Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016BP1520

    Resolutie (EU) 2016/1520 van het Europees Parlement van 28 april 2016 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2014

    PB L 246 van 14.9.2016, p. 247–249 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/res/2016/1520/oj

    14.9.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 246/247


    RESOLUTIE (EU) 2016/1520 VAN HET EUROPEES PARLEMENT

    van 28 april 2016

    met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2014

    HET EUROPEES PARLEMENT,

    gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2014,

    gezien artikel 94 van en bijlage V bij zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie visserij (A8-0104/2016),

    A.

    overwegende dat volgens de financiële staten de begroting van het Europees Bureau voor visserijcontrole (hierna „het Bureau”) voor het begrotingsjaar 2014 9 217 150 EUR bedroeg; overwegende dat de begroting van het Bureau volledig wordt gefinancierd met middelen van de begroting van de Unie;

    B.

    overwegende dat de Rekenkamer in haar verslag over de jaarrekening van het Bureau voor het begrotingsjaar 2014 (hierna „het verslag van de Rekenkamer”) verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben gekregen dat de jaarrekening van het Bureau betrouwbaar is en de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;

    Follow-up van de kwijting voor 2013

    1.

    maakt uit het verslag van de Rekenkamer op dat er naar aanleiding van twee in het verslag van de Rekenkamer van 2013 geformuleerde opmerkingen, corrigerende maatregelen zijn getroffen en dat beide opmerkingen nu als „niet van toepassing” aangemerkt zijn;

    Begrotings- en financieel beheer

    2.

    stelt vast dat de inspanningen op het gebied van begrotingstoezicht gedurende het begrotingsjaar 2014 hebben geresulteerd in een uitvoeringspercentage van de begroting van 99,09 %, wat betekent dat het streefdoel van het Bureau is bereikt en wat overeenkomt met een toename van 0,45 % ten opzichte van 2013; stelt voorts vast dat het uitvoeringspercentage van de betalingskredieten 88,43 % bedroeg, wat betekent dat het streefdoel van het Bureau is bereikt en wat overeenkomt met een toename van 4,58 % ten opzichte van 2013;

    3.

    benadrukt dat moet worden beoordeeld of het mogelijk is de kredieten voor de werkzaamheden van het Bureau de komende jaren te verhogen;

    Vastleggingen en overdrachten

    4.

    neemt met voldoening kennis van de door het Bureau gerealiseerde percentages van overgedragen vastgelegde kredieten; stelt met name vast dat het percentage van overdrachten voor titel II (administratieve uitgaven) en titel III (huishoudelijke uitgaven) respectievelijk 25 % en 30 % bedroeg, wat neerkomt op een daling van 13 % voor elke titel in vergelijking met het jaar 2013;

    5.

    is ingenomen met het percentage van uit het jaar 2013 overgedragen geannuleerde vastleggingen, dat op 4,3% lag, wat neerkomt op een reductie van 46% in vergelijking met het percentage van het vorige jaar;

    Overschrijvingen

    6.

    wijst erop dat een bedrag van 360 233 EUR van titel I naar titel II is overgeschreven; neemt er kennis van dat dankzij de samenwerking bij het organiseren van vergaderingen, de toenemende coördinatie op afstand en het terugschroeven van het aantal dienstreizen van het personeel van het Bureau, het begrotingsoverschot voor andere begrotingslijnen kon worden gebruikt;

    7.

    wijst het Bureau erop dat de omvang van de naar het volgend jaar over te dragen vastleggingskredieten zo gering mogelijk moet worden gehouden en dat de overdracht van middelen naar andere begrotingslijnen bekend moet worden gemaakt, en dat daarbij moet worden voldaan aan de verantwoordingsplicht;

    Preventie van en omgang met belangenconflicten en transparantie

    8.

    stelt vast dat het Bureau zijn beleid inzake voorkoming van en omgang met belangenconflicten in oktober 2014 heeft vastgesteld; merkt op dat, overeenkomstig het beleid inzake belangenconflicten, de leden van de raad van bestuur en het leidinggevend personeel van het Bureau een belangenverklaring moeten afleggen; stelt vast dat de door de raad van bestuur en het leidinggevend personeel van het Bureau ondertekende belangenverklaringen openbaar zijn gemaakt; neemt er kennis van dat de publicatie van de CV's van het leidinggevend personeel van het Bureau optioneel was overeenkomstig het beleid inzake belangenconflicten en dat alle vier leden van het leidinggevend personeel hun CV voor publicatie hebben ingediend; spoort leden van de raad van bestuur van het Bureau aan hun belangenverklaringen onverwijld in te dienen voor publicatie op de website van het Bureau teneinde rekening te houden met de transparantie en verantwoordingsplicht van het Bureau;

    9.

    verzoekt de instellingen en -agentschappen van de Unie die een gedragscode hebben ingevoerd, waaronder het Parlement, de maatregelen ter uitvoering daarvan, zoals verificaties van de opgaven van financiële belangen, aan te scherpen;

    Interne controles

    10.

    stelt met voldoening vast dat het Bureau, met het doel de efficiëntie bij het verwerken van financiële transacties te vergroten, een risicobeoordeling heeft uitgevoerd, waarbij de conclusie luidde dat de verificatie- en vergunningsprocedures van bepaalde transacties van geringe waarde kunnen worden samengevoegd; stelt vast dat in augustus 2014 een beperkte valideringsworkflow voor deze transacties werd toegepast; stelt voorts vast dat het Bureau een methode voor driemaandelijkse verificatie achteraf heeft vastgesteld, waarbij voor de financiële transacties die niet vooraf geverifieerd zijn, een formele procedure voor verificatie achteraf wordt toegepast; is verheugd dat de eerste exercitie voor verificatie achteraf die in november 2014 werd afgerond, een geprojecteerde foutenpercentage van 0,25% als resultaat had;

