This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013DC0270
REPORT FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL, THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE AND THE COMMITTEE OF THE REGIONS UNDER ARTICLE 25 TFEU On progress towards effective EU Citizenship 2011-2013
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S KRACHTENS ARTIKEL 25 VWEU Over de vorderingen op weg naar een echt EU-burgerschap 2011-2013
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S KRACHTENS ARTIKEL 25 VWEU Over de vorderingen op weg naar een echt EU-burgerschap 2011-2013
/* COM/2013/0270 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S KRACHTENS ARTIKEL 25 VWEU Over de vorderingen op weg naar een echt EU-burgerschap 2011-2013 /* COM/2013/0270 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES
PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN
DE REGIO'S KRACHTENS ARTIKEL 25 VWEU Over de vorderingen op weg naar een echt
EU‑burgerschap 2011‑2013 1. Inleiding In het kader van het Europees Jaar van de
burger 2013 en overeenkomstig artikel 25 van het Verdrag betreffende
de werking van de Europese Unie (VWEU) wordt in dit verslag een overzicht gegeven
van de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van het EU‑burgerschap tussen
1 januari 2011 en 31 maart 2013. Aangezien het
Verdrag van Lissabon in werking is getreden, komen ook het Europees
burgerinitiatief en het verbod van discriminatie op grond van nationaliteit aan
bod[1]. Wat betreft
discriminatie op andere gronden (artikel 19 VWEU) zal de Commissie in
november 2013 een verslag publiceren over de tenuitvoerlegging van de
richtlijn rassengelijkheid[2]
en de richtlijn gelijke behandeling in arbeid en beroep[3], waarin op een samenhangende
manier zal worden gekeken naar discriminatie op grond van ras of etnische
oorsprong, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd en seksuele
geaardheid. De Commissie zal ook een verslag publiceren over de toepassing van
de richtlijn betreffende gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen[4]. Het Handvest van
de grondrechten van de Europese Unie, waarin de rechten van de EU‑burgers in
titel V (artikelen 39 tot en met 46) zijn vastgelegd, heeft door
het Verdrag van Lissabon volledige rechtskracht gekregen. Bijgevolg wordt ook
in de drie jaarverslagen over de toepassing van het Handvest van de
grondrechten, die in maart 2011[5],
april 2012[6]
en mei 2013[7]
zijn aangenomen, een overzicht gegeven van de vorderingen op het gebied van de
rechten van de burgers van de Unie. 2. Ontwikkelingen op het gebied
van de rechten van het EU‑burgerschap 2.1. Recente ontwikkelingen in de
rechtspraak in verband met EU‑burgerschap In een aantal
belangrijke uitspraken heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie zijn
vaste uitgangspunt dat „de hoedanigheid van burger van de Unie de primaire
hoedanigheid van de onderdanen van de lidstaten [dient] te zijn” verder
uitgewerkt[8]. In het Zambrano-arrest[9] stelde het Hof dat
artikel 20 VWEU zich verzet tegen nationale maatregelen die tot gevolg
kunnen hebben dat burgers van de Unie het effectieve genot wordt ontzegd van de
belangrijkste aan hun status van burger van de Unie ontleende rechten. Na de
toepassing van dat criterium in die specifieke zaak concludeerde het Hof dat
een onregelmatige migrant in een lidstaat, wiens ten laste zijnde kinderen van
jonge leeftijd onderdanen van dat land zijn, het recht moet hebben om daar te
verblijven en te werken. Het Hof lichtte toe dat een weigering om de ouder dat
recht toe te kennen, de kinderen het effectieve genot van de belangrijkste aan
de status van burger van de Unie verbonden rechten zou ontzeggen, omdat zij
zouden worden verplicht het grondgebied van de Unie te verlaten om hun ouders
te volgen. Het Hof verklaarde voorts dat dit ook geldt wanneer de kinderen hun
recht van vrij verkeer binnen de EU nooit hebben uitgeoefend. In een andere
zaak, Dereci[10],
beklemtoonde het Hof de zeer bijzondere en uitzonderlijke aard van de situaties
waarin dat criterium van toepassing kan zijn. Het criterium is alleen van
toepassing op situaties waarin de EU‑burger verplicht zou worden het
grondgebied van de Unie als geheel te verlaten (niet alleen het grondgebied van
de lidstaat waarvan hij/zij onderdaan is). Voorts heeft het betrekking op
