Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018AE2875

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2009/103/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid (COM(2018) 336 final — 2018/0168 (COD))

    EESC 2018/02875

    PB C 440 van 6.12.2018, p. 85–89 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    6.12.2018   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 440/85


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2009/103/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid

    (COM(2018) 336 final — 2018/0168 (COD))

    (2018/C 440/13)

    Rapporteurs:

    Christophe LEFÈVRE

    Raadpleging

    Raad, 6.6.2018

    Europees Parlement, 11.6.2018

    Rechtsgrondslag

    Artikel 114, lid 1, VWEU

    Bevoegde afdeling

    Interne Markt, Productie en Consumptie

    Goedkeuring door de afdeling

    4.9.2018

    Goedkeuring door de voltallige vergadering

    19.9.2018

    Zitting nr.

    537

    Stemuitslag

    (voor/tegen/onthoudingen)

    191/0/6

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1.

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is ingenomen met de voorstellen van de Commissie tot wijziging van de richtlijn betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid. Het Comité betreurt echter dat de Commissie de gelegenheid niet heeft aangegrepen om te anticiperen op de ontwikkelingen op het gebied van autonome voertuigen, ondanks de opmerkingen die zijn gemaakt in de effectbeoordeling (1) bij het voorstel.

    1.2.

    Met betrekking tot de verbetering van de bescherming van slachtoffers van verkeersongevallen in geval van insolventie van de verzekeraar, kan het Comité zich vinden in het voorstel om slachtoffers schadeloos te laten stellen door het schadevergoedingsorgaan in de lidstaat waar het slachtoffer woonachtig is. Krachtens het voorstel van de Commissie kan echter geen beroep op het orgaan worden gedaan wanneer het slachtoffer rechtstreeks een verzoek bij de verzekeraar heeft ingediend of een rechtsvordering heeft ingesteld. Het Comité beveelt aan om deze uitsluiting niet toe te passen als de verzekeraar intussen economisch failliet is gegaan (faillissement, liquidatie) of als het slachtoffer het orgaan machtigt om in zijn rechten te treden in de schadevergoedingsacties (subrogatie), om sneller te worden vergoed. Het Comité beveelt aan dat de schadevergoedingsniveaus (schadeposten) worden toegepast die het gunstigst zijn voor het slachtoffer: ofwel die van het land waar het ongeval heeft plaatsgevonden, ofwel die van het land waar het slachtoffer woont.

    1.3.

    Om de erkenning van verklaringen betreffende het schadeverleden te verbeteren beveelt het Comité aan om de naam van de betrokken bestuurder en diens mate van aansprakelijkheid voor het ongeval (geheel, gedeeltelijk of nul) te vermelden. Het Comité plaatst vraagtekens bij de inhoud van deze verklaring, aangezien de ene nationale wetgeving voorziet in dekking van het voertuig ongeacht de bestuurder, en de andere nationale wetgeving voorziet in verzekering van het voertuig met vermelding van de bestuurder en waarbij het tarief wordt bepaald op basis van zijn individuele risico- en schadeprofiel, of van de houder van het rijbewijs, ongeacht het gebruikte voertuig. Het Comité dringt er bij de Commissie op aan voor te schrijven dat voor verzekeringsattesten en verklaringen over het schadeverleden beveiligde gegevensdragers worden gebruikt, en het gebruik toe te staan van een gedeelde databank die door rechtshandhavingsinstanties kan worden geraadpleegd om de geldigheid ervan te controleren.

    1.4.

    Wat de verzekeringscontroles ter bestrijding van onverzekerd rijden betreft, is het Comité ingenomen met het voorstel om kentekenherkenningstechnologieën te gebruiken waarmee voertuigen in een nationaal systeem kunnen worden gecontroleerd zonder dat deze halt hoeven te houden. Wanneer een verzekeringscontract ontbreekt, beveelt het Comité aan dat het voertuig niet verder mag rijden tot een geldig verzekeringscertificaat is overgelegd.

    1.5.

    Wat de harmonisatie van de minimumdekkingsbedragen betreft, beveelt het Comité de Commissie aan om een einddatum vast te stellen voor de invoering van minimumbedragen voor schadevergoedingen.

    1.6.

    Wat het toepassingsgebied van de richtlijn betreft, is het Comité ingenomen met de verduidelijking van het begrip vervoermiddel op openbaar of particulier terrein, stilstaand of in beweging, tenzij de voertuigen uitsluitend voor landbouw worden gebruikt. Wel moet ervoor worden gezorgd dat landbouwvoertuigen op de openbare weg wel degelijk onder de richtlijn vallen.

    1.7.

    Wat betreft de verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein stelt het Comité ten slotte vast dat de voorstellen van de Commissie het vrije verkeer van personen en goederen ondersteunen en stroken met de beginselen van de interne markt die het vrij verrichten van diensten en de vrijheid van vestiging van verzekeraars garanderen.

