EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013DC0225
REPORT FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT AND THE COUNCIL Financial support for energy efficiency in buildings
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Financiële steun voor energie-efficiëntie in gebouwen
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Financiële steun voor energie-efficiëntie in gebouwen
/* COM/2013/0225 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Financiële steun voor energie-efficiëntie in gebouwen /* COM/2013/0225 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES
PARLEMENT EN DE RAAD Financiële steun voor energie-efficiëntie in
gebouwen (Voor de EER relevante tekst) INHOUDSOPGAVE 1........... Waarom dit verslag?....................................................................................................... 4 2........... Gebouwen in Europa...................................................................................................... 4 3........... Financiële steun van de EU ten behoeve van energie-efficiëntie in
gebouwen..................... 4 4........... Financiering voor
energie-efficiëntie in gebouwen door internationale financiële instellingen (IFI's) 7 5........... Financiering voor
energie-efficiëntie in gebouwen in het kader van nationale programma's. 8 6........... Financiering voor energie-efficiëntie in gebouwen door de particuliere
sector.................... 8 7........... Wat kan er gebeuren om meer en efficiëntere investeringen te bevorderen?...................... 9 8........... Conclusies.................................................................................................................... 12 1. Waarom
dit verslag? Gebouwen zijn een centraal element van het
energie-efficiëntiebeleid van de EU aangezien bijna 40% van het
eindenergieverbruik (en 36% van de broeikasgasemissies) een gevolg is van het
gebruik van huizen, kantoren, winkels en andere gebouwen. Bovendien beschikt de
sector over het op één na grootste niet-benutte en kosteneffectieve potentieel
voor besparingen inzake gebruik van primaire energie (na de energiesector zelf).
Het energie-effeciënter maken van gebouwen brengt ook belangrijke secundaire
effecten mee, zoals creatie van werkgelegenheid, verlichting van de brandstofarmoede,
verbetering van de volksgezondheid en versterking van de energievoorzieningszekerheid
en concurrentiekracht van de industrie. Dit verslag heeft een tweevoudig doel. In de
eerste plaats moet de Commissie krachtens artikel 10, lid 5, van de
herschikte richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen (Richtlijn 2010/31/EU[1];
hierna 'de REPG') een analyse uitbrengen over de doeltreffendheid van de EU-financiering
en van het gebruik van de middelen van de EIB en andere publieke financiële
instellingen, alsook over de coördinatie van uniale en nationale financiering. In
dit verslag worden de voornaamste resultaten van deze analyse gepresenteerd. In de tweede plaats moeten de lidstaten
krachtens de nieuwe energie-efficiëntierichtlijn (Richtlijn 2012/27/EU[2]; hierna 'de EER') uiterlijk tegen april 2014 een
langetermijnstrategie vaststellen voor de bevordering van investeringen in de
renovatie van het nationale gebouwenbestand. In de EER wordt ook onderstreept
dat de Commissie de lidstaten moet bijstaan bij het opzetten van
financieringsfaciliteiten die de bevordering van energie-efficiëntie tot doel
hebben. Dit verslag heeft derhalve ook ten doel aan te geven hoe de financiële
steun voor energie-efficiëntie in gebouwen kan worden verbeterd. Bij dit verslag hoort een werkdocument van de
Commissiediensten waarin nadere informatie wordt gegeven over het
gebouwenbestand in Europa en over de bestaande financiële ondersteuningsinstrumenten
op nationaal en EU-niveau. 2. Gebouwen in Europa Uit een analyse van het Europese
gebouwenbestand blijken er aanzienlijke verschillen te zijn tussen de
lidstaten, wat ouderdom, type, eigendom, renovatietempo en energieprestaties
betreft. Hoewel nationale beleidsmaatregelen en regelgevingskaders wel degelijk
bepaalde thema's delen, moeten maatregelen om het gebouwenbestand te verbeteren
daarom rekening houden met die verschillen. Een uniforme aanpak is duidelijk
