EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018AR3637

Advies van het Europees Comité van de Regio’s over de hervorming van het GLB

COR 2018/03637

PB C 86 van 7.3.2019, p. 173–238 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

7.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 86/173


Advies van het Europees Comité van de Regio’s over de hervorming van het GLB

(2019/C 86/11)

Algemeen rapporteur:

Guillaume CROS (FR/PSE), vicevoorzitter van de regioraad van Occitanië

Referentiedocumenten:

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad

COM(2018) 392 final

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013

COM(2018) 393 final

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1308/2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten, (EU) nr. 1151/2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen, (EU) nr. 251/2014 inzake de definitie, de aanduiding, de aanbiedingsvorm, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gearomatiseerde wijnbouwproducten, (EU) nr. 228/2013 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie en (EU) nr. 229/2013 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee

COM(2018) 394 final

I.   AANBEVELINGEN VOOR WIJZIGINGEN

COM(2018) 392 final

Wijzigingsvoorstel 1

Overweging 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Om de essentiële Unie-brede elementen te behouden en er zo voor te zorgen dat de lidstaten vergelijkbare besluiten nemen, evenwel zonder hen te beperken bij het bereiken van de doelstellingen van de Unie, moet een kaderdefinitie voor het begrip „landbouwareaal” worden vastgesteld. De daarmee samenhangende kaderdefinities voor „landbouwgrond”, „blijvende teelten” en „blijvend grasland” moeten in ruime zin worden geformuleerd om het de lidstaten mogelijk te maken nadere definities te omschrijven volgens hun lokale omstandigheden. De kaderdefinitie voor „bouwgrond” moet zo worden vastgesteld dat de lidstaten daarin verschillende productievormen kunnen onderbrengen, waaronder systemen als landbosbouw en bouwareaal met struiken en bomen, en dat vereist de opname van braaklandareaal om te garanderen dat het om ontkoppelde interventies gaat. De kaderdefinitie voor „blijvende teelten” moet zowel voor de productie gebruikte als niet voor de productie gebruikte arealen omvatten alsmede producten van kwekerijen en hakhout met korte omlooptijd, die door de lidstaten moeten worden gedefinieerd. De kaderdefinitie voor „blijvend grasland” moet zo worden vastgesteld dat de lidstaten nadere criteria kunnen omschrijven en andere begraasbare of diervoederproducerende soorten kunnen opnemen dan grassen of andere kruidachtige voedergewassen, ongeacht of die soorten voor de feitelijke productie worden gebruikt of niet.

Om de essentiële Unie-brede elementen te behouden en er zo voor te zorgen dat de lidstaten vergelijkbare besluiten nemen, evenwel zonder hen te beperken bij het bereiken van de doelstellingen van de Unie, moet een kaderdefinitie voor het begrip „landbouwareaal” worden vastgesteld. De daarmee samenhangende kaderdefinities voor „landbouwgrond”, „blijvende teelten” en „blijvend grasland” moeten in ruime zin worden geformuleerd om het de lidstaten mogelijk te maken nadere definities te omschrijven volgens hun lokale omstandigheden. De kaderdefinitie voor „bouwgrond” moet zo worden vastgesteld dat de lidstaten daarin verschillende productievormen kunnen onderbrengen, waaronder systemen als landbosbouw en bouwareaal met struiken en bomen, en dat vereist de opname van braaklandareaal om te garanderen dat het om ontkoppelde interventies gaat. De kaderdefinitie voor „blijvende teelten” moet zowel voor de productie gebruikte als niet voor de productie gebruikte arealen omvatten alsmede producten van kwekerijen en hakhout met korte omlooptijd mits het deel uitmaakt van de percelen, die door de lidstaten moeten worden gedefinieerd. De kaderdefinitie voor „blijvend grasland” moet zo worden vastgesteld dat de lidstaten nadere criteria kunnen omschrijven en andere begraasbare of diervoederproducerende soorten kunnen opnemen dan grassen of andere kruidachtige voedergewassen, ongeacht of die soorten voor de feitelijke productie worden gebruikt of niet.

Motivering

Doel is om boslandbouwpraktijken te bevorderen die gunstig zijn voor het klimaat en het milieu, in plaats van hele percelen hakhout, die in feite niet-agrarische bosgebieden zijn.

Wijzigingsvoorstel 2

Overweging 9

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Om het GLB nog performanter te maken, moet de inkomenssteun op echte landbouwers worden toegespitst. Om ervoor te zorgen dat voor die toespitsing van de steun een gemeenschappelijke benadering op het niveau van de Unie wordt gevolgd, moet een kaderdefinitie voor „echte landbouwer” worden vastgesteld die de essentiële elementen omvat. Uitgaande van dit kader moeten de lidstaten in hun strategische GLB-plannen bepalen welke landbouwers niet als echte landbouwers worden beschouwd, gebaseerd op voorwaarden zoals een inkomen stoets , de arbeidsinput op het landbouwbedrijf, het ondernemingsdoel en de opname in registers. Een dergelijke definitie mag er ook niet toe leiden dat pluri-actieve landbouwers die actief landbouw bedrijven, maar ook niet-agrarische activiteiten buiten hun landbouwbedrijf verrichten, van de steun worden uitgesloten, aangezien het vaak zo is dat hun uiteenlopende activiteiten het sociaaleconomische weefsel van de plattelandsgebieden versterken.

Om het GLB nog performanter te maken, moet de inkomenssteun op echte landbouwers worden toegespitst. Om ervoor te zorgen dat voor die toespitsing van de steun een gemeenschappelijke benadering op het niveau van de Unie wordt gevolgd, moet een kaderdefinitie voor „echte landbouwer” worden vastgesteld die de essentiële elementen omvat. Uitgaande van dit kader moeten de lidstaten in hun strategische GLB-plannen bepalen welke landbouwers niet als echte landbouwers worden beschouwd, gebaseerd op voorwaarden zoals het aandeel van het landbouw inkomen, de arbeidsinput op het landbouwbedrijf, het ondernemingsdoel en de opname in registers. Een dergelijke definitie mag er ook niet toe leiden dat pluri-actieve landbouwers die actief landbouw bedrijven, maar ook niet-agrarische activiteiten buiten hun landbouwbedrijf verrichten, van de steun worden uitgesloten, aangezien het vaak zo is dat hun uiteenlopende activiteiten het sociaaleconomische weefsel van de plattelandsgebieden versterken.

Motivering

Er kan beter rekening worden gehouden met het aandeel van het landbouwinkomen dan met het inkomenscriterium dat tot uitsluiting van kleine bedrijven zou kunnen leiden.

Wijzigingsvoorstel 3

Overweging 11

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel

Om invulling te geven aan de doelstellingen van het GLB zoals vastgelegd in artikel 39 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en om ervoor te zorgen dat de Unie adequaat reageert op haar meest recente uitdagingen, is het passend een reeks algemene doelstellingen vast te stellen die een weerspiegeling zijn van de oriëntaties die in de mededeling „De toekomst van voeding en landbouw” zijn gegeven. Daarnaast moet op het niveau van de Unie een reeks specifieke doelstellingen worden omschreven, die de lidstaten moeten omzetten in hun strategische GLB-plannen. Aan de hand van deze specifieke doelstellingen, waarmee naar een evenwicht tussen de verschillende dimensies van duurzame ontwikkeling wordt gestreefd, in lijn met de effectbeoordeling, moeten de algemene GLB-doelstellingen worden vertaald naar concretere prioriteiten, waarbij rekening wordt gehouden met de betrokken wetgeving van de Unie, met name op het gebied van klimaat, energie en milieu.

Om invulling te geven aan de doelstellingen van het GLB zoals vastgelegd in artikel 39 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en om ervoor te zorgen dat de Unie adequaat reageert op haar meest recente uitdagingen, is het passend een reeks algemene doelstellingen vast te stellen die een weerspiegeling zijn van de oriëntaties die in de mededeling „De toekomst van voeding en landbouw” zijn gegeven. Daarnaast moet op het niveau van de Unie een reeks specifieke doelstellingen worden omschreven, die de lidstaten moeten omzetten in hun strategische GLB-plannen. Aan de hand van deze specifieke doelstellingen, waarmee naar een evenwicht tussen de verschillende dimensies van duurzame ontwikkeling wordt gestreefd, in lijn met de effectbeoordeling, moeten de algemene GLB-doelstellingen worden vertaald naar concretere prioriteiten, waarbij rekening wordt gehouden met de betrokken wetgeving van de Unie, met name op het gebied van klimaat, energie en milieu.

Het GLB moet expliciet rekening houden met het gelijkheidsbeleid van de Europese Unie, met bijzondere aandacht voor de noodzaak om de participatie van vrouwen in de ontwikkeling van het sociaaleconomische weefsel van plattelandsgebieden te bevorderen. De onderhavige verordening moet ertoe bijdragen het werk van vrouwen zichtbaarder te maken; dat houdt in dat hiermee rekening moet worden gehouden in de specifieke doelstellingen die de lidstaten met hun strategische plannen nastreven.

Motivering

De positie van vrouwen in plattelandsgebieden moet absoluut worden versterkt.

Wijzigingsvoorstel 4

Overweging 12

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Een slimmer, moderner en duurzamer GLB moet onderzoek en innovatie in de armen sluiten om van nut te zijn voor de talrijke functies die de landbouw-, bosbouw- en voedingssystemen van de Unie vervullen; daarbij moet worden geïnvesteerd in technologische ontwikkeling en digitalisering en moet de toegang tot onpartijdige, degelijke, relevante en nieuwe kennis worden verbeterd.

Een slimmer, moderner en duurzamer GLB moet onderzoek en innovatie in de armen sluiten om van nut te zijn voor de talrijke functies die de landbouw-, bosbouw- en voedingssystemen van de Unie vervullen; daarbij moet worden geïnvesteerd in technologische ontwikkeling, digitalisering en agro-ecologische praktijken , en moet de toegang tot onpartijdige, degelijke, relevante en nieuwe kennis worden verbeterd. Daarbij moet rekening worden gehouden met de knowhow van landbouwers en de uitwisseling tussen landbouwers onderling.

Motivering

Technologische ontwikkeling, digitalisering, agro-ecologische praktijken en kennisuitwisseling tussen landbouwers zullen bijdragen aan een slimmer, moderner en duurzamer GLB.

Wijzigingsvoorstel 5

Nieuwe overweging na overweging 12

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

 

Het verkleinen van de digitale kloof in plattelandsgebieden is een uitdaging die van essentieel belang is voor het behoud van de bevolking en voor de economische ontwikkeling, met name voor de dienstverlening .

Digitalisering van de landbouw biedt aanzienlijke mogelijkheden op het gebied van productie, marketing, consumentenbescherming en de bescherming van het natuurlijke en culturele erfgoed van plattelandsgebieden. Er moet echter voor worden gezorgd dat kleine landbouwbedrijven, die mogelijk slechts beperkt toegang hebben tot nieuwe technologieën, ervan kunnen profiteren, en dat de technologische ontwikkeling niet ten koste gaat van de autonomie van de landbouwer, die de controle moet behouden over de digitale gegevens die op zijn bedrijf worden verzameld.

Motivering

De voordelen van de digitalisering moeten alle landbouwbedrijven ten goede kunnen komen.

Wijzigingsvoorstel 6

Overweging 14

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Om een slimme en veerkrachtige landbouwsector te bevorderen blijven rechtstreekse betalingen essentieel om de landbouwers een billijk inkomen te garanderen. Tegelijk moet, met het oog op een betere beloning van de landbouwers op de markt , worden geïnvesteerd in herstructurering van landbouwbedrijven, modernisering, innovatie, diversificatie en benutting van nieuwe technologieën.

Om een slimme, duurzame en veerkrachtige landbouwsector in alle regio’s te bevorderen blijven rechtstreekse betalingen essentieel om de landbouwers een billijk inkomen te garanderen. Tegelijk moet, met het oog op grotere veerkracht van landbouwbedrijven en een betere beloning van de landbouwers op de markt , worden geïnvesteerd in modernisering, innovatie, diversificatie en benutting van nieuwe technologieën.

Motivering

Rechtstreekse betalingen moeten de omschakeling van landbouwbedrijven ondersteunen met het oog op een grotere veerkracht en een betere beloning op de markt in alle regio’s.

Wijzigingsvoorstel 7

Overweging 15

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

In het kader van de grotere marktgerichtheid van het GLB, zoals beschreven in de mededeling „De toekomst van voeding en landbouw”, kunnen blootstelling aan de markt, klimaatverandering en de daarmee gepaard gaande toename van de frequentie en de ernst van extreme weersverschijnselen, alsmede sanitaire en fytosanitaire crises leiden tot risico’s van prijsvolatiliteit en een toenemende druk op de inkomens. Hoewel de landbouwers de eindverantwoordelijkheid dragen voor het uittekenen van hun eigen bedrijfsstrategie, moet een robuust kader worden opgezet om te zorgen voor een adequaat risicobeheer. Daartoe zouden de lidstaten en de landbouwers, met het oog op capaciteitsopbouw, een beroep kunnen doen op een platform voor risicobeheer op het niveau van de Unie, dat de landbouwers adequate financiële instrumenten voor investeringen aanreikt en hun toegang geeft tot werkkapitaal, opleiding, kennisoverdracht en adviesverlening.

In het kader van de grotere marktgerichtheid van het GLB, zoals beschreven in de mededeling „De toekomst van voeding en landbouw”, kunnen blootstelling aan de markt, klimaatverandering en de daarmee gepaard gaande toename van de frequentie en de ernst van extreme weersverschijnselen, alsmede sanitaire en fytosanitaire crises leiden tot risico’s van prijsvolatiliteit en een toenemende druk op de inkomens. Hoewel de landbouwers de eindverantwoordelijkheid dragen voor het uittekenen van hun eigen bedrijfsstrategie, moet een robuust kader worden opgezet om de markten te reguleren en te zorgen voor een adequaat beheer van de gezondheids- en klimaatrisico’s. Daartoe zouden de lidstaten en de landbouwers, met het oog op capaciteitsopbouw, een beroep kunnen doen op een platform voor risicobeheer op het niveau van de Unie, dat de landbouwers adequate financiële instrumenten voor investeringen aanreikt en hun toegang geeft tot werkkapitaal, opleiding, kennisoverdracht en adviesverlening.

Motivering

Gezien het toenemende aantal risico’s waarmee landbouwbedrijven worden geconfronteerd, is een solide preventiekader nodig.

Wijzigingsvoorstel 8

Overweging 17

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Het GLB moet blijven zorgen voor voedselzekerheid, waaronder dient te worden verstaan dat iedereen op elk ogenblik toegang moet hebben tot voldoende, veilige en voedzame levensmiddelen. Voorts moet dit beleid de landbouw van de Unie helpen beter in te spelen op nieuwe maatschappelijke verwachtingen op het gebied van voedsel en gezondheid, waaronder die inzake duurzame landbouwproductie, gezondere voeding, voedselverspilling en dierenwelzijn. Het GLB moet producties met specifieke en waardevolle kenmerken blijven bevorderen en tegelijk de landbouwers helpen om hun productie proactief aan te passen aan de marktsignalen en de vraag van de consument.

Het GLB moet blijven zorgen voor voedselzekerheid, waaronder dient te worden verstaan dat iedereen op elk ogenblik toegang moet hebben tot voldoende, veilige en voedzame levensmiddelen. Voorts moet dit beleid de landbouw van de Unie helpen beter in te spelen op nieuwe maatschappelijke verwachtingen op het gebied van voedsel en gezondheid, waaronder die inzake duurzame landbouwproductie, gezondere voeding, voedselverspilling, dierenwelzijn en het behoud van de agrarische genetische hulpbronnen . Het GLB moet producties met specifieke en waardevolle kenmerken , zoals typische traditionele streekproducten, blijven bevorderen en tegelijk de landbouwers helpen om hun productie proactief aan te passen aan de marktsignalen en de vraag van de consument. Bovendien moet het GLB bijdragen tot de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (SDG’s) wat betreft de toegang tot voedsel.

Motivering

De Europese Unie heeft het geluk dat zij nog steeds vele typisch traditionele producten en agrarische genetische hulpbronnen in stand kan houden, die dan ook moeten worden gepromoot.

Wijzigingsvoorstel 9

Overweging 20

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Om ervoor te zorgen dat de Unie kan voldoen aan haar internationale verplichtingen op het gebied van binnenlandse steun die in de WTO-overeenkomst inzake de landbouw zijn vastgesteld, is het noodzakelijk dat bepaalde interventietypes waarin deze verordening voorziet, verder aangemeld blijven als steun uit de „groene doos”, die geen of hoogstens minimale handelsverstorende effecten of effecten op de productie heeft, of als steun uit de „blauwe doos” in het kader van productiebeperkende programma’s, waardoor die steun is vrijgesteld van verlagingsverbintenissen. Hoewel de in deze verordening vastgestelde bepalingen voor die interventietypes reeds in overeenstemming zijn met de voorschriften inzake de „groene doos” van bijlage 2 bij de WTO-overeenkomst inzake de landbouw of met de voorschriften inzake de „blauwe doos” van artikel 6, lid 5, van die overeenkomst, moet ervoor worden gezorgd dat de interventies die de lidstaten voor die interventietypes plannen in hun strategische GLB-plannen, aan die voorschriften blijven voldoen.

 

Wijzigingsvoorstel 10

Nieuwe overweging na overweging 20

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

 

Om te voldoen aan de door de VN vastgestelde doelstellingen voor duurzame ontwikkeling (SDG’s), met name de doelstellingen 1 en 2 daarvan, en in overeenstemming met het EU-beleid inzake samenhang ten aanzien van ontwikkeling (PCD), moet het GLB de ontwikkeling bevorderen van duurzame en welvarende familiale landbouwbedrijven in ontwikkelingslanden, ten gunste van het behoud van hun plattelandsbevolking en hun voedselzekerheid. De uitvoer van landbouwproducten en levensmiddelen uit de EU mogen dan ook niet plaatsvinden tegen prijzen die onder de Europese productiekosten liggen.

Motivering

Overeenkomstig par. 54 van het verkennend CvdR-advies over het GLB moet het GLB worden herzien om aan deze doelstelling te voldoen, die als tiende doelstelling van het GLB moet worden opgenomen.

Wijzigingsvoorstel 11

Overweging 22

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Het normenkader van de GLMC’s beoogt bij te dragen aan de matiging van en de aanpassing aan de klimaatverandering, de aanpak van de waterproblematiek, de bescherming en kwaliteit van de bodem en de bescherming en kwaliteit van de biodiversiteit. Het kader moet worden versterkt om met name rekening te houden met de tot en met 2020 in het kader van de vergroening van de rechtstreekse betalingen vastgestelde praktijken, de matiging van de klimaatverandering en de noodzaak om de duurzaamheid van de landbouwbedrijven te verbeteren, met name wat het nutriëntenbeheer betreft. Het is een vaststaand feit dat elke GLMC aan meerdere doelstellingen bijdraagt. Om het kader te implementeren moeten de lidstaten voor elke op het niveau van de Unie vastgestelde norm een nationale norm omschrijven, rekening houdend met de specifieke kenmerken van het betrokken areaal, inclusief bodem- en klimaatgesteldheid, bestaande landbouwcondities, landgebruik, vruchtwisseling, landbouwpraktijken en de structuur van de landbouwbedrijven. Daarnaast kunnen de lidstaten, om de milieu- en klimaatresultaten van het GLMC-kader te verbeteren, nog andere nationale normen vaststellen die gerelateerd zijn aan de in bijlage III opgenomen hoofddoelstellingen. Als onderdeel van het GLMC-kader moeten, ter ondersteuning van zowel de agronomische als de milieuprestaties van de landbouwbedrijven, beheersplannen voor nutriënten worden opgesteld met behulp van een specifiek elektronisch bedrijfsduurzaamheidsinstrument, dat door de lidstaten ter beschikking van de individuele landbouwers wordt gesteld. Dat instrument moet, op basis van minimale functionaliteiten op het gebied van nutriëntenbeheer, ondersteuning bieden voor de besluitvorming op het landbouwbedrijf. Een grote interoperabiliteit en modulariteit moeten ook de mogelijkheid bieden om andere elektronische landbouwbedrijfs- en e-governancetoepassingen toe te voegen. Om te zorgen voor een gelijk speelveld tussen de landbouwers in de hele Unie, kan de Commissie de lidstaten ondersteunen bij de ontwikkeling van het instrument en de vereiste diensten voor gegevensopslag en -verwerking.

Het normenkader van de GLMC’s beoogt bij te dragen aan de matiging van en de aanpassing aan de klimaatverandering, de aanpak van de waterproblematiek, de bescherming en kwaliteit van de bodem en de bescherming en kwaliteit van de biodiversiteit , inclusief de agrarische genetische hulpbronnen. Het kader moet worden versterkt om met name rekening te houden met de tot en met 2020 in het kader van de vergroening van de rechtstreekse betalingen vastgestelde praktijken, de matiging van de klimaatverandering en de noodzaak om de duurzaamheid van de landbouwbedrijven te verbeteren, met name wat het nutriëntenbeheer betreft. Het is een vaststaand feit dat elke GLMC aan meerdere doelstellingen bijdraagt. Om het kader te implementeren moeten de lidstaten voor elke op het niveau van de Unie vastgestelde norm een nationale norm omschrijven, rekening houdend met de specifieke kenmerken van het betrokken areaal, inclusief bodem- en klimaatgesteldheid, bestaande landbouwcondities, landgebruik, jaarlijkse vruchtwisseling, landbouwpraktijken en de structuur van de landbouwbedrijven. Daarnaast kunnen de lidstaten, om de milieu- en klimaatresultaten van het GLMC-kader te verbeteren, nog andere nationale normen vaststellen die gerelateerd zijn aan de in bijlage III opgenomen hoofddoelstellingen. Als onderdeel van het GLMC-kader moeten, ter ondersteuning van zowel de agronomische als de milieuprestaties van de landbouwbedrijven, beheersplannen voor nutriënten worden opgesteld met behulp van een specifiek elektronisch bedrijfsduurzaamheidsinstrument, dat door de lidstaten ter beschikking van de individuele landbouwers wordt gesteld. Dat instrument moet, op basis van minimale functionaliteiten op het gebied van nutriëntenbeheer, ondersteuning bieden voor de besluitvorming op het landbouwbedrijf. Een grote interoperabiliteit en modulariteit moeten ook de mogelijkheid bieden om andere elektronische landbouwbedrijfs- en e-governancetoepassingen toe te voegen. Om te zorgen voor een gelijk speelveld tussen de landbouwers in de hele Unie, kan de Commissie de lidstaten ondersteunen bij de ontwikkeling van het instrument en de vereiste diensten voor gegevensopslag en -verwerking.

Motivering

Om doeltreffend te zijn, moet de vruchtwisseling jaarlijks en flexibel zijn (zie Goede landbouw- en milieuconditie 8, bijlage III). Het is zaak op te treden tegen de teloorgang van agrarische genetische hulpbronnen.

Wijzigingsvoorstel 12

Overweging 24

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De lidstaten moeten bedrijfsadviesdiensten voor de landbouw opzetten die het duurzame beheer en de algehele prestaties van de landbouw- en plattelandsbedrijven moeten verbeteren en daarbij de economische, ecologische en sociale dimensies bestrijken, en die moeten nagaan welke verbeteringen noodzakelijk zijn ten aanzien van de maatregelen op het niveau van het landbouwbedrijf die in de strategische GLB-plannen zijn opgenomen. Deze bedrijfsadviesdiensten voor de landbouw moeten landbouwers en andere begunstigden van de GLB-steun helpen om zich beter bewust te worden van het verband tussen bedrijfsbeheer en grondbeheer enerzijds en bepaalde normen, vereisten en informatie, onder meer op het vlak van milieu en klimaat, anderzijds. Tot dat laatste behoren zowel de in het strategisch GLB-plan opgenomen normen die van toepassing zijn op of noodzakelijk zijn voor landbouwers en andere begunstigden van het GLB, als die welke voortvloeien uit de wetgeving inzake water en duurzaam gebruik van pesticiden , uit de initiatieven ter bestrijding van antimicrobiële resistentie en uit het risicobeheer. Om het advies kwaliteitsvoller en doeltreffender te maken, moeten de lidstaten in de kennis- en innovatiesystemen voor de landbouw (AKIS) adviseurs inschakelen om actuele technologische en wetenschappelijke informatie ter beschikking te kunnen stellen die in het kader van onderzoek en innovatie is ontwikkeld.

