en lange termijn voor alle mensen en in het bijzonder voor kwetsbare en minderheidsgroepen. Dit omvat een betere financiering van diensten, de ontwikkeling van infrastructuur voor volksgezondheid in alle regio’s, vooral in de armere gebieden, de ontwikkeling van eerstelijnsgezondheidszorg en het centraal stellen van dienstverlening rond de behoeften en rechten van de patiënten.

    2.2.8.

    Er is meer actie op het gebied van huisvesting nodig. Zoals in het voorstel staat, versterkt discriminatie op de woningmarkt segregatie, met een domino-effect op de onderwijs- of werkgelegenheidskansen en, in het geval van gezinnen met kinderen, met een aanzienlijk negatief effect op de ontwikkeling van kinderen. De COVID-19-epidemie heeft duidelijk gemaakt dat er maatregelen moeten worden genomen om de huisvestingsomstandigheden te verbeteren. De mate waarin besmetting en ernstige vormen van de ziekte kunnen worden voorkomen, hangt af van de algemene gezondheidstoestand, maar ook van de toegang tot water en sanitaire voorzieningen. Gesegregeerde huisvesting, vooral in armere gebieden, moet een prioriteit zijn. Hoewel er via het cohesiebeleid middelen beschikbaar zijn voor het ondersteunen van niet-gesegregeerde huisvestingsacties en voor het waarborgen van de toegang tot inclusieve en hoogwaardige algemene diensten, is het onduidelijk of de nationale en lokale autoriteiten bereid zijn daarvan gebruik te maken.

    2.3.   Structureel racisme — het onderliggende probleem aanpakken

    2.3.1.

    Het bestrijden van stereotypering en het bevorderen van geschiedenisbewustzijn is van het grootste belang voor een continent dat vrij is van racisme en discriminatie. De historische wortels van het racisme moeten opnieuw in de belangstelling komen te staan, vooral op het gebied van onderwijs. Wij zijn ingenomen met de werkzaamheden van de Raad van Europa op het gebied van geschiedenis en geschiedenisonderwijs. De verstrekte instrumenten worden echter niet routinematig gebruikt voor het geschiedenisonderwijs op grote schaal. Er zijn meer gecoördineerde en doortastende maatregelen in die richting nodig. Er moeten nieuwe leerplannen en -boeken worden ontwikkeld en met steun van de EU moeten opleidingsprogramma’s voor leerkrachten en opvoeders worden georganiseerd. Een interdisciplinaire aanpak van de gemeenschappelijke Europese geschiedenis en het gemeenschappelijk Europees erfgoed moet op het niveau van het voortgezet en het hoger onderwijs worden bevorderd. Aandacht voor formeel en niet-formeel onderwijs is de hoeksteen van elk doeltreffend beleid tegen racisme en discriminatie.

    2.3.2.

    De rol van de creatieve sector, die een brug slaat tussen sociale groepen, is eveneens van groot belang. Empathie en solidariteit zijn waarden die de basis vormen van een inclusieve samenleving. Wij zijn derhalve ingenomen met de aandacht van Creatief Europa en andere programma’s voor projecten die erop gericht zijn belemmeringen weg te nemen en de sociale insluiting en participatie van ondervertegenwoordigde en kansarme groepen te bevorderen.

    2.3.3.

    De samenwerking met journalisten komt ook op het juiste moment en is relevant. Wij steunen de inspanning van de Commissie om een reeks seminars over raciale en etnische stereotypen te organiseren waaraan wordt deelgenomen door journalisten, maatschappelijke organisaties en vertegenwoordigers van personen die tot een raciale of etnische minderheid behoren. Het EESC is bereid om aan dergelijke inspanningen bij te dragen.

    2.3.4.

    Het EESC dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan een gemeenschappelijke methode uit te werken voor het verzamelen van relevante gegevens, waaronder gegevens die zijn uitgesplitst naar etnische afkomst en ras. Deze methode zou moeten voldoen aan de beginselen van de VN-Wereldconferentie tegen racisme, rassendiscriminatie, vreemdelingenhaat en daarmee samenhangende onverdraagzaamheid van 2002 en het actieprogramma van Durban: uit te splitsen gegevens voor bevolkingsstatistieken mogen alleen worden verzameld met expliciete toestemming van de respondenten, op basis van hun zelfidentificatie en in overeenstemming met mensenrechtennormen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Het EESC is van mening dat de werkzaamheden van het Bureau voor de grondrechten op het gebied van gegevensverzameling niet volstaan en verwacht van de lidstaten soortgelijke inspanningen.

