EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018AE5700

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio’s en de Europese Investeringsbank — Een schone planeet voor iedereen — Een Europese strategische langetermijnvisie voor een bloeiende, moderne, concurrerende en klimaatneutrale economie (COM(2018) 773 final)

EESC 2018/05700

PB C 282 van 20.8.2019, p. 51–59 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

20.8.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 282/51


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio’s en de Europese

Investeringsbank — Een schone planeet voor iedereen — Een Europese strategische langetermijnvisie voor een bloeiende, moderne, concurrerende en klimaatneutrale economie

(COM(2018) 773 final)

(2019/C 282/09)

Rapporteur: Pierre Jean COULON (FR/II)

Corapporteur: Stefan BACK (SE/I)

Raadpleging

Europese Commissie, 17/06/2019

Rechtsgrondslag

Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdelingen

Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu

Vervoer, Energie, Infrastructuur en Informatiemaatschappij

Goedkeuring door de voltallige vergadering

20.6.2019

Zitting nr.

544

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

152/1/1

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) beaamt dat het risico van opwarming van de aarde met 2o C kort na 2060 — boven het in de Overeenkomst van Parijs vastgestelde maximum — ernstige negatieve gevolgen zal hebben voor de levensomstandigheden en de economie in Europa. Het EESC is daarom sterk voorstander van de doelstelling om van de EU tegen 2050 op een sociaal rechtvaardige en efficiënte wijze een klimaatneutrale economie te maken. Een dergelijke transitie is mogelijk en goed voor Europa.

1.2.

Daarom moet er onmiddellijk klimaatactie worden ondernomen. Het EESC staat achter de kernprioriteiten die in de mededeling van de Europese Commissie uiteengezet worden. Het EESC roept de lidstaten op om zich te scharen achter het streven om van de Europese Unie tegen 2050 een klimaatneutrale economie te maken. Het EESC roept het bedrijfsleven, de vakbonden, ngo’s en de nationale sociaal-economische raden op om deze doelstelling te steunen.

1.3.

Het EESC is ingenomen met de goede resultaten die worden verwacht van de uitvoering van diverse maatregelen waartoe reeds is besloten, met een geraamde daling van de uitstoot van broeikasgassen met 45 % tegen 2030, wat meer is dan de 40 % die de EU in de Overeenkomst van Parijs heeft toegezegd, en een vermindering van 60 % tegen 2050.

1.4.

Hoewel onvoldoende om in 2050 een klimaatneutrale samenleving te bereiken, meent het EESC dat de geschatte resultaten van de voor 2030 al genomen maatregelen aantonen dat bij nieuwe maatregelen rekening moet worden gehouden met de behoefte aan voorspelbaarheid om een goede planning mogelijk te maken en gestrande activa te vermijden. Daarom is het volgens het EESC belangrijk is om duidelijke en tijdige signalen te geven aan ondernemingen, met name aan het mkb.

1.5.

Om dezelfde redenen vindt het EESC dat er dringend een strategie voor de periode na 2030 moet worden opgesteld om tegen 2050 een overgang naar een klimaatneutrale samenleving tot stand te brengen.

1.6.

Het EESC benadrukt dat de overgang naar een klimaatneutrale samenleving tot stand moet komen aan de hand van een concurrerende, sociaal rechtvaardige en multilaterale aanpak en dat passende instrumenten moeten worden ingevoerd om het maatschappelijk middenveld, met inbegrip van alle burgers, bedrijven en organisaties, volledig bij de zaak te betrekken en te doen aanvaarden. Hierbij valt onder meer te denken aan de invoering en toepassing van koolstofbeprijzing, gezien het effect ervan op burgers en bedrijven.

1.7.

Het EESC onderstreept het belang van maatregelen die op lokaal en regionaal niveau worden genomen, alsook dat van volledige betrokkenheid van de lokale en regionale overheden.

1.8.

Het EESC onderstreept het belang van de circulaire economie, de bio-economie, digitalisering en de deeleconomie, die in belangrijke mate bijdragen tot een efficiënter gebruik van hulpbronnen en vermindering van de uitstoot.

1.9.

Het EESC wijst erop dat mobiliteit van cruciaal belang is voor de werking van de interne markt van de EU, zoals in de mededeling wordt erkend, en benadrukt dat het belangrijk is oplossingen te vinden die de CO2-afdruk van mobiliteit, met inbegrip van de luchtvaart, verkleinen, zonder afbreuk te doen aan de essentiële rol van mobiliteit voor de hele economie en samenleving van de EU, evenals voor burgers en bedrijven.

1.10.

Ook het EESC ziet in dat het belangrijk is om elektriciteit op te wekken uit alle beschikbare en toekomstige niet-emissiebronnen. Netwerkverbindingen, energieopslag en vraagsturing zijn van cruciaal belang voor het veiligstellen van het aanbod van elektriciteit die in toenemende mate wordt opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen.

1.11.

Vroegtijdige planning en vroegtijdige vaststelling van doelstellingen zijn belangrijk om de planningszekerheid voor het bedrijfsleven te waarborgen, onderzoek en ontwikkeling aan te moedigen en gunstige voorwaarden te scheppen om Europa, met inbegrip van de Europese industrie en het bedrijfsleven in het algemeen, in staat te stellen de vruchten te plukken van het feit dat het een voortrekkersrol vervult en concurrerend te blijven. In dit verband onderstreept het EESC het belang van de relaties met derde landen als middel om meer landen te betrekken bij een proactieve klimaatstrategie en om te zorgen voor een gelijk speelveld voor de Europese industrie en om invloed uit te oefenen op de vaststelling van normen.