De lidstaten moeten bedrijfsadviesdiensten voor de landbouw opzetten die factorproductiviteit , het duurzame beheer en de algehele prestaties van de landbouw- en plattelandsbedrijven moeten verbeteren en daarbij de economische, ecologische en sociale dimensies bestrijken, en die moeten nagaan welke verbeteringen noodzakelijk zijn ten aanzien van de maatregelen op het niveau van het landbouwbedrijf die in de strategische GLB-plannen zijn opgenomen. Deze bedrijfsadviesdiensten voor de landbouw moeten landbouwers en andere begunstigden van de GLB-steun helpen om zich beter bewust te worden van het verband tussen bedrijfsbeheer en grondbeheer enerzijds en bepaalde normen, vereisten en informatie, onder meer op het vlak van milieu en klimaat, anderzijds. Tot dat laatste behoren zowel de in het strategisch GLB-plan opgenomen normen die van toepassing zijn op of noodzakelijk zijn voor landbouwers en andere begunstigden van het GLB, als die welke voortvloeien uit de wetgeving inzake water en duurzaam gebruik van fytosanitaire producten , uit de initiatieven ter bestrijding van antimicrobiële resistentie en uit het risicobeheer. Om het advies kwaliteitsvoller en doeltreffender te maken, moeten de lidstaten in de kennis- en innovatiesystemen voor de landbouw (AKIS) adviseurs inschakelen om actuele technologische en wetenschappelijke informatie ter beschikking te kunnen stellen die in het kader van onderzoek en innovatie is ontwikkeld.

Wijzigingsvoorstel 13

Overweging 27

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Als de lidstaten ontkoppelde rechtstreekse steun verstrekken op basis van het stelsel van betalingsrechten, moeten zij een nationale reserve blijven beheren, dan wel nationale reserves per groep gebieden. Die reserves moeten prioritair worden gebruikt voor jonge landbouwers of landbouwers die hun landbouwactiviteit opstarten. Om te zorgen voor een soepele werking van het systeem zijn ook regels voor het gebruik en de overdracht van betalingsrechten nodig.

Als de lidstaten ontkoppelde rechtstreekse steun verstrekken op basis van het stelsel van betalingsrechten, moeten zij een nationale reserve blijven beheren, dan wel nationale reserves per groep gebieden. Die reserves moeten prioritair worden gebruikt voor jonge landbouwers of landbouwers die hun landbouwactiviteit opstarten. Om te zorgen voor een soepele werking van het systeem zijn ook regels voor het gebruik en de overdracht van betalingsrechten nodig ; een markt voor betalingsrechten is evenwel uitgesloten .

Motivering

Handel in overheidssubsidies zou onaanvaardbaar zijn.

Wijzigingsvoorstel 14

Overweging 28

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Kleine landbouwbedrijven blijven een hoeksteen van de landbouw van de Unie aangezien zij een cruciale rol spelen bij de ondersteuning van de werkgelegenheid op het platteland en bijdragen aan de territoriale ontwikkeling. Om een evenwichtiger verdeling van de steun te bevorderen en de administratieve lasten voor de begunstigden van kleine bedragen te verminderen, moet aan de lidstaten de keuze worden gelaten om kleine landbouwers de mogelijkheid te geven om in plaats van de andere rechtstreekse betalingen een forfaitaire betaling voor kleine landbouwers te ontvangen.

Kleine landbouwbedrijven blijven een hoeksteen van de landbouw van de Unie aangezien zij een cruciale rol spelen bij de ondersteuning van de werkgelegenheid op het platteland en bijdragen aan de territoriale ontwikkeling. Om een evenwichtiger verdeling van de steun te bevorderen en de administratieve lasten voor de begunstigden van kleine bedragen die de werkgelegenheid steunen, te verminderen, moet aan de lidstaten de keuze worden gelaten om kleine landbouwers de mogelijkheid te geven om in plaats van de andere rechtstreekse betalingen een forfaitaire betaling voor kleine landbouwers te ontvangen.

Motivering

Kleine landbouwbedrijven spelen een cruciale rol in het behoud van de dynamiek en de instandhouding van de gebieden.

Wijzigingsvoorstel 15

Overweging 38

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De steun voor beheersverbintenissen kan het volgende omvatten: premies in het kader van de biologische landbouw voor het onderhoud van en de omschakeling naar biologische grond; betalingen voor andere interventietypes ter ondersteuning van milieuvriendelijke productiesystemen zoals agro-ecologie, conserveringslandbouw en geïntegreerde productie; bosmilieu- en klimaatdiensten en bosinstandhouding; premies voor bossen en de invoering van boslandbouwsystemen; dierenwelzijn; instandhouding, duurzaam gebruik en ontwikkeling van genetische hulpbronnen. De lidstaten kunnen in het kader van dit interventietype andere regelingen opstellen naargelang van hun behoeften. Dit type betalingen mag slechts worden verricht voor extra kosten en gederfde inkomsten die het gevolg zijn van verbintenissen die verder gaan dan de basislijn die wordt gevormd door de dwingende normen en voorschriften van zowel het Unierecht als het nationale recht en door de in het strategisch GLB-plan vastgestelde conditionaliteit. Verbintenissen in verband met dit interventietype kunnen worden aangegaan voor een vooraf bepaalde jaarlijkse of meerjarige periode en kunnen, indien naar behoren gemotiveerd, langer lopen dan zeven jaar.

De steun voor beheersverbintenissen kan het volgende omvatten: premies in het kader van de biologische landbouw voor het onderhoud van en de omschakeling naar biologische grond; betalingen voor andere interventietypes ter ondersteuning van milieuvriendelijke productiesystemen zoals agro-ecologie, conserveringslandbouw en geïntegreerde productie; bosmilieu- en klimaatdiensten en bosinstandhouding; premies voor bossen en de invoering van boslandbouwsystemen; dierenwelzijn; instandhouding, duurzaam gebruik en ontwikkeling van genetische hulpbronnen. De lidstaten kunnen in het kader van dit interventietype andere regelingen opstellen naargelang van hun behoeften. Voor een aanmoedigend effect moet dit type betalingen worden verricht voor meer dan de extra kosten en gederfde inkomsten die het gevolg zijn van verbintenissen die verder gaan dan de basislijn die wordt gevormd door de dwingende normen en voorschriften van zowel het Unierecht als het nationale recht en door de in het strategisch GLB-plan vastgestelde conditionaliteit. Verbintenissen in verband met dit interventietype kunnen worden aangegaan voor een vooraf bepaalde meerjarige periode en kunnen, indien naar behoren gemotiveerd, langer lopen dan zeven jaar.

Motivering

Om milieuvriendelijke praktijken aan te moedigen, wordt voorgesteld de betaling niet te beperken tot het dekken van kosten. Een periode van meerdere jaren is meer geschikt voor milieueffecten.

Wijzigingsvoorstel 16

Overweging 40

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Om te zorgen voor een billijk inkomen en een veerkrachtige landbouwsector in de hele Unie, mogen de lidstaten steun toekennen aan landbouwers in gebieden met natuurlijke en andere gebiedsspecifieke beperkingen. Wat betreft de betalingen voor gebieden met natuurlijke beperkingen, moet de aanwijzing daarvan in het kader van het plattelandsontwikkelingsbeleid 2014-2020 blijven gelden. Het GLB zal slechts een grotere meerwaarde van de Unie voor het milieu kunnen opleveren en zijn synergieën met de financiering van investeringen in natuur en biodiversiteit kunnen versterken, als een afzonderlijke maatregel wordt gehandhaafd die erop gericht is de begunstigden te vergoeden voor de nadelen die worden ondervonden door de uitvoering van de Natura 2000-richtlijn en de kaderrichtlijn water. Daarom moet verder steun aan landbouwers en bosbezitters worden toegekend om de specifieke nadelen te helpen compenseren die voortvloeien uit de toepassing van Richtlijn 2009/147/EG en Richtlijn 92/43/EEG en om bij te dragen aan een doeltreffend beheer van de Natura 2000-gebieden. Daarnaast moet ook steun voor landbouwers beschikbaar worden gesteld om in stroomgebieden van rivieren de nadelen te helpen compenseren van de toepassing van de kaderrichtlijn water. De steun moet worden gekoppeld aan specifieke vereisten die in de strategische GLB-plannen worden beschreven en verder gaan dan de desbetreffende dwingende normen en eisen. De lidstaten moeten er ook op toezien dat de betalingen aan landbouwers niet leiden tot dubbele financiering met de ecoregelingen. Voorts moeten de lidstaten in het algemene ontwerp van hun strategische GLB-plannen rekening houden met de specifieke behoeften van de Natura 2000-gebieden.

Om te zorgen voor een billijk inkomen en een veerkrachtige landbouwsector in de hele Unie, kennen de lidstaten steun toe aan landbouwers in gebieden met natuurlijke en andere gebiedsspecifieke beperkingen. Wat betreft de betalingen voor gebieden met natuurlijke beperkingen, moet de aanwijzing daarvan in het kader van het plattelandsontwikkelingsbeleid 2014-2020 blijven gelden. Het GLB zal slechts een grotere meerwaarde van de Unie voor het milieu kunnen opleveren en zijn synergieën met de financiering van investeringen in natuur en biodiversiteit kunnen versterken, als een afzonderlijke maatregel wordt gehandhaafd die erop gericht is de begunstigden te belonen voor de uitvoering van de Natura 2000-richtlijn en de kaderrichtlijn water. Daarom moet verder steun aan landbouwers en bosbezitters worden toegekend om de specifieke nadelen te helpen compenseren die voortvloeien uit de toepassing van Richtlijn 2009/147/EG en Richtlijn 92/43/EEG en om bij te dragen aan een doeltreffend beheer van de Natura 2000-gebieden. Daarnaast moet ook steun voor landbouwers beschikbaar worden gesteld om in stroomgebieden van rivieren de nadelen te helpen compenseren van de toepassing van de kaderrichtlijn water. De steun moet worden gekoppeld aan specifieke vereisten die in de strategische GLB-plannen worden beschreven en verder gaan dan de desbetreffende dwingende normen en eisen. De lidstaten moeten er ook op toezien dat de betalingen aan landbouwers niet leiden tot dubbele financiering met de ecoregelingen. Voorts moeten de lidstaten in het algemene ontwerp van hun strategische GLB-plannen rekening houden met de specifieke behoeften van de Natura 2000-gebieden.

Motivering

Het is zaak de landbouw in alle gebieden, ook probleemgebieden, op Europese schaal in stand te houden. Om milieuvriendelijke praktijken aan te moedigen, wordt voorgesteld de betaling niet te beperken tot het dekken van kosten.

Wijzigingsvoorstel 17

Overweging 41

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De doelstellingen van het GLB moeten ook worden nagestreefd door middel van steun voor zowel productieve als niet-productieve investeringen op en buiten het landbouwbedrijf. Die investeringen kunnen onder meer betrekking hebben op infrastructuur in verband met de ontwikkeling, modernisering en aanpassing aan de klimaatverandering van de land- en bosbouw, inclusief op het gebied van de toegankelijkheid van landbouw- en bosgrond, ruilverkaveling en grondverbetering, boslandbouwpraktijken en de voorziening en besparing van energie en water. Om beter de samenhang van de strategische GLB-plannen met de doelstellingen van de Unie te garanderen en een gelijk speelveld tussen de lidstaten tot stand te brengen, wordt in deze verordening een negatieve lijst van investeringsitems opgenomen.

De doelstellingen van het GLB moeten ook worden nagestreefd door middel van steun voor zowel productieve als niet-productieve investeringen op en buiten het landbouwbedrijf. Die investeringen kunnen onder meer betrekking hebben op infrastructuur in verband met de ontwikkeling, modernisering en aanpassing aan de klimaatverandering van de land- en bosbouw, inclusief op het gebied van de toegankelijkheid van landbouw- en bosgrond, grondverbetering, boslandbouwpraktijken en de voorziening en besparing van energie en water , alsook het behoud van de agrarische genetische hulpbronnen . Om beter de samenhang van de strategische GLB-plannen met de doelstellingen van de Unie te garanderen en een gelijk speelveld tussen de lidstaten tot stand te brengen, wordt in deze verordening een negatieve lijst van investeringsitems opgenomen. Deze investeringen zijn per bedrijf geplafonneerd. De middelen voor dit instrument zijn beperkt tot 10 % van de Elfpo-middelen van de lidstaat.

Motivering

Door investeringssteun te plafonneren kunnen meer projecten worden ondersteund. Door de middelen te beperken kan meer worden toegewezen aan andere Elfpo-prioriteiten.

Wijzigingsvoorstel 18

Overweging 44

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Omdat passende instrumenten voor risicobeheer een noodzaak zijn, moeten de verzekeringspremies en onderlinge fondsen worden gehandhaafd en uit het Elfpo worden gefinancierd . De categorie onderlinge fondsen omvat zowel die in verband met productieverliezen als de algemene en sectorspecifieke inkomensstabiliseringsinstrumenten die met inkomensverliezen verband houden.

Omdat passende instrumenten voor risicobeheer een noodzaak zijn, moeten de verzekeringspremies en onderlinge fondsen worden gehandhaafd. De categorie onderlinge fondsen omvat zowel die in verband met productieverliezen als de algemene en sectorspecifieke inkomensstabiliseringsinstrumenten die met inkomensverliezen verband houden.

Motivering

Financiering uit het Elfpo zou een navenante financiële verhoging van het Elfpo vereisen.

Wijzigingsvoorstel 19

Overweging 56

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Bij de opstelling van hun strategische GLB-plannen moeten de lidstaten hun specifieke situatie en behoeften analyseren, streefcijfers vaststellen voor de verwezenlijking van de GLB-doelstellingen en interventies ontwerpen die het mogelijk maken de streefcijfers te bereiken en die tegelijk aangepast zijn aan de specifieke nationale en regionale context, waaronder die van de ultraperifere gebieden als bedoeld in artikel 349 VWEU. Dit proces moet aanzetten tot meer subsidiariteit binnen een gezamenlijk kader van de Unie, terwijl moet worden gegarandeerd dat de algemene beginselen van het recht van de Unie en de GLB-doelstellingen in acht worden genomen. Het is dan ook passend om regels vast te stellen betreffende de structuur en de inhoud van de strategische GLB-plannen.

Bij de opstelling van hun strategische GLB-plannen moeten de lidstaten , in het kader van de uitwerking van plannen voor plattelandsontwikkeling op het meest passende geografische niveau, hun specifieke situatie en behoeften analyseren, streefcijfers vaststellen voor de verwezenlijking van de GLB-doelstellingen en interventies ontwerpen die het mogelijk maken de streefcijfers te bereiken en die tegelijk aangepast zijn aan de specifieke nationale en regionale context, waaronder die van de ultraperifere gebieden als bedoeld in artikel 349 VWEU en van de minder begunstigde gebieden, zoals vermeld in de derde alinea van artikel 174 VWEU. Dit proces moet aanzetten tot meer subsidiariteit binnen een gezamenlijk kader van de Unie, terwijl moet worden gegarandeerd dat de algemene beginselen van het recht van de Unie en de GLB-doelstellingen in acht worden genomen. Het is dan ook passend om regels vast te stellen betreffende de structuur en de inhoud van de strategische GLB-plannen.

Motivering

Hoewel het mogelijk is dat bepaalde elementen van de strategische plannen op regionaal niveau worden vastgesteld, is niet duidelijk welke omvang die hypothetische regionale basis zal aannemen. In de verordening moet worden voorzien in de uitwerking van programma’s voor plattelandsontwikkeling op het passende niveau, ten minste in de ultraperifere regio’s. Bij de uitwerking van strategische GLB-plannen en het ontwerpen van maatregelen voor specifieke nationale en regionale contexten moeten de lidstaten vooral rekening houden met de in artikel 174 VWEU bedoelde probleemgebieden, zoals insulaire, grensoverschrijdende en berggebieden.

Wijzigingsvoorstel 20

Artikel 4, lid 1, onder a) en b)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

In de strategische GLB-plannen te formuleren definities

In de strategische GLB-plannen te formuleren definities

1.   De lidstaten nemen in hun strategisch GLB-plan een definitie op van landbouwactiviteit, landbouwareaal, subsidiabele hectare, echte landbouwer en jonge landbouwer:

1.   De lidstaten nemen in hun strategisch GLB-plan een definitie op van landbouwactiviteit, landbouwareaal, subsidiabele hectare, echte landbouwer en jonge landbouwer:

a)

„landbouwactiviteit” wordt zodanig gedefinieerd dat daaronder zowel de productie wordt verstaan van landbouwproducten die zijn vermeld in bijlage I bij het VWEU, met inbegrip van katoen en hakhout met korte omlooptijd , als de instandhouding van het landbouwareaal in een staat die begrazing of teelt mogelijk maakt zonder dat daarvoor voorbereidende activiteiten nodig zijn die verder gaan dan activiteiten op basis van de gebruikelijke landbouwmethoden en -machines;

a)

„landbouwactiviteit” wordt zodanig gedefinieerd dat daaronder zowel de productie wordt verstaan van landbouwproducten die zijn vermeld in bijlage I bij het VWEU, met inbegrip van katoen en agrobosbouw , als de instandhouding van het landbouwareaal in een staat die begrazing of teelt mogelijk maakt zonder dat daarvoor voorbereidende activiteiten nodig zijn die verder gaan dan activiteiten op basis van de gebruikelijke landbouwmethoden en -machines;

b)

„landbouwareaal” wordt zodanig gedefinieerd dat dit begrip bouwland, blijvende teelten en blijvend grasland omvat. De begrippen „bouwland”, „blijvende teelten” en „blijvend grasland” worden door de lidstaten nader gespecificeerd binnen het volgende kader:

b)

„landbouwareaal” wordt zodanig gedefinieerd dat dit begrip bouwland, blijvende teelten en blijvend grasland omvat. De begrippen „bouwland”, „blijvende teelten” en „blijvend grasland” worden door de lidstaten nader gespecificeerd binnen het volgende kader:

 

i)

„bouwland” is grond die voor de teelt van gewassen wordt gebruikt of daarvoor beschikbaar is, maar braak ligt, en omvat areaal dat is braakgelegd overeenkomstig de artikelen 22, 23 en 24 van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad (1), artikel 39 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (2), artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 of artikel 65 van de onderhavige verordening;

 

i)

„bouwland” is grond die voor de teelt van gewassen wordt gebruikt of daarvoor beschikbaar is, maar braak ligt, en omvat areaal dat is braakgelegd overeenkomstig de artikelen 22, 23 en 24 van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad (1), artikel 39 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (2), artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 of artikel 65 van de onderhavige verordening;

 

ii)

„blijvende teelten” zijn niet in de vruchtwisseling opgenomen teelten van gewassen, andere dan blijvend grasland en blijvend weiland, die de grond gedurende ten minste vijf jaar in beslag nemen en die geregeld een oogst opleveren, met inbegrip van producten van kwekerijen en hakhout met korte omlooptijd;

 

ii)

„blijvende teelten” zijn niet in de vruchtwisseling opgenomen teelten van gewassen, andere dan blijvend grasland en blijvend weiland, die de grond gedurende ten minste vijf jaar in beslag nemen en die geregeld een oogst opleveren, met inbegrip van producten van kwekerijen en hakhout met korte omlooptijd dat deel uitmaakt van de percelen ;

 

iii)

„blijvend grasland en blijvend weiland” (samen „blijvend grasland”) is grond met een natuurlijke of ingezaaide vegetatie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen die ten minste vijf jaar niet in de vruchtwisseling van het bedrijf is opgenomen. Dit begrip kan ook andere soorten omvatten zoals struiken en/of bomen die kunnen worden begraasd of die diervoeder produceren;

 

iii)

„blijvend grasland en blijvend weiland” (samen „blijvend grasland”) is grond met een natuurlijke of ingezaaide vegetatie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen die ten minste vijf jaar niet in de vruchtwisseling van het bedrijf is opgenomen. Dit begrip kan ook andere soorten omvatten zoals struiken en/of bomen die kunnen worden begraasd of die diervoeder produceren , mits de grassen en andere kruidachtige voedergewassen blijven overheersen. Het kunnen ook gronden zijn die worden begraasd en die deel uitmaken van gevestigde lokale gewoonten, volgens welke grassen en andere kruidachtige voedergewassen traditioneel niet de overhand hebben op weidegronden, of gronden die kunnen worden begraasd waar grassen en andere kruidachtige voedergewassen niet overheersen op weidegronden, of daar niet aanwezig zijn.

Dit geldt ook voor silvopastorale systemen waar kruidachtige voedergewassen niet de overhand hebben maar wel worden gebruikt door het vee, zoals tot natuurweiden omgevormde gebieden en/of met struiken en bomen begroeide weiden in berggebieden.

Motivering

Er wordt voorgesteld vast te houden aan de huidige formulering van de „Omnibus”-verordening, waarin rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van de mediterrane weidegronden, zoals natuurweiden (dehesa) en beboste weiden in berggebieden.

Wijzigingsvoorstel 21

Artikel 4, lid 1, onder d)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

„Echte landbouwers” wordt zodanig gedefinieerd dat geen steun wordt verleend aan personen van wie de landbouwactiviteit slechts een onaanzienlijk deel van hun totale economische activiteiten vormt of van wie de hoofdactiviteit geen landbouwactiviteit is, maar dat pluri-actieve landbouwers niet van de steun worden uitgesloten. De definitie maakt het mogelijk om op basis van voorwaarden, zoals een inkomenstoets, de arbeidsinput op het landbouwbedrijf, het ondernemingsdoel en/of de opname in registers, te bepalen welke landbouwers niet als echte landbouwers worden beschouwd;

„Echte landbouwers” wordt zodanig gedefinieerd dat geen steun wordt verleend aan personen van wie de landbouwactiviteit slechts een onaanzienlijk deel van hun totale economische activiteiten vormt of van wie de hoofdactiviteit geen landbouwactiviteit is, maar dat pluri-actieve landbouwers niet van de steun worden uitgesloten. De definitie maakt het mogelijk om op basis van voorwaarden, zoals het inkomensdeel uit landbouwproductie , het ondernemingsdoel en/of de opname in registers, te bepalen welke landbouwers niet als echte landbouwers worden beschouwd . De definitie moet hoe dan ook het model van familielandbouwbedrijven van de Europese Unie met een individueel of associatief karakter behouden, waarin de landbouwer werkzaam is en rechtstreeks van zijn landbouwactiviteit leeft, en mag, indien nodig, rekening houden met de bijzonderheden van de regio’s als omschreven in artikel 349 VWEU.

Motivering

Voor kleine landbouwers zou het inkomen buiten beschouwing moeten worden gelaten. Rekening houdend met het aandeel van het landbouwinkomen maakt het gemakkelijker om een onderscheid te maken tussen echte landbouwers. Het Europees model van familielandbouwbedrijven moet kracht worden bijgezet.

Wijzigingsvoorstel 22

Artikel 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De steun uit het ELGF en het Elfpo dient om de duurzame ontwikkeling van landbouw, voeding en plattelandsgebieden verder te verbeteren en draagt bij aan de verwezenlijking van de volgende algemene doelstellingen:

De steun uit het ELGF en het Elfpo dient om de duurzame ontwikkeling van landbouw, voeding en plattelandsgebieden verder te verbeteren en draagt bij aan de verwezenlijking van de volgende algemene doelstellingen:

a)

bevorderen van een slimme, veerkrachtige en gediversifieerde landbouwsector om voedselzekerheid te garanderen;

a)

bevorderen van een slimme, veerkrachtige en gediversifieerde landbouwsector om voedselzekerheid te garanderen;

b)

intensiveren van milieuzorg en klimaatactie en bijdragen aan de verwezenlijking van de milieu- en klimaatgerelateerde doelstellingen van de Unie;

b)

intensiveren van milieuzorg en klimaatactie en bijdragen aan de verwezenlijking van de milieu- en klimaatgerelateerde doelstellingen van de Unie;

c)

versterken van het sociaaleconomische weefsel van de plattelandsgebieden.

c)

versterken van het sociaaleconomische weefsel van de plattelandsgebieden , met speciale nadruk op het nastreven van een redelijke levensstandaard voor de landbouwbevolking, in overeenstemming met artikel 39, onder b), van het VWEU, waarbij bijzondere aandacht moet worden geschonken aan plattelandsgebieden die met ernstige problemen van ontvolking te kampen hebben.