situaties waarin geen verblijfsrecht kan worden ontzegd aan een staatsburger
van een derde land die lid is van de familie van een staatsburger van een
lidstaat, omdat anders de nuttige werking zou worden ontnomen aan het
burgerschap van de Unie van deze laatste staatsburger. Het feit dat de burger
van de Unie wenst dat een familielid dat niet de nationaliteit van een lidstaat
bezit, bij hem verblijft, volstaat echter niet om aan te nemen dat hij/zij
verplicht zou worden om het grondgebied van de Unie te verlaten indien het
familielid geen verblijfsrecht wordt toegekend. Het Hof wees er
voorts op dat nationale overheden of gerechtshoven per geval moeten beoordelen
of een weigering om een verblijfsrecht toe te kennen, het recht op bescherming
van het familie- en gezinsleven zou ondermijnen, en wel in het licht van artikel 7
van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie in situaties die
onder het recht van de Unie vallen, en van artikel 8 van het Europees
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens daar waar het recht van de
Unie niet van toepassing is. Meer recent
bevestigde het Hof, in O. en S.[11],
dat de in het Zambrano-arrest ontwikkelde beginselen slechts in
uitzonderlijke omstandigheden van toepassing zijn. Het tekende daarbij aan dat deze
niet enkel gelden voor situaties waarin een biologische band bestaat, maar dat
de relevante factor de afhankelijkheid is (wettelijk, financieel of affectief). 2.2. Verkrijging en verlies van
het EU‑burgerschap Volgens het EU‑recht
is eenieder die de nationaliteit van een lidstaat bezit, een burger van de
Unie. De lidstaten zijn met inachtneming van het EU‑recht[12] bevoegd om te bepalen wie hun
onderdanen zijn en welke voorwaarden gelden voor de verkrijging en het verlies
van de nationaliteit. In de
verslagperiode beantwoordde de Commissie hierover ongeveer 62 individuele
vragen, 29 vragen van het Europees Parlement en zes verzoekschriften. De Commissie
ontving vragen van leden van het Europees Parlement over situaties waarin
lidstaten besloten de nationaliteit toe te kennen aan groepen mensen, zoals
leden van etnische minderheden in andere landen of personen die bepaalde
bedragen bij een binnenlandse bank deponeren. De vragenstellers betwijfelden of
de lidstaten vrij zijn om de voorwaarden voor de verkrijging van hun
nationaliteit te bepalen, met name in het licht van de rechtspraak van het
Hof van Justitie dat zij bij de uitoefening van hun bevoegdheid op dit gebied
„het EU‑recht in acht moeten nemen”. Bij de uitlegging
van deze voorwaarde in de zaak Rottmann[13]
stelde het Hof de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten om te bepalen wie hun
onderdaan en bijgevolg een burger van de Unie mag worden, niet ter discussie.
Het stelde eerder grenzen aan hun bevoegdheid om burgers van de Unie de aan hun
status van burger van de Unie verbonden rechten te ontzeggen. Het bevestigde
met name dat wanneer het om burgers van de Unie gaat, de uitoefening van de
bevoegdheid van de lidstaten om regels voor de verkrijging en het verlies van
nationaliteit te bepalen, voor zover zij aan de door de rechtsorde van de
Unie verleende en beschermde rechten raakt, zoals met name het geval is met
een besluit tot intrekking van de naturalisatie, vatbaar is voor rechterlijke
toetsing aan het EU‑recht. In de vragen aan de Commissie ging het om besluiten
tot toekenning van de nationaliteit van een lidstaat, die de door de
rechtsorde van de Unie verleende en beschermde rechten niet aantastten. 2.3. Vrij verkeer en verblijf van
EU‑burgers (Richtlijn 2004/38/EG) 2.3.1. Maatregelen om de juiste
omzetting en toepassing van Richtlijn 2004/38/EG[14] te garanderen Het recht van EU‑burgers om vrij op het
grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, is een van de pijlers
van de integratie van de EU. In de verslagperiode voerde de Commissie een streng
handhavingsbeleid om ervoor te zorgen dat de richtlijn door alle lidstaten
volledig en doeltreffend werd omgezet. Dit leidde ertoe dat de grote
meerderheid van de lidstaten haar wetten wijzigde of toezegde dat te zullen doen
teneinde de regels inzake vrij verkeer na te leven. De Commissie volgt van
nabij of deze toezeggingen worden nagekomen en werkt met de betrokken lidstaten
samen om de overblijvende problemen op te lossen. In 2011 ondernam de Commissie stappen
tegen twaalf lidstaten[15].