    2.   Achtergrond en inleiding

    2.1.

    De Commissie stelt een wijziging voor van Richtlijn 2009/103/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid (2).

    2.2.

    De Europese Commissie wil de huidige gebrekkige bescherming van slachtoffers van ongevallen met motorrijtuigen verbeteren, de verschillen in de behandeling van verzekeringnemers in de EU met betrekking tot de bonus/malus verminderen, en de arresten van het Europees Hof van Justitie sinds de tenuitvoerlegging van de eerste EU-richtlijn motorrijtuigenverzekering uit 1972 overnemen.

    2.3.

    De richtlijn is een essentieel rechtsinstrument voor de goede werking van de interne markt in termen van vrij verkeer, op basis van één enkele premie, zonder dat een aanvullende verzekering moet worden afgesloten om in een andere lidstaat te kunnen rijden; zij beoogt ook een hoge mate van convergentie te bereiken op het gebied van de bescherming van verkeersslachtoffers.

    2.4.

    De wetgeving is gebaseerd op het internationale groenekaartsysteem, een niet-EU-overeenkomst waarbij 48 landen betrokken zijn. De belangrijkste elementen van Richtlijn 2009/103/EG zijn de volgende:

    een verplichting voor motorrijtuigen om een wettelijkeaansprakelijkheidsverzekering te hebben, geldig voor alle delen van de EU, tegen betaling van één enkele premie;

    verplichte minimumdekkingsbedragen die deze verzekeringspolissen moeten bieden (de lidstaten kunnen op nationaal niveau een hogere dekking vereisen);

    een verbod voor de lidstaten op systematische verzekeringscontroles van voertuigen die gewoonlijk in een andere lidstaat zijn gestald;

    een verplichting voor de lidstaten om een garantiefonds in te stellen voor de vergoeding van slachtoffers van ongevallen die door onverzekerde of niet-geïdentificeerde voertuigen zijn veroorzaakt;

    bescherming voor de slachtoffers van ongevallen met motorrijtuigen in een andere lidstaat dan hun lidstaat van woonplaats („buitenlandse slachtoffers”);

    een recht voor verzekeringnemers om van hun verzekeraar een verklaring betreffende hun schadeverleden gedurende de laatste vijf jaar te verkrijgen.

    2.5.

    In het kader van het werkprogramma van de Commissie voor 2016 en het actieplan voor de financiële diensten van maart 2017, is in 2017 een beoordeling (3) van Richtlijn 2009/103/EG uitgevoerd en zijn in datzelfde jaar twee vonnissen van het Europees Hof van Justitie gewezen. Op grond hiervan heeft de Commissie een standpunt ingenomen.

    2.5.1.   Verbetering van de bescherming van slachtoffers van verkeersongevallen in geval van insolventie van de verzekeraar

    2.5.1.1.

    De Commissie stelt voor om in iedere lidstaat een orgaan aan te wijzen dat benadeelden die gewoonlijk op hun grondgebied wonen, ten minste binnen de grenzen van de verplichte verzekering vergoedt voor lichamelijk letsel of materiële schade veroorzaakt door een voertuig dat verzekerd is, wanneer de verzekeringsonderneming verzuimt om binnen drie maanden een met redenen omkleed antwoord te geven op de punten in het verzoek tot schadevergoeding, of wanneer de verzekerings- of herverzekeringsonderneming is onderworpen aan een faillissements- of afwikkelingsprocedure. Dit geldt niet wanneer het slachtoffer rechtstreeks een verzoek heeft ingediend bij of een vordering heeft ingesteld tegen de verzekeringsonderneming.

    2.5.1.2.

    De Commissie voorziet dat dit orgaan de schadevergoeding kan verhalen op het orgaan van de lidstaat waar de verantwoordelijke is gevestigd.

    2.5.2.   Verbetering van de erkenning van verklaringen betreffende het schadeverleden, vooral in een grensoverschrijdende context

    2.5.2.1.

    De richtlijn schrijft voor dat een verklaring betreffende het schadeverleden van de verzekeringsovereenkomst over de afgelopen vijf jaar moet worden verstrekt. Verzekeraars zijn niet verplicht om bij de premieberekening rekening te houden met dergelijke verklaringen.

    2.5.2.2.

    De Commissie beveelt aan de inhoud en de vorm van deze verklaringen te standaardiseren; zij zouden elementen moeten bevatten die het mogelijk maken de hoogte van de premies aan te passen afhankelijk van het schadeverleden, en de authenticiteit van de verklaringen te controleren.

    2.5.3.   Controles ter bestrijding van onverzekerd rijden

    2.5.3.1.