Deze doelstellingen worden aangevuld met de horizontale doelstelling die erin bestaat de sector te moderniseren door kennisstimulering en -deling, innovatie en digitalisering in de landbouw en de plattelandsgebieden en door bevordering van de benutting daarvan.

Deze doelstellingen worden aangevuld met de horizontale doelstelling die erin bestaat de sector te moderniseren door kennisstimulering en -deling, innovatie en digitalisering in de landbouw en de plattelandsgebieden en door bevordering van de benutting daarvan. Het gaat er ook om de verschillende schakels in de voedselwaardeketen te helpen relaties op te bouwen, door hun contractuele betrekkingen te versterken en transparanter te maken, alsook door het gebruik van instrumenten zoals gestandaardiseerde waarnemingsposten voor prijzen en productiekosten.

Motivering

Het GLB moet ervoor zorgen dat artikel 39 VWEU in acht wordt genomen, bijzondere aandacht besteden aan de plattelandsgebieden die te kampen hebben met ontvolking, en de werking van de voedselketens verbeteren.

Wijzigingsvoorstel 23

Artikel 6, lid 1

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Specifieke doelstellingen

Specifieke doelstellingen

1.   De algemene doelstellingen worden verwezenlijkt aan de hand van de volgende specifieke doelstellingen:

1.   De algemene doelstellingen worden verwezenlijkt aan de hand van de volgende specifieke doelstellingen:

a)

bieden van steun met het oog op een leefbaar landbouwinkomen en veerkracht in de hele Unie om de voedselzekerheid te vergroten;

a)

bieden van steun met het oog op een leefbaar landbouwbedrijfsinkomen , vergelijkbaar met inkomens in de rest van de economie, en veerkracht op het gehele grondgebied van de Unie (ter ondersteuning van de voedselzekerheid);

b)

vergroten van de marktgerichtheid en van het concurrentievermogen, onder meer door beter te focussen op onderzoek, technologie en digitalisering;

b)

vergroten van de Europese marktgerichtheid en van het concurrentievermogen op sociaal, milieu-, territoriaal en economisch gebied , onder meer door beter te focussen op onderzoek, technologie en digitalisering , alsook op agro-ecologie en de verspreiding van duurzame productiemethoden ;

c)

verbeteren van de positie van de landbouwers in de waardeketen;

c)

verbeteren van de productiviteit van de productiefactoren, onder meer met het oog op het verminderen van de kosten van goederen en diensten die worden geproduceerd door de landbouwsector;

d)

bijdragen tot matiging van en aanpassing aan klimaatverandering en tot duurzame energie;

d)

verbeteren van de positie van de landbouwers in de waardeketen;

e)

bevorderen van duurzame ontwikkeling en efficiënt beheer van natuurlijke hulpbronnen, zoals water, bodem en lucht;

e)

bijdragen tot matiging van en aanpassing aan klimaatverandering en tot duurzame energie;

f)

bijdragen tot de bescherming van de biodiversiteit, versterken van ecosysteemdiensten en in stand houden van habitats en landschappen;

f)

bevorderen van duurzaam efficiënt beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals genetische hulpbronnen van de landbouw, water, bodem en lucht;

g)

aantrekken van jonge landbouwers en vergemakkelijken van bedrijfsontwikkeling in plattelandsgebieden;

g)

bijdragen tot de bescherming van de biodiversiteit, versterken van ecosysteemdiensten en in stand houden van habitats en landschappen;

h)

bevorderen van de werkgelegenheid, groei, sociale inclusie en lokale ontwikkeling in plattelandsgebieden, met inbegrip van bio-economie en duurzame bosbouw;

h)

aantrekken van jonge landbouwers en nieuwe landbouwers, vooral in de minst bevolkte regio’s, en vergemakkelijken van bedrijfsontwikkeling in plattelandsgebieden;

i)

beter inspelen door de EU-landbouw op de maatschappelijke verwachtingen inzake voedsel en gezondheid, onder meer wat betreft veilig, voedzaam en duurzaam voedsel, voedselverspilling en dierenwelzijn.

i)

bevorderen van de werkgelegenheid, groei , deelname van vrouwen aan de plattelandseconomie , sociale inclusie en lokale ontwikkeling in plattelandsgebieden, met inbegrip van bio-economie en duurzame bosbouw;

 

j)

beter inspelen door de EU-landbouw op de maatschappelijke verwachtingen inzake voedsel en gezondheid, onder meer wat betreft veilig, voedzaam en duurzaam voedsel, voedselverspilling en dierenwelzijn;

 

k)

de ontwikkeling van duurzame familiale landbouw in ontwikkelingslanden bevorderen, in overeenstemming met de doelstellingen 1 en 2 van de VN-doelstellingen voor duurzame ontwikkeling (SDG’s) en de samenhang van het ontwikkelingsbeleid van de EU.

Wijzigingsvoorstel 24

Artikel 8

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De lidstaten streven de doelstellingen van titel II na door overeenkomstig de in dit hoofdstuk vastgestelde gemeenschappelijke vereisten interventies te omschrijven op basis van de in de hoofdstukken II, III en IV, van deze titel vastgestelde interventietypes.

De lidstaten en de regio’s die als beheersautoriteiten fungeren, streven de doelstellingen van titel II na door overeenkomstig de in dit hoofdstuk vastgestelde gemeenschappelijke vereisten interventies te omschrijven op basis van de in de hoofdstukken II, III en IV, van deze titel vastgestelde interventietypes.

Motivering

De rol van de Europese regio’s bij het beheer en de uitvoering van het GLB moet worden gehandhaafd en versterkt om de beleidskeuzes aan te passen aan de specifieke territoriale en sectorale kenmerken.

Wijzigingsvoorstel 25

Artikel 9

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De lidstaten ontwerpen de interventies in hun strategische GLB-plannen in overeenstemming met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en de algemene beginselen van het recht van de Unie.

Aangezien het gemeenschappelijk landbouwbeleid de basis vormt voor de economie van de agrovoedingssector en voor de economische en sociale structuur van het platteland in de EU, ontwerpen de lidstaten en de regio’s die als beheersautoriteiten fungeren de interventies in hun strategische GLB-plannen in overeenstemming met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en de algemene beginselen van het recht van de Unie , en met name het subsidiariteitsbeginsel .

De lidstaten zorgen ervoor dat de interventies worden vastgesteld op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria, verenigbaar zijn met de interne markt en de mededinging niet verstoren.

De lidstaten stellen het rechtskader voor de toekenning van de steun van de Unie aan de begunstigden vast op basis van het strategisch GLB-plan en overeenkomstig de beginselen en vereisten van de onderhavige verordening en Verordening (EU) [HzV].

De lidstaten zorgen ervoor dat de interventies worden vastgesteld op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria, verenigbaar zijn met de interne markt en de mededinging niet verstoren.

De lidstaten stellen het rechtskader voor de toekenning van de steun van de Unie aan de begunstigden vast op basis van het strategisch GLB-plan en overeenkomstig de beginselen en vereisten van de onderhavige verordening en Verordening (EU) [HzV].

Motivering

Er moet gewezen worden op de grondslag van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, dat de lidstaten dienen uit te voeren voor zover het verenigbaar is met de interne markt en zonder de mededinging te verstoren.

Wijzigingsvoorstel 26

Artikel 11

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De lidstaten nemen in hun strategische GLB-plannen een conditionaliteitsregeling op op grond waarvan aan begunstigden die rechtstreekse betalingen krachtens hoofdstuk II van deze titel of jaarlijkse premies krachtens de artikelen 65, 66 en 67 ontvangen, een administratieve sanctie wordt opgelegd wanneer zij niet voldoen aan de uit het recht van de Unie voortvloeiende beheerseisen en de in het strategisch GLB-plan vastgestelde normen voor een goede landbouw- en milieuconditie van grond die zijn vermeld in bijlage III en betrekking hebben op de volgende specifieke gebieden:

De lidstaten nemen in hun strategische GLB-plannen een conditionaliteitsregeling op op grond waarvan aan begunstigden die rechtstreekse betalingen krachtens hoofdstuk II van deze titel of jaarlijkse premies krachtens de artikelen 65, 66 en 67 ontvangen, een administratieve sanctie wordt opgelegd wanneer zij niet voldoen aan de uit het recht van de Unie voortvloeiende beheerseisen en de in het strategisch GLB-plan vastgestelde normen voor een goede landbouw- en milieuconditie van grond die zijn vermeld in bijlage III en betrekking hebben op de volgende specifieke gebieden:

1.

klimaat en milieu;

2.

volksgezondheid, diergezondheid en gezondheid van planten;

3.

dierenwelzijn.

1.

klimaat en milieu;

2.

volksgezondheid, diergezondheid en gezondheid van planten;

3.

dierenwelzijn;

4.

sociaal: inachtneming van de rechten van werknemers in de landbouw.

Motivering

Het is van belang dat bedrijven die openbare steun uit het GLB ontvangen de sociale rechten van hun werknemers eerbiedigen.

Wijzigingsvoorstel 27

Artikel 12, lid 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De lidstaten zetten een systeem op om het in bijlage III bedoelde landbouwbedrijfsduurzaamheidsintrument voor nutriënten, met de in die bijlage omschreven minimale elementen en functionaliteiten, ter beschikking te stellen van de begunstigden, die van dat instrument moeten gebruikmaken.

De Commissie kan de lidstaten ondersteunen bij de ontwikkeling van dat instrument en d e vereiste diensten voor gegevensopslag en -verwerking.

De lidstaten zetten een systeem op om het in bijlage III bedoelde landbouwbedrijfsduurzaamheidsintrument voor nutriënten, met de in die bijlage omschreven minimale elementen en functionaliteiten, ter beschikking te stellen van de begunstigden, die van dat instrument moeten gebruikmaken.

De Commissie kan de lidstaten ondersteunen bij de ontwikkeling van dat instrument . D e vereiste diensten voor gegevensopslag en -verwerking , alsook voor gegevensbescherming moeten ervoor zorgen dat de landbouwer controle heeft over zijn nutriëntenbeheer.

Motivering

De vruchtbaarheid van de bodem hangt minder af van de digitale registratie van voedingsstoffen dan van de naleving van goede agronomische praktijken die bepalend zijn voor de goede biologische toestand van de bodem. De landbouwer moet de controle houden over het nutriëntenbeheer op zijn bedrijf, met inachtneming van de wetgeving.

Wijzigingsvoorstel 28

Artikel 12, lid 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 138 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels inzake een goede landbouw- en milieuconditie, waarbij onder meer de elementen van het systeem van het aandeel blijvend grasland, het referentiejaar en het omschakelingspercentage in het kader van GLMC 1 als bedoeld in bijlage III, en de format en de aanvullende minimale elementen en functionaliteiten van het landbouwbedrijfsduurzaamheidsinstrument voor nutriënten worden vastgesteld.

 

Motivering

Goede landbouw- en milieuvoorwaarden moeten via verordeningen en niet via gedelegeerde handelingen worden vastgesteld.

Wijzigingsvoorstel 29

Artikel 13, lid 4, onder d)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

risicobeheer als bedoeld in artikel 70;

preventie en risicobeheer als bedoeld in artikel 70;

Motivering

Risicopreventie, door middel van agroecologische praktijken en de despecialisatie van landbouwbedrijven en gebieden, zal ervoor zorgen dat bedrijven beter bestand zijn tegen klimaat- en gezondheidsrisico’s. Dure risicobeheersing zal niet volstaan om bedrijven veilig te stellen.

Wijzigingsvoorstel 30

Artikel 15, lid 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 138 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met voorschriften waarbij een geharmoniseerde grondslag voor de berekening van de in lid 1 bedoelde verlaging van de betalingen wordt vastgesteld met het oog op een correcte verdeling van de middelen onder de gerechtigde begunstigden.

 

Motivering

De verdeling van de rechtstreekse betalingen moet via verordeningen en niet via gedelegeerde handelingen worden vastgesteld.

Wijzigingsvoorstel 31

Artikel 24, lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Behalve in het geval van overdracht door feitelijke of verwachte vererving worden betalingsrechten uitsluitend overgedragen aan een echte landbouwer.

Behalve in het geval van overdracht door feitelijke of verwachte vererving worden betalingsrechten uitsluitend overgedragen aan een echte landbouwer en blijven zij gekoppeld aan de grond .

Motivering

Het is niet te rechtvaardigen dat er handel kan worden gedreven in rechten op overheidssubsidies die geen verband houden met de aankoop of pacht van landbouwgrond.

Wijzigingsvoorstel 32

Artikel 25

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De lidstaten kunnen aan kleine landbouwers zoals gedefinieerd door de lidstaten, betalingen in de vorm van een forfaitaire som toekennen ter vervanging van de rechtstreekse betalingen in het kader van deze afdeling en afdeling 3 van dit hoofdstuk. De lidstaten ontwerpen de overeenkomstige interventie in het strategisch GLB-plan op zodanige wijze dat zij facultatief is voor de landbouwers.

De lidstaten kennen aan kleine landbouwers zoals gedefinieerd door de lidstaten, betalingen in de vorm van een forfaitaire som toe ter vervanging van de rechtstreekse betalingen in het kader van deze afdeling en afdeling 3 van dit hoofdstuk. Dit forfaitaire bedrag wordt vastgesteld op een niveau dat toereikend is om de levensvatbaarheid van de betrokken bedrijven op lange termijn te waarborgen. De lidstaten stellen criteria vast voor de identificatie van kleine landbouwers en ontwerpen de overeenkomstige interventie in het strategisch GLB-plan op zodanige wijze dat zij facultatief is voor de landbouwers.

Motivering

Kleine landbouwbedrijven spelen effectief een rol in het behoud van de werkgelegenheid, de dynamiek en de instandhouding van de gebieden. Deze regeling moet voor de lidstaten verplicht zijn.

Wijzigingsvoorstel 33

Artikel 28, lid 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De steun voor ecoregelingen neemt de vorm aan van een jaarlijkse betaling per subsidiabele hectare en wordt verleend:

De steun voor ecoregelingen neemt de vorm aan van een jaarlijkse betaling per subsidiabele hectare en wordt verleend:

a)

hetzij als aanvullende betaling bij de basisinkomenssteun als vastgesteld in deze afdeling, onderafdeling 2,

a)

hetzij als aanvullende betaling bij de basisinkomenssteun als vastgesteld in deze afdeling, onderafdeling 2,

b)

hetzij als betaling om de begunstigden geheel of gedeeltelijk te vergoeden voor de extra kosten en de gederfde inkomsten als gevolg van de aangegane verbintenissen als vastgesteld op grond van artikel 65.

b)

hetzij als betaling om de begunstigden ruimschoots te vergoeden voor de extra kosten en de gederfde inkomsten als gevolg van de aangegane verbintenissen als vastgesteld op grond van artikel 65.

Motivering

Om landbouwers aan te moedigen milieuvriendelijke praktijken in stand te houden of te ontwikkelen moet de steun verder gaan dan de extra productiekosten die gepaard gaan met deugdzame praktijken.

Wijzigingsvoorstel 34

Artikel 29

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

1.   De lidstaten kunnen echte landbouwers gekoppelde inkomenssteun verlenen onder de voorwaarden die in deze onderafdeling zijn vastgesteld en door de lidstaten nader zijn gespecificeerd in hun strategische GLB-plannen.

1.   De lidstaten kunnen echte landbouwers gekoppelde inkomenssteun verlenen onder de voorwaarden die in deze onderafdeling zijn vastgesteld en door de lidstaten nader zijn gespecificeerd in hun strategische GLB-plannen.

2.   De interventies van de lidstaten helpen de in artikel 30 vermelde ondersteunde sectoren en producties of specifieke soorten landbouw binnen die sectoren of producties door de problemen die daar worden ondervonden, aan te pakken via het verbeteren van het concurrentievermogen, de duurzaamheid of de kwaliteit ervan.

2.   De interventies van de lidstaten helpen de in artikel 30 vermelde ondersteunde sectoren en producties of specifieke soorten landbouw binnen die sectoren of producties , met de volgende doelstellingen:

de stopzetting van landbouwactiviteiten in plattelandsgebieden te voorkomen en de zelfvoorziening van de EU op voedselgebied te versterken, of

de problemen die daar worden ondervonden, aan te pakken via het verbeteren van het concurrentievermogen, de duurzaamheid of de kwaliteit ervan.

3.   De gekoppelde inkomenssteun wordt verleend in de vorm van een jaarlijkse betaling per hectare of per dier.

3.   De gekoppelde inkomenssteun wordt verleend in de vorm van een jaarlijkse geplafonneerde betaling per hectare of per dier.

Motivering

Gekoppelde steun moet evenzeer betrekking hebben op gebieden in moeilijkheden als op producties in moeilijkheden en moet meer gericht zijn op het behoud van een productie dan op de uitbreiding ervan, wat een plafonnering per bedrijf rechtvaardigt.

Wijzigingsvoorstel 35

Artikel 30

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Gekoppelde inkomenssteun mag uitsluitend voor de volgende sectoren en producties of specifieke soorten landbouw binnen die sectoren of producties worden toegekend voor zover die van belang zijn om economische, sociale of ecologische redenen: granen, oliehoudende zaden, eiwithoudende gewassen, zaaddragende leguminosen, vlas, hennep, rijst, noten, zetmeelaardappelen, melk en zuivelproducten, zaaizaad, schapen- en geitenvlees, rundvlees, olijfolie, zijderupsen, gedroogde voedergewassen, hop, suikerbieten, suikerriet en cichorei, groenten en fruit, hakhout met korte omlooptijd en andere niet-voedingsgewassen, met uitzondering van bomen, die worden gebruikt om er producten van te maken die mogelijk fossiele materialen kunnen vervangen.

Gekoppelde inkomenssteun mag uitsluitend voor de volgende sectoren en producties of specifieke soorten landbouw binnen die sectoren of producties worden toegekend voor zover die van belang zijn om economische, sociale of ecologische redenen: granen, oliehoudende zaden met uitzondering van gewassen voor agrobrandstoffen, eiwithoudende gewassen, zaaddragende leguminosen, voederleguminosen, zuiver of gemengd met grassen, gras, vlas, hennep, rijst, noten, melk en zuivelproducten, zaaizaad, schapen- en geitenvlees, rundvlees, varkensvlees, gevogelte, olijfolie, zijderupsen, gedroogde voedergewassen, hop, suikerbieten, suikerriet en cichorei, groenten en fruit, en hakhout met korte omlooptijd dat deel uitmaakt van de percelen .

Motivering

Gekoppelde steun moet alle leguminosen bevoordelen. Varkensvlees en gevogelte mogen niet worden uitgesloten, in tegenstelling tot gewassen voor agrobrandstoffen.

Wijzigingsvoorstel 36

Artikel 40

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Verplichte en facultatieve sectorale interventietypes

Verplichte en facultatieve sectorale interventietypes

1.   De sectorale interventietypes in de sector groenten en fruit als bedoeld in artikel 39, onder a), en in de sector van de bijenteelt als bedoeld in artikel 39, onder b), zijn verplicht voor elke lidstaat.

1.   De sectorale interventietypes in de sector groenten en fruit als bedoeld in artikel 39, onder a), en in de sector van de bijenteelt als bedoeld in artikel 39, onder b), zijn verplicht voor elke lidstaat.

2.   Het sectorale interventietype in de wijnsector als bedoeld in artikel 39, onder c), is verplicht voor de lidstaten die zijn opgenomen in de lijst in bijlage V.

2.   Het sectorale interventietype in de wijnsector als bedoeld in artikel 39, onder c), is verplicht voor de lidstaten die zijn opgenomen in de lijst in bijlage V.

3.   De lidstaten kunnen ervoor kiezen om in hun strategisch GLB-plan de in artikel 39, onder d), e) en f), bedoelde sectorale interventietypes toe te passen.

3.   De lidstaten kunnen ervoor kiezen om in hun strategisch GLB-plan de in artikel 39, onder d), e) en f), bedoelde sectorale interventietypes toe te passen.

4.   De in artikel 82, lid 3, bedoelde lidstaat kan het in artikel 39, onder f), bedoelde sectorale interventietype slechts uitvoeren in de hopsector als die lidstaat in zijn strategisch GLB-plan besluit het in artikel 39, onder d), bedoelde sectorale interventietype niet uit te voeren.

4.   De in artikel 82, lid 3, bedoelde lidstaat kan het in artikel 39, onder f), bedoelde sectorale interventietype slechts uitvoeren in de hopsector als die lidstaat in zijn strategisch GLB-plan besluit het in artikel 39, onder d), bedoelde sectorale interventietype niet uit te voeren.

5.   De in artikel 82, lid 4, bedoelde lidstaten kunnen het in artikel 39, onder f), bedoelde sectorale interventietype slechts uitvoeren in de sector olijfolie en tafelolijven als die lidstaten in hun strategische GLB-plannen besluiten het in artikel 39, onder e), bedoelde sectorale interventietype niet uit te voeren.

5.   De in artikel 82, lid 4, bedoelde lidstaten kunnen het in artikel 39, onder f), bedoelde sectorale interventietype slechts uitvoeren in de sector olijfolie en tafelolijven als die lidstaten in hun strategische GLB-plannen besluiten het in artikel 39, onder e), bedoelde sectorale interventietype niet uit te voeren.

 

6.     De lidstaten kunnen in hun strategische plannen interventies voor crisispreventie en risicobeheer in om het even welke sector opnemen om crises in die sector te voorkomen en het hoofd te bieden; deze doelstellingen houden verband met de specifieke doelstellingen die worden genoemd in artikel 6, lid 1, onder a), b) en c). Deze interventies vergemakkelijken de deelname van producentenorganisaties, brancheorganisaties en coöperaties aan het systeem.

 

7.     Op basis van gemeenschappelijke richtsnoeren die van toepassing zijn op de gehele Europese Unie nemen de lidstaten in hun strategische plannen instrumenten op, zoals gestandaardiseerde waarnemingsposten voor prijzen en productiekosten, om informatie over de ontwikkeling van de markten te verkrijgen.

Motivering

De mogelijkheid om interventies ter voorkoming en beheersing van risico’s in te voeren moet worden uitgebreid tot alle sectoren. Instrumenten zoals gestandaardiseerde waarnemingsposten voor prijzen en productiekosten zullen, in voorkomend geval, waarschuwingssignalen m.b.t. de ontwikkeling van de landbouwmarkten afgeven.

