Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013IP0324

    Resolutie van het Europees Parlement van 4 juli 2013 over wapenuitvoer: uitvoering van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad (2013/2657(RSP))

    PB C 75 van 26.2.2016, p. 111–114 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    26.2.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 75/111


    P7_TA(2013)0324

    Wapenuitvoer: uitvoering van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad

    Resolutie van het Europees Parlement van 4 juli 2013 over wapenuitvoer: uitvoering van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad (2013/2657(RSP))

    (2016/C 075/16)

    Het Europees Parlement,

    gezien het Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie (1),

    gezien de huidige procedure voor de evaluatie van het gemeenschappelijk standpunt in de Groep export van conventionele wapens van de Raad van de Europese Unie (COARM) dat overeenkomstig artikel 15 drie jaar na de vaststelling ervan moet worden geëvalueerd,

    gezien Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap (2),

    gezien Gemeenschappelijk Optreden 2002/589/GBVB van de Raad van 12 juli 2002 inzake de bijdrage van de Europese Unie aan de bestrijding van de destabiliserende accumulatie en verspreiding van handvuurwapens en lichte wapens en tot intrekking van Gemeenschappelijk Optreden 1999/34/GBVB (3), en de strategie van de EU in de strijd tegen de illegale verzameling van en handel in handvuurwapens en lichte wapens (SALW) en hun munitie, dat op 15 en 16 december 2005 door de Europese Raad is goedgekeurd (4),

    gezien het dertiende (5) en veertiende (6) jaarverslag van de Groep export van conventionele wapens van de Raad van de Europese Unie (COARM),

    gezien het internationale Wapenhandelsverdrag (ATT) van de VN, waarin bindende gemeenschappelijke normen voor de wereldwijde handel in conventionele wapens zijn vastgelegd,

    gezien zijn resolutie van 13 juni 2012 over de onderhandelingen over het wapenhandelsverdrag van de Verenigde Naties (7),

    gezien artikel 42 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 346 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    gezien artikel 110, leden 2 en 4, van zijn Reglement,

    A.

    overwegende dat wapenuitvoer niet alleen een weerslag heeft op de veiligheid maar ook op de ontwikkeling, en dat derhalve het controlebeleid van de Europese Unie met betrekking tot de uitvoer van militaire technologie en goederen moet worden aangescherpt;

    B.

    overwegende dat Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB een juridisch bindend kader vormt waarin acht criteria worden genoemd, bij niet-vervulling waarvan een exportvergunning moet worden geweigerd (criteria 1-4) of zulke weigering op zijn minst in overweging moet worden genomen (criteria 5-8);

    C.

    overwegende dat overeenkomstig artikel 3 van het gemeenschappelijk standpunt in deze acht criteria slechts minimumnormen worden vastgesteld en dat de lidstaten restrictievere wapenbeheersingsmaatregelen mogen treffen; overwegende dat de verantwoordelijkheid voor het nemen van besluiten over het al dan niet afgeven van wapenexportvergunningen in overeenstemming met de criteria steeds bij de afzonderlijke lidstaten ligt;

    D.

    overwegende dat in artikel 10 van het gemeenschappelijk standpunt duidelijk wordt bepaald dat de lidstaten, waar dat passend is, ook rekening mogen houden met het effect van de voorgestelde uitvoer op hun economische, sociale, commerciële en industriële belangen, en overwegende dat deze factoren geen afbreuk mogen doen aan de toepassing van deze acht criteria;

    E.

    overwegende dat de landen van de Europese Unie volgens gegevens van het Stockholm International Peace Research Institute (SIPRI) tezamen 's werelds op een na grootste wapenexporteur zijn, net na VS, en dat van deze wapenexport een steeds groter aandeel geleverd wordt aan landen buiten de Europese Unie;

    F.

    overwegende dat de belangrijkste bestemmingen buiten de EU voor wapens vanuit de lidstaten het Midden-Oosten, Noord-Amerika en Azië zijn; overwegende dat de meeste wapens worden uitgevoerd naar de landen Saoedi-Arabië, de Verenigde Staten en de Verenigde Arabische Emiraten;

    G.

    overwegende dat de Europese industrie de afnemende vraag in Europa naar defensiemateriaal poogt te compenseren door toegang te winnen naar de markten van derde landen, en dat dit door veel politici en politieke partijen wordt gesteund als bijdrage om de Europese defensie-industrie, de technologische knowhow en de leveringszekerheid te versterken en de paraatheid te verhogen; overwegende dat O&O in de defensie-industrie een aanzienlijk doorwerkingseffect heeft in de vorm van een groot aantal civiele toepassingen;

    H.

    overwegende dat de lidstaten al veel overeenstemming hebben bereikt over de toepassing en de interpretatie van de acht criteria van het gemeenschappelijk standpunt, met name dank zij de gids voor de gebruiker van het gemeenschappelijk standpunt, die is opgesteld door COARM, en waarin gedetailleerd wordt aangegeven hoe de criteria het best kunnen worden toegepast;

    1.