    2.3.5.

    Goede praktijken zijn van groot belang. Zij houden in dit verband in dat wordt samengewerkt met het lokale niveau (steden) en het buurt- en gemeenschapsniveau, waar structureel racisme vervlochten is met het dagelijks leven en werk, om een klimaat van interculturele tolerantie te bevorderen.

    2.4.   Uitvoeringskader: ten volle gebruikmaken van EU-middelen

    2.4.1.

    Het EESC sluit zich aan bij de oproep van de Commissie aan alle lidstaten om nationale actieplannen tegen racisme en rassendiscriminatie op te stellen en goed te keuren. Slechts ongeveer de helft van de lidstaten heeft dergelijke plannen, hetgeen erop wijst dat de interesse en de betrokkenheid van de regeringen van de lidstaten niet overal even groot zijn (5). Het EESC kijkt uit naar de vaststelling van gemeenschappelijke leidende beginselen voor nationale actieplannen in 2021 en is bereid om hieraan een bijdrage te leveren. De beleidsterreinen die in het huidige actieplan worden belicht (non-discriminatiewetgeving en de rol van organen voor gelijke behandeling; haatpropaganda en haatmisdrijven; onwettige profilering van rechtshandhavingsautoriteiten; risico’s van nieuwe technologieën; stereotypering en geschiedenisbewustzijn; gelijke toegang tot onderwijs, werk, gezondheidszorg en huisvesting; integratie van gelijkheidsaspecten op nationaal niveau; betrokkenheid van de regionale en lokale niveaus; financiering voor de bestrijding van racisme; gegevensverzameling, dialoog met het maatschappelijk middenveld) zijn goed gestructureerd en veelomvattend. Het gaat met name om de vraag hoe alle lidstaten van de EU ervan kunnen worden overtuigd daaraan een bijdrage te leveren en te zorgen voor de actieve medewerking van diverse organen, instellingen en organisaties op nationaal niveau.

    2.4.2.

    Het EESC hoopt dat de inspanningen van bedrijfsorganisaties en individuele bedrijven om een inclusieve werkomgeving te creëren en te onderhouden voor hun werknemers, ongeacht geslacht, raciale of etnische afkomst, godsdienst, leeftijd, handicap of seksuele gerichtheid, nog worden opgevoerd (6). Een inclusieve werkomgeving omvat ook een echte sociale dialoog en een sterke werknemersvertegenwoordiging. Wij kijken uit naar de maand van de Europese diversiteitshandvesten in mei 2021 en de lancering van de onlinetoolkit waarmee bedrijven hun interne diversiteit en diversiteitsstrategieën kunnen beoordelen.

    2.4.3.

    Het EESC staat volledig achter de toezegging van de Commissie om te verzekeren dat de strijd tegen discriminatie op specifieke gronden en de raakvlakken met andere gronden van discriminatie, zoals geslacht, handicap, leeftijd, godsdienst of seksuele gerichtheid, worden geïntegreerd in alle vormen van EU-beleid, -wetgeving en -financieringsprogramma’s.

    2.4.4.

    De financiering van de maatregelen ter bestrijding van racisme en discriminatie lijkt genereus. Daartoe behoren het meerjarig financieel kader (MFK), het nieuwe programma Burgers, gelijkheid, rechten en waarden, Horizon Europa, en de nieuwe faciliteit voor herstel en veerkracht. Op basis van een algemene evaluatie van de maatregelen tot nu toe lijken de regeringen van de lidstaten weinig belangstelling te hebben voor de toegang tot diverse middelen en voor de bestrijding van racisme en discriminatie. Het EESC is van mening dat budgettaire middelen op zich niet volstaan en dat er een systeem van stimulansen moet worden ingevoerd. Een belangrijke reden voor de beperkte belangstelling zou de gevoelige politieke aard van de acties en de politieke mobilisering van radicale leiders, organisaties en groepen tegen deze acties kunnen zijn.

    2.4.5.