Wijzigingsvoorstel 37

Artikel 43, lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Ten aanzien van de in artikel 42, onder a) tot en met h), bedoelde doelstellingen kiezen de lidstaten in hun strategische GLB-plannen een of meer van de volgende interventietypes:

Ten aanzien van de in artikel 42, onder a) tot en met h), bedoelde doelstellingen kiezen de lidstaten in hun strategische GLB-plannen een of meer van de volgende interventietypes:

a)

investeringen in materiële en immateriële activa, met name gericht op waterbesparing, energiebesparing, milieuvriendelijke verpakking en afvalvermindering;

a)

investeringen in materiële en immateriële activa, met name gericht op waterbesparing, energiebesparing, milieuvriendelijke verpakking en afvalvermindering;

b)

onderzoek en experimentele productie, met name gericht op waterbesparing, energiebesparing, milieuvriendelijke verpakking, afvalvermindering, weerstand tegen plagen, vermindering van de risico’s en de effecten van het gebruik van pesticiden, voorkoming van schade veroorzaakt door ongunstige weersomstandigheden en stimulering van het gebruik van variëteiten groenten en fruit die aan de veranderende klimaatomstandigheden zijn aangepast;

b)

onderzoek en experimentele productie, met name gericht op waterbesparing, energiebesparing, milieuvriendelijke verpakking, afvalvermindering, weerstand tegen plagen, vermindering van de risico’s en de effecten van het gebruik van pesticiden, voorkoming van schade veroorzaakt door ongunstige weersomstandigheden en stimulering van het gebruik van variëteiten groenten en fruit die aan de veranderende klimaatomstandigheden zijn aangepast;

c)

biologische productie;

c)

biologische productie;

d)

geïntegreerde productie;

d)

geïntegreerde productie;

e)

acties voor bodembehoud en verhoging van het koolstofgehalte in de bodem;

e)

acties voor bodembehoud en verhoging van het koolstofgehalte in de bodem;

f)

acties voor de aanleg en het behoud van habitats die gunstig zijn voor de biodiversiteit of acties voor het behoud van het landschap, met inbegrip van de instandhouding van de historische elementen ervan;

f)

acties voor de aanleg en het behoud van habitats die gunstig zijn voor de biodiversiteit of acties voor het behoud van het landschap, met inbegrip van de instandhouding van de historische elementen ervan;

g)

acties om energie te besparen, de energie-efficiëntie te verbeteren en het gebruik van hernieuwbare energie te doen toenemen;

g)

acties om energie te besparen, de energie-efficiëntie te verbeteren en het gebruik van hernieuwbare energie te doen toenemen;

h)

acties om de weerstand tegen plagen te verhogen;

h)

acties om de weerstand tegen plagen te verhogen;

i)

acties om het watergebruik en -beheer te verbeteren, met inbegrip van waterbesparing en drainage;

i)

acties om het watergebruik en -beheer te verbeteren, met inbegrip van waterbesparing en drainage;

j)

acties en maatregelen om de afvalproductie te verminderen en het afvalbeheer te verbeteren;

j)

acties en maatregelen om de afvalproductie te verminderen en het afvalbeheer te verbeteren;

k)

acties om de duurzaamheid en de efficiëntie van het vervoer en de opslag van producten van de sector groenten en fruit te verbeteren;

k)

acties om de duurzaamheid en de efficiëntie van het vervoer en de opslag van producten van de sector groenten en fruit te verbeteren;

l)

acties om de klimaatverandering te matigen, zich aan de klimaatverandering aan te passen en het gebruik van hernieuwbare energie te doen toenemen;

l)

acties om de klimaatverandering te matigen, zich aan de klimaatverandering aan te passen en het gebruik van hernieuwbare energie te doen toenemen;

m)

uitvoering van op nationaal niveau en op het niveau van de Unie ingestelde kwaliteitsregelingen;

m)

uitvoering van op nationaal niveau en op het niveau van de Unie ingestelde kwaliteitsregelingen;

n)

afzetbevordering en communicatie, met inbegrip van acties en activiteiten die erop gericht zijn de groenten- en fruitmarkten te diversifiëren en te consolideren en informatie te verstrekken over de voordelen van de consumptie van groenten en fruit voor de gezondheid;

n)

afzetbevordering en communicatie, met inbegrip van acties en activiteiten die erop gericht zijn de groenten- en fruitmarkten te diversifiëren en te consolideren en informatie te verstrekken over de voordelen van de consumptie van groenten en fruit voor de gezondheid;

o)

adviesdiensten en technische bijstand, met name op het gebied van duurzame plaagbestrijdingstechnieken, duurzaam gebruik van pesticiden en aanpassing aan en matiging van de klimaatverandering;

o)

adviesdiensten en technische bijstand, met name op het gebied van duurzame plaagbestrijdingstechnieken, minder gebruik van pesticiden en aanpassing aan en matiging van de klimaatverandering;

p)

opleiding en uitwisseling van beste praktijken die met name betrekking hebben op duurzame plaagbestrijdingstechnieken en duurzaam gebruik van pesticiden en bijdragen tot de aanpassing aan en de matiging van de klimaatverandering.

p)

opleiding en uitwisseling van beste praktijken die met name betrekking hebben op duurzame plaagbestrijdingstechnieken en minder gebruik van pesticiden en bijdragen tot de aanpassing aan en de matiging van de klimaatverandering;

 

q)

maatregelen ter bescherming van de diversiteit van de genetische hulpbronnen van groenten en fruit.

Motivering

Voor de gezondheid van de landbouwers en van de bevolking is het hoog tijd om het gebruik van pesticiden aanzienlijk te verminderen. De diversiteit van de genetische hulpbronnen is een garantie voor veerkracht.

Wijzigingsvoorstel 38

Artikel 49

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Interventietypes in de bijenteeltsector en financiële steun van de Unie

[…]

Interventietypes in de bijenteeltsector en financiële steun van de Unie

[…]

2.   De lidstaten onderbouwen in hun strategische GLB-plannen de door hen gekozen specifieke doelstellingen en interventietypes. De lidstaten omschrijven interventies binnen de gekozen interventietypes.

[…]

2.   De lidstaten onderbouwen in hun strategische GLB-plannen de door hen gekozen specifieke doelstellingen en interventietypes. De lidstaten omschrijven interventies binnen de gekozen interventietypes.

[…]

4.   De financiële steun van de Unie voor de in lid 2 bedoelde interventies bedraagt ten hoogste 50 % van de uitgaven. Het resterende gedeelte van de uitgaven is ten laste van de lidstaten.

[…]

4.   De financiële steun van de Unie voor de in lid 2 bedoelde interventies bedraagt ten hoogste 50 % van de uitgaven , met uitzondering van de steun voor de ultraperifere regio’s die ten hoogste 85 % mag bedragen . Het resterende gedeelte van de uitgaven is ten laste van de lidstaten.

[…]

Motivering

Verlaging van de medefinancieringspercentages, in vergelijking met de vorige programmaperiodes, zou de uitvoering van de programma’s voor plattelandsontwikkeling in de ultraperifere regio’s op losse schroeven zetten en ertoe leiden dat deze regio’s twee keer zoveel financiële middelen zouden moeten uittrekken voor EU-projecten.

Wijzigingsvoorstel 39

Artikel 52, lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Interventietypes in de wijnsector

Interventietypes in de wijnsector

Voor elke doelstelling die wordt gekozen uit de in artikel 51 vastgestelde doelstellingen, kiezen de lidstaten in hun strategische GLB-plannen één of meer van de volgende interventietypes:

Voor elke doelstelling die wordt gekozen uit de in artikel 51 vastgestelde doelstellingen, kiezen de lidstaten in hun strategische GLB-plannen één of meer van de volgende interventietypes:

a)

herstructurering en omschakeling van wijngaarden, met inbegrip van herbeplanting van wijngaarden waar dat nodig is na verplichte rooiing om sanitaire of fytosanitaire redenen in opdracht van de bevoegde autoriteit van de lidstaat, met uitzondering van de gewone vernieuwing van wijngaarden waarbij hetzelfde perceel wordt herbeplant met hetzelfde druivenras en volgens dezelfde teeltmethode van de wijnstokken wanneer wijnstokken aan het eind van hun natuurlijke levenscyclus zijn gekomen.

a)

herstructurering en omschakeling van wijngaarden, met inbegrip van herbeplanting van wijngaarden waar dat nodig is na verplichte rooiing om sanitaire of fytosanitaire redenen in opdracht van de bevoegde autoriteit van de lidstaat, met uitzondering van de gewone vernieuwing van wijngaarden waarbij hetzelfde perceel wordt herbeplant met hetzelfde druivenras en volgens dezelfde teeltmethode van de wijnstokken wanneer wijnstokken aan het eind van hun natuurlijke levenscyclus zijn gekomen;

 

b)

vermindering van het gebruik van pesticiden.

Motivering

De wijnbouw is een van de teelten waarbij het gebruik van pesticiden het hoogst is en dringend moet worden beperkt.

Wijzigingsvoorstel 40

Artikel 64

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Interventietypes voor plattelandsontwikkeling

Interventietypes voor plattelandsontwikkeling

De interventietypes in het kader van dit hoofdstuk zijn de volgende:

De interventietypes in het kader van dit hoofdstuk zijn de volgende:

a)

milieu-, klimaat- en andere beheersverbintenissen;

a)

milieu-, klimaat- en andere beheersverbintenissen;

b)

natuurlijke beperkingen of andere gebiedsspecifieke beperkingen;

b)

natuurlijke beperkingen of andere gebiedsspecifieke beperkingen;

c)

gebiedsspecifieke nadelen als gevolg van bepaalde verplichte vereisten;

c)

gebiedsspecifieke nadelen als gevolg van bepaalde verplichte vereisten;

d)

investeringen;

d)

investeringen met het oog op verbetering van de levenskwaliteit en de kwaliteit van publieke diensten in plattelandsgebieden ;

e)

vestiging van jonge landbouwers en het opstarten van plattelandsbedrijven;

e)

vestiging van jonge landbouwers en het opstarten van plattelandsbedrijven;

f)

risicobeheersinstrumenten;

f)

risicobeheersinstrumenten;

g)

samenwerking;

g)

samenwerking;

h)

kennisuitwisseling en informatie.

h)

kennisuitwisseling en informatie.

Wijzigingsvoorstel 41

Artikel 65, lid 6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De lidstaten vergoeden de begunstigden voor de gemaakte kosten en gederfde inkomsten als gevolg van de aangegane verbintenissen. Waar nodig kunnen zij ook transactiekosten dekken. In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen de lidstaten steun toekennen in de vorm van een forfaitair bedrag of een eenmalige betaling per eenheid. De betalingen worden jaarlijks toegekend.

De lidstaten vergoeden de begunstigden ruimschoots voor de gemaakte kosten en gederfde inkomsten als gevolg van de aangegane verbintenissen. Waar nodig kunnen zij ook transactiekosten dekken. In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen de lidstaten steun toekennen in de vorm van een forfaitair bedrag of een eenmalige betaling per eenheid. De betalingen worden jaarlijks toegekend.

Motivering

Om een aanzienlijk aantal productiesystemen op meer veerkrachtige productiemethoden te laten overstappen, is stimulerende ondersteuning nodig en mag de beloning voor deugdelijke praktijken niet worden beperkt tot het dekken van kosten.

Wijzigingsvoorstel 42

Artikel 68, lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De lidstaten kunnen steun in het kader van dit type interventies alleen verstrekken voor materiële en/of immateriële investeringen, die bijdragen tot de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen als bedoeld in artikel 6. Steun voor de bosbouwsector wordt gebaseerd op een bosbeheerplan of gelijkwaardig instrument.

De lidstaten kunnen steun in het kader van dit type interventies alleen verstrekken voor materiële en/of immateriële investeringen, die bijdragen tot de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen als bedoeld in artikel 6. Steun voor de bosbouwsector wordt gebaseerd op een bosbeheerplan of gelijkwaardig instrument. De toekenning van steun hangt af van de op grond van een milieueffectbeoordeling verwachte milieugevolgen ervan.

Motivering

Er mag geen gebruik worden gemaakt van overheidsmiddelen voor investeringen die voor het milieu negatieve gevolgen zouden hebben. Om te voorkomen dat begunstigden middelen moeten terugbetalen omdat de milieueffecten achteraf slechter blijken te zijn dan verwacht, moet de conditionaliteit een ex ante-karakter hebben.

Wijzigingsvoorstel 43

Artikel 68, lid 3

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De lidstaten stellen een lijst op van niet-subsidiabele investeringen en uitgavencategorieën, waaronder ten minste de volgende:

De lidstaten stellen een lijst op van niet-subsidiabele investeringen en uitgavencategorieën, waaronder ten minste de volgende:

a)

aankoop van landbouwproductierechten;

a)

aankoop van landbouwproductierechten;

b)

aankoop van betalingsrechten;

b)

aankoop van betalingsrechten;

c)

aankoop van grond, met uitzondering van aankoop van grond ten behoeve van milieubehoud of grond die door jonge landbouwers wordt aangekocht met behulp van financiële instrumenten;

c)

aankoop van grond, met uitzondering van aankoop van grond ten behoeve van milieubehoud of grond die door jonge landbouwers wordt aangekocht met behulp van financiële instrumenten;

d)

aankoop van dieren en zaai- en pootgoed van eenjarige gewassen alsook het planten daarvan, anders dan ten behoeve van het herstel van het landbouw- of bosbouwpotentieel na natuurrampen en rampzalige gebeurtenissen;

d)

aankoop van dieren en zaai- en pootgoed van eenjarige gewassen alsook het planten daarvan, anders dan ten behoeve van het herstel van het landbouw- of bosbouwpotentieel na natuurrampen en rampzalige gebeurtenissen;

e)

rente op schulden, behalve met betrekking tot subsidies verleend in de vorm van een rentesubsidie of een subsidie voor garantievergoedingen;

e)

rente op schulden, behalve met betrekking tot subsidies verleend in de vorm van een rentesubsidie of een subsidie voor garantievergoedingen;

f)

investeringen in irrigatie die niet verenigbaar zijn met het bereiken van een goede toestand van waterlichamen, als vastgesteld in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2000/60/EG, met inbegrip van uitbreiding van irrigatiegebieden met betrekking tot waterlichamen waarvan de toestand als minder dan goed is aangemerkt in het betrokken stroomgebiedsbeheersplan;

f)

investeringen in irrigatie die niet verenigbaar zijn met het bereiken van een goede toestand van waterlichamen, als vastgesteld in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2000/60/EG, met inbegrip van uitbreiding van irrigatiegebieden met betrekking tot waterlichamen waarvan de toestand als minder dan goed is aangemerkt in het betrokken stroomgebiedsbeheersplan;

g)

investeringen in grote infrastructuurprojecten die geen deel uitmaken van plaatselijke ontwikkelingsstrategieën;

g)

investeringen in grote infrastructuurprojecten die geen deel uitmaken van regionale en plaatselijke ontwikkelingsstrategieën;

h)

investeringen in bebossing die niet verenigbaar zijn met de klimaat- en milieudoelstellingen overeenkomstig de beginselen van duurzaam bosbeheer, zoals ontwikkeld in het kader van de pan-Europese richtsnoeren voor bebossing en herbebossing.

h)

investeringen in bebossing die niet verenigbaar zijn met de klimaat- en milieudoelstellingen overeenkomstig de beginselen van duurzaam bosbeheer, zoals ontwikkeld in het kader van de pan-Europese richtsnoeren voor bebossing en herbebossing.

Motivering

Belangrijk is dat ook grote infrastructuurinvesteringen in het kader van regionale ontwikkelingsstrategieën voor steun in aanmerking komen.

Wijzigingsvoorstel 44

Artikel 71

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

 

LEADER

1.     De lidstaten verlenen steun voor het LEADER-initiatief, dat in artikel 25 van Verordening (EU) [CPR] vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling wordt genoemd. De lidstaten kunnen via het Elfpo, ook buiten de in hoofdstuk IV, afdeling 1, genoemde interventietypes, steun verlenen voor acties die bijdragen tot de verwezenlijking van een of meer van de in artikel 6 genoemde doelstellingen. Het besluit om een lokale ontwikkelingsstrategie goed te keuren voorziet ook in de goedkeuring van de bijbehorende acties.

Motivering

Met een financiële toewijzing van 5 % van het Elfpo kan Leader doeltreffender ten uitvoer worden gelegd via flexibelere en autonome regels, buiten het nationale strategische plan (regionale operationele plannen) om.

Wijzigingsvoorstel 45

Artikel 71, leden 1 en 5

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

1.   De lidstaten kunnen steun verstrekken voor samenwerking onder de voorwaarden die in dit artikel zijn vastgesteld en die door hen nader zijn gespecificeerd in hun strategische GLB-plannen ter voorbereiding en uitvoering van projecten van operationele groepen van het Europees Innovatiepartnerschap voor productiviteit en duurzaamheid in de landbouw als bedoeld in artikel 114 en van Leader, in artikel 25 van Verordening (EU) [CPR] vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling genoemd, evenals ter bevordering van kwaliteitsregelingen, producentenorganisaties of andere vormen van samenwerking.

[…]

1.   De lidstaten kunnen steun verstrekken voor samenwerking onder de voorwaarden die in dit artikel zijn vastgesteld en die door hen nader zijn gespecificeerd in hun strategische GLB-plannen ter voorbereiding en uitvoering van projecten van operationele groepen van het Europees Innovatiepartnerschap voor productiviteit en duurzaamheid in de landbouw als bedoeld in artikel 114 en van Leader, ontwikkeling genoemd, evenals ter bevordering van kwaliteitsregelingen, producentenorganisaties of andere vormen van samenwerking.

[…]

5.   Indien de steun als totaalbedrag wordt uitgekeerd, zorgen de lidstaten ervoor dat de Unieregels en -vereisten met betrekking tot soortgelijke acties die onder andere interventietypes vallen, in acht worden genomen. Dit lid is niet van toepassing op Leader, in artikel 25 van Verordening (EU) [CPR] vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling genoemd.

5.   Indien de steun als totaalbedrag wordt uitgekeerd, zorgen de lidstaten ervoor dat de Unieregels en -vereisten met betrekking tot soortgelijke acties die onder andere interventietypes vallen, in acht worden genomen.

Motivering

Met een financiële toewijzing van 5 % van het Elfpo kan Leader doeltreffender ten uitvoer worden gelegd via flexibelere en autonome regels, buiten het nationale strategische plan (regionale operationele plannen) om.

Wijzigingsvoorstel 46

Artikel 74, lid 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De subsidiabele uitgaven voor een financieel instrument zijn het totaalbedrag aan bijdragen van het strategisch GLB-plan die door het financiële instrument binnen de subsidiabiliteitsperiode zijn betaald, of in het geval van garanties, zijn gereserveerd zoals overeengekomen in garantiecontracten, waarbij dat bedrag overeenkomt met:

De subsidiabele uitgaven voor een financieel instrument zijn het totaalbedrag aan bijdragen van het strategisch GLB-plan die door het financiële instrument binnen de subsidiabiliteitsperiode zijn betaald, of in het geval van garanties, zijn gereserveerd zoals overeengekomen in garantiecontracten, waarbij dat bedrag overeenkomt met:

a)

betalingen aan, of ten voordele van eindontvangers, in geval van leningen, investeringen in eigen vermogen of investeringen in quasi-eigenvermogen;

a)

betalingen aan, of ten voordele van eindontvangers, in geval van leningen, investeringen in eigen vermogen of investeringen in quasi-eigenvermogen. Bovendien kunnen in het geval van landbouwers die met zeer ongunstige weersomstandigheden en/of marktprijscrises kampen, betalingen aan eindontvangers uitsluitend ten behoeve van het werkkapitaal worden verstrekt;

b)

middelen die gereserveerd zijn zoals overeengekomen in garantiecontracten, ongeacht of ze nog uitstaan of reeds verlopen zijn, om aan mogelijke aanspraken op garanties voor verliezen te kunnen voldoen, berekend op grond van een multiplicatorratio dat een meervoudig bedrag dekt van onderliggende uitgekeerde nieuwe leningen of investeringen in eigen vermogen van eindontvangers;

b)

middelen die gereserveerd zijn zoals overeengekomen in garantiecontracten, ongeacht of ze nog uitstaan of reeds verlopen zijn, om aan mogelijke aanspraken op garanties voor verliezen te kunnen voldoen, berekend op grond van een multiplicatorratio dat een meervoudig bedrag dekt van onderliggende uitgekeerde nieuwe leningen of investeringen in eigen vermogen van eindontvangers;

c)

betalingen aan, of ten voordele van eindontvangers, wanneer financiële instrumenten worden gecombineerd met een andere bijdrage van de Unie in één enkel financieel instrument overeenkomstig artikel 52, lid 5, van Verordening (EU) [CPR];

c)

betalingen aan, of ten voordele van eindontvangers, wanneer financiële instrumenten worden gecombineerd met een andere bijdrage van de Unie in één enkel financieel instrument overeenkomstig artikel 52, lid 5, van Verordening (EU) [CPR];

d)

betalingen van beheersvergoedingen en vergoedingen van de beheerskosten betaald door de instanties die het financiële instrument implementeren.

d)

betalingen van beheersvergoedingen en vergoedingen van de beheerskosten betaald door de instanties die het financiële instrument implementeren.

Voor de toepassing van dit lid, onder b), wordt de multiplicatorratio vastgesteld in een prudente voorafgaande risicobeoordeling en overeengekomen in de betrokken financieringsovereenkomst. De multiplicatorratio kan worden herzien indien latere veranderingen van de marktomstandigheden dat rechtvaardigen. Zulke herziening heeft geen terugwerkende kracht.

Voor de toepassing van dit lid, onder b), wordt de multiplicatorratio vastgesteld in een prudente voorafgaande risicobeoordeling en overeengekomen in de betrokken financieringsovereenkomst. De multiplicatorratio kan worden herzien indien latere veranderingen van de marktomstandigheden dat rechtvaardigen. Zulke herziening heeft geen terugwerkende kracht.

Voor de toepassing van dit lid, onder d), zijn de beheersvergoedingen prestatiegericht. Indien een instantie die een holdingfonds en/of specifieke fondsen uitvoert, overeenkomstig artikel 53, lid 3, van Verordening (EU) [CPR], wordt geselecteerd door middel van een rechtstreekse gunning van een opdracht, is het bedrag van de aan deze instantie betaalde beheerskosten en -vergoedingen dat kan worden gedeclareerd als subsidiabele uitgave onderworpen aan een drempel van [5 %] van het totaalbedrag van bijdragen van het strategisch GLB-plan die zijn uitbetaald aan eindontvangers in de vorm van leningen, investeringen in eigen vermogen, investeringen in quasi-eigenvermogen of in garantiecontracten overeengekomen gereserveerde bedragen.

Voor de toepassing van dit lid, onder d), zijn de beheersvergoedingen prestatiegericht. Indien een instantie die een holdingfonds en/of specifieke fondsen uitvoert, overeenkomstig artikel 53, lid 3, van Verordening (EU) [CPR], wordt geselecteerd door middel van een rechtstreekse gunning van een opdracht, is het bedrag van de aan deze instantie betaalde beheerskosten en -vergoedingen dat kan worden gedeclareerd als subsidiabele uitgave onderworpen aan een drempel van [5 %] van het totaalbedrag van bijdragen van het strategisch GLB-plan die zijn uitbetaald aan eindontvangers in de vorm van leningen, investeringen in eigen vermogen, investeringen in quasi-eigenvermogen of in garantiecontracten overeengekomen gereserveerde bedragen.

Deze drempel is niet van toepassing wanneer de instanties die de financiële instrumenten uitvoeren door middel van een openbare aanbesteding zijn geselecteerd in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving, en de concurrerende aanbesteding de noodzaak van hogere beheerskosten en -vergoedingen aantoont.

Afsluitprovisies die geheel of gedeeltelijk aan de eindontvangers worden berekend, gelden niet als subsidiabele uitgave.

Deze drempel is niet van toepassing wanneer de instanties die de financiële instrumenten uitvoeren door middel van een openbare aanbesteding zijn geselecteerd in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving, en de concurrerende aanbesteding de noodzaak van hogere beheerskosten en -vergoedingen aantoont.

Afsluitprovisies die geheel of gedeeltelijk aan de eindontvangers worden berekend, gelden niet als subsidiabele uitgave.

Motivering

De mogelijkheid moet worden overwogen om de financiële instrumenten in geval van ernstige weersomstandigheden of marktcrises in te zetten ten behoeve van werkkapitaal.

Wijzigingsvoorstel 47

Artikel 85, lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Het maximale Elfpo-bijdragepercentage bedraagt:

Het maximale Elfpo-bijdragepercentage bedraagt:

a)

70 % van de subsidiabele overheidsuitgaven in de ultraperifere gebieden en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee in de zin van Verordening (EU) nr. 229/2013;

a)

85 % van de subsidiabele overheidsuitgaven in de ultraperifere gebieden en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee in de zin van Verordening (EU) nr. 229/2013;

b)

70 % van de subsidiabele overheidsuitgaven in de minder ontwikkelde regio’s;

b)

75 % van de subsidiabele overheidsuitgaven in de minder ontwikkelde regio’s;

c)

65 % van de subsidiabele uitgaven voor betalingen in het kader van artikel 66;

c)

75 % van de subsidiabele uitgaven voor betalingen in het kader van artikel 66;

d)

43 % van de subsidiabele overheidsuitgaven in de overige regio’s.

d)

53 % van de subsidiabele overheidsuitgaven in de overige regio’s;

 

e)

De bovengenoemde percentages worden met ten minste 10 procentpunten verhoogd in regio’s met ernstige ontvolkingsproblemen.

