Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018BP1407

    Resolutie (EU) 2018/1407 van het Europees Parlement van 18 april 2018 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2016

    PB L 248 van 3.10.2018, p. 295–297 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/res/2018/1407/oj

    3.10.2018   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 248/295


    RESOLUTIE (EU) 2018/1407 VAN HET EUROPEES PARLEMENT

    van 18 april 2018

    met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2016

    HET EUROPEES PARLEMENT,

    gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2016,

    gezien artikel 94 van en bijlage IV bij zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A8-0080/2018),

    A.

    overwegende dat de kwijtingsautoriteit in het kader van de kwijtingsprocedure sterk de nadruk legt op het bijzondere belang van het verder versterken van de democratische legitimiteit van de instellingen van de Unie door de transparantie en de verantwoordingsplicht te vergroten, en door het concept van resultaatgericht begroten en een goed personeelsbeheer toe te passen;

    B.

    overwegende dat de definitieve begroting van de Europese Stichting voor opleiding („de Stichting”) voor het begrotingsjaar 2016 volgens haar jaarrekening (1)20 900 849,11 EUR bedroeg, hetgeen een toename van 0,63 % ten opzichte van 2015 betekent; overwegende dat de begroting van de Stichting voornamelijk wordt gefinancierd met middelen van de begroting van de Unie;

    C.

    overwegende dat de Rekenkamer in haar verslag over de jaarrekening van de Stichting voor het begrotingsjaar 2016 („het verslag van de Rekenkamer”) verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben gekregen dat de jaarrekening van de Stichting betrouwbaar is en de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;

    Follow-up van de kwijting van 2013, 2014 en 2015

    1.

    verneemt uit het verslag van de Rekenkamer dat middelen ten belope van 7 500 000 EUR die op een rekening zijn gezet bij één bank met een lage kredietrating en werden opgevoerd in het verslag van de Rekenkamer van 2013 en in de verslagen van de Rekenkamer van 2014 en 2015 waren voorzien van de opmerking „loopt nog” nu zijn aangemerkt als „afgerond”;

    Financieel en begrotingsbeheer

    2.

    merkt met waardering op dat inspanningen op het gebied van begrotingstoezicht gedurende het begrotingsjaar 2016 hebben geresulteerd in een hoog uitvoeringspercentage van de begroting, namelijk 99,99 %, waaruit blijkt dat de vastleggingen tijdig werden verricht, en dat het uitvoeringspercentage van de betalingskredieten 97,66 % bedroeg;

    Vastleggingen en overdrachten

    3.

    wijst erop dat de totale overdrachten in titels I en II zijn gedaald van 3,3 % tussen 2015 en 2016 tot 3,1 % tussen 2016 en 2017, hetgeen wijst op een betere afstemming van de administratieve activiteiten en de betalingen van de Stichting op haar jaarlijkse cyclus; wijst erop dat in titel I een bedrag van 155 186 EUR (1,2 %) is overgedragen, wat een verbetering inhoudt ten opzichte van 2015 (180 398 EUR (1,4 %)); wijst erop dat in titel II een bedrag van 313 450 EUR (18,4 %) is overgedragen, wat in de buurt ligt van het bedrag van 2015 (316 442 EUR (16,1 %)), en dat in titel III de RAL (reste à liquider) is verlaagd van 36,4 % in 2015 tot 30,3 % in 2016, voornamelijk als gevolg van het besteden van meer aandacht aan de betalingen, een vermindering van de openstaande claims voor dienstreizen, en een betere planning van de activiteiten;

    4.

    wijst erop dat de overdrachten vaak gedeeltelijk of geheel zijn gerechtvaardigd gezien het meerjarige karakter van de operationele programma's van de agentschappen en niet noodzakelijkerwijs op zwakke punten wijzen in de planning en tenuitvoerlegging van de begroting, en evenmin per definitie haaks staan op het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit, vooral niet als ze van tevoren zijn gepland door de agentschappen en zijn meegedeeld aan de Rekenkamer;

    Transfers

    5.

    merkt op dat de Stichting in 2016 zeven begrotingsoverschrijvingen heeft verricht, tegenover negen in 2015, en dat het totale bedrag dat werd overgeschreven minder bedroeg dan in het voorgaande jaar (6,1 % in 2016 tegenover 8,2 % in 2015); verneemt van de Stichting dat dit kan worden toegeschreven aan een efficiëntiemaatregel die is ingevoerd waarbij in het kader van de planning bepaalde activiteiten op een reservelijst werden geplaatst; stelt met tevredenheid vast dat het niveau en de aard van de overschrijvingen in 2016 binnen de grenzen van de financiële regels zijn gebleven;