1.12.

Financiering is essentieel voor de uitvoering van de geplande strategie. Het EESC herhaalt dan ook zijn aanbeveling om voldoende begrotingsmiddelen ter beschikking te stellen om onderzoek, ontwikkeling en industriële toepassing te ondersteunen.

1.13.

Het EESC merkt op dat financiering een cruciaal punt is. Het is niet alleen een kwestie van overheidsfinanciering en daarom is het belangrijk om mechanismen te bevorderen die groene investeringen stimuleren.

1.14.

De overgang naar een klimaatneutrale economie is onmogelijk zonder vergaand onderzoek en innovatie. Hiervoor is innovatie op allerlei terreinen nodig, ook op het gebied van nieuw gedrag, bedrijfsmodellen, sociale normen, processen, technieken, marketing en technologie.

1.15.

Het EESC wijst op de belangrijke rol van bio-energie met koolstofafvang en -opslag en natuurlijke koolstofputten, zoals bossen en tal van landbouwpraktijken die koolstof binden, zoals grasland, weiland, veengebieden enz. Duurzaam bosbeheer en het gebruik van het koolstofvastleggingspotentieel van landbouwgrond maken deel uit van de oplossing.

1.16.

Europa vertegenwoordigt ongeveer 7 % van de wereldbevolking en 20 % van het wereldwijde bbp en brengt 30 % van de wereldwijde hoogwaardige wetenschappelijke publicaties voort. Aangezien de overgang naar een klimaatneutrale economie een mondiale inspanning moet zijn om klimaatverandering tegen te gaan, is het EESC van oordeel dat de EU het grootste effect kan bereiken door aan de rest van de wereld te tonen dat de overgang in kwestie haalbaar is en een positieve invloed heeft op de samenleving. Door 100 Europese steden in 2030 klimaatneutraal te maken, kan worden aangetoond dat de overgang naar een klimaatneutrale economie een realiteit kan worden en de levenskwaliteit kan verbeteren.

1.17.

Volgens het EESC heeft Europa een sociaal pact nodig voor de overgang naar een klimaatneutrale economie, waarover de EU, de lidstaten, de regio’s, de steden, de sociale partners en maatschappelijke organisaties het eens moeten worden om ervoor te zorgen dat niemand wordt uitgesloten. Daarom moeten het Europees Sociaal Fonds en het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering goed worden uitgewerkt en gefinancierd. De overgang naar een klimaatneutrale economie biedt ook de kans om energiearmoede uit te roeien, de levenskwaliteit, het scheppen van banen en sociale integratie te verbeteren, en te zorgen voor gelijke toegang tot elementaire energiediensten voor alle Europeanen.

1.18.

Het EESC roept het Europees Parlement op om een onafhankelijk EU-Comité Klimaatverandering op te richten dat de taak krijgt om wetenschappelijk onderbouwde evaluaties en beleidsaanbevelingen te formuleren. Voor zover dergelijke comités nog niet bestaan, roept het EESC deze lidstaten op om zulke comités op nationaal niveau op te richten en ervoor te zorgen dat zij verslag uitbrengen aan de nationale parlementen en de nationale SER’s, rekening houdend met de specifieke nationale omstandigheden.

1.19.

Ten slotte benadrukt het EESC nogmaals dat er dringend een efficiënte dialoog dient te komen die een nuttige bijdrage kan leveren aan en uiteindelijk volledige instemming en ondersteuning kan bieden voor de strategie, die tegen 2020 moet worden geformuleerd en voorgelegd. Het EESC stelt daarom voor om een permanente dialoog met de burgers in te voeren als verplicht voorbereidend element voor alle belangrijke politieke besluiten en alle relevante wetgevingsinitiatieven op EU-, nationaal en subnationaal niveau. De inbreng in de dialoog en de wijze waarop daarmee rekening wordt gehouden, moeten voor het publiek zichtbaar zijn. De zichtbaarheid van de dialoog moet worden gewaarborgd door hiermee een commissaris te belasten.

2.   Algemene opmerkingen

2.1.

De klimaatverandering is volgens het EESC een ernstige maatschappelijke bedreiging. De gemiddelde temperatuur op aarde kan snel na 2060 met 2o C stijgen, ruim boven het maximum van de Overeenkomst van Parijs, hetgeen ernstige negatieve gevolgen zal hebben voor de wereldeconomie en de levensomstandigheden wereldwijd. Zoals benadrukt in het IPCC-verslag van 2018 (1) en de mededeling van de Europese Commissie, Een schone planeet voor iedereen (COM(2018) 773), (hierna de mededeling) moet er dringend werk worden gemaakt van de bescherming van de planeet en van de Europeanen tegen de klimaatverandering.

2.2.

Het EESC wijst erop dat de overgang naar een klimaatneutrale economie weliswaar kosten met zich meebrengt, maar dat er ook kosten verbonden zijn aan niet-ingrijpen. Volgens de mededeling hebben weersgerelateerde rampen in 2017 voor een recordbedrag van 283 miljard EUR aan economische schade veroorzaakt, en kunnen overstromingen van rivieren in Europa jaarlijks tot 112 miljard EUR schade berokkenen.

2.3.