In 2012 - begin 2013 stuurde zij in zeven van deze twaalf gevallen
een met redenen omkleed advies[16].
Dit leidde ertoe dat tot dusver vijf lidstaten hun wetgeving hebben gewijzigd
of hebben toegezegd dat te zullen doen[17].
De belangrijkste problemen die in de inbreukprocedures aan de orde werden
gesteld, betreffen de rechten van toegang en verblijf voor familieleden van
burgers van de Unie, onder meer van echtgenoten of partners van hetzelfde
geslacht[18],
de voorwaarden voor de afgifte van visa en verblijfskaarten aan familieleden
van buiten de EU en de materieelrechtelijke en procedurele waarborgen tegen de
uitzetting van EU‑burgers. De portaalsite Uw Europa[19] informeert de EU‑burgers over
hun rechten. Een specifiek deel is gewijd aan het recht van vrij verkeer. De
Commissie publiceert ook een actuele versie van haar gids voor EU‑burgers over
de vrijheid van verkeer en verblijf in Europa[20]. 2.3.2. Behandelde vragen en klachten In de verslagperiode werden aan de Commissie 1 566 individuele
vragen over vrij verkeer en verblijf gesteld, waarvan 581 als formele
klachten werden geregistreerd. De Commissie beantwoordde ook 147 vragen
van het Europees Parlement en 137 verzoekschriften. In 2011 werden via de contactcentra van
Europe Direct 2 413 vragen over vrij verkeer gesteld en in 2012 3 787
(3,9% van het totale jaarlijkse aantal vragen aan de contactcentra). Problemen in verband met vrij verkeer en
verblijf staan in de top drie van het aantal Solvit‑vragen (922 vragen) en
-zaken (in de verslagperiode werden door Solvit 481 zaken behandeld en
afgesloten, waarvan 88% werd opgelost). 2.3.3. Voorbeelden van problemen die
aan de orde werden gesteld De nationale autoriteiten mogen EU‑burgers
slechts met inachtneming van bepaalde strenge materieelrechtelijke en
procedurele voorwaarden, die in het EU‑recht zijn vastgesteld, van hun
grondgebied verwijderen. Om de EU‑burgers rechtszekerheid te garanderen, is het
van wezenlijk belang dat die voorwaarden volledig en juist door alle lidstaten
zijn omgezet. In 2010 kregen de bewoners van niet‑toegestane
kampen, voornamelijk Roemeense en Bulgaarse Roma, van de Franse
autoriteiten verwijderingsbesluiten en bevelen het Franse grondgebied te
verlaten. De Commissie trad met de Franse autoriteiten in overleg, wat ertoe
leidde dat de in het EU‑recht vastgestelde voorwaarden volledig in de Franse
wetgeving werden opgenomen. De nieuwe wetgeving trad in juni 2011 in
werking. Denemarken nam nieuwe regels inzake
verwijdering aan, die in juli 2011 in werking traden en ook van toepassing
waren op EU‑burgers, wat ernstige bezwaren deed rijzen over de verenigbaarheid
daarvan met de EU‑regels inzake vrij verkeer. Na tussenkomst van de Commissie
en contacten met de Deense regering werd de vreemdelingenwet in
juni 2012 gewijzigd. Deze voorbeelden laten zien dat dialoog met de
lidstaten een doeltreffend middel kan zijn om problemen in het voordeel van de
EU‑burgers op te lossen. Een ander voorbeeld van de acties van de
Commissie om ervoor te zorgen dat het recht op non‑discriminatie van de EU‑burgers
gewaarborgd is en de obstakels voor het vrij verkeer uit de weg worden geruimd,
zijn de zaken in verband met de inschrijving van buitenlandse dubbele namen.