    Personeelsbeleid

    6.

    stelt vast dat volgens de personeelsformatie op 31 december 2016 in totaal 89 posten bezet waren, tegen 90 in 2015; betreurt dat er bij de op 31 december 2016 bezette posten geen genderevenwicht is bereikt, aangezien de verhouding ruim twee tegen een bedroeg, namelijk 67,94 % vrouwen tegenover 32,06 % mannen; beveelt aan dit gebrek aan evenwicht met spoed aan te pakken;

    7.

    benadrukt dat het bieden van mogelijkheden om werk en privéleven te combineren onderdeel moet zijn van het personeelsbeleid van de Stichting; benadrukt dat het budget dat werd gebruikt voor welzijnsactiviteiten voor het personeel 883 EUR per personeelslid bedroeg en dat er in 2016 twee buitendagen werden georganiseerd; betreurt dat het gemiddelde aantal ziekteverlofdagen per personeelslid 15 dagen bedroeg (11,5 dagen zonder medische deeltijd), een van de hoogste cijfers onder de EU-agentschappen; beveelt aan hiernaar onderzoek te verrichten om na te gaan of er een verband is met stress op de werkplek;

    8.

    merkt op dat het besluit over het voorkomen van psychologische en seksuele intimidatie reeds in 2010 is vastgesteld; steunt de scholing en informatiebijeenkomsten die georganiseerd worden om meer besef onder het personeel te kweken;

    9.

    stelt met voldoening vast dat de Stichting in 2016 geen klachten of meldingen heeft ontvangen en niet betrokken is geweest bij rechtszaken in verband met het aanwerven of ontslaan van personeel;

    Preventie van en omgang met belangenconflicten, transparantie en democratie

    10.

    wijst erop dat de Stichting proactief heeft gehandeld door alle leden van haar raad van bestuur te verzoeken verklaringen inzake belangenconflicten af te leggen, overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EEG) nr. 1360/90 van de Raad (2); verzoekt de Stichting bij de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over de vooruitgang die hiermee wordt geboekt; stelt met tevredenheid vast dat de cv's nu vrij beschikbaar zijn;

    11.

    stelt vast dat het transparantieregister niet van toepassing is op de werkzaamheden van de Stichting;

    12.

    stelt met tevredenheid vast dat de raad van bestuur van de Stichting in december 2015 zijn beleid inzake klokkenluiders heeft vastgesteld; benadrukt dat er in 2016 één klokkenluiderzaak is geweest, die niet aan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) is voorgelegd omdat de nodige opheldering is verkregen;

    13.

    merkt op dat er een onafhankelijk onthullings-, advies- en verwijzingsorgaan met voldoende begrotingsmiddelen nodig is om klokkenluiders te helpen de juiste kanalen te gebruiken om hun informatie over mogelijke onregelmatigheden met betrekking tot de financiële belangen van de Unie te onthullen en tegelijkertijd hun geheimhouding te beschermen en de nodige ondersteuning en advies te bieden;

    14.

    wijst erop dat er begin 2017 een e-learningcyclus heeft plaatsgevonden voor alle medewerkers, om ze bewust te maken van fraude en belangenconflicten;

    Belangrijkste verwezenlijkingen

    15.

    spreekt zijn voldoening uit over de door de Stichting genoemde drie belangrijkste resultaten van 2016, namelijk:

    het verwezenlijken van alle kernprestatie-indicatoren (KPI's) in 2016;

    het behandelen van 105 verzoeken om bijstand van de Commissie en delegaties van de Commissie, waarbij 52 % van alle partnerlanden betrokken was; merkt op dat de door de Stichting verleende diensten voor 100 % als positief werden beoordeeld met betrekking tot de kwaliteit van het werk, het nut en de tijdigheid van de steun van de Stichting;

    ondersteuning van beleidsanalyses en ontwikkeling in 25 van zijn partnerlanden via het proces van Turijn;

    16.

    is ingenomen met het hoge uitvoeringspercentage van de geplande werkzaamheden van de Stichting in 2016 (94 %), maar merkt op dat dit lichtjes is gedaald ten opzichte van 2015 (96 %); wijst op de aanzienlijke verbetering van het aantal tijdige verwezenlijkingen (90 %) ten opzichte van de jaren voor 2016 (83 %);

    17.

    betreurt evenwel dat de Stichting geen gebruik maakt van de activiteits- of outputindicatoren om het gebruik van KPI's verder te verbeteren en beveelt aan dit beleid te wijzigen;

    Fraudebestrijdingsstrategie

    18.