Het EESC is sterk voorstander van de doelstelling om van de EU een klimaatneutrale economie te maken waarmee tegen 2050 op kostenefficiënte wijze en via een sociaal rechtvaardige transitie broeikasgasneutraliteit kan worden bereikt. Uit de mededeling blijkt dat een dergelijke overgang mogelijk en nuttig is. Zij strookt bovendien met de wereldwijde toezeggingen van de EU in het kader van de Overeenkomst van Parijs en de VN-doelstellingen voor duurzame ontwikkeling.

2.4.

Het verheugt het EESC dat het pakket Schone energie voor alle Europeanen de EU-energiedoelstellingen voor 2030 voor zowel hernieuwbare energiebronnen (van 27 naar 32 %) als energie-efficiëntie (van 27 naar 32,5 %) aanscherpt. Volgens de mededeling betekent dit een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen met 45 % tegen 2030, wat beter is dan de 40 % die de EU in de Overeenkomst van Parijs heeft toegezegd en met een verwachte vermindering van 60 % tegen 2050. Zo wordt geen klimaatneutraliteit tegen 2050 bereikt. Het EESC beaamt derhalve dat er een visie voor een economische en maatschappelijke transformatie moet worden ontwikkeld, zoals uiteengezet in de mededeling.

2.5.

Het EESC wijst op het belang van voorspelbaarheid voor een vlottere planning en ter voorkoming van gestrande activa. Het is goed nieuws dat in de mededeling wordt verklaard dat er geen nieuwe beleidsmaatregelen worden overwogen, noch een herziening van de streefcijfers voor 2030. Daarnaast is het belangrijk om tijdig duidelijke signalen te geven aan bedrijven, met name kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s).

2.6.

In alle geledingen van de maatschappij zijn er ontegenzeglijk structurele veranderingen nodig om klimaatneutraal te worden. En die veranderingen zullen een impact hebben op alle burgers, ondernemingen en entiteiten. Het is daarom van essentieel belang dat het maatschappelijk middenveld volledig wordt betrokken, gemobiliseerd en voorzien van de juiste instrumenten om invloed uit te oefenen op de maatregelen die nodig zijn om klimaatneutraal te worden. Het is ook cruciaal om aanpassing aan de klimaatverandering op te nemen in de langetermijnplanning teneinde sociale en economische vooruitgang veilig te stellen.

2.7.

De EU moet voorts meer actie ondernemen en leiderschap tonen om de vruchten te plukken van haar pionierschap.

2.8.

Het EESC neemt kennis van de definitie van zeven “strategische bouwstenen”, die aangeven op welke gebieden actie geboden is en een faciliterend kader in het leven moet worden geroepen.

2.9.

Het EESC is het ermee eens dat er een algemene portefeuille van twaalf prioritaire doelstellingen moet komen die als leidraad moet fungeren om de nagestreefde nuluitstoot van broeikasgassen te bereiken, en neemt er in het bijzonder kennis van dat lidstaten, ondernemingen en burgers trajecten kunnen kiezen en deze aan hun nationale situatie kunnen aanpassen om ingrijpende maatschappelijke en economische transformaties in alle economische sectoren tot stand te brengen.

2.10.

Met name de debatten op nationaal, subnationaal, stakeholder- en burgerniveau zijn van bijzonder belang, omdat ze bijdragen aan de democratische totstandkoming van de verschillende maatregelen die nodig zijn om de overgang naar een klimaatneutrale economie te bevorderen, alsook om een gedragsverandering door te voeren. Dergelijke debatten zullen ook duidelijk maken welke maatregelen op publieke steun kunnen rekenen en het maatschappelijk middenveld en de burgers kunnen betrekken, overeenkomstig de specifieke nationale omstandigheden.

2.11.

Het EESC betreurt dat het niet duidelijk is of en in welke mate de lidstaten de uitvoeringsmaatregelen aan hun specifieke situatie zullen mogen aanpassen. Verdere verduidelijking van dit punt tijdens de geplande raadplegingen zou heel nuttig zijn. De tenuitvoerlegging van de verordening inzake de governance van de energie-unie kan in dit verband als een test worden gezien.

2.12.

Het EESC wijst erop dat de meeste in de dringende prioriteiten uiteengezette problemen al door de Commissie zijn of worden aangepakt en dat het EESC haar initiatieven altijd heeft gesteund en suggesties heeft gedaan, zoals de oprichting van contactfora, en daarbij altijd heeft gewezen op het belang van sociale aspecten en governance.

2.13.

Het EESC staat achter die prioriteiten en benadrukt dat zij als één pakket moeten worden gezien. Van wezenlijk belang hierbij zijn: financiering, de rol van burgers, prosumenten en consumenten, en het sociale aspect — om ervoor te zorgen dat niemand wordt uitgesloten. Positieve betrokkenheid van de burgers kan met name worden gecreëerd door hen in staat te stellen de economische voordelen van de overgang te delen. Zo kunnen burgers bijvoorbeeld actief worden aangemoedigd om mede-eigenaar te worden van gedecentraliseerde installaties voor energieopwekking, zoals zonne- en windenergie. Het is van vitaal belang ervoor te zorgen dat alle lasten die bijvoorbeeld voortvloeien uit koolstofbeprijzing worden aanvaard.

2.14.

Het EESC wijst er nogmaals op hoe belangrijk het is de contacten tussen overheids- en niet-overheidsactoren te verbeteren en verwijst in dit kader naar zijn voorstellen om een coalitie te vormen van politici, overheid en maatschappelijk middenveld (2).