Na optreden van de Commissie in 2010 wijzigde Zweden in 2012 zijn
wetgeving en werd de inschrijving van buitenlandse dubbele namen mogelijk voor
Zweedse onderdanen. Daarnaast daagde de Commissie België voor het Hof om
ditzelfde recht af te dwingen voor in België geboren kinderen van een Belgische
ouder en een ouder uit een andere lidstaat. 2.3.4. Toekomstige prioriteiten Na haar optreden om de omzetting te garanderen,
zal de Commissie zich concentreren op de concrete toepassing van de EU‑regels
inzake vrij verkeer. Zij verricht momenteel twee studies in verband met de
toepassing van Richtlijn 2004/38/EG. In de eerste, die eind 2012 is
gestart, zal worden nagegaan hoe het recht van vrij verkeer en verblijf wordt
beïnvloed door formaliteiten en procedures in verband met de afgifte van
verblijfsdocumenten. In de tweede, waarmee begin 2013 is gestart, zullen
de situatie en het effect van mobiliteit van EU‑burgers op lokaal niveau worden
geëvalueerd. De resultaten zullen worden gebruikt voor de
verdere maatregelen die in het verslag over het EU‑burgerschap 2013 zijn
aangekondigd, zoals het vereenvoudigen van formaliteiten voor de EU‑burgers en
het bevorderen van de efficiënte afhandeling van zaken in verband met vrij
verkeer op lokaal niveau. Voorts blijft de volledige handhaving van de
EU‑regels inzake vrij verkeer een prioriteit voor de Commissie. Wanneer de
handhavingsmaatregelen zijn uitgevoerd en daaropvolgend het effect van het
beleid op het gebied van vrij verkeer aan een globale beoordeling is
onderworpen, zal een verslag over de toepassing van deze regels worden
opgesteld. De Commissie blijft de lidstaten aansporen om
informatie en beste praktijken te delen, onder meer voor de bestrijding van
misbruik en fraude in verband met vrij verkeer. 2.4. Kiesrechten De EU‑burgers die in een andere lidstaat wonen
dan die waarvan zij de nationaliteit bezitten, hebben in dat land actief en
passief kiesrecht bij de gemeenteraadsverkiezingen en bij de verkiezingen voor
het Europees Parlement onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van dat
land. In de verslagperiode beantwoordde de Commissie
ongeveer 100 individuele vragen, 50 vragen van het Europees Parlement
en negen verzoekschriften over de kiesrechten van de EU‑burgers. In vijf gevallen trad de Commissie in overleg
met lidstaten over problemen in verband met de omzetting van Richtlijn 94/180/EG
(recht van EU‑burgers om aan gemeenteraadverkiezingen deel te nemen) en in tien
gevallen in verband met de omzetting van Richtlijn 93/109/EG (recht van EU‑burgers
om aan de Europese verkiezingen deel te nemen). Dit leidde ertoe dat de
lidstaten hun wetgeving wijzigden of wijzigingen aankondigden om aan het EU‑recht
te voldoen[21].
De Commissie is haar beoordeling aan het afronden en zal zorgvuldig nagaan of
de toezeggingen worden nagekomen en de nationale wetten volledig conform zijn. Daarnaast nam de Commissie contact op met elf
lidstaten die EU‑burgers die geen onderdaan zijn, niet toestonden om politieke
partijen op te richten of daarvan lid te worden, wat indruist tegen
artikel 22 VWEU. In twee gevallen werd de situatie verduidelijkt, in één geval werd
nationale wetgeving aangenomen die in overeenstemming is met het EU‑recht en in
een ander geval werden wijzigingen aangekondigd. Tegen de zeven andere
lidstaten werden stappen ondernomen[22]. In haar verslag over de
gemeenteraadsverkiezingen[23],
dat op 9 maart 2012 werd bekendgemaakt, ging de Commissie na
hoe de kiesrechten van de EU‑burgers op lokaal niveau ten uitvoer worden gelegd
en suggereerde zij dat de lidstaten gerichte maatregelen zouden moeten aannemen
om de burgerparticipatie te stimuleren en de opkomst te bevorderen. Op 12 maart 2013
presenteerde de Commissie een mededeling („Voorbereiding van de
Europese verkiezingen van 2014: het verloop ervan nog democratischer en
efficiënter maken”) en een aanbeveling („om de verkiezingen voor
het Europees Parlement democratischer en efficiënter te laten verlopen”),
met de bedoeling de Europese dimensie van de Europese verkiezingen te