niet geschikt. 3. Financiële steun van de EU ten behoeve van energie-efficiëntie in
gebouwen De Europese Unie ondersteunt reeds vele jaren
de verbetering van de energieprestaties van gebouwen met behulp van een reeks
programma's voor financiële steun. In onderstaande tabel wordt een overzicht
gegeven van de voornaamste instrumenten en de beschikbare financiering: Financieringsbron || Instrumenten/mechanismen || Totale beschikbare financiering || Financiering voor energie-efficiëntie Cohesiebeleid || Operationele programma's incl. financiële instrumenten (bv. JESSICA) || € 10,1 miljard gepland voor duurzame energie (hernieuwbare energiebronnen & energie-efficiëntie) || € 5,5 miljard gepland voor energie-efficiëntie, WKK en energiebeheer Financiële steun voor onderzoek || KP7 (bv. Concerto, E2B PPP, Slimme steden) || € 2,35 miljard voor energie-onderzoek || € 290 miljoen voor energie-efficiëntie Financiële steun in het kader van het uitbreidingsbeleid || IFI-faciliteiten (SMEFF, MFF, EEFF) || € 552,3 miljoen (respectievelijk € 381,5 +117,8 +53) || Ongeveer een derde van de total financiering voor projecten in industrie en gebouwen Europees energieprogramma voor herstel (EEPR) || Europees energie-efficiëntiefonds (EEE-F) || € 265 miljoen || 70% van de middelen toe te wijzen aan energie-efficiëntie Financiering ten behoeve van concurrentievermogen en innovatie (CIP) || Programma "Intelligente energie – Europa" (inclusief ELENA) ICT-beleidsondersteuningsprogramma (ICT PSP) || Ongeveer € 730 miljoen voor elk programma || Ongeveer 50% van de middelen werd toegewezen aan energie-efficiëntie in alle sectoren Tabel 1: Financiering
voor energie-efficiëntie in het huidig meerjarig financieel kader (2007-2013)[3] In de volgende afdelingen wordt nadere
informatie over deze instrumenten verstrekt. 3.1. Financiële
steun in het kader van het cohesiebeleid In de huidige programmeringsperiode voor 2007-2013
is naar planning ongeveer 10,1 miljard EUR bestemd voor steun aan
investeringen in duurzame energie in de gehele EU, waarvan ongeveer 5,5 miljard
EUR voor energie-efficiëntie. Het voor energie-efficiëntie bestemde aandeel
verschilt naargelang van de lidstaat, afhankelijk van het door de
desbetreffende lidstaat vastgestelde totale volume van beschikbare middelen en de
nationale behoeften en prioriteiten. Tot het einde van 2011
is bijna 3,8 miljard EUR toegewezen aan specifieke
energie-efficiëntieprojecten, onder meer via revolverende fondsen, wat een
tenuitvoerleggingspercentage inhoudt van 68%. Uit de in de afgelopen jaren opgedane ervaring
blijkt dat de lidstaten steeds meer financiële middelen in het kader van het
cohesiebeleid toeleiden naar energie-efficiëntie, in het bijzonder voor
gebouwen, en dat het gebruik van financiële instrumenten toeneemt. We
beschikken echter niet over duidelijke gegevens over het effect van deze
financiering op de energie-efficiëntie in de gebouwensector. 3.2. Financiële steun voor onderzoek In het kader van het lopende EU-kaderprogramma
voor onderzoek en ontwikkeling 2007-2013 is 290 miljoen EUR toegewezen
voor het aspect energie-efficiëntie. Twee onderzoeksprojecten zijn specifiek
gericht op de bouwsector: · het publiek-privaat partnerschap "Energie-efficiënte
gebouwen" kreeg 1 miljard EUR om groene technologieën en de
ontwikkeling van energie-efficiënte systemen en materialen in nieuwe en
gerenoveerde gebouwen (met inbegrip van historische gebouwen) te bevorderen
teneinde het energieverbruik en de CO2-uitstoot ervan radicaal te
verminderen; · het CONCERTO-initiatief dat erop gericht is aan te tonen dat de
optimalisering van het gebouwenbestand van gehele buurten efficiënter en
goedkoper is dan de optimalisering van elk gebouw afzonderlijk. Sinds 2005 zijn
in het kader van dit initiatief ten belope van ongeveer 180 miljoen EUR projecten
meegefinancierd in 58 buurten, resulterend in een vermindering van de CO2-uitstoot
van het desbetreffende gebouwenbestand met ongeveer 310 000 ton per jaar
en een vermindering van het totale elektriciteitsverbruik met 20%. 3.3. Financiële steun voor de uitbreiding via IFI-faciliteiten Verscheidene EU-financieringsprogramma's
worden uitgevoerd in samenwerking met internationale financiële instellingen (IFI's).