3.   Behoefte aan een echt, overkoepelend EU-industriebeleid voor de overgang naar een klimaatneutrale economie, ondersteund door een ambitieus O & I-programma, een sociaal pact en democratie

3.1.   Opmerkingen over de twaalf prioriteiten

3.1.1.

Het EESC erkent het essentiële belang van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie om Europa volledig koolstofvrij te maken. Dit zijn reeds beproefde oplossingen.

3.1.2.

Elektriciteit kan op diverse terreinen een belangrijke rol spelen in het decarbonisatieproces, onder andere bij verwarming en koeling (bijvoorbeeld warmtepompen, stadsverwarming en -koeling), e-brandstoffen en elektromobiliteit. Het EESC merkt op dat 55 % van de elektriciteit in de Europese Unie nu al koolstofvrij wordt geproduceerd (met name 25 % uit kernenergie, 30 % uit wind-, water-, zonne- en andere hernieuwbare energie) en schaart zich achter de stelling in de mededeling dat elektriciteit zo veel mogelijk op een schone, klimaatneutrale en emissievrije wijze moet worden geproduceerd.

3.1.3.

Het EESC is fervent voorstander van de ontwikkeling van decentrale opwekking van hernieuwbare energie, bijvoorbeeld door energiecoöperaties en prosumenten (3). De ontwikkeling van slimme en flexibele digitale systemen voor het beheer van vraag en aanbod in een gedecentraliseerd elektriciteitssysteem op basis van hernieuwbare energie waarin prosumenten een belangrijke rol spelen, zal kenmerkend zijn voor de toekomst. Ook de energieopslag is van groot belang voor het grootschalig gebruik van hernieuwbare energie omdat de productieniveaus op zowel dagelijkse als jaarlijkse basis schommelen.

3.1.4.

Het EESC steunt de ontwikkeling van schone mobiliteit via alternatieve vervoerswijzen, waaronder het openbaar vervoer, via alternatieve aandrijfsystemen voor alle vervoerswijzen, met inbegrip van elektrificatie en duurzame waterstof, gas en biobrandstoffen, ook voor zware bedrijfsvoertuigen, de scheepvaart en de luchtvaart, en via grotere efficiëntie dankzij digitalisering, elektrificatie en samenwerkingssystemen. Dit maakt een beter en efficiënter transportsysteem met een kleinere ecologische voetafdruk mogelijk. Het EESC dringt daarom aan op een nieuw witboek over vervoersbeleid ter vervanging van het huidige. Het EESC wijst op de weinig ambitieuze doelstellingen voor broeikasgasemissiereducties in de niet onder het emissiehandelssysteem vallende sectoren, waaronder vervoer, die de Europese Raad in oktober 2014 heeft vastgesteld (4). Belastingen en heffingen, met inbegrip van de internalisering van externe kosten, moeten worden gebruikt als stimulans voor een grotere efficiëntie, moeten aanvaardbaar zijn voor de betrokkenen en mogen niet leiden tot een verhoging van het algemene belastingniveau.

3.1.5.

Het EESC is het ermee eens dat een concurrerende Europese industrie en de circulaire economie een belangrijke rol spelen in de daling van de broeikasgasemissies, met inbegrip van een overstap naar alternatieve brandstoffen, koolstofafvang en -gebruik. Er moet duidelijk worden verwezen naar Industrie 4.0, digitalisering en de ontwikkeling van de deeleconomie, die belangrijk zijn voor het verbeteren van de energie-efficiëntie en verminderen van de emissies (5). De circulaire economie vormt een belangrijke hefboom voor de strijd tegen de klimaatverandering en de overgang naar een klimaatneutrale economie. De strategieën van de circulaire economie, zoals maatregelen om minder nieuwe materialen te gebruiken, bestaande middelen beter te gebruiken en minder afval te produceren, zullen een belangrijke bijdrage blijken te zijn aan de beperking van de klimaatverandering en aan de opbouw van een klimaatneutrale economie (6).

3.1.6.

Duurzame voedselsystemen bevorderen zal de broeikasgasemissies doen dalen, ook door het beschermen en creëren van meer koolstofputten. Het EESC herhaalt zijn standpunt dat de milieu-impact van voedselsystemen kan worden verminderd door aan te zetten tot eenvoudige, voedzame voeding (7), en de productie en consumptie van seizoensgebonden voedsel. De voedseldistributieketens moeten worden ingekort en de verpakking moet worden beperkt.

3.1.7.

De Europese industrie heeft aangetoond dat zij in staat is om alternatieve schone energie te ontwikkelen. De EU-industrie is nog steeds toonaangevend in belangrijke sectoren, zoals windturbines, maar heeft haar voorsprong verloren in andere sectoren, zoals de productie van zonnepanelen, die uit Europa is verdwenen, deels ten gevolge van verkeerde beleidskeuzes van vroegere nationale regeringen. Slechts ongeveer 1 % van de mondiale productie van lithiumbatterijen is momenteel in Europa gevestigd. Om zulke fouten voor opkomende sectoren te voorkomen, is het EESC ingenomen met initiatieven als het actieplan ter bevordering van de batterijindustrie in de EU en de concrete plannen voor de uitvoering van de Europese batterijalliantie, met inbegrip van de ontwikkeling van nieuwe technologie (8).

3.1.8.

Het is belangrijk normen vast te stellen in internationale fora, waar de EU het voortouw kan nemen, met alle concurrentievoordelen van dien.

3.1.9.