    De Commissie beveelt aan om technologie voor de herkenning van kentekenplaten te gebruiken om voertuigen te controleren zonder dat deze halt hoeven te houden, in het kader van een algemeen systeem van controles op het nationale grondgebied, een procedure die het vrije verkeer van personen en voertuigen niet belemmert.

    2.5.3.2.

    De Commissie preciseert dat er voor dergelijke verzekeringscontroles van voertuigen die het nationale grondgebied binnenkomen, gegevens tussen de lidstaten moeten worden uitgewisseld.

    2.5.4.   Harmonisatie van de minimumdekkingsbedragen

    2.5.4.1.

    De Commissie stelt vast dat de minimumvergoedingsniveaus van land tot land verschillen, vooral omdat zij niet zijn aangepast tijdens de overgangsperiode. De Commissie beveelt aan de minimumdekkingsbedragen te harmoniseren, waarbij iedere lidstaat echter wel een hogere drempelbedrag mag opleggen.

    2.5.5.   Toepassingsgebied van de richtlijn

    2.5.5.1.

    De Commissie baseert zich op drie arresten van het EHvJ (4) om het toepassingsgebied van de verplichte wettelijkeaansprakelijkheidsverzekering voor motorvoertuigen te preciseren, met uitsluiting van ongevallen waarbij het voertuig uitsluitend voor landbouw wordt gebruikt: elke deelneming aan het verkeer van een voertuig die overeenstemt met de gebruikelijke functie ervan, ongeacht het terrein waarop het motorrijtuig wordt gebruikt (op de openbare weg of op privéterrein) en of het motorrijtuig stilstaat of in beweging is.

    2.6.   Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

    2.6.1.

    De Commissie wijst erop dat haar voorstellen het vrije verkeer van personen en goederen ondersteunen en dat zij stroken met de beginselen van de interne markt die het vrij verrichten van diensten en de vrijheid van vestiging van verzekeraars garanderen.

    3.   Opmerkingen

    3.1.

    Het EESC is ingenomen met de voorstellen van de Commissie tot wijziging van de richtlijn betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid. Zij vloeien voort uit de terugkoppeling van ervaringen waarin het wetgevingskader voorziet, maar ook uit effectbeoordelingen en openbare raadplegingen en uit de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie.

    3.2.   Verbetering van de bescherming van slachtoffers van verkeersongevallen in geval van insolventie van de verzekeraar

    3.2.1.

    Het Comité steunt het voorstel om slachtoffers schadeloos te laten stellen door het orgaan van de lidstaat waarin zij woonachtig zijn, wanneer een verzekeraar geen schadevergoeding uitkeert of niet binnen een redelijke termijn een met redenen omkleed antwoord heeft gegeven, en juicht het toe dat dit orgaan de schadevergoeding kan verhalen op het orgaan van het derde land waar de aansprakelijke verzekerde gevestigd is.

    3.2.2.

    Aangezien het beheersorgaan het slachtoffer niet mag vergoeden als het zich rechtstreeks tot de verzekeraar heeft gewend of als er een gerechtelijke procedure loopt, beveelt het Comité aan om deze uitsluiting niet toe te passen in de volgende gevallen:

    indien de verzekeraar intussen failliet is gegaan (faillissement of liquidatie);

    wanneer de vergunning van de toezichthoudende autoriteiten wordt ingetrokken;

    indien het slachtoffer het orgaan machtigt om in zijn rechten te treden in de schadevergoedingsacties (subrogatie), teneinde sneller te worden vergoed.

    Het Comité beveelt aan dat de schadevergoedingsniveaus (schadeposten) worden toegepast die het gunstigst zijn voor het slachtoffer: ofwel die van het land waar het ongeval heeft plaatsgevonden, ofwel die van het land waar het slachtoffer woont.

    3.3.   Verbetering van de erkenning van verklaringen betreffende het schadeverleden, vooral in een grensoverschrijdende context

    3.3.1.

    Het Comité staat positief tegenover het systematisch afgeven van een gestandaardiseerd overzicht van het schadeverleden over de afgelopen vijf jaar.

    3.3.2.

    Het Comité beveelt aan om bovendien de naam van de betrokken bestuurder en diens mate van aansprakelijkheid voor het ongeval (geheel, gedeeltelijk of nul) te vermelden.

    3.3.3.

    Het Comité plaatst vraagtekens bij de inhoud van dergelijke verklaringen, aangezien de ene nationale wetgeving voorziet in dekking van het voertuig ongeacht de bestuurder, en de andere nationale wetgeving voorziet in de verzekering van het voertuig met vermelding van de bestuurder en waarbij het tarief wordt bepaald op basis van zijn individuele risico- en schadeprofiel, of van de houder van het rijbewijs, ongeacht het gebruikte voertuig.