Het minimale Elfpo-bijdragepercentage bedraagt 20 %.

 

Motivering

De huidige medefinancieringspercentages van het Elfpo moeten worden gehandhaafd. Ook moet een grotere bijdrage van het Elfpo worden overwogen in gebieden met ontvolkingspercentages boven het Europese gemiddelde.

Wijzigingsvoorstel 48

Artikel 86, lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Ten minste 30 % van de totale Elfpo-bijdrage aan het strategisch GLB-plan, als vastgesteld in bijlage IX, wordt voorbehouden voor interventies die zijn gericht op de specifieke milieu- en klimaatgerelateerde doelstellingen die zijn vastgelegd in artikel 6, lid 1, onder d), e) en f), van deze verordening, uitgezonderd interventies op basis van artikel 66.

Ten minste 30 % van de totale Elfpo-bijdrage aan het strategisch GLB-plan, als vastgesteld in bijlage IX, wordt voorbehouden voor interventies die zijn gericht op de specifieke milieu- en klimaatgerelateerde doelstellingen die zijn vastgelegd in artikel 6, lid 1, onder d), e) en f), van deze verordening, uitgezonderd interventies op basis van artikel 66 , de risicobeheersinstrumenten (artikel 70) en de investeringssteun (artikel 68).

Motivering

De milieu- en klimaatdoelstellingen moeten in acht worden genomen.

Wijzigingsvoorstel 49

Artikel 86, lid 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De indicatieve financiële toewijzingen voor de interventies in de vorm van gekoppelde inkomenssteun als bedoeld in titel III, hoofdstuk II, afdeling 2, onderafdeling 1, mogen niet meer bedragen dan 10 % van de in bijlage VII vastgestelde bedragen.

De indicatieve financiële toewijzingen voor de interventies in de vorm van gekoppelde inkomenssteun als bedoeld in titel III, hoofdstuk II, afdeling 2, onderafdeling 1, mogen niet meer bedragen dan 13 % van de in bijlage VII vastgestelde bedragen.

In afwijking van de eerste alinea kunnen de lidstaten die in overeenstemming met artikel 53, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 meer dan 13 % van hun in bijlage II van die verordening vastgelegde jaarlijkse nationale maximum hebben gebruikt als vrijwillige gekoppelde steun, besluiten om meer dan 10 % van het in bijlage VII vastgelegde bedrag te gebruiken als gekoppelde inkomens steun. Het resulterende percentage bedraagt niet meer dan het door de Commissie goedgekeurde percentage voor vrijwillige gekoppelde steun voor het claimjaar 2018.

In afwijking van de eerste alinea kunnen de lidstaten die in overeenstemming met artikel 53, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 meer dan 13 % van hun in bijlage II van die verordening vastgelegde jaarlijkse nationale maximum hebben gebruikt als vrijwillige gekoppelde steun, besluiten om meer dan 13 % van het in bijlage VII vastgelegde bedrag te gebruiken als gekoppelde steun. Het resulterende percentage bedraagt niet meer dan het door de Commissie goedgekeurde percentage voor vrijwillige gekoppelde steun voor het claimjaar 2018.

Het in de eerste alinea bedoelde percentage mag worden verhoogd met maximaal 2 %, mits het bedrag dat overeenstemt met het percentage dat 10 % overschrijdt, wordt toegewezen voor de steun voor eiwithoudende gewassen op grond van titel III, hoofdstuk II, afdeling 2, onderafdeling 1.

Het in de eerste alinea bedoelde percentage mag worden verhoogd met maximaal 2 %, mits het bedrag dat overeenstemt met het percentage dat 13 % overschrijdt, wordt toegewezen voor ondersteuning van eiwithoudende gewassen, met name leguminosen, op grond van titel III, hoofdstuk II, afdeling 2, onderafdeling 1.

Het in het goedgekeurde strategisch GLB-plan opgenomen bedrag dat voortvloeit uit de toepassing van de eerste en tweede alinea is bindend.

Het in het goedgekeurde strategisch GLB-plan opgenomen bedrag dat voortvloeit uit de toepassing van de eerste en tweede alinea is bindend.

Wijzigingsvoorstel 50

Artikel 86

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

 

[…]

8.     De indicatieve financiële toewijzingen voor de interventies in de vorm van herverdelende steun voor werkgelegenheid als bedoeld in titel III, hoofdstuk II, onderafdeling 3, artikel 26, mogen niet minder bedragen dan 30 % van de in bijlage VII vastgestelde bedragen.

9.     De indicatieve financiële toewijzingen voor de interventies in de vorm van regelingen voor klimaat en milieu als bedoeld in titel III, hoofdstuk II, onderafdeling 3, artikel 28, mogen niet minder bedragen dan 30 % van de in bijlage VII vastgestelde bedragen.

10.     Maximaal 10 % van de totale Elfpo-bijdrage aan het strategisch GLB-plan, als vastgesteld in bijlage IX, wordt voorbehouden aan de risicobeheersinstrumenten zoals gedefinieerd in artikel 70 van de onderhavige verordening.

11.     Maximaal 10 % van de Elfpo-bijdrage aan het strategisch plan wordt voorbehouden voor investeringen (artikel 68).

12.     De financiële middelen uit het Elfpo voorzien in een specifieke aanvulling in plattelandsgebieden met een geringe bevolkingsdichtheid.

Motivering

Naast de kwesties in verband met de uitdagingen rond de klimaatverandering moet ook rekening worden gehouden met ontvolking, een van de belangrijkste handicaps waarmee plattelandsgebieden te kampen hebben.

Wijzigingsvoorstel 51

Artikel 90, lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

1.   Als onderdeel van hun voorstel voor een strategisch GLB-plan als bedoeld in artikel 106, lid 1, kunnen de lidstaten besluiten de volgende percentages over te hevelen:

1.   Als onderdeel van hun voorstel voor een strategisch GLB-plan als bedoeld in artikel 106, lid 1, kunnen de lidstaten besluiten de volgende percentages over te hevelen:

a)

maximaal 15 % van de toewijzing van de lidstaat voor rechtstreekse betalingen in bijlage IV, na aftrek van de toewijzingen voor katoen in bijlage VI voor de kalenderjaren 2021-2026, naar de Elfpo-toewijzing van de lidstaat in de begrotingsjaren 2022-2027;

a)

maximaal 15 % van de toewijzing van de lidstaat voor rechtstreekse betalingen in bijlage IV, na aftrek van de toewijzingen voor katoen in bijlage VI voor de kalenderjaren 2021-2026, naar de Elfpo-toewijzing van de lidstaat in de begrotingsjaren 2022-2027.

b)

maximaal 15 % van de Elfpo-toewijzing van de lidstaat in de begrotingsjaren 2022-2027, naar de toewijzing van de lidstaat voor rechtstreekse betalingen in bijlage IV voor de kalenderjaren 2021-2026.

 

Motivering

Net als in eerdere adviezen verzet het Comité zich tegen deze mogelijkheid tot overdracht van de tweede pijler naar de eerste pijler, die indruist tegen de belangen van plattelandsgebieden.

Wijzigingsvoorstel 52

Artikel 91

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Strategische GLB-plannen

De lidstaten stellen overeenkomstig deze verordening strategische GLB-plannen op om de uit het ELGF en het Elfpo gefinancierde steun van de Unie te implementeren en de specifieke doelstellingen die zijn vastgelegd in artikel 6 te verwezenlijken.

Strategische GLB-plannen

De lidstaten stellen overeenkomstig deze verordening strategische GLB-plannen op om de uit het ELGF en het Elfpo gefinancierde steun van de Unie te implementeren en de specifieke doelstellingen die zijn vastgelegd in artikel 6 te verwezenlijken.

Op basis van de SWOT-analyse als bedoeld in artikel 103, lid 2, en een beoordeling van de behoeften als bedoeld in artikel 96, bepaalt de lidstaat in de strategische GLB-plannen een interventiestrategie als bedoeld in artikel 97, waarbij de streefcijfers en mijlpalen worden bepaald teneinde de specifieke doelstellingen die zijn vastgelegd in artikel 6 te verwezenlijken. De streefcijfers worden bepaald aan de hand van een gemeenschappelijke reeks resultaatindicatoren, als vastgelegd in bijlage I.

Op basis van de SWOT-analyse als bedoeld in artikel 103, lid 2, en een beoordeling van de behoeften als bedoeld in artikel 96, bepaalt de lidstaat in de strategische GLB-plannen een interventiestrategie als bedoeld in artikel 97, waarbij de streefcijfers en mijlpalen worden bepaald teneinde de specifieke doelstellingen die zijn vastgelegd in artikel 6 te verwezenlijken. De streefcijfers worden bepaald aan de hand van een gemeenschappelijke reeks resultaatindicatoren, als vastgelegd in bijlage I.

Om deze streefcijfers te halen, stellen de lidstaten interventies vast op basis van de interventietypes in titel III.

Elk strategisch GLB-plan beslaat de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027.

Om deze streefcijfers te halen, stellen de lidstaten ten minste in de ultraperifere regio’s programma’s voor plattelandsontwikkeling vast op het best passende geografische niveau, op basis van de interventietypes in titel III.

Elk strategisch GLB-plan beslaat de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027.

Motivering

Er moet een regionale aanpak worden vastgelegd voor de uitwerking en het beheer van de programma’s voor plattelandsontwikkeling, conform het subsidiariteitsbeginsel. Het strategische plan moet worden uitgevoerd via plannen voor plattelandsontwikkeling op het meest passende geografische niveau.

Wijzigingsvoorstel 53

Artikel 102

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Modernisering

Modernisering

De in artikel 95, lid 1, onder g), bedoelde beschrijving van de elementen die zorgen voor modernisering van het GLB benadrukt de elementen van het strategisch GLB-plan die de modernisering van de landbouwsector en het GLB ondersteunen en omvat in het bijzonder:

De in artikel 95, lid 1, onder g), bedoelde beschrijving van de elementen die zorgen voor modernisering van het GLB alsook de agro-ecologische transitie, benadrukt de elementen van het strategisch GLB-plan die de modernisering van de landbouwsector en het GLB ondersteunen en omvat in het bijzonder:

a)

een overzicht van de manier waarop het strategisch GLB-plan bijdraagt aan de algemene horizontale doelstelling inzake het stimuleren en delen van kennis, innovatie en digitalisering en het bevorderen van het gebruik daarvan als vastgesteld in artikel 5, tweede alinea, met name via:

a)

een overzicht van de manier waarop het strategisch GLB-plan bijdraagt aan de algemene horizontale doelstelling inzake het stimuleren en delen van kennis, knowhow op landbouwgebied, technische en sociale innovatie en digitalisering, en het bevorderen van het gebruik daarvan als vastgesteld in artikel 5, tweede alinea, met name via:

 

i.

een beschrijving van de organisatiestructuur van het AKIS, dat wordt opgevat als de combinatie van de organisatie van en de kennisstromen tussen personen, organisaties en instellingen die kennis voor de landbouw en aanverwante gebieden gebruiken en produceren;

 

i)

een beschrijving van de organisatiestructuur van het AKIS, dat wordt opgevat als de combinatie van de organisatie van en de kennisstromen tussen personen, organisaties en instellingen die kennis voor de landbouw en aanverwante gebieden gebruiken en produceren;

 

ii.

een beschrijving van de manier waarop de artikel 13 bedoelde adviesdiensten, onderzoeks- en GLB-netwerken samenwerken binnen het AKIS-kader en hoe advies- en innovatieondersteuningsdiensten worden verstrekt;

 

ii)

een beschrijving van de manier waarop de artikel 13 bedoelde adviesdiensten, onderzoeks- en GLB-netwerken samenwerken binnen het AKIS-kader en hoe advies- en innovatieondersteuningsdiensten worden verstrekt;

b)

een beschrijving van de strategie voor de ontwikkeling van digitale technologieën in de landbouw en in plattelandsgebieden en voor het gebruik van deze technologieën met het oog op de verbetering van de doeltreffendheid en de efficiëntie van de interventies uit het strategisch GLB-plan.

b)

een beschrijving van de strategie voor de ontwikkeling van digitale technologieën in de landbouw en in plattelandsgebieden en voor het gebruik van deze technologieën met het oog op de verbetering van de doeltreffendheid en de efficiëntie van de interventies uit het strategisch GLB-plan.

Motivering

De modernisering van landbouwbedrijven moet plaatsvinden in het kader van de agro-ecologische transitie, door middel van technische en sociale innovaties.

Wijzigingsvoorstel 54

Artikel 93

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Elke lidstaat stelt één strategisch GLB-plan voor zijn gehele grondgebied op.

Wanneer elementen van het strategisch GLB-plan op regionaal niveau worden vastgesteld, zorgt de lidstaat ervoor dat die consistent zijn met de op nationaal niveau vastgestelde elementen van het strategisch GLB-plan.

Elke lidstaat stelt één strategisch GLB-plan voor zijn gehele grondgebied op.

Wanneer elementen van het strategisch GLB-plan op regionaal niveau worden vastgesteld of via regionale plannen voor plattelandsontwikkeling ten uitvoer worden gelegd , zorgt de lidstaat ervoor dat die consistent zijn met de op nationaal niveau vastgestelde elementen van het strategisch GLB-plan.

Motivering

Zie wijzigingsvoorstel 24.

Wijzigingsvoorstel 55

Artikel 95, lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Elk strategisch GLB-plan bevat de volgende delen:

Elk strategisch GLB-plan bevat de volgende delen:

a)

een beoordeling van de behoeften;

a)

een beoordeling van de behoeften;

b)

een interventiestrategie;

b)

een interventiestrategie;

c)

een beschrijving van de elementen die gemeenschappelijk zijn voor verschillende interventies;

c)

een beschrijving van de elementen die gemeenschappelijk zijn voor verschillende interventies;

d)

een beschrijving van de in de strategie gespecificeerde rechtstreekse betalingen, en sectorale en plattelandsontwikkelingsinterventies;

d)

een beschrijving van de in de strategie gespecificeerde rechtstreekse betalingen, en sectorale en plattelandsontwikkelingsinterventies;

e)

streefcijfer- en financiële plannen;

e)

streefcijfer- en financiële plannen;

f)

een beschrijving van het governance- en coördinatiesysteem;

f)

een beschrijving van het governance- en coördinatiesysteem;

g)

een beschrijving van de elementen die zorgen voor modernisering van het GLB;

g)

een beschrijving van de elementen die zorgen voor modernisering van het GLB;

h)

een beschrijving van de elementen met betrekking tot vereenvoudiging en vermindering van de administratieve lasten voor eindbegunstigden.

h)

een beschrijving van de elementen met betrekking tot vereenvoudiging en vermindering van de administratieve lasten voor eindbegunstigden;

 

i)

in voorkomend geval een lijst van de regionale programma’s voor plattelandsontwikkeling.

Motivering

Zie wijzigingsvoorstel 24.

Wijzigingsvoorstel 56

Artikel 106

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Goedkeuring van het strategisch GLB-plan

Goedkeuring van het strategisch GLB-plan , met inbegrip van, in voorkomend geval, de regionale programma’s voor plattelandsontwikkeling

1.   Elke lidstaat dient uiterlijk op 1 januari 2020 bij de Commissie een voorstel voor een strategisch GLB-plan in dat de in artikel 95 bedoelde informatie bevat.

1.   Elke lidstaat dient uiterlijk op 1 januari 2020 bij de Commissie een voorstel voor een strategisch GLB-plan in dat de in artikel 95 bedoelde informatie bevat.

2.   De Commissie beoordeelt de voorgestelde strategische GLB-plannen op basis van de volledigheid van de plannen, de consistentie en samenhang ervan met de algemene beginselen van het recht van de Unie, met deze verordening en de op grond van deze verordening vastgestelde bepalingen, en met de horizontale verordening, alsmede op basis van hun daadwerkelijke bijdrage aan de specifieke doelstellingen als vastgesteld in artikel 6, lid 1, de gevolgen voor de goede werking van de interne markt en concurrentieverstoring, en de omvang van de administratieve lasten voor begunstigden en overheidsdiensten. In de beoordeling wordt in het bijzonder gelet op de toereikendheid van de strategie van het strategisch GLB-plan, de desbetreffende specifieke doelstellingen, streefcijfers en interventies en de toewijzing van begrotingsmiddelen om de specifieke doelstellingen van het strategisch GLB-plan te halen door middel van de voorgestelde reeks interventies die zijn gebaseerd op de SWOT-analyse en de ex-ante-evaluatie.

2.   De Commissie beoordeelt de voorgestelde strategische GLB-plannen — met inbegrip van, in voorkomend geval, de regionale programma’s voor plattelandsontwikkeling — op basis van de volledigheid van de plannen, de consistentie en samenhang ervan met de algemene beginselen van het recht van de Unie, met deze verordening en de op grond van deze verordening vastgestelde bepalingen, en met de horizontale verordening, alsmede op basis van hun daadwerkelijke bijdrage aan de specifieke doelstellingen als vastgesteld in artikel 6, lid 1, de gevolgen voor de goede werking van de interne markt en concurrentieverstoring, en de omvang van de administratieve lasten voor begunstigden en overheidsdiensten. In de beoordeling wordt in het bijzonder gelet op de toereikendheid van de strategie van het strategisch GLB-plan, de desbetreffende specifieke doelstellingen, streefcijfers en interventies en de toewijzing van begrotingsmiddelen om de specifieke doelstellingen van het strategisch GLB-plan te halen door middel van de voorgestelde reeks interventies die zijn gebaseerd op de SWOT-analyse en de ex-ante-evaluatie.

3.   Afhankelijk van de resultaten van de in lid 2 bedoelde beoordeling kan de Commissie binnen drie maanden na de datum van indiening van het strategisch GLB-plan opmerkingen meedelen aan de lidstaten.

De lidstaat verstrekt de Commissie alle noodzakelijke aanvullende informatie en past zo nodig het voorgestelde plan aan.

3.   Afhankelijk van de resultaten van de in lid 2 bedoelde beoordeling kan de Commissie binnen drie maanden na de datum van indiening van het strategisch GLB-plan — met inbegrip van, in voorkomend geval, de regionale programma’s voor plattelandsontwikkeling — opmerkingen meedelen aan de lidstaten.

De lidstaat en de regio’s verstrekken de Commissie alle noodzakelijke aanvullende informatie en past zo nodig het voorgestelde plan aan.

4.   De Commissie keurt het voorgestelde strategisch GLB-plan goed mits de vereiste informatie is ingediend en de Commissie heeft geconstateerd dat het plan verenigbaar is met de algemene beginselen van het recht van de Unie, de in deze verordening vastgestelde vereisten, en de bepalingen die zijn vastgesteld op grond van deze verordening en in Verordening (EU) [HzR].

4.   De Commissie keurt het voorgestelde strategisch GLB-plan — met inbegrip van, in voorkomend geval, de regionale programma’s voor plattelandsontwikkeling — goed mits de vereiste informatie is ingediend en de Commissie heeft geconstateerd dat het plan verenigbaar is met de algemene beginselen van het recht van de Unie, de in deze verordening vastgestelde vereisten, en de bepalingen die zijn vastgesteld op grond van deze verordening en in Verordening (EU) [HzR].

5.   Elk strategisch GLB-plan wordt uiterlijk acht maanden na de indiening ervan door de betrokken lidstaat goedgekeurd.

De goedkeuring heeft geen betrekking op de informatie als bedoeld in artikel 101, onder c), en in de bijlagen I tot en met IV bij het strategisch GLB-plan als bedoeld in artikel 95, lid 2, onder a) tot en met d).

In naar behoren gemotiveerde gevallen kan de lidstaat de Commissie verzoeken een strategisch GLB-plan goed te keuren dat niet alle elementen bevat. In dat geval geeft de betrokken lidstaat aan welke elementen ontbreken en verstrekt hij met betrekking tot het gehele strategische GLB-plan indicatieve streefcijfers en financiële plannen als bedoeld in artikel 100, teneinde de algehele consistentie en samenhang ervan aan te tonen. De ontbrekende elementen van het strategisch GLB-plan worden bij de Commissie ingediend als een wijziging van het plan in overeenstemming met artikel 107.

5.   Elk strategisch GLB-plan — met inbegrip van, in voorkomend geval, de regionale programma’s voor plattelandsontwikkeling — wordt uiterlijk acht maanden na de indiening ervan door de betrokken lidstaat goedgekeurd.

De goedkeuring heeft geen betrekking op de informatie als bedoeld in artikel 101, onder c), en in de bijlagen I tot en met IV bij het strategisch GLB-plan als bedoeld in artikel 95, lid 2, onder a) tot en met d).

In naar behoren gemotiveerde gevallen kan de lidstaat de Commissie verzoeken een strategisch GLB-plan goed te keuren dat niet alle elementen bevat. In dat geval geeft de betrokken lidstaat aan welke elementen ontbreken en verstrekt hij met betrekking tot het gehele strategische GLB-plan indicatieve streefcijfers en financiële plannen als bedoeld in artikel 100, teneinde de algehele consistentie en samenhang ervan aan te tonen. De ontbrekende elementen van het strategisch GLB-plan worden bij de Commissie ingediend als een wijziging van het plan in overeenstemming met artikel 107.

6.   Elk strategisch GLB-plan wordt door de Commissie goedgekeurd door middel van een uitvoeringsbesluit, zonder toepassing van de in artikel 139 bedoelde comitéprocedure.

6.   Elk strategisch GLB-plan — met inbegrip van, in voorkomend geval, de regionale programma’s voor plattelandsontwikkeling — wordt door de Commissie goedgekeurd door middel van een uitvoeringsbesluit, zonder toepassing van de in artikel 139 bedoelde comitéprocedure.

7.   De strategische GLB-plannen hebben alleen rechtsgevolgen na de goedkeuring ervan door de Commissie.

7.   De strategische GLB-plannen — met inbegrip van, in voorkomend geval, de regionale programma’s voor plattelandsontwikkeling — hebben alleen rechtsgevolgen na de goedkeuring ervan door de Commissie.

Motivering

Zie wijzigingsvoorstel 24.

Wijzigingsvoorstel 57

Artikel 107

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Wijziging van het strategisch GLB-plan

Wijziging van het strategisch GLB-plan , met inbegrip van, in voorkomend geval, de regionale programma’s voor plattelandsontwikkeling

1.   De lidstaten kunnen bij de Commissie een verzoek indienen om hun strategische GLB-plannen te wijzigen.

1.   De lidstaten en de regio’s kunnen bij de Commissie een verzoek indienen om hun strategische GLB-plannen — met inbegrip van, in voorkomend geval, de regionale programma’s voor plattelandsontwikkeling — te wijzigen.

2.   Verzoeken tot wijziging van strategische GLB-plannen worden naar behoren gemotiveerd en vermelden met name het verwachte effect van de wijzigingen aan het plan op het bereiken van de doelstellingen als bedoeld in artikel 6, lid 1. De verzoeken gaan vergezeld van het gewijzigde plan, inclusief de bijgewerkte bijlagen, naargelang van het geval.

2.   Verzoeken tot wijziging van strategische GLB-plannen — met inbegrip van, in voorkomend geval, de regionale programma’s voor plattelandsontwikkeling — worden naar behoren gemotiveerd en vermelden met name het verwachte effect van de wijzigingen aan het plan op het bereiken van de doelstellingen als bedoeld in artikel 6, lid 1. De verzoeken gaan vergezeld van het gewijzigde plan, inclusief de bijgewerkte bijlagen, naargelang van het geval.

3.   De Commissie beoordeelt de samenhang van de wijziging met deze verordening en de bepalingen die op grond ervan zijn vastgesteld, alsmede met Verordening (EU) [HzR] en de werkelijke bijdrage van de wijziging aan de specifieke doelstellingen.

3.   De Commissie beoordeelt de samenhang van de wijziging met deze verordening en de bepalingen die op grond ervan zijn vastgesteld, alsmede met Verordening (EU) [HzR] en de werkelijke bijdrage van de wijziging aan de specifieke doelstellingen.