Deze intermediaire financiële faciliteiten[4]
zijn opgericht in het kader van het PHARE-instrument en combineren EU-subsidies
met IFI-financiering. Van de totale EU-toewijzing van ongeveer 550 miljoen
EUR is ongeveer een derde bestemd voor projecten in verband met
energie-efficiëntie in de sector van de industrie en van de gebouwen. De energie-efficiëntieprogramma's werden
volledig operationeel in 2010 en hebben aanzienlijke vooruitgang geboekt, met
investeringen ten belope van 518 miljoen EUR, gestimuleerd door een
EU-subsidie van 112 miljoen EUR. Aangezien de projecten als zodanig zeer
sterk van elkaar verschillen is er geen alomvattend overzicht van de invloed
van deze faciliteiten beschikbaar. 3.4. EEE-F Het Europees energie-efficiëntiefonds (EEE-F) is
in 2011 opgericht met 265 miljoen EUR aan beschikbare middelen en
financiering komende van de Europese Unie[5],
de Europese Investeringsbank, de Italiaanse Cassa dei Depositi e Presititi en
de Deutsche Bank. Het fonds verstrekt schuld-, kapitaals- en garantie-instrumenten
en verleent subsidies voor technische bijstand ter ondersteuning van
projectontwikkeling. Ongeveer 70% van de middelen is bedoeld voor energie-efficiëntieprojecten,
terwijl de rest is toegewezen aan hernieuwbare energie en schoon stedelijk
vervoer. Het fonds heeft tot doel bewezen technologieën breed te verspreiden en
de Europese ESCO-markt (ESCO: leverancier van energiediensten) en het gebruik
van contracten ter verbetering van energieprestaties te bevorderen. Tot
dusverre is één project ondertekend en worden er 39 andere projecten
voorbereid. De doeltreffendheid van het fonds zal in 2013 worden geëvalueerd. 3.5. Intelligente energie - Europa II (IEE-II) Het IEE-II-programma heeft tot doel
niet-technologische belemmeringen voor innovatie, marktintroductie,
tenuitvoerlegging en verspreiding van oplossingen die bijdragen tot duurzame,
veilige en redelijk geprijsde energie voor Europa, uit de weg te ruimen. Van de
totale begroting van 730 miljoen EUR is ongeveer 50% toegewezen aan het
aspect energie-efficiëntie. Wat de effectiviteit van het programma
betreft: de in 2009-2011 geselecteerde projecten hebben naar raming een cumulatieve
investering in duurzame energie van 1,5 miljard EUR opgeleverd. De
geraamde besparing van fossiele energie en de uitstootvermindering bedroegen
voor al deze projecten minimaal respectievelijk 350 000 ton olie-equivalent
en 1 200 000 ton CO2-equivalent per jaar. De EENA-faciliteit (Europese hulp voor
plaatselijke energie), die is gefinancierd in het kader van IEE-II, verstrekt
subsidies voor lokale en regionale publieke instanties voor de ontwikkeling, de
structurering en het opstarten van investeringen in energie-efficiëntie en
hernieuwbare energie. De faciliteit voert haar werkzaamheden uit via IFI's en
dekt tot maximaal 90% van de kosten voor technische ondersteuning. Van de start
van de faciliteit tot eind 2012 is er in totaal 31 miljoen EUR gegaan naar
bijdragen voor projectontwikkeling. Een analyse van de prestaties van de
ELENA-EIB-faciliteit toont aan dat het hefboomeffect voor lopende projecten 54
is, d.w.z. meer dan het dubbele van het vereiste niveau (namelijk 20), wat dus
potentieel kan resulteren in een totaal investeringsbedrag van 1,5 miljard
EUR. Naar raming kan de energiebesparing van ondertekende en goedgekeurde
projecten oplopen tot 919 GWh per jaar en kunnen de CO2-emissies
hierdoor in het totaal met 588,357 ton per jaar teruglopen. 3.6. ICT-beleidsondersteuningsprogramma Het ICT-beleidsondersteuningsprogramma