    acht het zeer toe te juichen dat de Europese Unie als wereldwijde primeur een bindend juridisch kader heeft dat een betere controle op wapenuitvoer mogelijk maakt, ook naar crisisgebieden en landen met een twijfelachtige mensenrechtenreputatie, en noemt het in dit verband verheugend dat Europese en niet-Europese derde landen zich hebben aangesloten bij het controlesysteem voor wapenuitvoer op basis van het gemeenschappelijk standpunt; wijst er echter op dat de acht criteria in de afzonderlijke lidstaten van de EU niet overal even strikt worden toegepast en geïnterpreteerd; dringt daarom aan op een meer uniforme interpretatie en uitvoering van het gemeenschappelijke standpunt met al zijn verplichtingen, en betreurt dat de EU nog altijd geen gemeenschappelijk beleid kent inzake wapenoverdrachten naar derde landen;

    2.

    is van mening dat het GBVB en het gemeenschappelijk standpunt met elkaar in overeenstemming moeten zijn; is van mening dat de lidstaten en de hoge vertegenwoordiger voor het buitenlands en veiligheidsbeleid tot taak hebben om de samenhang van het gemeenschappelijk standpunt en het buitenlands beleid te waarborgen;

    3.

    benadrukt dat de lidstaten het recht hebben te handelen in overeenstemming met hun nationale beleid, met volledige inachtneming van het internationaal recht en internationale overeenkomsten, en gezamenlijk overeengekomen regels en criteria, welke inachtneming volgens nationale regelgeving moet worden gecontroleerd;

    4.

    is van mening dat het Europees Parlement en de nationale parlementen of specifieke parlementaire organen daadwerkelijke controle moeten uitoefenen op de toepassing en de handhaving van de overeengekomen normen van het gemeenschappelijk standpunt op nationaal en Europees niveau, en op de invoering van een transparant en verantwoordingsplichtig controlesysteem;

    5.

    is van mening dat de tekst in de gids voor de gebruiker nauwkeuriger moet worden en meer eenduidig, en dat de gids steeds moet worden bijgewerkt als dat nodig is;

    6.

    pleit voor een betere toepassing van de criteria van Gemeenschappelijk Standpunt alvorens nieuwe criteria worden voorgesteld;

    7.

    waardeert de eensgezinde en consistente wijze waarop de EU-lidstaten steun verlenen aan het internationale proces tot vaststelling van bindende regels voor de internationale wapenhandel; dringt er bij de EU en de lidstaten op aan, hun inspanningen toe te spitsen op de landen die niet willen toetreden tot internationale overeenkomsten;

    8.

    wijst erop dat de jaarverslagen van COARM ervoor hebben gezorgd dat de wapenexport van de lidstaten transparanter is; betreurt echter dat de gegevens onvolledig en verschillend van aard zijn vanwege de uiteenlopende gegevensverzamelings- en indieningsprocedures van de afzonderlijke lidstaten; herinnert de lidstaten eraan dat zij aan COARM jaarlijks alle informatie dienen te verstrekken betreffende hun wapenhandel, zoals overeengekomen en vastgelegd in het gemeenschappelijk standpunt;

    9.

    vraagt om een analyse van de implementatie van het gemeenschappelijk standpunt in de nationale systemen; is van mening dat de capaciteit van COARM om de controle van de wapenuitvoer te analyseren moet worden versterkt;

    10.

    is van mening dat het gemeenschappelijk standpunt moet worden aangevuld met een regelmatig bijgewerkte en openbaar toegankelijke lijst met informatie over de mate waarin wapenuitvoer naar bepaalde ontvangende landen al dan niet in overeenstemming is met de acht criteria;

    11.

    is van mening dat een verbeterd systeem moet worden opgezet voor geregelde uitwisseling van actuele informatie tussen de lidstaten inzake de verkoop van wapens aan landen waartegen voorheen een embargo gold;

    12.

    verzoekt om een jaarlijks debat in het Parlement en om de opstelling van jaarverslagen over de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk standpunt, teneinde een passend niveau van parlementaire controle en transparantie op Europees niveau te waarborgen;

    13.

    noemt het verheugend dat onder auspiciën van de Verenigde Naties een juridisch bindend Wapenhandelsverdrag (ATT) inzake de internationale handel in conventionele wapens is ondertekend, waarmee een doeltreffend controlesysteem voor de internationale wapenhandel tot stand is gekomen met een grotere transparantie en controleerbaarheid, en waarbij uiterst strenge internationale normen zijn vastgesteld, zodat het onverantwoordelijk en illegaal gebruik van conventionele wapens steeds moeilijker wordt; wijst op de eensgezinde en consistente wijze waarop de EU en haar lidstaten steun verlenen aan het internationale proces tot vaststelling van bindende regels voor de internationale wapenhandel;

    14.

    benadrukt het belang van een doeltreffende en geloofwaardige uitvoering van het ATT, en spoort de lidstaten aan hun internationale inspanningen te richten op het nastreven van universele ondertekening en vroegtijdige inwerkingtreding;

    15.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de secretaris-generaal van de Verenigde Naties.


    (1)  PB L 335 van 13.12.2008, blz. 99.

    (2)  PB L 146 van 10.6.2009, blz. 1.

    (3)  PB L 191 van 19.7.2002, blz. 1.

    (4)  Raad van de Europese Unie , 05319/2006, 13.1.2006.

    (5)  PB C 382 van 30.12.2011, blz. 1.

    (6)  PB C 386 van 14.12.2012, blz. 1.

    (7)  Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0251.


    Top