versterken. De aanbeveling moet ook de werking verbeteren van het mechanisme ter
voorkoming van dubbele stemming waarin Richtlijn 93/109/EG voorziet, door
het efficiënter te maken en de administratieve rompslomp te verminderen. Op 20 december 2012 nam de Raad Richtlijn 2013/1/EU[24] aan, waardoor het
voor de EU‑burgers gemakkelijker wordt om bij de verkiezingen voor het Europees
Parlement hun passief kiesrecht uit te oefenen: zij zullen alleen een
identiteitsdocument hoeven voor te leggen en een verklaring dat zij aan de
verkiesbaarheidsvoorwaarden voldoen. Ten slotte startte de Commissie, zoals
aangekondigd in het verslag over het EU‑burgerschap 2010, overleg met de
lidstaten die hun onderdanen het recht ontnemen deel te nemen aan de nationale
verkiezingen wanneer zij hun recht van vrij verkeer en verblijf uitoefenen en
hun land van herkomst verlaten (ontneming van kiesrecht). Na het debat hierover
tijdens de gezamenlijke hoorzitting over het EU‑burgerschap die samen met het
Europees Parlement op 19 februari 2013 werd georganiseerd, kondigt de
Commissie in haar verslag over het EU‑burgerschap 2013 concrete
maatregelen aan. 2.5. Consulaire bescherming De EU‑burgers die
naar een land buiten de EU reizen waar hun lidstaat niet vertegenwoordigd is,
of daar wonen, hebben recht op de bescherming van de diplomatieke en consulaire
autoriteiten van elke andere lidstaat en onder dezelfde voorwaarden als de
onderdanen van die staat. Op 23 maart 2011
presenteerde de Commissie als follow‑up op het verslag over het EU‑burgerschap 2010
een mededeling over de consulaire bescherming voor EU‑burgers in derde
landen: stand van zaken en verdere maatregelen[25] en wijdde zij hieraan een
website[26]. Op 14 december 2011
nam de Commissie een voorstel aan voor een richtlijn inzake consulaire
bescherming voor burgers van de Unie in het buitenland, met de bedoeling
duidelijke en juridisch bindende regels voor de samenwerking en coördinatie
tussen de consulaire autoriteiten van de lidstaten vast te stellen om ervoor te
zorgen dat niet‑vertegenwoordigde EU‑burgers op niet-discriminerende wijze een
beroep kunnen doen op de bescherming van diplomatieke of consulaire
vertegenwoordigingen van andere lidstaten in een derde land. 2.6. Het recht bij het Europees
Parlement een verzoekschrift in te dienen De EU‑burgers
hebben het recht bij het Europees Parlement een verzoekschrift in te dienen
over aangelegenheden van de Unie die hen direct aangaan. In 2012 ontving de
Commissie verzoekschriften van het Europees Parlement 1 964 verzoekschriften
(2 091 in 2011 en 1 746 in 2010). Tussen januari en
september 2012 werden van de 1 400 geregistreerde
verzoekschriften (72%) 1 010 verzoekschriften ontvankelijk verklaard,
tegenover 998 verzoekschriften in 2011 (71%) en 989 in 2010
(60%). De ontvankelijke verzoekschriften werden ofwel doorverwezen naar een
instelling of orgaan, ofwel afgesloten met een direct antwoord aan de
verzoeker. Net als in de
vorige jaren waren in 2012 de meest voorkomende onderwerpen van de
verzoekschriften de grondrechten/justitie, het milieu en de interne markt. 2.7. Het recht bij de Europese
Ombudsman een klacht in te dienen De EU‑burgers
hebben het recht bij de Europese Ombudsman een klacht in te dienen over
gevallen van wanbeheer door de EU‑instellingen, -organen, -bureaus en ‑agentschappen,
met uitzondering van het Hof van Justitie bij de uitoefening van zijn
gerechtelijke taak. In de
verslagperiode registreerde de Ombudsman ongeveer 2 500 klachten per
jaar. Het aantal klachten dat buiten zijn mandaat viel, daalde van 1 983
in 2010 en 1 846 in 2011 tot 1 720 klachten
in 2012. Deze daling is vooral te danken aan de interactieve gids van de
Ombudsman, die klagers naar de bevoegde autoriteit leidt. In 2012 maakten 19 281 burgers
gebruik van de gids om advies in te winnen. Het aantal op
basis van klachten geopende onderzoeken steeg van 323 onderzoeken in 2010
tot 450 in 2012. Deze stijging vloeit voort uit het feit dat mogelijke
klagers de Ombudsman beter weten te vinden. De meeste
onderzoeken hebben betrekking op een gebrek aan transparantie in het EU‑beheer.
