Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016BP1514

Resolutie (EU) 2016/1514 van het Europees Parlement van 28 april 2016 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor chemische stoffen voor het begrotingsjaar 2014

PB L 246 van 14.9.2016, p. 232–235 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

ELI: http://data.europa.eu/eli/res/2016/1514/oj

14.9.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 246/232


RESOLUTIE (EU) 2016/1514 VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 28 april 2016

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor chemische stoffen voor het begrotingsjaar 2014

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor chemische stoffen voor het begrotingsjaar 2014,

gezien artikel 94 van en bijlage V bij zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A8-0118/2016),

A.

overwegende dat de definitieve begroting van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (het „Agentschap”) voor het begrotingsjaar 2014 volgens zijn jaarrekening 114 112 193 EUR bedroeg, hetgeen een toename van 6,37 % ten opzichte van 2013 betekent;

B.

overwegende het Agentschap EU-subsidies van de Commissie kreeg ter waarde van 6 513 623 EUR, alsook andere bijdragen en financiering van de Commissie ter waarde van 1 244 421 EUR;

C.

overwegende dat de Rekenkamer in haar verslag over de jaarrekening van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2014 („het verslag van de Rekenkamer”) heeft verklaard redelijke zekerheid te hebben gekregen dat de jaarrekening van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2014 betrouwbaar is en de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;

1.

herinnert eraan dat het Agentschap sinds 2012 tot taak heeft de technische, wetenschappelijke en administratieve aspecten van Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1) („BPR-verordening”) te beheren en uit te voeren, evenals vergelijkbare taken die verband houden met de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 (2) („PIC-verordening”);

Follow-up van de kwijting voor 2013

2.

verneemt van het Agentschap dat het de belangenverklaringen van alle formele organen, alsook die van het management en de raad van beroep, heeft gepubliceerd op zijn website voor publieke controle; merkt op dat zowel extern als tijdelijk personeel is opgenomen in de procedures van het Agentschap voor preventie en beheer van belangenconflicten;

Financieel en begrotingsbeheer

3.

merkt op dat inspanningen op het gebied van begrotingstoezicht gedurende het begrotingsjaar 2014 hebben geresulteerd in een uitvoeringspercentage van de begroting van 97,08 % en dat het uitvoeringspercentage van de kredieten voor betalingen 87,46 % bedroeg; constateert dat het uitvoeringspercentage voor de betalingskredieten met 3,28 % is gestegen ten opzichte van het voorgaande jaar;

4.

merkt op dat de uitgaven voor procedures in verband met de nieuwe tenuitvoerlegging van de BPR-verordening gedekt zouden zijn door aanvraagvergoedingen voor de registratie van biociden; erkent dat de geïnde vergoedingen in 2014 slechts 17 % van deze uitgaven hebben gedekt en dat het resterende deel werd gefinancierd door bijdragen uit de begroting van het Agentschap door de Unie en de EVA-landen (Europese Vrijhandelsassociatie); neemt nota van de opmerking van het Agentschap over de onterechte veronderstelling van de Commissie dat het Agentschap de kosten die met de BPR te maken hebben grotendeels zelf kan financieren;

5.

wijst op de problemen die het Agentschap gezien het ontbreken van een financiële reserve ondervindt om bijkomende subsidies te krijgen in de jaren waarin de financiële ontvangsten uit vergoedingen voor biocide activiteiten lager zijn dan geraamd; neemt kennis van de bezorgdheid van het Agentschap dat, indien deze situatie blijft duren en niet wordt gecompenseerd door een hogere subsidie, het bijzonder moeilijk zal zijn om al zijn niet-vergoedingsgerelateerde verplichtingen te blijven nakomen;

6.

benadrukt dat het Agentschap in 2014 een bijdrage van de Unie voor de PIC-verordening van in totaal 1,3 miljoen EUR heeft ontvangen, waardoor het mogelijk was de voorbereidende werkzaamheden af te ronden en de succesvolle inwerkingtreding van de PIC-verordening op 1 maart 2014 te waarborgen;

7.

merkt op dat in 2014 de ontvangsten uit vergoedingen en heffingen in het kader van REACH en werkzaamheden inzake indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (CLP) 27,8 miljoen EUR bedroegen (afkomstig van vergoedingen voor REACH-registraties, kmo-controles en rente-inkomsten van reserves) en dus hoger waren dan geraamd;