    11.

    verwelkomt het initiatief van het Bureau om toe te zien op uitzonderingen op en afwijkingen van het vastgestelde beleid en de vaste procedures, ongeacht het bedrag in kwestie, en er daarbij voor te zorgen dat deze uitzonderingen en afwijkingen naar behoren gemotiveerd en gedocumenteerd zijn;

    12.

    stelt vast dat het Bureau eind 2014 voldeed aan 10 internecontrolenormen (ICN's), dat het gedeeltelijk voldeed aan vijf ICN's en dat het niet voldeed aan één ICN; verzoekt het Bureau de kwijtingsautoriteit in te lichten over de toepassing van deze ICN's;

    Interne audit

    13.

    stelt vast dat de dienst Interne Audit (IAS) van de Commissie het Bureau gecontroleerd heeft in overeenstemming met het nieuwe strategische auditplan van de IAS voor 2013-2015, en dat de IAS zes aanbevelingen heeft gedaan, waarvan er één als „zeer belangrijk” is aangemerkt; stelt vast dat het Bureau een uitgebreid actieplan heeft opgesteld om op deze aanbevelingen in te gaan; verzoekt het Bureau de kwijtingsautoriteit in te lichten over de stand van zaken in de uitvoering van deze aanbevelingen;

    Resultaten

    14.

    neemt kennis van de inspanningen van het Bureau om te zorgen voor een adequate coördinatie en structurering van de controleactiviteiten in de lidstaten, met name via diverse initiatieven die met de lidstaten en de Commissie overeengekomen zijn binnen het kader van de regionale stuurgroepen van het Bureau;

    15.

    verneemt dat er in de jaarlijkse risicobeoordeling van het Bureau voor 2014 twee kritieke risico’s zijn vastgesteld; verneemt van het Bureau dat het voor elk risico een actieplan heeft opgesteld om ervoor te zorgen dat dit beperkt wordt tot een aanvaardbaar niveau van restrisico; stelt met voldoening vast dat er zich in 2014 geen belangrijke risico's hebben voorgedaan;

    16.

    onderkent dat het Bureau de nieuwe taken in het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) moet uitvoeren met een personeelsinkrimping en een begroting die op het niveau van 2013 bevroren is, en wijst er tevens op dat er nadruk moet worden gelegd op het genderevenwicht onder het personeel;

    17.

    onderstreept dat in de beleidsdoelstellingen van het hervormde GVB een cruciale rol is weggelegd voor controles en de coördinatie daarvan, en dat het bijgevolg noodzakelijk is de financiële middelen en het personeelsbestand van het Bureau te verhogen;

    18.

    is ingenomen met de inspanningen die het Bureau in de context van steeds grotere uitdagingen heeft geleverd om zijn bedrijfsmodel te verbeteren door middel van rationalisering, vereenvoudiging en stroomlijning van de organisatie;

    Overige opmerkingen

    19.

    verneemt dat het Bureau heeft toegezegd op zijn website een pagina te maken met een presentatie van het Bureau in alle officiële talen van de Unie, en dat gezien zijn plaats van vestiging ook het Galicisch is opgenomen als de plaatselijke taal; spoort het Bureau aan om, binnen de grenzen van de beschikbare middelen, te zorgen voor een grotere zichtbaarheid en bekendheid van het Bureau;

    20.

    verzoekt het Bureau zijn procedures en vaste praktijken ter bescherming van de financiële belangen van de Unie te verstevigen en actief mee te werken aan een resultaatgerichte kwijtingsprocedure;

    21.

    neemt kennis van de inspanningen van het Bureau voor het opleiden van EU-inspecteurs en functionarissen van de lidstaten en derde landen, wat heeft gezorgd voor een aanzienlijke toename van het aantal opgeleide ambtenaren dat deelneemt aan de door het Bureau gecoördineerde inspecties binnen het kader van gezamenlijke ontwikkelingsplannen; stelt bovendien vast dat het aantal dergelijke inspecties is toegenomen tot ongeveer 12 700, waarbij meer dan 700 vermoedelijke inbreuken zijn opgespoord in 2014;

    22.

    erkent dat het Bureau een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de tenuitvoerlegging van de doelstellingen van het hervormde GVB; is verheugd dat het Bureau nauw met de lidstaten samenwerkt om het toezicht op de aanlandingsverplichting te organiseren, door de controle en het toezicht met betrekking tot de visserij te verscherpen, samenwerking in de hand te werken, interoperabiliteit te bevorderen en gemeenschappelijke capaciteiten op te bouwen;

    23.

    wijst erop dat het belangrijk is het mandaat van het Bureau te versterken om gezamenlijke operationele acties met andere op maritiem gebied gespecialiseerde Unieagentschappen te ondernemen, teneinde rampen op zee te voorkomen en de Europese kustwachtfuncties te coördineren;

    24.

    verwijst voor andere opmerkingen van horizontale aard bij het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 28 april 2016 (1) over het functioneren en het financiële beheer van en de controle op de agentschappen.


    (1)  Aangenomen teksten van die datum, P8_TA(2016)0159 (zie bladzijde 447 van dit Publicatieblad).


    Top