In 2012 hield 21,5% van de zaken verband met transparantie, tegenover 33%
in 2010 en 25% in 2011. In 20% van alle in 2012
afgesloten onderzoeken (80 zaken) kon de Ombudsman een positief resultaat
bewerkstelligen. 2.8. Europees burgerinitiatief In het kader van het Europees burgerinitiatief
kan de Commissie worden gevraagd wetgeving voor te stellen op gebieden waarop
zij daartoe bevoegd is, als het initiatief de steun heeft gekregen van een
miljoen burgers. In Verordening (EU) nr. 211/2011,
die sedert 1 april 2012 van toepassing is, zijn de regels en
procedures voor dergelijke initiatieven vastgesteld. Tussen april 2012 en februari 2013
ontving de Commissie 27 verzoeken om voorgestelde initiatieven te
registreren. De onderwerpen gaan van onvoorwaardelijk basisinkomen en
kwalitatief hoogwaardig onderwijs voor allen tot pluralisme in de media en
stemrechten. Er is inmiddels een eerste initiatief waarvoor volgens de organisatoren
het vereiste aantal steunverklaringen is verzameld[27], maar dit is nog niet formeel
ingediend bij de Commissie. In 2011 richtte de Commissie een groep
deskundigen van de lidstaten op om ideeën, knowhow en beste praktijken uit te
wisselen met betrekking tot de taken die de lidstaten moeten uitvoeren in het
kader van het burgerinitiatief. 2.9. Statistische gegevens over
het aantal EU‑burgers die hun recht van vrij verkeer en verblijf hebben
uitgeoefend Op 1 januari 2012 waren er ongeveer 13,6 miljoen EU‑burgers
die (voor ten minste 12 maanden) in een lidstaat verbleven waarvan zij de
nationaliteit niet bezaten. Er zijn echter veel meer EU‑burgers die hun recht
van vrij verkeer en verblijf uitoefenen. In 2011 werden in de EU meer dan 180 miljoen
reizen gemaakt om particuliere redenen en bijna 30 miljoen voor zakelijke
doeleinden. 3. Ontwikkelingen in verband
met het beginsel van non-discriminatie op grond van nationaliteit Artikel 18
VWEU en artikel 21, lid 2, van het Handvest van de grondrechten
verbieden discriminatie op grond van nationaliteit binnen de werkingssfeer van
de Verdragen en onverminderd de bijzondere bepalingen daarin gesteld. Omdat dit
beginsel geldt met betrekking tot alle aangelegenheden die vallen onder het
materiële toepassingsgebied van het EU‑recht, maakt de naleving van dit
beginsel integrerend onderdeel uit van de rol van de Commissie, namelijk het
waken over de juiste toepassing van het EU‑recht op de verschillende
beleidsgebieden. Dit wordt hieronder geïllustreerd met enkele voorbeelden uit
de verslagperiode. In een reeks
maatregelen tegen zes lidstaten (Oostenrijk, België, Frankrijk, Duitsland,
Griekenland en Luxemburg) betwistte de Commissie nationale bepalingen die de toegang
tot het beroep van notaris voorbehouden aan onderdanen van de betrokken
lidstaat. In zijn arresten van 24 mei 2011 volgde het Hof van
Justitie het standpunt dat dergelijke bepalingen discriminerend zijn op grond
van nationaliteit en derhalve een inbreuk vormen op het Verdrag[28]. In 2011 daagde
de Commissie bij een andere handhavingsactie Oostenrijk voor het Hof in verband
met een nationale bepaling dat alleen studenten wier ouders Oostenrijkse
gezinstoelagen ontvingen, in aanmerking kwamen voor het verminderd tarief
voor het openbaar vervoer. In zijn arrest van 4 oktober 2012
volgde het Hof het standpunt van de Commissie en bevestigde het het beginsel
dat EU‑studenten die elders in de EU studeren, hetzelfde recht op bepaalde
voordelen hebben als lokale studenten[29]. In 2012
ondernam de Commissie stappen in verband met de problemen die niet‑Maltese EU‑burgers
die op Malta verblijven, ondervinden als zij onder dezelfde voorwaarden als de