4.   De Commissie keurt het verzoek tot wijziging van het strategisch GLB-plan goed mits de vereiste informatie is ingediend en de Commissie heeft geconstateerd dat het gewijzigde plan verenigbaar is met de algemene beginselen van het recht van de Unie, de in deze verordening vastgestelde vereisten, en de bepalingen die zijn vastgesteld op grond van deze verordening en in Verordening (EU) [HzR].

4.   De Commissie keurt het verzoek tot wijziging van het strategisch GLB-plan — met inbegrip van, in voorkomend geval, de regionale programma’s voor plattelandsontwikkeling — goed mits de vereiste informatie is ingediend en de Commissie heeft geconstateerd dat het gewijzigde plan verenigbaar is met de algemene beginselen van het recht van de Unie, de in deze verordening vastgestelde vereisten, en de bepalingen die zijn vastgesteld op grond van deze verordening en in Verordening (EU) [HzR].

5.   De Commissie kan binnen dertig werkdagen na de datum waarop het verzoek tot wijziging van het strategisch GLB-plan is ingediend, opmerkingen formuleren. De lidstaat verstrekt de Commissie alle noodzakelijke aanvullende informatie.

5.   De Commissie kan binnen dertig werkdagen na de datum waarop het verzoek tot wijziging van het strategisch GLB-plan — met inbegrip van, in voorkomend geval, de regionale programma’s voor plattelandsontwikkeling — is ingediend, opmerkingen formuleren. De lidstaat verstrekt de Commissie alle noodzakelijke aanvullende informatie.

6.   De Commissie keurt het verzoek tot wijziging van een strategisch GLB-plan goed uiterlijk drie maanden na de indiening ervan door de lidstaat, mits naar behoren rekening is gehouden met eventuele opmerkingen van de Commissie.

6.   De Commissie keurt het verzoek tot wijziging van een strategisch GLB-plan — met inbegrip van, in voorkomend geval, de regionale programma’s voor plattelandsontwikkeling — goed uiterlijk drie maanden na de indiening ervan door de lidstaat, mits naar behoren rekening is gehouden met eventuele opmerkingen van de Commissie.

7.   Per kalenderjaar wordt niet meer dan één verzoek tot wijziging van een strategisch GLB-plan ingediend, onder voorbehoud van eventuele door de Commissie overeenkomstig artikel 109 bepaalde uitzonderingen.

7.   Per kalenderjaar wordt niet meer dan één verzoek tot wijziging van een strategisch GLB-plan — met inbegrip van, in voorkomend geval, de regionale programma’s voor plattelandsontwikkeling — ingediend, onder voorbehoud van eventuele door de Commissie overeenkomstig artikel 109 bepaalde uitzonderingen.

8.   Elke wijziging van het strategisch GLB-plan wordt door de Commissie goedgekeurd door middel van een uitvoeringsbesluit, zonder toepassing van de in artikel 139 bedoelde comitéprocedure.

8.   Elke wijziging van het strategisch GLB-plan — met inbegrip van, in voorkomend geval, de regionale programma’s voor plattelandsontwikkeling — wordt door de Commissie goedgekeurd door middel van een uitvoeringsbesluit, zonder toepassing van de in artikel 139 bedoelde comitéprocedure.

9.   Onverminderd artikel 80 hebben wijzigingen van strategische GLB-plannen alleen rechtsgevolgen na de goedkeuring ervan door de Commissie.

9.   Onverminderd artikel 80 hebben wijzigingen van strategische GLB-plannen alleen rechtsgevolgen na de goedkeuring ervan door de Commissie.

10.   Correcties van tikfouten of van louter redactionele aard of van kennelijke fouten die de uitvoering van het beleid en de interventie niet beïnvloeden, worden niet beschouwd als een verzoek tot wijziging. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van dergelijke correcties.

10.   Correcties van tikfouten of van louter redactionele aard of van kennelijke fouten die de uitvoering van het beleid en de interventie niet beïnvloeden, worden niet beschouwd als een verzoek tot wijziging. De lidstaten en de regio’s stellen de Commissie in kennis van dergelijke correcties.

Motivering

Zie wijzigingsvoorstel 24.

Wijzigingsvoorstel 58

Artikel 110

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

1.   De lidstaten wijzen voor hun strategisch e GLB-plan nen een beheersautoriteit aan.

1.   De lidstaten wijzen voor de tenuitvoerlegging van het strategisch GLB-plan — met inbegrip van, in voorkomend geval, de regionale plannen voor plattelandsontwikkeling — één of meer beheersautoriteit en aan.

De lidstaten zorgen ervoor dat de nodige beheers- en controlesystemen zijn opgezet zodat een duidelijke verdeling en scheiding van de taken van de beheersautoriteit en de andere instanties wordt gewaarborgd. De lidstaten zijn ervoor verantwoordelijk dat het systeem doeltreffend functioneert gedurende de gehele periode die door het strategisch GLB-plan wordt bestreken.

De lidstaten zorgen ervoor dat de nodige beheers- en controlesystemen zijn opgezet zodat een duidelijke verdeling en scheiding van de taken van de beheersautoriteit en de andere instanties wordt gewaarborgd. De lidstaten zijn ervoor verantwoordelijk dat het systeem doeltreffend functioneert gedurende de gehele periode die door het strategisch GLB-plan wordt bestreken.

2.   De beheersautoriteit is ervoor verantwoordelijk dat het strategisch GLB-plan op efficiënte, doeltreffende en correcte wijze wordt beheerd en uitgevoerd. Met name zorgt zij ervoor dat:

2.   De beheersautoriteit en zijn ervoor verantwoordelijk dat het strategisch GLB-plan op efficiënte, doeltreffende en correcte wijze wordt beheerd en uitgevoerd. Met name zorgen zijn ervoor dat:

i)

er een voldoende veilig elektronisch systeem is voor het registreren, bijhouden, beheren en rapporteren van statistische informatie over het plan en de uitvoering ervan met het oog op monitoring en evaluatie, en in het bijzonder informatie die nodig is om de voortgang in de richting van de vastgestelde doelstellingen en streefcijfers te monitoren;

i)

er een voldoende veilig elektronisch systeem is voor het registreren, bijhouden, beheren en rapporteren van statistische informatie over het plan en de uitvoering ervan met het oog op monitoring en evaluatie, en in het bijzonder informatie die nodig is om de voortgang in de richting van de vastgestelde doelstellingen en streefcijfers te monitoren;

j)

de begunstigden en de andere bij de uitvoering van interventies betrokken instanties:

j)

de begunstigden en de andere bij de uitvoering van interventies betrokken instanties:

 

i)

worden geïnformeerd over hun verplichtingen die uit de toegekende steun voortvloeien, en gebruiken voor alle transacties betreffende een verrichting hetzij een afzonderlijk boekhoudsysteem, hetzij een passende boekhoudkundige code;

ii)

zijn op de hoogte van de voorschriften inzake de verstrekking van gegevens aan de beheersautoriteit en inzake de registratie van de output en de resultaten;

 

i)

worden geïnformeerd over hun verplichtingen die uit de toegekende steun voortvloeien, en gebruiken voor alle transacties betreffende een verrichting hetzij een afzonderlijk boekhoudsysteem, hetzij een passende boekhoudkundige code;

ii)

zijn op de hoogte van de voorschriften inzake de verstrekking van gegevens aan de beheersautoriteit en inzake de registratie van de output en de resultaten;

k)

de betrokken begunstigden, in voorkomend geval langs elektronische weg, een lijst krijgen met de uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen en de minimumnormen voor een goede landbouw- en milieuconditie die zijn vastgesteld op grond van titel III, hoofdstuk I, afdeling 2, en die op landbouwbedrijfsniveau moeten worden toegepast, met duidelijke en nauwkeurige informatie ter zake;

k)

de betrokken begunstigden, in voorkomend geval langs elektronische weg, een lijst krijgen met de uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen en de minimumnormen voor een goede landbouw- en milieuconditie die zijn vastgesteld op grond van titel III, hoofdstuk I, afdeling 2, en die op landbouwbedrijfsniveau moeten worden toegepast, met duidelijke en nauwkeurige informatie ter zake;

l)

de in artikel 125 bedoelde ex-ante-evaluatie strookt met het evaluatie- en monitoringsysteem en wordt aanvaard en ingediend bij de Commissie;

l)

de in artikel 125 bedoelde ex-ante-evaluatie strookt met het evaluatie- en monitoringsysteem en wordt aanvaard en ingediend bij de Commissie;

m)

het in artikel 126 bedoelde evaluatieplan voorhanden is, dat de in datzelfde artikel bedoelde ex-postevaluatie wordt uitgevoerd binnen de in deze verordening vastgestelde termijnen, dat die evaluaties in overeenstemming zijn met het monitoring- en evaluatiesysteem en dat ze worden ingediend bij het in artikel 111 bedoelde monitoringcomité en de Commissie;

m)

het in artikel 126 bedoelde evaluatieplan voorhanden is, dat de in datzelfde artikel bedoelde ex-postevaluatie wordt uitgevoerd binnen de in deze verordening vastgestelde termijnen, dat die evaluaties in overeenstemming zijn met het monitoring- en evaluatiesysteem en dat ze worden ingediend bij het in artikel 111 bedoelde monitoringcomité en de Commissie;

n)

het monitoringcomité de nodige informatie en documenten ontvangt om de uitvoering van het strategisch GLB-plan te kunnen monitoren in het licht van de specifieke doelstellingen en prioriteiten ervan;

n)

het monitoringcomité de nodige informatie en documenten ontvangt om de uitvoering van het strategisch GLB-plan te kunnen monitoren in het licht van de specifieke doelstellingen en prioriteiten ervan;

o)

het jaarlijkse prestatieverslag wordt opgesteld, met inbegrip van geaggregeerde monitoringtabellen, en dat dit verslag, na raadpleging van het monitoringcomité, wordt ingediend bij de Commissie;

o)

het jaarlijkse prestatieverslag wordt opgesteld, met inbegrip van geaggregeerde monitoringtabellen, en dat dit verslag, na raadpleging van het monitoringcomité, wordt ingediend bij de Commissie;

p)

relevante follow-upacties worden ondernomen naar aanleiding van de opmerkingen van de Commissie over de jaarlijkse prestatieverslagen;

p)

relevante follow-upacties worden ondernomen naar aanleiding van de opmerkingen van de Commissie over de jaarlijkse prestatieverslagen;

q)

het betaalorgaan in het bijzonder met betrekking tot de voor financiering geselecteerde verrichtingen alle nodige informatie over de toegepaste procedures en de verrichte controles ontvangt, voordat de betalingsopdrachten worden gegeven;

q)

het betaalorgaan in het bijzonder met betrekking tot de voor financiering geselecteerde verrichtingen alle nodige informatie over de toegepaste procedures en de verrichte controles ontvangt, voordat de betalingsopdrachten worden gegeven;

r)

begunstigden van uit het Elfpo gefinancierde interventies, uitgezonderd gebieds- en diergerelateerde interventies, de ontvangen financiële steun erkennen, onder meer door passend gebruik te maken van het embleem van de Unie volgens de door de Commissie overeenkomstig lid 5 vastgestelde regels;

r)

begunstigden van uit het Elfpo gefinancierde interventies, uitgezonderd gebieds- en diergerelateerde interventies, de ontvangen financiële steun erkennen, onder meer door passend gebruik te maken van het embleem van de Unie volgens de door de Commissie overeenkomstig lid 5 vastgestelde regels;

s)

bekendheid wordt gegeven aan het strategisch GLB-plan, onder meer via het nationale GLB-netwerk, door potentiële begunstigden, beroepsorganisaties, de economische en sociale partners, organisaties voor de bevordering van gelijkheid tussen mannen en vrouwen en de betrokken niet-gouvernementele organisaties, met inbegrip van milieuorganisaties, te informeren over de door het strategisch GLB-plan geboden mogelijkheden en over de wijze waarop toegang kan worden verkregen tot de financiering in het kader van het strategisch GLB-plan, alsook door de begunstigden en het brede publiek te informeren over de steun van de Unie voor landbouw en plattelandsontwikkeling via het strategisch GLB-plan.

s)

bekendheid wordt gegeven aan het strategisch GLB-plan, onder meer via het nationale GLB-netwerk, door potentiële begunstigden, beroepsorganisaties, de economische en sociale partners, organisaties voor de bevordering van gelijkheid tussen mannen en vrouwen en de betrokken niet-gouvernementele organisaties, met inbegrip van milieuorganisaties, te informeren over de door het strategisch GLB-plan geboden mogelijkheden en over de wijze waarop toegang kan worden verkregen tot de financiering in het kader van het strategisch GLB-plan, alsook door de begunstigden en het brede publiek te informeren over de steun van de Unie voor landbouw en plattelandsontwikkeling via het strategisch GLB-plan.

3.   De lidstaat of de beheersautoriteit mag een of meer intermediaire instanties aanwijzen, met inbegrip van plaatselijke autoriteiten, instanties voor regionale ontwikkeling of niet-gouvernementele organisaties, voor het beheer en de uitvoering van de interventies van het strategisch GLB-plan.

3.   De lidstaat of de beheersautoriteit en mogen een of meer intermediaire instanties aanwijzen, met inbegrip van plaatselijke autoriteiten, instanties voor regionale ontwikkeling of niet-gouvernementele organisaties, voor het beheer en de uitvoering van de interventies van het strategisch GLB-plan.

4.   Indien een deel van de taken van de beheersautoriteit wordt gedelegeerd aan een andere instantie, behoudt de beheersautoriteit er de volledige verantwoordelijkheid voor dat de gedelegeerde taken efficiënt en correct worden beheerd en uitgevoerd. De beheersautoriteit zorgt ervoor dat er passende bepalingen zijn om de andere instantie in staat te stellen alle nodige gegevens en informatie voor de uitvoering van die taken te verkrijgen.

4.   Indien een deel van de taken van de beheersautoriteit wordt gedelegeerd aan een andere instantie, behoudt de beheersautoriteit er de volledige verantwoordelijkheid voor dat de gedelegeerde taken efficiënt en correct worden beheerd en uitgevoerd. De beheersautoriteit zorgt ervoor dat er passende bepalingen zijn om de andere instantie in staat te stellen alle nodige gegevens en informatie voor de uitvoering van die taken te verkrijgen.

5.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 138 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met uitvoeringsbepalingen voor de in lid 2, onder j) en k), vermelde vereisten inzake informatie, bekendheid en zichtbaarheid.

5.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 138 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met uitvoeringsbepalingen voor de in lid 2, onder j) en k), vermelde vereisten inzake informatie, bekendheid en zichtbaarheid.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 139, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 139, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Motivering

Zie wijzigingsvoorstel 24.

Wijzigingsvoorstel 59

Artikel 111

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De lidstaat richt voorafgaand aan de indiening van het strategisch GLB-plan een comité op om de uitvoering van het strategisch GLB-plan te monitoren („monitoringcomité”).

De lidstaat en de regionale beheersautoriteiten richten voorafgaand aan de indiening van het strategisch GLB-plan een comité op om de uitvoering van het strategisch GLB-plan te monitoren („monitoringcomité”).

Motivering

Zie wijzigingsvoorstel 24.

Wijzigingsvoorstel 60

Artikel 114

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

 

Toezicht op de doeltreffendheid van de uitvoering

1.     In afwijking van artikel 115, lid 1, onder b), van deze verordening kunnen de lidstaten in het kader van het strategisch GLB-plan tweejaarlijkse tussentijdse resultaatdoelstellingen vaststellen en deze met dezelfde frequentie evalueren in de prestatieverslagen van de jaren waarvoor de verwezenlijking ervan gepland is.

Motivering

De tussentijdse doelstellingen voor de resultaatindicatoren moeten ten minste tweejaarlijks zijn.

Wijzigingsvoorstel 61

Nieuwe bijlage 0: doelstellingen die de nationale strategische plannen gemeen hebben

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

 

1.1.1.

Klimaatverandering: 30 % minder broeikasgassen uit de landbouw in de lidstaat

Motivering

De klimaatuitdagingen vergen dat zowel teelten als de veestapel hun emissies tegen 2027 aanzienlijk verminderen. De bijlage is gericht op een gekwantificeerde indicator.

Wijzigingsvoorstel 62

Nieuwe bijlage 0: doelstellingen die de nationale strategische plannen gemeen hebben

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

 

Milieu, voeding: verdubbeling ten opzichte van 2017 van de biologisch bebouwde grond in de lidstaat, of ten minste 30 % van het bruikbare landbouwareaal in de lidstaat

Motivering

Om in te spelen op de uitdagingen op het gebied van milieu en volksgezondheid, alsook op de vraag van de consument, en om het aandeel van de invoer te verminderen, moet het biologisch bebouwde areaal aanzienlijk worden uitgebreid.

Wijzigingsvoorstel 63

Nieuwe bijlage 0: doelstellingen die de nationale strategische plannen gemeen hebben

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

 

Biodiversiteit, gezondheid: vermindering met minstens 30 % van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen in de lidstaat ten opzichte van 2017

Motivering

Om het hoofd te bieden aan de uitdagingen op het gebied van milieu en volksgezondheid is het noodzakelijk om tegen 2027 het gebruik van pesticiden aanzienlijk te verminderen.

Wijzigingsvoorstel 64

Nieuwe bijlage 0: doelstellingen die de nationale strategische plannen gemeen hebben

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

 

Water: 100 % van het oppervlakte- en grondwater voldoet, zonder uitzonderingen, aan de nitraatrichtlijn in de lidstaat

Motivering

Dit gaat om de volksgezondheid en de kosten van toegang tot drinkwater voor de consument. De nitraatrichtlijn dateert van 1991 en wordt nog niet overal nageleefd. Dit moet tegen 2027 wel het geval zijn.

Wijzigingsvoorstel 65

Nieuwe bijlage 0: doelstellingen die de nationale strategische plannen gemeen hebben

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

 

Dierenwelzijn, gezondheid: geleidelijke geplande beperking van het houden van dieren in kooien in de hele Europese Unie

Motivering

Om de uitdagingen op het gebied van dierenwelzijn, alsook van volksgezondheid (antibiotica) het hoofd te bieden moet tegen 2027 overgestapt worden op extensievere productiemethoden zonder gebruik van kooien, zoals er al bestaan.

Wijzigingsvoorstel 66

Bijlage 1 — Resultaatindicatoren R.1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Verbetering van prestaties door kennis en innovatie:

Aandeel landbouwers dat steun ontvangt voor advies, opleiding, kennisuitwisseling, of deelname aan operationele groepen ter verbetering van economische, milieu-, klimaat- en hulpbronnenefficiëntieprestaties.

Verbetering van prestaties door kennis en innovatie:

Aandeel landbouwers dat steun ontvangt voor advies, opleiding, kennisuitwisseling, of deelname aan operationele groepen ter verbetering van economische, milieu-, klimaatprestaties, alsook prestaties inzake efficiënt en duurzaam hulpbronnengebruik .

Motivering

Duurzaam gebruik van hulpbronnen is belangrijk is met het oog op betere economische en ecologische productiviteit op middellange en lange termijn.

Wijzigingsvoorstel 67

Bijlage 1 — Resultaatindicatoren R.3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Digitalisering van de landbouw: Aandeel landbouwers dat steun voor precisielandbouwtechnologie in het kader van het GLB ontvangt

Modernisering en digitalisering van de landbouw: Aandeel landbouwers dat steun voor precisielandbouwtechnologie en de milieu- of klimaattransitie in het kader van het GLB ontvangt

Motivering

Digitalisering en modernisering van landbouwbedrijven moet gebeuren in het kader van het milieu en het klimaat.

Wijzigingsvoorstel 68

Bijlage 1 — Specifieke doelstellingen van de EU

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Vergroten van de marktgerichtheid en van het concurrentievermogen, onder meer door beter te focussen op onderzoek, technologie en digitalisering;

Vergroten van de marktgerichtheid en van het concurrentievermogen op sociaal, milieu-, territoriaal en economisch gebied, onder meer door beter te focussen op onderzoek, technologie en digitalisering, alsook op de verspreiding van duurzame productiemethoden ;

Motivering

Het nagestreefde concurrentievermogen is niet alleen van economische aard.

Wijzigingsvoorstel 69

Bijlage 1 — Impactindicatoren I.6

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Verhogen van de productiviteit van landbouwbedrijven: Totale factorproductiviteit

Verhogen van de productiviteit van de landbouw, de Europese voedselzekerheid, de voedselveiligheid, de veerkracht van de bedrijven en de samenhang van de gebieden : Totale factorproductiviteit rekening houdend met de externe effecten

Wijzigingsvoorstel 70

Bijlage 1 — Impactindicatoren R.9

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Modernisering van landbouwbedrijven: Aandeel landbouwers dat investeringssteun ontvangt voor herstructurering en modernisering, waaronder ter verbetering van de hulpbronnenefficiëntie

Modernisering van landbouwbedrijven: Aandeel landbouwers dat investeringssteun ontvangt voor herstructurering en modernisering, waaronder ter verbetering van de efficiëntie en de duurzaamheid van het hulpbronnengebruik

Motivering

De modernisering van landbouwbedrijven moet gebeuren door de duurzaamheid van de productiesystemen te verbeteren.

Wijzigingsvoorstel 71

Bijlage 1 — Impactindicatoren R.13 bis

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

 

R.13   bis: Vermindering van de uitstoot van broeikasgassen door teelten: aandeel van landbouwbedrijven die hun gebruik van synthetische stikstofhoudende meststoffen met ten minste 50 % hebben verminderd.

Motivering

Het vrijkomen van N2O-gas uit stikstofhoudende meststoffen is een zeer belangrijke bron van emissies, goed voor bijna 50 % van de broeikasgassen in de landbouw. Bovendien verbruikt de productie van synthetische stikstofmeststoffen zeer veel energie.

Wijzigingsvoorstel 72

Bijlage 1 — Impactindicatoren R.14

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Koolstofopslag in bodems en biomassa: Aandeel landbouwgrond vallend onder verbintenissen om emissies te beperken, koolstofopslag te behouden en/of te verbeteren (blijvend grasland, landbouwgrond in veengebied, bos enz.)

Koolstofopslag in bodems en biomassa: Aandeel landbouwgrond vallend onder verbintenissen om emissies te beperken, koolstofopslag te behouden en/of te verbeteren (blijvend grasland, landbouwgrond in veengebied, bos enz.) , stijgingspercentage van met (zuivere of gemengde) leguminosen bebouwde grond

Motivering

De teelt van leguminosen, ook gemengd met grassen in graslanden, maakt een efficiënte koolstoffixatie in de bodem mogelijk.

Wijzigingsvoorstel 73

Bijlage 1 — Specifieke doelstellingen van de EU

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Bevorderen van duurzame ontwikkeling en efficiënt beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht

Bevorderen van duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht

Motivering

Spreekt voor zich.

Wijzigingsvoorstel 74

Bijlage 1 — Impactindicatoren I.16

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Beperken van nutriëntenlekkage: Nitraten in grondwater —

Beperken van nutriëntenlekkage: Nitraten in oppervlakte- en grondwater —

Percentage grondwaterstations met een N-gehalte van meer dan 50 mg/l volgens de nitraatrichtlijn

Percentage oppervlakte- en grondwaterstations met een N-gehalte van meer dan 50 mg/l volgens de nitraatrichtlijn

Percentage oppervlakte- en grondwater in overeenstemming met de nitraatrichtlijn

Motivering

Oppervlaktewater moet ook worden opgenomen in de indicatoren zodat de situatie en de ontwikkeling ervan echt in kaart kunnen worden gebracht. De nitraatrichtlijn moet dringend overal worden nageleefd.

Wijzigingsvoorstel 75

Bijlage 1 — Impactindicatoren I.16 bis

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

 

Vermindering van het gebruik van minerale en synthetische meststoffen: Verkoop van minerale en synthetische meststoffen

Motivering

Om de bodem nieuwe kracht te geven dankzij een toename van organisch materiaal, waarin overigens ook koolstof wordt opgeslagen, moet prioriteit worden gegeven aan landbouwpraktijken waarbij minder gebruik wordt gemaakt van minerale en synthetische meststoffen, die overigens zeer duur zijn in termen van energie en ook veel broeikasgassen uitstoten.