    3.3.4.

    Het Comité vraagt zich echter af wat de situatie is voor motorvoertuigen zonder bestuurder, of eventueel wat het begrip „aansprakelijke bestuurder” inhoudt wanneer het motorvoertuig op afstand wordt bestuurd.

    3.3.5.

    Het Comité stelt vast dat de Commissie geen plannen heeft voor wetgeving met betrekking tot documentenfraude in verband met verklaringen over het schadeverleden of verzekeringsattesten.

    3.3.6.

    Het Comité dringt er bij de Commissie op aan voor te schrijven dat voor verzekeringsattesten en verklaringen over het schadeverleden beveiligde gegevensdragers worden gebruikt, en het gebruik toe te staan van een gekoppelde databank die door rechtshandhavingsinstanties kan worden geraadpleegd om de geldigheid ervan te controleren.

    3.3.7.

    Het Comité merkt op dat de Commissie niets zegt over de financiering van dergelijke grensoverschrijdende systemen.

    3.4.   Controles ter bestrijding van onverzekerd rijden

    3.4.1.

    Het Comité is ingenomen met het voorstel om technologieën voor de herkenning van kentekenplaten te gebruiken om voertuigen te controleren zonder dat deze halt hoeven te houden, mits de controles deel uitmaken van een algemeen systeem van controles op het nationale grondgebied, niet discriminerend zijn en niet vereisen dat het voertuig halthoudt.

    3.4.2.

    De Commissie zwijgt echter in alle talen over het lot van aldus opgespoorde voertuigen die niet door een verzekeringscontract zijn gedekt. Het Comité beveelt aan dat het voertuig niet verder mag rijden tot een geldig verzekeringsbewijs wordt overgelegd of een verzekeringsbewijs waarvan de einddatum minder dan een maand geleden verstreken is.

    3.4.3.

    De Commissie preciseert dat er voor dergelijke verzekeringscontroles van voertuigen die het nationale grondgebied binnenkomen, gegevens tussen de lidstaten moeten worden uitgewisseld, en dat de rechten, vrijheden en rechtmatige belangen van de betrokkene moeten worden gewaarborgd krachtens de algemene verordening gegevensbescherming (GDPR).

    3.4.4.

    De Commissie zegt echter niets over de beheerder en over de financiering van de kosten voor het opzetten en beheren van een gedeelde databank van geldige of ongeldige verzekeringsovereenkomsten.

    3.5.   Harmonisatie van de minimumdekkingsbedragen

    3.5.1.

    Het Comité schaart zich achter de analyse van de Commissie wat betreft de uiteenlopende en vooral niet-conforme minimumdrempels, die in bijna de helft van de lidstaten van de EU onder de drempels van de richtlijn liggen.

    3.5.2.

    Volgens het Comité zou de Commissie verder moeten gaan dan de simpele aanbeveling om de minimumbedragen te harmoniseren (5); zij zou een einddatum moeten vaststellen waarop de minimumbedragen voor schadevergoedingen moeten zijn ingevoerd, bijvoorbeeld eind 2019, hoewel de termijn eigenlijk al verstreken is.

    3.5.3.

    Het Comité beveelt aan dat de schadevergoedingsniveaus (schadeposten) worden toegepast die het gunstigst zijn voor het slachtoffer: ofwel die van het land waar het ongeval heeft plaatsgevonden, ofwel die van het land waar het slachtoffer woont.

    3.6.   Toepassingsgebied van de richtlijn

    3.6.1.

    Het Comité is ingenomen met de verduidelijking van het begrip vervoermiddel op openbaar of particulier terrein, stilstaand of in beweging, met uitsluiting van voertuigen die uitsluitend voor landbouw worden gebruikt. Wel moet ervoor worden gezorgd dat landbouwvoertuigen op de openbare weg wel degelijk onder de richtlijn vallen.

    3.7.   Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

    3.7.1.

    Het Comité wijst er tevens op dat de voorstellen van de Commissie het vrije verkeer van personen en goederen ondersteunen en dat zij stroken met de beginselen van de interne markt die het vrij verrichten van diensten en de vrijheid van vestiging van verzekeraars garanderen.

    Brussel, 19 september 2018.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Luca JAHIER


    (1)  https://ec.europa.eu/transparency/regdoc/rep/10102/2018/EN/SWD-2018-247-F1-EN-MAIN-PART-1.PDF

    (2)  PB L 263, 7.10.2009, blz. 11.

    (3)  https://ec.europa.eu/info/law/better-regulation/initiatives/ares-2017-3714481_nl

    (4)  Arrest Vnuk (2014 C-162/13), arrest Rodrigues de Andrade (2017 C-514/16), arrest Torreiro (2017 C-334/16).

    (5)  Richtlijn 84/5/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2005/14/EG.


    Top