Maltese burgers in aanmerking willen komen voor verminderde tarieven voor
water en elektriciteit. De Commissie nam
ook gerichte beleidsactie op gebieden waar specifieke problemen in verband met discriminatie
op grond van nationaliteit werden vastgesteld. Uit een aantal
klachten en vragen om rechtszekerheid van belanghebbenden bleek dat er in
sommige lidstaten beperkingen in verband met nationaliteit gelden voor de
toegang tot sportactiviteiten en/of sportcompetities. Daarop nam de Commissie
in januari 2011 een mededeling[30] aan over de ontwikkeling van
de Europese dimensie in sport, met daarin richtsnoeren voor de lidstaten om
ervoor te zorgen dat voor de toegang tot sportactiviteiten en/of sportcompetities
geen praktijken worden toegepast die een discriminatie op grond van
nationaliteit vormen. In december 2011
gaf de Commissie de lidstaten richtsnoeren om ervoor te zorgen dat de regels
inzake grensoverschrijdende successiebelasting niet discrimineren op grond
van nationaliteit[31].
Die maatregel kreeg follow‑up in de vorm van een horizontale handhavingsactie
waarbij de nationale regels inzake successiebelasting die met de EU‑Verdragen
strijdig zijn, werden aangepakt. Eind 2012
startte de Commissie een studie om via een grondige beoordeling van de
nationale wetgevingen op het gebied van directe belasting na te gaan of deze
tot oneerlijke nadelen leiden voor werknemers en personen die naar een andere
lidstaat verhuizen. Dit initiatief volgt op een eerder initiatief dat in 2010
werd genomen, waarbij werd onderzocht of de wetgevingen van de lidstaten op het
gebied van directe belasting geen discriminatie van grensarbeiders inhielden.
Op grond hiervan neemt de Commissie de nodige maatregelen. In verband met de
bovenvermelde studie van 2012 zal de Commissie dezelfde aanpak volgen. In mei 2012
verstrekte de Commissie de lidstaten richtsnoeren[32] voor een niet‑discriminerend vignetsysteem
voor personenauto’s en motoren. In juni 2012
kondigde de Commissie in het kader van haar inspanningen om groei te stimuleren
door een betere tenuitvoerlegging van de dienstenrichtlijn (Richtlijn 2006/123/EG)
maatregelen[33]
aan om het beginsel van non‑discriminatie op grond van de nationaliteit van de ontvangers
van diensten te handhaven, en verstrekte zij de lidstaten richtsnoeren voor
de toepassing van dit beginsel[34]. Omdat toegang
tot betaalrekeningen en andere bankdiensten van wezenlijk belang is voor de
deelname van de burgers aan het economische en sociale leven, neemt de
Commissie, zoals aangekondigd in de akte
voor de interne markt II[35]
van oktober 2012, tegelijk met dit verslag een initiatief aan om onder
meer de discriminatie op grond van nationaliteit in verband met dergelijke
rekeningen en bankdiensten op te lossen[36]. Eind 2012 startte de Commissie een studie[37] om na te gaan hoe het beginsel
van non‑discriminatie op grond van nationaliteit geïntegreerd is in de
nationale wetten op het gebied van toegang tot hoger onderwijs, met inbegrip
van de financiële hulp daarvoor. Ten slotte stelde
de Commissie op 26 april 2013 een richtlijn voor betreffende
maatregelen om de uitoefening van de in de context van het vrije verkeer van
werknemers aan werknemers verleende rechten te vergemakkelijken[38], die onder meer de bedoeling
heeft discriminatie op grond van nationaliteit van mobiele EU‑werknemers
te voorkomen. 4. Conclusie In dit verslag wordt een overzicht gegeven van
de belangrijkste ontwikkelingen en maatregelen op EU‑niveau op het gebied van
het EU‑burgerschap sedert 2011. Dit verslag vergezelt en vormt een
aanvulling op het verslag over het EU‑burgerschap 2013. [1] De artikelen 18 en 24 VWEU werden door het