    is verheugd over het feit dat de Stichting haar fraudebestrijdingsstrategie verder heeft ontwikkeld, zoals bepaald in de algemene fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie; neemt met voldoening kennis van de ontwikkeling van een e-opleidingsmodule om alle personeelsleden bewust te maken van de preventie van fraude, die vanaf 2017 zal worden aangeboden en regelmatig zal worden herhaald;

    Interne controle

    19.

    wijst erop dat de Stichting in 2016 belangrijke maatregelen heeft genomen ter verbetering van de efficiëntie van haar internecontrolesystemen (ICS) op het gebied van leidinggeven (ICS 1 Missie en waarden; ICS 2 Ethische en organisatorische waarden; ICS 7 Operationele structuur), personeelsbeheer (ICS 3 Personeelstoewijzing en mobiliteit; ICS 4 Personeelsevaluatie en -ontwikkeling), strategie, planning en samenwerking met belanghebbenden (ICS 5 Doelstellingen en prestatie-indicatoren en ICS 6), risicobeheer en -processen (ICS 11 Documentbeheer en ICS 12 Informatie en communicatie);

    Interne audit

    20.

    merkt op dat de Stichting wordt gecontroleerd door de dienst Interne Audit (IAS) van de Commissie en dat zij in 2016 geen kritische aanbevelingen van de controlerende instantie heeft ontvangen;

    Prestaties

    21.

    merkt op dat volgens het verslag van de Rekenkamer in 2016 namens de Commissie een externe evaluatie van de Stichting is uitgevoerd, als eerste stap in een horizontale evaluatie van de vier agentschappen die werkzaam zijn op het gebied van werkgelegenheid, sociale zaken en integratie; wijst bovendien op de conclusie van de evaluatie dat de omvangrijke reorganisatie van de Stichting sinds 2011 geen negatieve gevolgen van belang heeft gehad en dat deze door zowel interne als externe belanghebbenden voornamelijk positief is gewaardeerd, met name wat betreft strategie en doeltreffendheid; stelt met waardering vast dat het bestuur van de Stichting als doelmatig en doeltreffend werd gezien; wijst erop dat in de evaluatie ook wordt benadrukt dat de Stichting sinds 2011 haar monitoringscapaciteit is blijven versterken, maar dat zij haar activiteiten en resultaten nog steeds duidelijker kan presenteren; wijst erop dat de Stichting een plan heeft opgesteld ter uitvoering van de aanbevelingen van de beoordelaars;

    22.

    verneemt uit het verslag van de Rekenkamer dat zij er reeds in haar verslag over 2011 op wees dat de situatie omtrent het kantoorgebouw van de Stichting onbevredigend is en het gevaar bestaat dat de activiteiten worden verstoord; betreurt dat de situatie in een impasse verkeert, aangezien het consortium dat een deel van het complex beheerde en in gebruik had, in 2011 failliet ging en een deel van het complex leeg liet staan; benadrukt dat het gastland dringend een oplossing moet vinden voor deze kwestie; herinnert eraan dat volgens de gastheerschapsovereenkomst tot 2027 passende faciliteiten worden gegarandeerd; verzoekt de Stichting om de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over de in dit kader genomen maatregelen;

    23.

    erkent de werkzaamheden van de Stichting bij de ondersteuning van partnerlanden van de Unie om hun menselijk kapitaal te benutten via de hervorming van de onderwijs-, opleidings- en arbeidsmarktsystemen in het kader van het beleid inzake externe betrekkingen van de Unie; is ingenomen met de activiteiten van de Stichting inzake de ontwikkeling van vaardigheden en de bevordering van levenslang leren om de partnerlanden te ondersteunen bij de verbetering van de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en de werkgelegenheidsvooruitzichten van hun burgers;

    24.

    is ten zeerste ingenomen met de steun van de ETF aan kandidaat-lidstaten bij de uitvoering van de conclusies van Riga van 2015 op gebieden zoals leren op de werkplek, bij- en nascholing van leraren in het beroepsonderwijs en de beroepsopleidingen en leren ondernemen;

    25.

    is ingenomen met de samenwerking van de Stichting met andere agentschappen van de Unie, met name Eurofound en Cedefop, op het gebied van Uniebeleid dat bijdraagt aan de ontwikkeling van het menselijk kapitaal;

    26.

    verwijst voor andere opmerkingen van horizontale aard bij het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 18 april 2018 (3) over het functioneren en het financiële beheer van en de controle op de agentschappen.

    (1)  PB C 12 van 13.1.2017, blz. 1.

    (2)  Verordening (EEG) nr. 1360/90 van de Raad van 7 mei 1990 tot oprichting van een Europese Stichting voor opleiding (PB L 131 van 23.5.1990, blz. 1).

    (3)  Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0133 (zie bladzijde 393 van dit Publicatieblad).


    Top