(Information and Communications Technologies Policy
Support Programme - ICT PSP), met een
begroting van 730 miljoen EUR, heeft tot doel de aanzet te geven tot slimme
en inclusieve groei door een bredere marktverspreiding te bevorderen en het optimaal
gebruik van innovatieve digitale technologieën en inhoud
door burgers, regeringen en bedrijven te versnellen. Tussen 2007 en 2013 is meer dan 74 miljoen
EUR toegewezen voor maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie en
duurzaamheid, resulterend in 35 proefprojecten en 5 thematische netwerken. Bij
projecten met betrekking tot gebouwen is een vermindering van het
energieverbruik en van de CO2-emissions tot 20% vastgesteld. 4. Financiële
steun voor energie-efficiëntie in gebouwen door internationale financiële
instellingen (IFI's) Afgezien van hun rol bij de tenuitvoerlegging
van de EU-financieringsprogramma (zie hierboven) beschikken de IFI's over eigen
investeringsinstrumenten ten behoeve van energie-efficiëntie in gebouwen. Van 2008 tot eind 2011 heeft de Europese
Investeringsbank (EIB) het aspect
energie-efficiëntie volledig in zijn activiteiten geïntegreerd, resulterend in
een totaal financieringsvolume van 4,8 miljard EUR in
de EU, waarvan 1,7 miljard EUR in de gebouwensector. Wat de
doeltreffendheid van deze middelen betreft, wordt geraamd dat de energie-efficiëntieprojecten in het totaal een emissiereductie
hebben opgeleverd van 3523 ktCO2e (of 1005 ktCO2e pro
rata de EIB-financiering) in 2010 en van 679 ktCO2e (of 379
ktCO2e pro rata de EIB-financiering) in 2011. Sinds 2002 heeft de Europese Bank voor
Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO)
leningen en kapitaal verstrekt aan 104 energie-efficiëntieprojecten
in de EU voor een gezamenlijk bedrag van 1,8 miljard EUR. De totale uit de
markt gehaalde financiering bedroeg gedurende deze periode 14,9 miljard EUR
(d.w.z. een hefboom van ongeveer 1:7). Wat de doeltreffendheid van deze
investeringen betreft, heeft dit geresulteerd in een emissiereductie van 5 miljoen
ton CO2 per jaar en een geraamde energiebesparing van 1,8 Mtoe
per jaar. Sinds 2002 heeft de Ontwikkelingsbank van de
Raad van Europa in totaal een bedrag van 2,4 miljard EUR goedgekeurd voor
projecten die ten minste gedeeltelijk betrekking hebben op energie-efficiëntie,
waarbij meer dan 1,9 miljard uitsluitend was bestemd voor
energie-efficiëntie. Er zijn geen gegevens over de effectiviteit van deze financiering
beschikbaar. 5. Financiële
steun voor energie-efficiëntie in gebouwen in het kader van nationale
programma's Ook de nationale regeringen besteden middelen
om maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie in gebouwen te
ondersteunen. Veel van de bestaande maatregelen zijn de Commissie gemeld in het
kader van de nationale actieplannen voor
energie-efficiëntie (NAPEE's)[6]
en de richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen. Uit de
desbetreffende verslagen blijkt dat maatregelen ter verhoging van de
energie-efficiëntie van gebouwen een groot aandeel hebben in de totale
gerapporteerde energiebesparing (bv. 58% voor Italië, 63% voor Ierland, 71% voor
Slovenië en 77% voor Oostenrijk). Meer dan drie vierde van de gerapporteerde
maatregelen zijn subsidies en zachte leningen, gevolgd door
bealstingsstimulansen. Er worden ook maatregelen gebruikt zoals
energieprestatiecontracten, het gebruik van toegewezen eenheden (AAE's) in het
kader van het Kyoto-protocol en aan de energieleveranciers opgelegde
verplichtingen. Slechts weinige lidstaten hebben echter nadere