Verdrag van Lissabon geïntegreerd in het tweede deel van het VWEU („Non‑discriminatie
en burgerschap van de Unie”). [2] Richtlijn 2000/43/EG houdende toepassing van het
beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische
afstamming. [3] Richtlijn 2000/78/EG tot instelling van een
algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep. [4] Richtlijn 2006/54/EG betreffende de toepassing van
het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in
arbeid en beroep. [5] COM(2011) 160 - http://ec.europa.eu/justice/fundamental-rights/files/annual_report_2010_nl.pdf [6] COM(2012) 169 - http://ec.europa.eu/justice/fundamental-rights/files/charter-brochure-report_en.pdf [7] COM(2013) 271 - http://ec.europa.eu/justice/fundamental-rights/files/charter_report_2012_en.pdf [8] Zie bijvoorbeeld zaak C‑184/99, Grzelczyk. [9] Zaak C‑34/09, Ruiz Zambrano. [10] Zaak C‑256/11, Dereci en anderen. [11] Gevoegde zaken C‑356/11 en C‑357/11, O. en S. [12] Zie bijvoorbeeld zaak C‑369/90, Micheletti en anderen. [13] Zaak C‑135/08. [14] PB L 158, blz. 77. [15] AT, BE, DE, CY, CZ, ES, IT, LT, MT, PL, SE, UK (http://europa.eu/rapid/press-release_IP-11-981_nl.htm). [16] CZ, LT (http://europa.eu/rapid/press-release_IP-12-75_en.htm?locale=en),
UK (http://europa.eu/rapid/press-release_IP-12-417_en.htm?locale=en), AT, DE en
SE (http://europa.eu/rapid/press-release_IP-12-646_en.htm?locale=en) en BE (http://europa.eu/rapid/press-release_MEMO-13-122_nl.htm). [17] MT wijzigde zijn wetgeving. ES, IT, PL en SE zegden toe
dit tegen het voorjaar van 2013 te zullen doen. [18] Zie ook het verslag over de toepassing van het Handvest
van de grondrechten, COM(2013) 271. [19] http://ec.europa.eu/youreurope/index.htm. [20] http://ec.europa.eu/justice/citizen/files/guide_free_movement_en.pdf. [21] CY, PL en RO namen nieuwe wetgeving aan. CZ, SI en SK
kondigden tijdige wijzigingen van hun wetgeving met het oog op de verkiezingen
voor het Europees Parlement van 2014 aan. EL en LV verstrekten afdoende
uitleg. BG, HU, LT en MT namen onlangs wetgeving aan, maar die wordt nog
onderzocht. [22] CZ, ES, GR, LT, LV, PL en SK. [23] Verslag over de toepassing van Richtlijn 94/80/EG
betreffende het actieve en passieve kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen ten
behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een lidstaat waarvan zij
de nationaliteit niet bezitten, COM(2012) 99. [24] Richtlijn 2013/1/EU van de Raad tot wijziging van
Richtlijn 93/109/EG tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het
passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement ten behoeve
van de burgers van de Unie die verblijven in een lidstaat waarvan zij geen
onderdaan zijn (PB L 26, blz. 28). [25] COM(2011) 149. [26] http://ec.europa.eu/consularprotection. [27] http://europa.eu/rapid/press-release_IP-13-107_nl.htm [28] Zaken C‑53/08, C‑47/08, C‑50/08, C‑54/08, C‑61/08 en C‑51/08. [29] Zaak C‑75/11. [30] SEC(2011) 66/2. [31] COM(2011) 864. [32] COM(2012) 199. [33] COM(2012) 261. [34] SWD(2012) 146. [35] COM(2012) 573. [36] Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en
de Raad betreffende de vergelijkbaarheid van kosten in verband met
betaalrekeningen, overstappen van betaalrekening en toegang tot
betaalrekeningen met basisfuncties, COM(2013) 266. [37] „Evaluation of EU rules on free movement of EU citizens
and their family members and their practical implementation”. [38] Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en
de Raad betreffende maatregelen om de uitoefening van de in de context van het
vrije verkeer van werknemers aan werknemers verleende rechten te
vergemakkelijken, COM(2013) 236.