Het EESC beaamt dat het belangrijk is om andere grote en opkomende economieën bij de zaak te betrekken en een positieve dynamiek te ontwikkelen. In dit verband benadrukt het EESC het belang van eerlijke concurrentie en een gelijk speelveld ten opzichte van derde landen. Behoud van concurrentievermogen moet een belangrijk element zijn in alle relevante beleidskeuzes.

3.1.10.

Er bestaat een grote behoefte aan investeringen en grens- en sectoroverschrijdende samenwerking op het gebied van planning voor de uitrol van de slimme netwerken, met inbegrip van slimme meters en voorzieningen voor energieopslag, die een basisvereiste zijn voor de efficiënte uitvoering van bestaande en toekomstige netwerkplannen en voor het inspelen op variaties in de opwekking van alternatieve energie.

3.1.11.

Het EESC stelt vast dat koolstofafvang en -opslag (CCS) de zevende strategische bouwsteen vormen en dat deze in ieder geval voorlopig van doorslaggevend belang blijven voor de totstandbrenging van een klimaatneutrale samenleving in 2050, vooral via bio-energie met CCS. De Europese Rekenkamer heeft al vastgesteld dat de bestaande EU-financiering ter ondersteuning van koolstofafvang en -opslag, zoals NER 300, “geen succesvol project op het gebied van koolstofafvang en -opslag [heeft] opgeleverd”. Er heerst dus veel onzekerheid over de technologische haalbaarheid van koolstofafvang en -opslag en de publieke steun ervoor is verre van zeker.

3.1.12.

Het EESC wijst op het belang van natuurlijke koolstofputten, zoals bossen en veel landbouwmethoden die koolstof binden, zoals grasland, weiden, veengronden, veengebieden enz. Duurzaam bosbeheer, in combinatie met het gebruik van houtproducten die koolstof opslaan en fossiele brandstoffen en energie vervangen, zorgen voor een langdurige verzachting van de gevolgen van de klimaatverandering en vergroten het vermogen van bossen om zich daaraan aan te passen. Het is van essentieel belang dat het koolstofbindende vermogen van landbouwgrond wordt benut. Het duurzame bosbeheer en het gebruik van het potentieel van landbouwgrond voor koolstofopslag zijn een deel van de oplossing.

3.2.   Randvoorwaarden — een overzicht

3.2.1.

Ook volgens het EESC is toegang tot passende financiering een basisvereiste voor het welslagen van de beoogde transformatie. Het is van essentieel belang om voldoende publieke en particuliere investeringen aan te trekken. Daarom herhaalt het EESC zijn oproep om 40 % van het Europees Fonds voor strategische investeringen en 40 % van de EU-begroting te investeren in de strijd tegen de klimaatverandering en om alle EU- en nationale begrotingen klimaatbestendig te maken (9) (10). Het EESC onderstreept het nauwe verband tussen de financiering van onderzoek en innovatie en de marktintroductie van innovatieve oplossingen, zoals in de paragrafen 3.3.5 en 3.3.6 wordt uiteengezet.

3.2.2.

Het EESC is derhalve verheugd over het actieplan voor het financieren van duurzame groei van de Commissie en met de eruit voortvloeiende wetgevingsvoorstellen. Het EESC herhaalt dat groene financiering een positief imago moet krijgen, maar ook dat bij het gebruik van labels of benchmarks rekening moet worden gehouden met specifieke sectorale en lokale kenmerken en ook met de grootte van de betrokken ondernemingen (11).

3.2.3.

Het EESC herinnert aan zijn concrete voorstellen om de financiering te herbestemmen ten bate van duurzame investeringen via “groene earmarking” (12) en daarbij de monetaire verruiming van de Europese Centrale Bank als financieringsbron te gebruiken.

3.2.4.

Verder moet er een toolkit worden ontwikkeld om kleine actoren gemakkelijker toegang te bieden tot financiering, zodat klimaatfinanciering voor alle actoren, ongeacht hun niveau, beschikbaar is (13).

3.2.5.

Tot slot benadrukt het EESC dat de voor het klimaat en de energietransformatie relevante technologieën zich voortdurend en dynamisch ontwikkelen. Een regelmatige herbeoordeling van manieren en middelen is dus essentieel.

3.3.   Onderzoek en innovatie

3.3.1.

Het EESC wijst erop dat er geen overgang naar een klimaatneutrale economie mogelijk is zonder vergaand onderzoek en innovatie, met inbegrip van sociale innovatie. Hiervoor is immers innovatie op allerlei terreinen nodig, ook op het gebied van nieuw gedrag, bedrijfsmodellen, sociale normen, processen, technieken, marketing en technologie.

3.3.2.

Europa vertegenwoordigt ongeveer 7 % van de wereldbevolking, 10 % van de mondiale broeikasgasemissies, 20 % van het wereldwijde bbp en brengt 30 % van de wereldwijde hoogwaardige wetenschappelijke publicaties voort. Aangezien de overgang naar een klimaatneutrale economie een mondiale inspanning moet zijn om klimaatverandering tegen te gaan, is het EESC van oordeel dat de EU het grootste effect kan bereiken door aan de rest van de wereld te tonen dat die overgang haalbaar is en een positieve invloed heeft op de samenleving.

3.3.3.

Volgens het EESC brengt Europa uitmuntend wetenschappelijk werk voort, maar heeft het moeite om dat werk in waardevolle innovaties om te zetten. De EU en de lidstaten moeten onderzoek en innovatie in alle waardeketens, van fundamenteel onderzoek tot commerciële toepassing, beter ondersteunen en de sociale en geesteswetenschappen hierbij betrekken om beter te begrijpen wat de motivering achter de energiekeuzes is van de eindgebruikers, met inbegrip van het mkb en de burgers.