8.

herinnert eraan dat, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (3) („REACH-verordening”), het Agentschap wordt gefinancierd uit de vergoedingen die worden betaald door het bedrijfsleven voor de registratie van chemische stoffen en uit een mogelijke compenserende subsidie van de Unie, overeenkomstig artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (4) (het „Financieel Reglement”); merkt bovendien op dat het Agentschap in 2014 voor het vierde opeenvolgende jaar volledig werd gefinancierd uit de vergoedingen voor REACH- en CLP-activiteiten;

9.

feliciteert het Agentschap voor de verdere ontwikkeling van zijn verslaglegging en het stroomlijnen van de financiële processen;

Vastleggingen en overdrachten

10.

merkt op uit het verslag van de Rekenkamer dat het niveau van vastleggingskredieten overgedragen naar 2015 35 % bedroeg voor titels III, IV en V (operationele uitgaven), wat overeenkomt met een daling van 11 % in vergelijking met het voorgaande jaar; erkent dat die overdrachten voornamelijk het gevolg waren van het meerjarig karakter van geplande IT-ontwikkelingsprojecten, uitgaven voor bestelde, maar aan het eind van het jaar nog niet ontvangen vertalingen, en evaluaties van stoffen met een wettelijke termijn in 2015;

Aanbestedings- en aanwervingsprocedures

11.

verneemt van het Agentschap dat het in 2014 voor de tenuitvoerlegging van zijn begroting 736 contracten heeft ondertekend, waarvan 548 in het kader van raamcontracten en 188 na een aanbestedingsprocedure; merkt op dat 23 contracten van de laatste categorie werden ondertekend als gevolg van een buitengewone onderhandelingsprocedure en 11 van die 23 hebben betrekking op juridische diensten;

12.

is verheugd dat in 2014 de doelstelling voor aanwervingen van het Agentschap is behaald, waarbij 97 % van de tijdelijke functies en 94 % van de functies voor arbeidscontractanten tegen het eind van het jaar waren ingevuld; merkt bovendien op dat er eind 2014 479 tijdelijke werknemers en 106 contractanten in dienst waren of in de aanwervingsprocedure waren; erkent dat het nieuwe beleid voor interne mobiliteit begin 2014 werd goedgekeurd op het gebied van loopbaanontwikkeling om de mogelijkheden van interne mobiliteit te vergroten en het proces dynamischer te maken;

13.

merkt tevreden op dat als gevolg van de tenuitvoerlegging van het beleid ter preventie van pesterijen vier bijkomende adviseurs werden aangesteld en opgeleid in 2014;

14.

merkt op dat het Agentschap 78 % van zijn personeel inzet voor operationele activiteiten; spoort het Agentschap aan op deze weg verder te gaan;

Preventie en beheer van belangenconflicten en transparantie

15.

erkent dat het Agentschap de aanbevelingen van het speciale verslag van de Rekenkamer nr. 15/2012 over het beheer van belangenconflicten in bepaalde EU-agentschappen heeft uitgevoerd; merkt eveneens op dat het Agentschap zijn beleidsmaatregelen over belangenconflicten regelmatig herziet en bijwerkt;

16.

neemt kennis van het Agentschap dat het vier wetenschappelijke comités heeft opgericht overeenkomstig zijn oprichtingsverordening, die formele standpunten en aanbevelingen uitvaardigen; neemt er kennis van dat die comités uit deskundigen bestaan, die bijna allen ambtenaar zijn, benoemd of aangesteld door de lidstaten, terwijl belanghebbenden enkel als waarnemers mogen deelnemen; erkent dat de preventie voor belangenconflicten voor die comitéleden strikt beheerd wordt door de procedure van het Agentschap voor de preventie en het beheer van mogelijke belangenconflicten, met inbegrip van jaarlijkse belangenverklaringen en mondelinge verklaringen bij het begin van elke vergadering;

17.

aanvaardt van het Agentschap dat het heeft besloten de leden van zijn informele werkgroepen, deskundigengroepen en discussieforums te onderwerpen aan het beheer van belangenconflicten, waaronder jaarlijkse belangenverklaringen en mondelinge verklaringen bij het begin van elke vergadering;