Wijzigingsvoorstel 76

Bijlage 1 — Resultaatindicatoren R.18

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Verbetering van bodems:

Percentage landbouwgrond vallend onder beheersverbintenissen gunstig voor bodem beheer

Verbetering van bodems: Percentage landbouwgrond vallend onder beheersverbintenissen gunstig voor bodem verbetering

Motivering

Vloeit voort uit de tekst en de doelstelling

Wijzigingsvoorstel 77

Bijlage 1 — Resultaatindicatoren R.21

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Duurzaam nutriëntenbeheer:

Aandeel landbouwgrond vallend onder verbintenissen in verband met verbeterd nutriëntenbeheer

Aandeel landbouwgrond vallend onder verbintenissen in verband met duurzaam nutriëntenbeheer

Motivering

Spreekt voor zich.

Wijzigingsvoorstel 78

Bijlage 1 — Resultaatindicatoren R.21 bis

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

 

R.21   bis: Vermindering van het gebruik van organische, minerale en synthetische meststoffen: Aandeel van landbouwgrond waarop specifieke maatregelen van toepassing zijn die leiden tot een vermindering van het gebruik van meststoffen

Motivering

Duurzaam nutriëntenbeheer moet gepaard gaan met een vermindering van het gebruik van minerale en synthetische meststoffen.

Wijzigingsvoorstel 79

Bijlage 1 — Resultaatindicatoren R.25

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

R.25 Ondersteuning van duurzaam bosbeheer:

Percentage bos vallend onder beheersverbintenissen ter ondersteuning van bosbescherming en -beheer

R.25 Ondersteuning van duurzaam bosbeheer: Percentage bos vallend onder beheersverbintenissen ter ondersteuning van duurzaam bosbescherming en -beheer

Motivering

Veel bossen worden steeds intensiever beheerd, met negatieve gevolgen voor het milieu en de biodiversiteit.

Wijzigingsvoorstel 80

Bijlage 1 — Resultaatindicatoren R.37

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Duurzaam pesticidengebruik:

Aandeel landbouwgrond vallend onder ondersteunde specifieke maatregelen die leiden tot een duurzaam gebruik van pesticiden ter vermindering van de risico’s en effecten van pesticiden

Duurzaam pesticidengebruik:

Aandeel landbouwgrond vallend onder specifieke maatregelen die leiden tot een duurzaam gebruik van pesticiden ter vermindering van de risico’s en effecten van pesticiden

Wijzigingsvoorstel 81

Bijlage 1 — Resultaatindicatoren R37 bis

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

 

R37 bis: Toename van het aantal biologische landbouwbedrijven: aantal bedrijven dat steun heeft ontvangen voor de omschakeling naar biologische landbouw

Motivering

Om in te spelen op de uitdagingen op het gebied van milieu en volksgezondheid, alsook op de vraag van de consument, en om het aandeel van de invoer te verminderen, moet het biologisch bebouwde areaal aanzienlijk worden uitgebreid.

Wijzigingsvoorstel 82

Bijlage 3 — Eisen en normen GLMC 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Instandhouding van blijvend grasland op basis van een verhouding blijvend grasland ten opzichte van het landbouwareaal

Instandhouding van blijvend grasland door elk bedrijf, met een maximaal omschakelingspercentage van 5 à 10 % per bedrijf, met uitzondering van „gevoelige” graslanden met veel biodiversiteit

Motivering

Om de doelstelling te bereiken, moet de regel worden toegepast op het niveau van het bedrijf, met de voorgestelde flexibiliteit, en niet op regionaal niveau, om aldus te voorkomen dat er op subregionaal niveau te veel grasland wordt omgelegd.

Wijzigingsvoorstel 83

Bijlage 3 — Belangrijkste doelstelling van de norm GLMC 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Duurzaam beheer van nutriënten

 

Wijzigingsvoorstel 84

Bijlage 3 — Eisen en normen GLMC 7

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Geen kale grond in de meest gevoelige periode(n)

Geen kale grond in gevoelige periode(n)

Motivering

Doel is om de bodem zo lang mogelijk het hele jaar door met planten te bedekken teneinde hem te beschermen.

Wijzigingsvoorstel 85

Bijlage 3 — Eisen en normen GLMC — nieuw

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

 

Inachtneming door de landbouwondernemer van de nationale sociale wetgeving m.b.t. werknemers in de landbouw

Motivering

Spreekt voor zich.

Wijzigingsvoorstel 86

Bijlage 12 — Doelstellingen O.13 en R.4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Bevorderen van duurzame ontwikkeling en efficiënt beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht

Bevorderen van duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht

Motivering

Afstemming op wijzigingsvoorstel 73.

COM(2018) 393 final

Wijzigingsvoorstel 87

Overweging 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Het nalevingsgestuurde uitvoeringsmodel van het GLB moet zodanig worden aangepast dat een grotere nadruk komt te liggen op resultaten en prestaties. In het kader daarvan moet de Unie de basisbeleidsdoelstellingen, interventietypen en basisvereisten van de Unie vaststellen terwijl de lidstaten meer verantwoordelijkheid moeten dragen voor en meer verantwoording moeten afleggen over de wijze waarop zij aan die doelstellingen voldoen. Bijgevolg moet worden gezorgd voor een grotere subsidiariteit zodat beter rekening kan worden gehouden met de lokale omstandigheden en behoeften. Daarom moeten de lidstaten in het nieuwe uitvoeringsmodel de verantwoordelijkheid krijgen om hun GLB-interventies toe te snijden op de basisvereisten van de Unie zodat ze maximaal kunnen bijdragen aan de GLB-doelstellingen, en om het nalevings- en controlekader voor begunstigden op te zetten en uit te werken.

Het nalevingsgestuurde uitvoeringsmodel van het GLB moet zodanig worden aangepast dat een grotere nadruk komt te liggen op resultaten en prestaties. In het kader daarvan moet de Unie de basisbeleidsdoelstellingen, interventietypen en basisvereisten van de Unie vaststellen terwijl de lidstaten meer verantwoordelijkheid moeten dragen voor en meer verantwoording moeten afleggen over de wijze waarop zij aan die doelstellingen voldoen. Bijgevolg moet worden gezorgd voor een grotere subsidiariteit zodat beter rekening kan worden gehouden met de lokale omstandigheden en behoeften. Daarom moeten de lidstaten en de regio’s in het nieuwe uitvoeringsmodel de verantwoordelijkheid krijgen om hun GLB-interventies toe te snijden op de basisvereisten van de Unie zodat ze maximaal kunnen bijdragen aan de GLB-doelstellingen, en om het nalevings- en controlekader voor begunstigden op te zetten en uit te werken.

Motivering

De rol van de Europese regio’s bij het beheer en de uitvoering van het GLB moet worden gehandhaafd en versterkt om de beleidskeuzes aan te passen aan de specifieke territoriale en sectorale kenmerken.

Wijzigingsvoorstel 88

Overweging 30

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Wat de meerjarige prestatiemonitoring betreft, moet de Commissie ook de bevoegdheid krijgen om betalingen te schorsen. Daarom moet de Commissie ingeval er sprake is van te trage of onvoldoende vooruitgang richting de streefcijfers als vermeld in het nationale strategisch GLB-plan, de bevoegdheid krijgen om de betrokken lidstaat door middel van een uitvoeringshandeling te verzoeken de nodige corrigerende acties uit te voeren op basis van een actieplan met duidelijke voortgangsindicatoren dat is opgesteld in overleg met de Commissie. Ingeval de lidstaat het actieplan niet indient of uitvoert of ingeval het actieplan duidelijk tekortschiet, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om de maandelijkse of tussentijdse betalingen door middel van een uitvoeringshandeling te schorsen.

Wat de meerjarige prestatiemonitoring betreft, moet de Commissie ook de bevoegdheid krijgen om betalingen te schorsen. Daarom moet de Commissie ingeval er sprake is van te trage of onvoldoende vooruitgang richting de gemeenschappelijke Europese doelstellingen en de streefcijfers als vermeld in het nationale strategisch GLB-plan, de bevoegdheid krijgen om de betrokken lidstaat door middel van een uitvoeringshandeling te verzoeken de nodige corrigerende acties uit te voeren op basis van een actieplan met duidelijke voortgangsindicatoren dat is opgesteld in overleg met de Commissie. Ingeval de lidstaat het actieplan niet indient of uitvoert of ingeval het actieplan duidelijk tekortschiet, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om de maandelijkse of tussentijdse betalingen door middel van een uitvoeringshandeling te schorsen.

Motivering

Om het risico op een neerwaartse bijstelling van de ecologische overgang en concurrentievervalsing te beperken, moeten gekwantificeerde streefcijfers die de strategische plannen gemeen hebben, als bijlage bij de verordening worden gevoegd.

Wijzigingsvoorstel 89

Overweging 55

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Conditionaliteit is een belangrijk onderdeel van het GLB, met name wat de milieu- en klimaatelementen van dit beleid betreft, maar ook in het kader van de volksgezondheid en diergerelateerde aangelegenheden. Dit impliceert dat controles moeten worden verricht en zo nodig sancties moeten worden toegepast om de doeltreffendheid van het conditionaliteitssysteem te waarborgen. Voor een gelijk speelveld tussen begunstigden in verschillende lidstaten is het noodzakelijk dat bepaalde algemene regels voor conditionaliteitscontroles en -sancties op Unieniveau worden ingevoerd.

Conditionaliteit is een belangrijk onderdeel van het GLB, met name wat de milieu- en klimaatelementen van dit beleid betreft, maar ook in het kader van de volksgezondheid, diergerelateerde aangelegenheden en de sociale rechten van werknemers in de landbouw . Dit impliceert dat controles moeten worden verricht en zo nodig sancties moeten worden toegepast om de doeltreffendheid van het conditionaliteitssysteem te waarborgen. Voor een gelijk speelveld tussen begunstigden in verschillende lidstaten is het noodzakelijk dat bepaalde algemene regels voor conditionaliteitscontroles en -sancties op Unieniveau worden ingevoerd.

Motivering

Het is van belang dat bedrijven die openbare steun uit het GLB ontvangen de sociale rechten van hun werknemers eerbiedigen.

Wijzigingsvoorstel 90

Artikel 15, lid 1

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Financiële discipline

Financiële discipline

1.   De Commissie stelt een aanpassingspercentage voor de in artikel 5, lid 2, onder c), van deze verordening bedoelde interventies in de vorm van rechtstreekse betalingen en voor de in artikel 5, lid 2, onder f), van deze verordening bedoelde financiële bijdrage van de Unie aan de specifieke maatregelen die wordt verleend in het kader van hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 228/2013 en hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 229/2013 („het aanpassingspercentage) vast wanneer de ramingen voor de financiering van de interventies en maatregelen die in het kader van dit submaximum voor een bepaald begrotingsjaar worden gefinancierd, erop wijzen dat de toepasselijke jaarlijkse maxima zullen worden overschreden.

1.   De Commissie stelt een aanpassingspercentage voor de in artikel 5, lid 2, onder c), van deze verordening bedoelde interventies in de vorm van rechtstreekse betalingen en voor de in artikel 5, lid 2, onder f), van deze verordening bedoelde financiële bijdrage van de Unie aan de specifieke maatregelen („het aanpassingspercentage) vast wanneer de ramingen voor de financiering van de interventies en maatregelen die in het kader van dit submaximum voor een bepaald begrotingsjaar worden gefinancierd, erop wijzen dat de toepasselijke jaarlijkse maxima zullen worden overschreden.

Uiterlijk op 30 juni van het kalenderjaar waarop het aanpassingspercentage van toepassing is, stelt de Commissie het aanpassingspercentage middels uitvoeringshandelingen vast. Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 101, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Uiterlijk op 30 juni van het kalenderjaar waarop het aanpassingspercentage van toepassing is, stelt de Commissie het aanpassingspercentage middels uitvoeringshandelingen vast. Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 101, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Motivering

De rechtstreekse betalingen in het kader van Posei mogen niet onder deze bepalingen vallen, aangezien daarvoor al in Verordening 228/2013 zelf een maximum werd vastgesteld, zodat vanuit het oogpunt van de programmering en uitvoering wordt voorkomen dat zij de uitgaven mee de hoogte in zouden jagen.

Wijzigingsvoorstel 91

Artikel 32

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Automatische schrapping van vastleggingen voor strategische GLB-plannen

Automatische schrapping van vestleggingen voor strategische GLB-plannen

1.   De Commissie schrapt automatisch het gedeelte van een begrotingsvastlegging voor plattelandsontwikkelingsinterventies van een strategisch GLB-plan, indien het uiterlijk op 31 december van het tweede jaar na het jaar van de vastlegging niet is gebruikt voor de voorfinanciering of voor tussentijdse betalingen of indien daarvoor uiterlijk op die datum geen uitgavendeclaratie bij haar is ingediend die voldoet aan de eisen van artikel 30, lid 3.

1.   De Commissie schrapt automatisch het gedeelte van een begrotingsvastlegging voor plattelandsontwikkelingsinterventies van een strategisch GLB-plan, indien het uiterlijk op 31 december van het derde jaar na het jaar van de vastlegging niet is gebruikt voor de voorfinanciering of voor tussentijdse betalingen of indien daarvoor uiterlijk op die datum geen uitgavendeclaratie bij haar is ingediend die voldoet aan de eisen van artikel 30, lid 3.

2.   Het gedeelte van de begrotingsvastleggingen dat nog openstaat op de einddatum voor de subsidiabiliteit van de uitgaven als bedoeld in artikel 80, lid 3, van Verordening (EU) …/… [verordening inzake de strategische GLB-plannen], en waarvoor binnen zes maanden na die datum geen uitgavendeclaratie is ingediend, wordt automatisch geschrapt.

2.   Het gedeelte van de begrotingsvastleggingen dat nog openstaat op de einddatum voor de subsidiabiliteit van de uitgaven als bedoeld in artikel 80, lid 3, van Verordening (EU) …/… [verordening inzake de strategische GLB-plannen], en waarvoor binnen zes maanden na die datum geen uitgavendeclaratie is ingediend, wordt automatisch geschrapt.

3.   In het geval van een gerechtelijke procedure of administratief beroep met schorsende werking wordt de in lid 1 of lid 2 bedoelde termijn waarna vastleggingen automatisch worden geschrapt, gedurende die procedure of dat administratief beroep onderbroken voor het bedrag van de betrokken verrichtingen, mits de Commissie uiterlijk op 31 januari van jaar N +  3 een onderbouwde kennisgeving van de lidstaat ontvangt.

3.   In het geval van een gerechtelijke procedure of administratief beroep met schorsende werking wordt de in lid 1 of lid 2 bedoelde termijn waarna vastleggingen automatisch worden geschrapt, gedurende die procedure of dat administratief beroep onderbroken voor het bedrag van de betrokken verrichtingen, mits de Commissie uiterlijk op 31 januari van jaar N +  4 een onderbouwde kennisgeving van de lidstaat ontvangt.

4.   Bij de berekening van de automatisch te schrappen vastleggingen worden niet meegeteld:

4.   Bij de berekening van de automatisch te schrappen vastleggingen worden niet meegeteld:

a)

het gedeelte van de begrotingsvastleggingen waarvoor uiterlijk op 31 december van jaar N +  2 al wel een uitgavendeclaratie is ingediend, maar waarvan de Commissie de vergoeding heeft verlaagd of geschorst;

a)

het gedeelte van de begrotingsvastleggingen waarvoor uiterlijk op 31 december van jaar N +  3 al wel een uitgavendeclaratie is ingediend, maar waarvan de Commissie de vergoeding heeft verlaagd of geschorst;

Motivering

De complexiteit van het programma en van de betrokken institutionele niveaus vereist de herinvoering van de N + 3.

COM(2018) 394 final

Wijzigingsvoorstel 92

Nieuwe overweging na overweging 38

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

 

Gezien de steeds zwakkere positie van de producenten in de voedselketen is er behoefte aan een kader dat het GLB verzoent met het mededingingsbeleid, in overeenstemming met artikel 42 van het Verdrag betreffende de voorrang van de doelstellingen van het GLB.

Motivering

Het is zaak artikel 42 van het Verdrag in acht te nemen.

Wijzigingsvoorstel 93

Nieuwe overweging na overweging 38

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

 

Gezien de toegenomen volatiliteit van de landbouwprijzen en rekening houdend met de evaluatie van de instrumenten die in het kader van eerdere GLB-hervormingen ten uitvoer zijn gelegd, is het noodzakelijk de maatregelen ter voorkoming van marktverstoringen te herzien.

Motivering

Sectorale crises maken landbouwbedrijven en productieregio’s te kwetsbaar. Zij zorgen ervoor dat het aantal landbouwbedrijven afneemt en dat jongeren gedemotiveerd raken om een landbouwbedrijf op te starten. Dit moet worden verholpen.

Wijzigingsvoorstel 94

Nieuwe overweging na overweging 38

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

 

Gezien de toenemende schommelingen op de landbouwmarkten en de onevenwichtigheden tussen producenten, verwerkers en distributeurs bij de verdeling van de toegevoegde waarde, is het zaak de marktontwikkelingen beter in kaart te brengen en te voorspellen. Aansluitend bij wat voor verschillende sectoren is gecreëerd, worden voor elke sector Europese waarnemingsposten opgericht. Productie-, import- en exportvolumes, prijzen, marges en productiekosten worden er geanalyseerd. In geval van marktverstoring waarschuwen deze waarnemingsposten de Europese Commissie, die maatregelen voor productieregulering neemt om de markt weer in evenwicht te brengen, met inachtneming van de verplichtingen die voortvloeien uit internationale overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Motivering

Het is zaak over de nodige informatie te beschikken om snel en doeltreffend te kunnen reageren op marktverstoringen en om de begrotingsuitgaven te verminderen die immers zeer zwaar doorwegen wanneer de EU pas achteraf optreedt, zoals het geval van de zuivelsector sinds 2008 heeft aangetoond.

Wijzigingsvoorstel 95

Artikel 1, lid 4

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Verordening (EU) nr. 1308/2013 wordt als volgt gewijzigd:

[…]

Verordening (EU) nr. 1308/2013 wordt als volgt gewijzigd:

[…]

(4)

Deel II, titel I, hoofdstuk II, wordt als volgt gewijzigd:

(4)

Deel II, titel I, hoofdstuk II, wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

de titel wordt vervangen door:

„HOOFDSTUK II

Steun voor de verstrekking van groenten en fruit en van melk en zuivelproducten in onderwijsinstellingen”;

b)

het kopje „Afdeling 1” en de titel daarvan worden geschrapt;

c)

artikel 23 bis wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

de titel wordt vervangen door:

„HOOFDSTUK II

Steun voor de verstrekking van groenten en fruit en van melk en zuivelproducten in onderwijsinstellingen”;

b)

het kopje „Afdeling 1” en de titel daarvan worden geschrapt;

c)

artikel 23 bis wordt als volgt gewijzigd:

 

 

i)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Onverminderd lid 4 bedraagt de steun die uit hoofde van de schoolregeling wordt toegewezen voor de verstrekking van producten, de begeleidende educatieve maatregelen en de daarmee gepaard gaande kosten, zoals bedoeld in artikel 23, lid 1, niet meer dan 220 804 135  EUR per schooljaar.

Binnen dat algemene maximum, bedraagt de steun maximaal:

a)

voor schoolgroenten en -fruit: 130 608 466  EUR per schooljaar;

b)

voor schoolmelk: 90 195 669  EUR per schooljaar.”;

 

 

i)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Onverminderd lid 4 bedraagt de steun die uit hoofde van de schoolregeling wordt toegewezen voor de verstrekking van producten, de begeleidende educatieve maatregelen en de daarmee gepaard gaande kosten, zoals bedoeld in artikel 23, lid 1, niet meer dan 220 804 135  EUR per schooljaar.

Binnen dat algemene maximum, bedraagt de steun maximaal:

a)

voor schoolgroenten en -fruit: 130 608 466  EUR per schooljaar;

b)

voor schoolmelk: 90 195 669  EUR per schooljaar.”;

 

 

ii)

in lid 2, derde alinea, wordt de laatste zin geschrapt;

 

 

ii)

in lid 2, derde alinea, wordt de laatste zin geschrapt;

 

 

iii)

lid 4 wordt vervangen door:

„4.   Een lidstaat mag één keer per schooljaar maximaal 20 % van een of meer van zijn indicatieve toewijzingen overdragen, mits het in lid 1 vastgestelde algemene maximum van 220 804 135  EUR niet wordt overschreden.”;

 

 

iii)

lid 4 wordt vervangen door:

 

„4.   Een lidstaat mag één keer per schooljaar maximaal 20 % van een of meer van zijn indicatieve toewijzingen overdragen, mits het in lid 1 vastgestelde algemene maximum van 220 804 135  EUR niet wordt overschreden. Dat percentage kan worden opgetrokken tot 25 % in de lidstaten met ultraperifere regio’s conform artikel 349 VWEU en in andere naar behoren gemotiveerde gevallen.”;

[…]

[…]

Motivering

Hier wordt teruggegrepen op overweging 8 van Verordening 2016/791: minder ontwikkelde regio’s, de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee en de ultraperifere gebieden moeten meer steun ontvangen, gezien hun beperkte landbouwdiversificatie en het feit dat het vaak onmogelijk is bepaalde producten in de betrokken regio te vinden.

Wijzigingsvoorstel 96

Artikel 119

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Verplichte aanduidingen

Verplichte aanduidingen

1.   Bij de etikettering en presentatie van de in bijlage VII, deel II, punten 1 tot en met 11, 13, 15, 16, 18 en 16, vermelde producten die in de Unie in de handel worden gebracht of bestemd zijn voor uitvoer, worden de volgende aanduidingen vermeld:

1.   Bij de etikettering en presentatie van de in bijlage VII, deel II, punten 1 tot en met 11, 13, 15, 16, 18 en 16, vermelde producten die in de Unie in de handel worden gebracht of bestemd zijn voor uitvoer, worden de volgende aanduidingen vermeld:

a)

één van de in bijlage VII, deel II, opgenomen categorieën van wijnbouwproducten;

a)

één van de in bijlage VII, deel II, opgenomen categorieën van wijnbouwproducten;

b)

voor wijn met een beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding:

i.

de vermelding „beschermde oorsprongsbenaming” of „beschermde geografische aanduiding”, en

ii.

de naam van de beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding;

b)

voor wijn met een beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding:

i.

de vermelding „beschermde oorsprongsbenaming” of „beschermde geografische aanduiding”, en

ii.

de naam van de beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding;

c)

het effectieve alcoholvolumegehalte;

c)

de energetische waarde voor 100 ml;

d)

de herkomst;

d)

de via QR-code toegankelijke lijst van ingrediënten, met inbegrip van de intermediaire ingrediënten van wijnbereiding;

e)

de bottelaar of, indien het mousserende wijn, mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd, mousserende kwaliteitswijn of aromatische mousserende kwaliteitswijn betreft, de naam van de producent of de verkoper;

e)

het effectieve alcoholvolumegehalte;

f)

de importeur, indien het ingevoerde wijn betreft; en

f)

de herkomst;

g)

indien het mousserende wijn, mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd, mousserende kwaliteitswijn of aromatische mousserende kwaliteitswijn betreft, het suikergehalte.

g)

de bottelaar of, indien het mousserende wijn, mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd, mousserende kwaliteitswijn of aromatische mousserende kwaliteitswijn betreft, de naam van de producent of de verkoper;

 

h)

de importeur, indien het ingevoerde wijn betreft; en

 

i)

indien het mousserende wijn, mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd, mousserende kwaliteitswijn of aromatische mousserende kwaliteitswijn betreft, het suikergehalte.

Motivering

De consument heeft, net als bij andere levensmiddelen, recht op een zo volledig mogelijke etikettering, met name wat voedingsaspecten en wijnbereidingsmethoden betreft.

Wijzigingsvoorstel 97

Artikel 152, lid 1 bis

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Producentenorganisaties

Producentenorganisaties

In afwijking van artikel 101, lid 1, VWEU , kan e en op grond van lid 1 van dit artikel erkende producentenorganisatie namens haar leden met betrekking tot de totale productie van die leden of een gedeelte daarvan, de productie plannen, de productiekosten optimaliseren, producten op de markt brengen en over contracten voor de levering van landbouwproducten onderhandelen.