3.3.4.

De EU heeft een historische kans om Europese ondernemingen, innovatoren, werknemers en investeerders in staat te stellen om wereldwijd het voortouw te nemen op de snelgroeiende markten voor schone energie. De EU moet op alle gebieden van schone energie, variërend van energie-efficiëntie tot e-mobiliteit, ambitieuzer worden om Europese ondernemingen een solide thuismarkt te bieden waar innovatie veilig kan worden toegepast, alsook een geïntegreerde industriële strategie uitwerken die gericht is op de export van oplossingen voor schone energie naar de rest van de wereld.

3.3.5.

Derhalve vraagt het EESC de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Europese Raad ervoor te zorgen dat het volgend meerjarig financieel kader energie- en klimaatonderzoek, -innovatie en, waar mogelijk, marktintroductie adequaat ondersteunt. Het steunt daarom de oproep van het Europees Parlement om de begroting van Horizon Europa op te trekken tot 120 miljard EUR voor de programmeringsperiode 2021-2027. Het pleit ook voor synergie, die tot stand kan worden gebracht tussen de financieringsinstrumenten van de EU, waaronder Horizon Europa, de Connecting Europe-faciliteit, het Innovatiefonds, de structuurfondsen, ITER, het onderzoeks- en opleidingsprogramma van Euratom, Erasmus en de instrumenten die door de Europese Investeringsbank en het Europees Investeringsfonds worden beheerd.

3.3.6.

Het EESC is ingenomen met het voorstel om “onderzoeks- en innovatiemissies” op te zetten om onderzoek en innovatie beter af te stemmen op projecten omtrent maatschappelijke uitdagingen, zoals de overgang naar een klimaatneutrale economie. In dit verband verzoekt het EESC de Europese Commissie en de Raad om een specifieke missie voor te stellen om 100 steden in de EU tegen 2030 klimaatneutraal te maken. Hierdoor zullen Europeanen beseffen dat de overgang naar een klimaatneutrale economie werkelijkheid kan worden en hun levenskwaliteit kan verbeteren. Het biedt ook de kans om concreet met steden over de hele wereld samen te werken, te beginnen met steden uit het Oostelijk Partnerschap en de Unie voor het Middellands Zeegebied, zodat zij inspiratie kunnen putten uit Europese ervaringen.

3.3.7.

Het EESC is ingenomen met het voorstel om een “Europese Innovatieraad” op te richten. Het EESC wil dat deze Europese Innovatieraad gebruikmaakt van de ervaring die is opgedaan met bestaande instrumenten zoals het Europees Instituut voor innovatie en technologie, en het belangrijkste EU-instrument wordt dat geduld- en risicokapitaal verstrekt voor innovaties die van essentieel belang zijn voor de overgang naar een klimaatneutrale economie. Hij kan ertoe bijdragen dat nationale start-ups “Europese kampioenen” worden in plaats van te worden opgekocht door concurrenten in de Verenigde Staten of Azië.

3.3.8.

Het EESC wijst in dit verband op de cruciale rol van regionale en lokale gemeenschappen bij het aanpakken van het klimaatprobleem en het verbeteren van het aanpassingsvermogen en de veerkracht op een manier die de lokale vooruitzichten op een brede transformatie direct beïnvloedt. Veel gemeenschappen nemen nu al zelf het initiatief en spelen een effectieve rol in de benodigde oplossingen. De eilanden in de EU, waaronder de ultraperifere regio’s kunnen voor de Europese Unie en de rest van de wereld als vernieuwers dienen voor klimaatneutraal beleid.

3.4.   Samen een sociaal pact opstellen voor de overgang naar een klimaatneutrale economie

3.4.1.

Volgens het EESC moeten alle Europese, nationale en subnationale instellingen de steun voor de overgang naar een klimaatneutrale economie vergroten. De legitieme zorgen die zijn geuit door mijnwerkers in diverse EU-landen en door de recente sociale bewegingen in Frankrijk hebben voorts aangetoond dat de overgang naar een meer ecologisch duurzame samenleving ook een overgang naar een democratischer en sociaal rechtvaardiger samenleving moet zijn.

3.4.2.

Volgens het EESC heeft Europa een sociaal pact nodig voor de overgang naar een klimaatneutrale economie, waarover de EU, de lidstaten, de regio’s, de steden, de sociale partners en maatschappelijke organisaties het eens moeten worden om ervoor te zorgen dat niemand wordt uitgesloten.

3.4.3.

Volgens het EESC moet de Europese Unie voorzien in passende financiering om werknemers te steunen die door de overgang naar een klimaatneutrale economie hun baan dreigen te verliezen. Hiertoe verzoekt het EESC de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie ervoor te zorgen dat het Europees Sociaal Fonds en het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering goed worden uitgewerkt en gefinancierd om de uitdagingen die verbonden zijn aan de overgang naar een klimaatneutrale economie aan te pakken. Op die manier kan Europa duidelijk maken dat het ervoor wil zorgen dat niemand achterblijft.

3.4.4.