18.

merkt op dat de jaarverslagen van het Agentschap een belangrijke rol zouden kunnen vervullen bij de naleving van de normen inzake transparantie, verantwoordingsplicht en integriteit; dringt er bij het Agentschap op aan in zijn jaarverslag een standaardhoofdstuk over deze punten op te nemen;

Interne controle

19.

merkt op dat na de inwerkingtreding en toepassing van het Financieel Reglement, de raad van beheer van het Agentschap nieuwe uitvoeringsvoorschriften heeft aangenomen die sinds 1 januari 2015 van toepassing zijn; merkt voorts op dat die uitvoeringsvoorschriften de regels vastleggen voor de uitvoering van de evaluatie vooraf en achteraf van programma's, projecten en activiteiten; merkt op dat het huidige systeem voor interne controle van het Agentschap sterk de nadruk legt op controle vooraf, terwijl evaluatie achteraf voornamelijk voor IT-projecten is uitgevoerd, overeenkomstig de van toepassing zijnde PRINCE2-methodologie voor projectbeheer bij het Agentschap; roept het Agentschap op om verslag te leggen bij de kwijtingsautoriteit over de resultaten van de uitvoering van deze nieuwe regels;

20.

aanvaardt van het Agentschap dat zijn raad van bestuur een strategie tegen fraude heeft aangenomen in december 2014; merkt op dat deze strategie betrekking heeft op 2015-2016 en een actieplan omvat met specifieke acties die in die periode moeten worden uitgevoerd; merkt op dat de interne beoordeling van het frauderisico die voor de aanname van de strategie is uitgevoerd, het risicoprofiel van het Agentschap als laag inschatte; merkt op dat de belangrijkste doelstelling van die strategie de ontwikkeling is van een wijdverspreide antifraudecultuur in het Agentschap, met de nadruk op bewustmaking;

Interne controle

21.

verneemt van het Agentschap dat de dienst Interne Audit van de Commissie in 2014 een controle heeft uitgevoerd van „aanvragen van vergunningen” om te beoordelen en zeker te stellen dat het beheer en de systemen voor interne controle die het proces voor „aanvragen van vergunningen” in goede banen leiden, geschikt en doeltreffend genoeg zijn om te garanderen dat de aanvragen binnen de gestelde termijnen kunnen worden verwerkt; merkt op dat de controle tot vijf aanbevelingen heeft geleid die als „belangrijk” aangemerkt zijn en dat er geen „kritieke” of „heel belangrijke” aanbevelingen zijn afgegeven;

22.

merkt tevreden op dat de dienst Interne Audit alle lopende acties van de controle van het „comitébeheer in het Agentschap” uit 2013 heeft gesloten;

23.

merkt op dat de Interne Auditcapaciteit van het Agentschap controles heeft uitgevoerd om zeker te stellen dat de verificatie van de vertrouwelijkheidsclaims en de opleiding en ontwikkeling van het personeel goed wordt uitgevoerd, alsook een adviserende controle van BPR-processen; merkt op dat de actieplannen zijn ontwikkeld volgens de aanbevelingen van IAS en IAC;

Overige opmerkingen

24.

erkent dat de certificeringscontrole voor ISO 9001:2008 concludeerde dat de procedures en werkinstructies voor REACH- en CLP-processen in zijn geïntegreerde beheersysteem goed waren beschreven; neemt kennis van het Agentschap dat het blijft werken aan de versterking van de efficiëntie en doeltreffendheid van zijn operaties en merkt ook op dat het Agentschap een aanvraag zal indienen voor hetzelfde certificaat voor zijn PIC- en BPR-activiteiten; merkt op dat het Agentschap de integratie van een milieubeheersysteem in zijn kwaliteitsbeheersysteem zal voortzetten;

25.

verwijst voor andere opmerkingen van horizontale aard bij het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 28 april 2016 (5) over het functioneren en het financiële beheer van en de controle op de agentschappen.


(1)  PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.

(2)  PB L 201 van 27.7.2012, blz. 60.

(3)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(4)  PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.

(5)  Aangenomen teksten van die datum, P8_TA(2016)0159 (zie bladzijde 447 van dit Publicatieblad).


Top