    De bestrijding van racisme en discriminatie in het buitenlands beleid is ook een prioriteit, vooral in een wereld die zwaar getroffen is door de COVID-19-epidemie. Het EESC hoopt dat de waarden van antiracisme, non-discriminatie en gelijkheid ten volle zullen worden ondersteund via het Instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking, in samenwerking met de regeringen, maatschappelijke organisaties en sociale partners van zijn partnerlanden (7).

    2.5.   Positieve actie door de EU: luisteren en handelen

    2.5.1.

    De democratische participatie en vertegenwoordiging van groepen die het slachtoffer zijn van marginalisering, zoals personen die tot een raciale of etnische minderheid behoren, is in de meeste delen van Europa nog steeds onvoldoende. Het EESC is daarom ingenomen met het voornemen van de Commissie om in het kader van het actieplan voor Europese democratie samen te werken met de Europese politieke partijen, het Europees netwerk voor samenwerking bij verkiezingen en het maatschappelijk middenveld om de participatie te verbeteren. Het EESC is bereid aan de werkzaamheden bij te dragen en zijn eigen perspectief en deskundigheid in te brengen. Een van de prioriteiten is het wegnemen van de verschillende juridische en administratieve uitdagingen, toegankelijkheidsbelemmeringen en institutionele moeilijkheden waarmee mensen die zich willen engageren in de politiek op alle niveaus worden geconfronteerd. Andere prioriteiten bestaan erin samen te werken met partijen en hen aan te moedigen een meer diverse en inclusieve politieke achterban op te bouwen, en leiders en kandidaten uit kwetsbare en minderheidsgroepen te promoten.

    2.5.2.

    Het EESC is ingenomen met de toezegging van de Commissie om regelmatig bijeen te komen met maatschappelijke organisaties en sociale partners die actief zijn in de strijd tegen racisme op Europees, nationaal en lokaal niveau, om de balans op te maken van de vooruitgang met de strijd tegen racisme. Het EESC is bereid om aan de dialoog deel te nemen. Het is belangrijk om religieuze actoren bij dit proces te betrekken.

    2.5.3.

    Het EESC is ingenomen met het voornemen van de Commissie om een coördinator voor racismebestrijding aan te wijzen. De coördinator zal overleg plegen met de lidstaten, het Europees Parlement, maatschappelijke organisaties, de sociale partners en de academische wereld om de beleidsrespons op het gebied van antiracisme te versterken.

    2.5.4.

    Het EESC kijkt uit naar de door de Commissie geplande top tegen racisme. De top zal samenvallen met de Internationale Dag voor de uitbanning van rassendiscriminatie op 21 maart 2021 en deze dag zal elk jaar door de Commissie worden gevierd.

    2.5.5.

    De maatregelen van de Commissie om diversiteit te bevorderen en te zorgen voor een discriminatievrije en inclusieve werkplek voor iedereen, ongeacht raciale of etnische afkomst of huidskleur, worden toegejuicht en vormen een zeer goede norm voor de werking van de andere EU-instellingen.

    Brussel, 27 april 2021.

    Voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Christa SCHWENG


    (1)  COM(2008) 426 final.

    (2)  PB L 328 van 6.12.2008, blz. 55.

    (3)  Ook staten die onconventionele strategieën volgen om de publieke opinie te beïnvloeden, richten zich steeds vaker op de onlineruimte.

    (4)  Het EESC beveelt de Europese Commissie aan om dit actieplan beter te integreren in de Europese digitale strategie.

    (5)  Volgens het FRA-verslag van juni 2020 hadden 15 lidstaten in 2019 plannen tegen racisme, raciale/etnische discriminatie en daarmee verband houdende onverdraagzaamheid: België, Duitsland, Finland, Frankrijk, Ierland, Italië, Kroatië, Litouwen, Nederland, Portugal, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Zweden. Het Verenigd Koninkrijk had er een, maar heeft de EU op 1 januari 2021 verlaten.

    (6)  Volgens het voorstel zijn er momenteel in 24 lidstaten diversiteitshandvesten met meer dan 12 000 ondertekenaars (organisaties, openbare instellingen, niet-gouvernementele organisaties, universiteiten, vakbonden) en in totaal meer dan 16 miljoen werknemers.

    (7)  PB C 110 van 22.3.2019, blz. 163.


    Top