Het EESC is de mening toegedaan dat de vaardigheden van werknemers in een klimaatneutrale economie aanzienlijk kunnen verschillen van de vaardigheden waarover veel werknemers momenteel beschikken. Het is belangrijk om de onderwijs- en opleidingsprogramma’s aan te passen om ervoor te zorgen dat de huidige en toekomstige werknemers en de opleidingscentra de overgang naar een klimaatneutrale economie in hun opleidingsprogramma’s kunnen opnemen. Dit zal een vlottere aanpassing van de Europese werknemers mogelijk maken en de Europeanen helpen om nieuwe talenten te ontwikkelen.

3.4.5.

Volgens het EESC is de overgang naar een klimaatneutrale economie een uitgelezen kans om banen te scheppen voor Europese jongeren, met inbegrip van werkloze jongeren. Het EESC verzoekt de Europese Commissie daarom een “Groen Erasmus Pro-programma” te ontwikkelen, voortbouwend op haar proefproject Erasmus Pro, alsook andere projecten die meer jongeren kunnen aantrekken naar de groeiende sectoren van de klimaatneutrale economie (bijvoorbeeld duurzame landbouw, circulaire economie, afvalbeheer, energie-efficiëntie, productie van hernieuwbare energie) door het imago en de arbeidsomstandigheden van de desbetreffende banen te verbeteren.

3.4.6.

De overgang naar een klimaatneutrale economie is een uitgelezen kans om een einde te maken aan energiearmoede in Europa en om de levenskwaliteit, werkgelegenheid en sociale integratie te verbeteren. De Europese Unie moet gelijke toegang tot basisenergiediensten voor alle Europeanen waarborgen. Op basis van de bevindingen van de Europese Waarnemingspost voor energiearmoede moet in samenwerking met belanghebbenden, waaronder consumentenorganisaties, een Europees actieplan worden opgesteld om energiearmoede uit te bannen, teneinde te garanderen dat overheidsmaatregelen steeds meer gericht zijn op de achterliggende oorzaken van energiearmoede. Het EESC benadrukt dat het zaak is om geleidelijk over te stappen van palliatieve maatregelen naar preventieve maatregelen, zoals renovatie, om van oude gebouwen energieneutrale gebouwen te maken. Sociale tarieven en energiecheques kunnen slechts tijdelijk soelaas bieden en moeten geleidelijk worden vervangen door mechanismen zoals subsidies om bestaande gebouwen energieneutraal te maken en om elektrische auto’s aan te schaffen.

3.4.7.

Het EESC roept de lidstaten op om de eigen verantwoordelijkheid van burgers en gemeenschappen meer te erkennen en te ondersteunen voor alle lokale initiatieven die voor een klimaatneutrale economie noodzakelijk zijn, met inbegrip van initiatieven om het menselijk gedrag te veranderen en lokaal hernieuwbare energie te produceren. Steunmechanismen en hervormingen van de energiemarkt moeten lokale gemeenschappen de mogelijkheid bieden tot actieve deelname aan de energieproductie en eerlijke toegang tot de energiemarkt. lidstaten die niet over de institutionele capaciteit beschikken, moeten actievere assistentie krijgen.

3.4.8.

Het EESC is ingenomen met het streven van de Europese Commissie om het aantal vroegtijdige sterfgevallen ten gevolge van luchtverontreiniging in 2030 met de helft terug te dringen (400 000 vroegtijdige sterfgevallen in Europa in 2015). Het EESC meent dat de EU en alle lidstaten de bestrijding van luchtverontreiniging tot een beleidsprioriteit op hoog niveau moeten maken. De regelgeving ter vermindering van de luchtverontreiniging door voertuigen en energiecentrales moet worden aangescherpt. De Europese Commissie moet maatschappelijke organisaties meer bij de zaak betrekken, vooral verenigingen die de belangen van kinderen en bejaarden behartigen. Die bevolkingsgroepen lopen immers het grootste risico ziek te worden door en te overlijden aan luchtverontreiniging.

3.4.9.

Het EESC is er stellig van overtuigd dat het opstellen van een sociaal pact voor de overgang naar een klimaatneutrale economie van essentieel belang is om ervoor te zorgen dat burgers zich positief inzetten voor concrete acties ten behoeve van deze overgang.

3.5.   Democratie en governance

3.5.1.

Het EESC onderschrijft ook de belangrijke rol van burgers, regionale en lokale overheden en de beoogde deelname van burgers aan de burgerdialogen. Gezien de enorme mobilisatie van jongeren roept het EESC de Europese Commissie en de lidstaten op ook met jongeren de dialoog aan te gaan.

3.5.2.

Het EESC deelt het standpunt van de Commissie voor schone mobiliteit: “Gedragsveranderingen bij individuen en ondernemingen moeten ten grondslag liggen aan deze ontwikkeling”. Volgens het EESC geldt dit voor alle sectoren die bij de overgang naar een klimaatneutrale economie zijn betrokken, waaronder energie, huisvesting, landbouw en levensmiddelen. Het EESC beklemtoont dat het voor de beoogde ingrijpende veranderingen, waaronder wijzigingen in gedrag en levensstijl, noodzakelijk is dat deze door de betrokkenen worden gedragen.

3.5.3.

Het EESC meent dat de huidige procedures nog onvoldoende zijn aangepast om het nodige draagvlak onder de burgers te waarborgen. Het EESC benadrukt dat de Europese Commissie niet alleen moet streven naar een “sociaal aanvaardbare” energietransitie, maar er ook voor moet zorgen dat zij democratisch en sociaal wordt ondersteund.

3.5.4.