gegevens verstrekt over de doeltreffendheid van hun nationale steunmaatregelen,
wat het moeilijk maakt om een overzicht te krijgen van het effect ervan. Dit is
grotendeels te wijten aan het ontbreken van duidelijk becijferde
energie-efficiëntiedoelstellingen en van ernstige evaluaties achteraf. Zelfs
als dergelijke evaluaties, voor‑ of achteraf, plaatsvinden, zijn zij
onderling moeilijk te vergelijken omdat er verschillende indicatoren en
meetmethoden worden gebruikt en omdat de gehanteerde instrumenten nauwelijks
vergelijkbaar zijn. Wat het effect van de EU-financiering betreft,
kan worden vermeld dat vele lidstaten in hun NAPEE's aangeven dat zij middelen
in het kader van het cohesiebeleid hebben gebruikt om investeringen op
energie-efficiëntiegebied te stimuleren. Voorts blijkt uit voorbeelden van
goede praktijken dat EU-subsidies de aanzet kunnen geven tot aanvullende
publieke dan wel particuliere investeringen. Uit de opgedane ervaring blijkt
echter dat de capaciteit moet worden versterkt om de investeringen op een
optimale wijze te plannen en in te zetten. In een analyse van 25 stelsels voor financiële
steun ten behoeve van energie-efficiëntie is geconcludeerd dat de meest
succesvolle programma's gebaseerd zijn op preferentiële leningen, vaak
aangevuld met subsidies en/of technische bijstand, maar dat het succes ervan
afhangt van meer elementen dan uitsluitend de desbetreffende financiële
voorwaarden. Van belang blijken ook de administratieve procedures, de
voorlichting van het publiek en de flexibiliteit van de financieringsvoorwaarden. 6. Financiële steun voor energie-efficiëntie in gebouwen door de
particuliere sector In de meeste gevallen worden
energie-efficiëntieprojecten in gebouwen gefinancierd door de particuliere
sector. Naast de eigenaars en huurders van gebouwen die investeren in de
opwaardering van hun eigendommen en woningen, blijken ook commerciële banken
belangstelling te tonen voor deze sector. De commerciële financiering blijft
tot dusverre echter op een vrij laag niveau hangen. Omdat de investeringen door particuliere eigenaars
van vastgoed zo verspreid en relatief kleinschalig zijn, is het moeilijk een
zicht te krijgen op de middelen die door die eigenaars worden besteed aan de
verbetering van de energie-efficiëntie van hun gebouwen. Hoewel de
investeringen in de niet-residentiële sector enigszins grootschaliger zijn, is
het ook daar niet gemakkelijk een zicht te krijgen op de feitelijke omvang van
de investeringen in energie-efficiëntie. 7. Wat kan er gebeuren om meer en efficiëntere investeringen te bevorderen? Hierna volgt een overzicht van de acties en
initiatieven die worden genomen of zouden moeten worden genomen om de hierboven
geschetste toestand te verbeteren. Hierbij wordt ook aandacht geschonken aan de
door de belanghebbenden toegezonden standpunten in het kader van de openbare
raadpleging van februari-mei 2012[7]. 7.1. Versterking van het regelgevingskader Met de recentelijk vastgestelde
energie-efficiëntierichtlijn, de herschikte richtlijn betreffende de
energieprestatie van gebouwen en de maatregelen in het kader van de richtlijnen
inzake ecologisch ontwerp en energie-etikettering beschikken wij nu over een
veelomvattend regelgevingskader voor de bevordering van de energie-efficiëntie
van gebouwen. Vele respondenten van de openbare raadpleging
gaven aan het niet nodig te vinden op korte termijn nieuwe EU-regelgeving vast
te stellen, maar meenden wel dat er een langetermijnvisie en ‑verbintenis
op het gebied van energie-efficiëntie moet worden ontwikkeld en vastgesteld.