De in de eerste alinea bedoelde activiteiten kunnen worden verricht:

Een op grond van lid 1 van dit artikel erkende producentenorganisatie kan namens haar leden met betrekking tot de totale productie van die leden of een gedeelte daarvan, de productie plannen, de productiekosten optimaliseren, producten op de markt brengen en over contracten voor de levering van landbouwproducten onderhandelen.

De in de eerste alinea bedoelde activiteiten kunnen worden verricht:

a)

op voorwaarde dat een of meer van de activiteiten als bedoeld in lid 1, onder b), i) tot en met vii), werkelijk worden verricht, waardoor wordt bijgedragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 39 VWEU;

a)

op voorwaarde dat een of meer van de activiteiten als bedoeld in lid 1, onder b), i) tot en met vii), werkelijk worden verricht, waardoor wordt bijgedragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 39 VWEU;

b)

op voorwaarde dat de producentenorganisatie het aanbod concentreert en de producten van zijn leden op de markt brengt, ongeacht of de eigendom van de landbouwproducten door de producenten wordt overgedragen aan de producentenorganisatie;

b)

op voorwaarde dat de producentenorganisatie het aanbod concentreert en de producten van zijn leden op de markt brengt, ongeacht of de eigendom van de landbouwproducten door de producenten wordt overgedragen aan de producentenorganisatie;

Motivering

De taken en doelstellingen van de organisaties die in het GLB zijn vastgesteld, vallen buiten de werkingssfeer van artikel 101 VWEU (Hof van Justitie van de Europese Unie, zaak „andijvie”). Het is dus niet nodig om de beginzin toe te voegen.

Wijzigingsvoorstel 98

Artikel 209, lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Uitzonderingen met betrekking tot de doelstellingen van het GLB en met betrekking tot landbouwers en verenigingen van landbouwers

Uitzonderingen met betrekking tot de doelstellingen van het GLB en met betrekking tot landbouwers en verenigingen van landbouwers

Artikel 101, lid 1, VWEU is niet van toepassing op de in artikel 206, lid 1, van deze verordening bedoelde overeenkomsten, besluiten en feitelijke gedragingen die vereist zijn voor de verwezenlijking van de in artikel 39 VWEU omschreven doelstellingen.

Artikel 101, lid 1, VWEU is niet van toepassing op de in artikel 206, lid 1, van deze verordening bedoelde overeenkomsten, besluiten en feitelijke gedragingen die vereist zijn voor de verwezenlijking van de in artikel 39 VWEU omschreven doelstellingen.

Artikel 101, lid 1, VWEU is niet van toepassing op de overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van landbouwers, verenigingen van landbouwers of unies van deze verenigingen, krachtens artikel 152 of artikel 161 van deze verordening erkende producentenorganisaties of krachtens artikel 156 van deze verordening erkende unies van producentenorganisaties, voor zover deze betrekking hebben op de productie of de verkoop van landbouwproducten of het gebruik van gemeenschappelijke installaties voor het opslaan, behandelen of verwerken van landbouwproducten, tenzij de doelstellingen van artikel 39 VWEU in gevaar worden gebracht.

Artikel 101, lid 1, VWEU is niet van toepassing op de overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van landbouwers, verenigingen van landbouwers of unies van deze verenigingen, krachtens artikel 152 of artikel 161 van deze verordening erkende producentenorganisaties of krachtens artikel 156 van deze verordening erkende unies van producentenorganisaties, voor zover deze betrekking hebben op de productie of de verkoop van landbouwproducten of het gebruik van gemeenschappelijke installaties voor het opslaan, behandelen of verwerken van landbouwproducten, tenzij de doelstellingen van artikel 39 VWEU in gevaar worden gebracht.

Dit lid is niet van toepassing op overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de verplichting inhouden identieke prijzen toe te passen of waardoor mededinging wordt uitgesloten.

 

Motivering

Gelet op de doelstelling om de toegevoegde waarde beter te verdelen over de hele voedselketen en om de macht van de producenten en hun verenigingen in dit opzicht te versterken, is het van belang dat dit lid kan worden toegepast op prijsonderhandelingen.

Wijzigingsvoorstel 99

Artikel 219, lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Teneinde efficiënt en doeltreffend te kunnen reageren op dreigende marktverstoringen als gevolg van aanzienlijke prijsstijgingen of -dalingen op interne of externe markten of andere gebeurtenissen en omstandigheden die de markt ernstig verstoren of dreigen te verstoren, voor zover deze situatie of de weerslag daarvan op de markt zou kunnen voortduren of verslechteren, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 227 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de maatregelen die nodig zijn om die situatie op de markt te verhelpen, zulks met inachtneming van de verplichtingen die voortvloeien uit overeenkomstig het VWEU gesloten internationale overeenkomsten en mits andere in deze verordening bedoelde maatregelen niet blijken te volstaan.

Teneinde efficiënt en doeltreffend te kunnen reageren op dreigende marktverstoringen als gevolg van aanzienlijke prijsstijgingen of -dalingen op interne of externe markten of andere gebeurtenissen en omstandigheden die de markt ernstig verstoren of dreigen te verstoren, voor zover deze situatie of de weerslag daarvan op de markt zou kunnen voortduren of verslechteren, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 227 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de maatregelen die nodig zijn om die situatie op de markt te verhelpen, zulks met inachtneming van de verplichtingen die voortvloeien uit overeenkomstig het VWEU gesloten internationale overeenkomsten en mits andere in deze verordening bedoelde maatregelen niet blijken te volstaan.

Indien dwingende redenen van urgentie dat in het geval van de in de eerste alinea van dit lid bedoelde dreigende marktverstoringen vereisen, is de in artikel 228 bedoelde procedure van toepassing op de op grond van de eerste alinea van dit lid vast te stellen gedelegeerde handelingen.

Indien dwingende redenen van urgentie dat in het geval van de in de eerste alinea van dit lid bedoelde dreigende marktverstoringen vereisen, is de in artikel 228 bedoelde procedure van toepassing op de op grond van de eerste alinea van dit lid vast te stellen gedelegeerde handelingen.

Die dwingende redenen van urgentie kunnen inhouden dat onmiddellijk moet worden opgetreden om marktverstoring te verhelpen of te voorkomen, indien de dreigende marktverstoring zich zo snel of onverwacht voordoet dat onmiddellijk optreden nodig is om de situatie efficiënt en doeltreffend te kunnen verhelpen, of indien optreden zou voorkomen dat de dreigende marktverstoring werkelijkheid wordt, aanhoudt of een ernstig of langdurig karakter krijgt, of indien niet-onmiddellijk optreden de verstoring zou veroorzaken of verergeren, of ertoe zou leiden dat later ingrijpender maatregelen nodig zouden zijn om de dreiging of de verstoring te verhelpen, dan wel schadelijk zou zijn voor de productie of de marktomstandigheden.

Die dwingende redenen van urgentie kunnen inhouden dat onmiddellijk moet worden opgetreden om marktverstoring te verhelpen of te voorkomen, indien de dreigende marktverstoring zich zo snel of onverwacht voordoet dat onmiddellijk optreden nodig is om de situatie efficiënt en doeltreffend te kunnen verhelpen, of indien optreden zou voorkomen dat de dreigende marktverstoring werkelijkheid wordt, aanhoudt of een ernstig of langdurig karakter krijgt, of indien niet-onmiddellijk optreden de verstoring zou veroorzaken of verergeren, of ertoe zou leiden dat later ingrijpender maatregelen nodig zouden zijn om de dreiging of de verstoring te verhelpen, dan wel schadelijk zou zijn voor de productie of de marktomstandigheden.

Dergelijke maatregelen kunnen, voor zover en zolang dat nodig is om de marktverstoring of de dreiging daarvan te verhelpen, het toepassingsgebied, de looptijd of andere aspecten van in deze verordening bedoelde maatregelen uitbreiden of wijzigen, of voorzien in uitvoerrestituties, of de invoerrechten geheel of gedeeltelijk opschorten, inclusief voor bepaalde hoeveelheden of perioden wanneer dat nodig is.

Dergelijke maatregelen kunnen, voor zover en zolang dat nodig is om de marktverstoring of de dreiging daarvan te verhelpen, het toepassingsgebied, de looptijd of andere aspecten van in deze verordening bedoelde maatregelen uitbreiden of wijzigen, of de invoerrechten geheel of gedeeltelijk opschorten, inclusief voor bepaalde hoeveelheden of perioden wanneer dat nodig is.

Motivering

Exportsubsidies zijn niet aanvaardbaar voor derde landen en kosten de belastingbetaler meer dan crisispreventie.

Wijzigingsvoorstel 100

Nieuw punt na artikel 219, lid 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

 

Wanneer de marktprijs onder een bepaalde, flexibele, op basis van de gemiddelde productiekosten geïndexeerde en door de Europese waarnemingspost voor de betrokken sector vastgestelde drempelwaarde daalt, voorziet de Europese Commissie, afhankelijk van de marktsituatie en de betrokken sector, in steunverlening aan de betrokken producenten, die gedurende een vastgestelde periode vrijwillig hun leveringen verminderen in vergelijking met dezelfde periode van het voorgaande jaar.

i)

De steun wordt toegekend op basis van een aanvraag die de producenten indienen in de lidstaat waar zij zijn gevestigd, volgens de door de betrokken lidstaat vastgestelde methode.

ii)

Om ervoor te zorgen dat dit systeem doeltreffend en correct wordt toegepast, bepaalt de Commissie aan de hand van de door de Europese waarnemingspost voor de betrokken sector verstrekte gegevens:

het totale maximumvolume of de totale maximumhoeveelheid van de te beperken leveringen op het niveau van de Unie in het kader van de verminderingsregeling,

de duur van de verminderingsperiode en, indien nodig, de verlenging ervan,

het bedrag van de steun naargelang van de omvang of de hoeveelheid van de vermindering en de financieringswijze ervan,

de subsidiabiliteitscriteria voor aanvragers en aanvragen,

de specifieke voorwaarden voor de toepassing van de regeling.

Motivering

De EU heeft instrumenten nodig om in geval van marktverstoring de productievolumes te reguleren; deze moeten snel doeltreffend en goedkoop zijn voor de EU-begroting en producenten in staat stellen om niet langer met verlies te verkopen, van hun beroep te leven en het aldus ook aantrekkelijk te maken voor jonge mensen.

Wijzigingsvoorstel 101

Artikel 226

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

 

Prestatiekader

1.     De Commissie legt een prestatiekader vast dat toelaat de prestaties van het crisisbeheersplan tijdens de tenuitvoerlegging te volgen, te evalueren en er verslag over uit te brengen.

2.     Het prestatiekader omvat de volgende elementen:

a)

alle gemeenschappelijke indicatoren met betrekking tot de context, de uitvoering, de resultaten en de impact ervan, die het uitgangspunt vormen voor de follow-up, de evaluatie en het jaarlijkse prestatieverslag;

b)

streefcijfers en jaarlijkse mijlpalen die zijn vastgesteld voor de betrokken specifieke doelstelling met gebruik van resultaatindicatoren;

c)

gegevensverzameling, -opslag, en -transmissie;

d)

jaarlijkse verslagen over de prestaties van het crisisbeheersplan voor iedere in de loop van het jaar betrokken sector;

e)

maatregelen met betrekking tot een doeltreffende aanwending van het gehele ELGF.

3.     Het prestatiekader beoogt:

a)

de impact, doeltreffendheid, efficiëntie, relevantie, samenhang en EU-meerwaarde van het GLB te beoordelen;

b)

verslag uit te brengen bij het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van de bevoegdheden van de Commissie op het gebeid van crisispreventie en beheer;

c)

de huidige benadering inzake de benutting van begrotingsmiddelen van het ELGF te verlaten;

d)

een benadering van anticyclische sturing van landbouwmarkten en opbrengsten tot stand brengen waarbij de Commissie het gebruik van overheidsfondsen optimaliseert in functie van economische cycli, klimaatgebeurtenissen en geopolitieke spanningen.

Motivering

De Commissie dient haar strategie met betrekking tot de crises te bepalen om verslag uit te brengen bij het Parlement en de Raad. De verduidelijking van haar strategie is een essentiële voorwaarde voor de lidstaten om op hun beurt hun prioriteiten te bepalen.

Wijzigingsvoorstel 102

Artikel 226

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

 

Crisisbeheersplan

1.     De Commissie stelt een crisisbeheersplan op om de Uniesteun die wordt gefinancierd uit het ELGF ten uitvoer te leggen ter verwezenlijking van de doelstellingen van het GLB die zijn vastgesteld in artikel 39 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name de doelstelling met betrekking tot het stabiliseren van de markten.

2.     Op basis van het verslag dat de verschillende soorten crises definieert overeenkomstig artikel 225, onder c), en met name de evaluatie van de eerste pijler van het GLB, stelt de Commissie voor ieder soort crisis een interventiestrategie vast. Er wordt een SWOT-analyse uitgevoerd voor ieder marktbeheersinstrument dat in de onderhavige verordening wordt vastgesteld, om mogelijke synergieën tussen de instrumenten te identificeren.

3.     De Commissie is gemachtigd om overeenkomstig artikel 227 gedelegeerde handelingen aan te nemen om de kwantitatieve streefcijfers en mijlpalen vast te stellen opdat de instrumenten van de onderhavige verordening kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen die zijn vermeld in artikel 39 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De Commissie dient uiterlijk op 1 januari 2020 een voorstel voor een crisisbeheersplan in bij het Europees Parlement en de Raad. Op basis daarvan leggen de lidstaten hun strategische plannen in verband met het GLB over aan de Commissie.

4.     Het crisisbeheersplan omvat de periode van 1 januari 2021 tot 31 december 2027, met een clausule voor een tussentijdse evaluatie op 30 juni 2024. Dan wordt de algehele samenhang ervan met de strategische plannen van de lidstaten geoptimaliseerd met het oog op grotere doeltreffendheid bij de aanwending van overheidsmiddelen en een grotere toegevoegde waarde voor de Unie.

Motivering

De Commissie dient haar strategie met betrekking tot de crises te bepalen om verslag uit te brengen bij het Parlement en de Raad. De verduidelijking van haar strategie is een essentiële voorwaarde voor de lidstaten om op hun beurt hun prioriteiten te bepalen.

Wijzigingsvoorstel 103

Artikel 4

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Wijziging van Verordening (EU) nr. 228/2013

Wijziging van Verordening (EU) nr. 228/2013

In artikel 30 worden de leden 2 en 3 vervangen door:

In artikel 30 worden de leden 2 en 3 vervangen door:

„2.   Voor elk begrotingsjaar financiert de Unie de maatregelen waarin de hoofdstukken III en IV voorzien, tot het volgende jaarlijkse maximum:

„2.   Voor elk begrotingsjaar financiert de Unie de maatregelen waarin de hoofdstukken III en IV voorzien, tot het volgende jaarlijkse maximum:

voor de Franse overzeese departementen: 267 580 000  EUR ;

voor de Azoren en Madeira: 102 080 000  EUR ;

voor de Canarische Eilanden: 257 970 000  EUR .

voor de Franse overzeese departementen: 278 410 000  EUR ;

voor de Azoren en Madeira: 106 210 000  EUR ;

voor de Canarische Eilanden: 268 420 000  EUR .

3.   De bedragen voor elk begrotingsjaar om de in hoofdstuk III vastgestelde maatregelen te financieren, mogen niet groter zijn dan:

3.   De bedragen voor elk begrotingsjaar om de in hoofdstuk III vastgestelde maatregelen te financieren, mogen niet groter zijn dan:

voor de Franse overzeese departementen: 25 900 000  EUR ;

voor de Azoren en Madeira: 20 400 000  EUR ;

voor de Canarische Eilanden: 69 900 000  EUR .

voor de Franse overzeese departementen: 26 900 000  EUR ;

voor de Azoren en Madeira: 21 200 000  EUR ;

voor de Canarische Eilanden: 72 700 000  EUR .

[…]

[…]

Motivering

Het is onaanvaardbaar dat de middelen voor Posei met 3,9 % zouden worden gekort, gezien de positieve beoordelingen van dit programma en het feit dat de Commissie zich ertoe heeft verbonden om het financieringsniveau te behouden. Er moet op zijn minst worden vastgehouden aan de toewijzing van de huidige programmaperiode voor de ultraperifere regio’s.

II.   BELEIDSAANBEVELINGEN

HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S

1.

dringt er bij de EU op aan het GLB te ontwikkelen tot een concurrerend, modern, rechtvaardig, duurzaam en solidair landbouwbeleid dat de boeren, de regio’s, de consumenten en de burgers ten goede komt;

2.

benadrukt dat het GLB adequaat moet worden gefinancierd en is daarom tegen een verlaging van de EU-financiering voor het GLB na 2020; is van mening dat het mogelijk is om, als de GLB-begroting wordt verlaagd, er beter gebruik van te maken door de rechtstreekse betalingen eerlijker te verdelen;

3.

verwerpt de voorgestelde bezuiniging van 28 % op de begroting voor plattelandsontwikkeling, die in strijd is met de doelstelling van territoriale samenhang van de EU;

4.

dringt aan op de herinvoering van het Elfpo in het gemeenschappelijk strategisch kader;

5.

wijst nogmaals op de noodzaak van een sterkere synergie tussen het EFRO, het ESF en het Elfpo om innovatie te bevorderen en de totstandkoming van innovatieve productieketens in de landbouw te stimuleren;

6.

pleit voor de goedkeuring van een peri-urbane en plattelandsagenda en een verhoging van de totale middelen voor plattelandsontwikkeling, zodat alle Europese beleidsmaatregelen bijdragen aan de doelstellingen inzake economische, sociale en territoriale cohesie; benadrukt de rol van het GLB als een beleid dat bijdraagt tot het behoud van de bevolking in plattelandsgebieden;

7.

is van mening dat een te grote overdracht van bevoegdheden aan de lidstaten via de nationale strategische plannen kan leiden tot een hernationalisering van het GLB en tot concurrentieverstoring. Er is voldoende flexibiliteit nodig om zorg te dragen voor een gebiedsgerichte aanpak, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke behoeften en kenmerken van landbouwgebieden;

8.

zou graag zien dat in de verordening gemeenschappelijke, meetbare en gekwantificeerde Europese doelstellingen voor de nationale strategische plannen worden opgenomen;

9.

dringt erop aan dat de regio’s een doorslaggevende rol spelen in het beheer van de strategische plannen, met name voor de tweede pijler;

10.

herinnert eraan dat marktregulering doeltreffender en goedkoper is dan maatregelen achteraf;

11.

dringt aan op de invoering van vrijwillige crisisbeheersinstrumenten op basis van het beheer van de productievolumes;

12.

zou graag zien dat er op Europees niveau sectorale operationele programma’s komen in plaats van op het niveau van de lidstaten, ter voorkoming van verstoringen tussen de lidstaten en tussen sectoren;

13.

verzoekt om veeleisende Europese criteria voor de definitie van actieve landbouwers door de lidstaten;

14.

pleit voor volledige convergentie van de rechtstreekse betalingen tussen de lidstaten, en wel zo spoedig mogelijk doch uiterlijk in 2027;

15.

stelt voor om in de landen en regio’s waar de interne convergentie nog niet ten uitvoer is gelegd, deze geleidelijk op te voeren ten gunste van achtergestelde regio’s, zodat deze tegen 2026 volledig is verwezenlijkt;

16.

onderschrijft het voorstel om een plafond voor rechtstreekse betalingen vast te stellen en stelt voor om met maximaal 50 % van de kosten van alleen de werknemers rekening te houden om de doeltreffendheid van het plafond te verzoenen met de inachtneming van de werkgelegenheid;

17.

steunt de invoering van een verplichte herverdelende betaling en stelt voor om de schaal ervan te verhogen, met een minimum van 30 % van de middelen van de eerste pijler;

18.

stelt voor de bonus voor jonge landbouwers verplicht te stellen voor de lidstaten waar het lastig is om jongeren te vinden die boer willen worden;

19.

stelt voor het maximum van 13 % (+2 % voor eiwithoudende gewassen) van het nationale totaalbedrag te handhaven voor betalingen gekoppeld aan het streven om stopzetting van landbouwactiviteit in plattelandsgebieden te voorkomen, de zelfvoorzieningsgraad van de EU op voedselgebied te versterken, en zich uitsluitend te richten op duurzame productie en productiemethoden, waarbij de productie van agrobrandstoffen en sommige andere niet-prioritaire producties wordt uitgesloten;

20.

stelt voor om de lidstaten te verplichten specifieke steun voor kleine landbouwers te verlenen, alsook de definitie van kleine landbouwers, het steunbedrag en de financiële middelen aan te passen;

21.

is ermee ingenomen dat de koppeling aan voorwaarden wordt uitgebreid tot de volledige basisbetaling en de uitbreiding ervan, met inbegrip van de jaarlijkse gewasrotatie;

22.

dringt erop aan dat de voorwaarden worden uitgebreid tot de eerbiediging van de rechten van werknemers in de landbouw en de naleving van de regelgeving inzake dierenwelzijn;

23.

stelt voor om de verplichting van minimaal 7 % niet-productieve zones van ecologisch belang per bedrijf te herstellen;

24.

onderschrijft het beginsel van de ecoregelingen en stelt voor dat er minimaal 30 % van de nationale betalingskredieten aan wordt besteed;

25.

stelt voor dat elk nationaal strategisch plan de minimumdrempel van 40 % van de totale financiële middelen van het GLB als bijdrage aan de milieu-/klimaatdoelstellingen haalt;

26.

wenst de huidige medefinancieringspercentages voor de tweede pijler te handhaven, met een verhoging van het percentage tot 80 % voor de volgende vier maatregelen: agromilieumaatregelen, biologische landbouw, Natura 2000 en samenwerkingsmaatregelen;

27.

verzet zich tegen de mogelijkheid om middelen van de tweede naar de eerste pijler over te hevelen, wat indruist tegen de belangen van de plattelandsgebieden, en keurt de tegenovergestelde overheveling goed;

28.

verzoekt de Commissie een volledig operationeel monitoringsysteem op te zetten voor de regelmatige verzameling van bijgewerkte meetgegevens over pesticidenresiduen in het milieu (met name in de bodem en het water), mogelijk gebaseerd op de succesvolle ervaringen met het bodemmonitoringsysteem LUCAS (Land Use/Cover Area frame statistical Survey);

29.

is van mening dat inkomensverzekering een duur instrument is dat nauwelijks is afgestemd op kleine en middelgrote bedrijven en niet in de plaats kan komen van een marktordening en steun voor de overgang naar meer veerkrachtige en autonome productiesystemen;

30.

stelt voor dat de toekenning van subsidies voor investeringen, die een groot deel van de begrotingen van de tweede pijler opgebruiken, afhankelijk wordt gesteld van een milieueffectbeoordeling en wordt geplafonneerd op 10 % van de middelen van de tweede pijler;

31.

stelt voor, ter ondersteuning van de instandhouding van de landbouw in probleemgebieden en gebieden met een natuurlijke handicap, dat de compenserende vergoeding voor natuurlijke handicaps (ICHN) verplicht is voor de lidstaten waar ze kan worden toegepast;

32.

gaat akkoord met het behoud van een onderdrempel van 5 % voor de Leader-programma’s, die voor de ontwikkeling van territoriale lokale initiatieven zorgen;

33.

stelt voor de lidstaten te verplichten om in hun plannen voor plattelandsontwikkeling maatregelen op te nemen die ten goede komen aan korte ketens, biologische en lokale collectieve catering, ketens met kwaliteitskeurmerk, berglandbouw, opleiding in biologische landbouw en in agro-ecologie en agrobosbouw;

34.

stelt voor om in het kader van Horizon 2020 en het volgende onderzoeksprogramma op het gebied van landbouw prioriteit te geven aan onderzoek naar agro-ecologische productiemethoden en agrobosbouw, door participatief onderzoek van landbouwers en onderzoekers te bevorderen;

35.

beveelt tevens aan sociale en economische innovatie te stimuleren dankzij de bevordering van „slimme dorpen”.

Brussel, 5 december 2018.

De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

Karl-Heinz LAMBERTZ


(1)  Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen (PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80).

(2)  Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) (PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1).

(1)  Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen (PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80).

(2)  Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) (PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1).


Top