Voortbouwend op de verordening inzake de governance van de energie-unie stelt het EESC voor om een permanente burgerdialoog op te zetten en deze een verplicht onderdeel te maken van de voorbereidingen van alle belangrijke politieke beslissingen en alle EU-wetgeving inzake klimaatverandering. Transparantie en verantwoordingsplicht moeten belangrijke elementen zijn van een dergelijke dialoog, die dicht bij de burgers moet staan. Hoewel het nodig kan zijn die dialoog via het internet te voeren, moet hij daarom worden aangevuld met bijeenkomsten en direct contact met het brede publiek. Hij moet naar behoren worden gefinancierd, bemand en een gezicht krijgen in de vorm van een specifieke vicevoorzitter van de Europese Commissie.

3.5.5.

Volgens het EESC moeten de EU en de lidstaten de beleidsvorming op energiegebied verder democratiseren, door gebruik van instrumenten als opiniepeilingen en door het maatschappelijk middenveld systematisch te betrekken bij en van de nodige middelen te voorzien om deel te nemen aan de formulering en uitvoering van nationale energie- en klimaatplannen.

3.5.6.

Het EESC wijst op de cruciale rol van regionale en lokale overheden bij de uitvoering van klimaat- en energiebeleid en bij het bevorderen van de gedragsveranderingen die nodig zijn om dat beleid doeltreffend uit te voeren. Gewezen zij op de acties van het Burgemeestersconvenant; de Commissie wordt verzocht soortgelijke initiatieven te bevorderen en om een permanent raadplegingsmechanisme op te zetten op basis van de Talanoa-dialoog (14). Hiertoe behoort ook de Europese dialoog over klimaatmaatregelen van niet-overheidsactoren waarvoor het EESC al heeft gepleit.

3.5.7.

Het EESC bepleit opnieuw dat binnen het Europees Milieuagentschap een Europese energie-informatiedienst moet worden opgericht, die de vrije toegang tot hoogwaardige data kan waarborgen, één toegangspunt voor alle gegevensverzamelingen kan ontwikkelen die nodig zijn om de voortgang van de energie-unie te beoordelen, samen met de belanghebbenden de aannames voor de verschillende scenario’s kan ontwikkelen, opensourcemodellen kan opstellen om verschillende aannames te toetsen en de samenhang tussen de verschillende prognoses kan controleren. Deze werkzaamheden moeten vrij toegankelijk zijn voor alle besluitvormers, ondernemingen en het brede publiek.

3.5.8.

Het EESC roept het Europees Parlement op om een onafhankelijk EU-Comité Klimaatverandering op te richten dat de taak krijgt om wetenschappelijk onderbouwde evaluaties en beleidsaanbevelingen te formuleren. Voor zover dergelijke comités nog niet bestaan, roept het EESC deze lidstaten op om zulke comités op nationaal niveau op te richten en ervoor te zorgen dat zij verslag uitbrengen aan de nationale parlementen en de nationale SER’s, rekening houdend met de specifieke nationale omstandigheden.

Brussel, 20 juni 2019.

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Luca JAHIER


(1)  Het in oktober 2018 aangenomen speciaal IPCC-verslag.

(2)  Advies van het EESC over de vorming van een coalitie van het maatschappelijk middenveld en subnationale overheden om de toezeggingen in de Overeenkomst van Parijs na te komen (PB C 389 van 21.10.2016 blz. 20) en over het bevorderen van klimaatactie door niet-overheidsactoren (PB C 277 van 28.6.2018, blz. 35).

(3)  Advies van het EESC over de herziening van de richtlijn hernieuwbare energie (PB C 246 van 28.7.2017, blz. 55).

(4)  Conclusies van de Europese Raad, 23-24.10.2014, EUCO 169/14, punten I 2.1, 2.2, 2.10-2.13.

(5)  Advies van het EESC over Investeren in een slimme, innovatieve en duurzame industrie — Een hernieuwde strategie voor het industriebeleid van de EU (PB C 227 van 28.6.2018, blz. 70), Strategische ontwikkeling van het industriebeleid tot 2030 (PB C 62 van 15.2.2019, blz. 16), Een Europese agenda voor de deeleconomie (PB C 75 van 10.3.2017, blz. 33).

(6)  Rapport van Circle Economy en Ecofys Circular Economy: A key lever in bridging the emissions gap to a 1.5°C pathway.

(7)  Advies van het EESC over de bijdrage van het maatschappelijk middenveld aan de ontwikkeling van een alomvattend voedselbeleid in de EU (PB C 129 van 11.4.2018, blz. 18).

(8)  Persverklaring van vicevoorzitter Maroš Šefčovič, april 2019, gezamenlijke verklaring voor de pers met Peter Altmaier en Bruno Le Maire, 2 mei 2019.

(9)  Advies van het EESC over het Europees Pact voor financiën en klimaat (PB C 62 van 15.2.2019, blz. 8).

(10)  Advies van het EESC over een vlottere toegang tot klimaatfinanciering voor niet-overheidsactoren (PB C 110 van 22.3.2019, blz. 14).

(11)  Adviezen van het EESC over het actieplan “duurzame groei financieren” (PB C 62 van 15.2.2019, blz. 73) en over duurzame financiering: taxonomie en benchmarks (PB C 62 van 15.2.2019, blz. 103).

(12)  Advies van het EESC over het Europees Pact voor financiën en klimaat (PB C 62 van 15.2.2019, blz. 8).

(13)  Zie voetnoot 10 hierboven.

(14)  https://unfccc.int/topics/2018-talanoa-dialogue-platform


Top