Sommige respondenten waren in dat verband voorstander van bindende
streefcijfers, maar de meeste belanghebbenden waren van mening dat het cruciale
element een ambitieuze tenuitvoerlegging en handhaving van de bestaande
wetgeving door de lidstaten is. Andere suggesties waren het gebruik van de BTW
en andere belastingsregelingen om energie-efficiëntiemaatregelen en –diensten
te bevorderen, alsook een wijziging van de regels voor openbare aanbestedingen
en overheidssubsidies en de vaststelling van één EU-breed berekenings‑ en
certificatiestelsel voor de energie-efficiëntie van gebouwen. De Commissie zal van nabij toezien op de tenuitvoerlegging
door de lidstaten en zal alle nodige maatregelen treffen om een volledige
naleving van het relevante EU-wetgevingskader te waarborgen. De Commissie zal
ook de uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten blijven
bevorderen, namelijk via gecoördineerde acties voor de tenuitvoerlegging van
de REPG en de EER. De Commissie weegt momenteel af of de
regels voor staatssteun, als van toepassing op het gebied van
energie-efficiëntie, moeten worden aangepast in het licht van het bepaalde in
de EER teneinde een duidelijk kader te handhaven voor het verstrekken van
financiële steun voor energie-efficiëntiemaatregelen. Wat overheidsopdrachten betreft, is het voor
de lidstaten krachtens de EER reeds verplicht om erop toe te zien dat de
centrale regeringen (onder bepaalde voorwaarden) uitsluitend goederen,
diensten en gebouwen met hoge energie-efficiëntieprestaties aankopen, zoals
vereist is voor contracten met waarden die boven de drempelbedragen van
artikel 7 van Richtlijn 2004/18/EG[8]
liggen. Bovendien moeten overheidsinstanties op regionaal en lokaal niveau
ertoe worden aangespoord hetzelfde te doen. De Commissie werkt aan een gemeenschappelijk
EU-breed certificatiestelsel voor de energieprestatie van niet-residentiële
gebouwen, met het doel een gemeenschappelijke EU-methodologie vast te
stellen om de energieprestaties van niet-residentiële gebouwen in cijfers vast te leggen. Deze methodologie zal gebaseerd zijn op een herziene
reeks van REPG-gerelateerde CEN-normen. Dit biedt een unieke gelegenheid om de
energieprestatiecertificatie van gebouwen in geheel Europa op basis van
vrijwilligheid te harmoniseren. 7.2. Betere
toegang tot financiering Ondanks talrijke positieve ervaringen is er
nog steeds veel ruimte voor verbetering van de opname en doeltreffendheid van
de financiële steun van de EU. Dit werd bevestigd door de reacties op de
openbare raadpleging die overweldigend positief waren over de beschikbare
instrumenten op EU-niveau, maar tegelijk zeer negatief over de complexiteit en bureaucratische
aard van de aanvraagprocedures en die wezen op het geringe bewustzijn inzake de
beschikbare financieringsinstrumenten, met name op lokaal niveau. Enkele suggesties ter verbetering waren: meer
flexibiliteit bij het gebruik van de middelen uit de cohesiefondsen (bv. door
leningen en subsidies beter te combineren), grotere bundelingsmogelijkheden
voor kleine projecten en meer voorlichting van (met name lokale) beleidmakers
over de wijze waarop EFRO-financiering doeltreffender kan worden gebruikt. De belanghebbenden hebben ook gepleit voor het
gebruik van overheidsmiddelen voor het verlenen van technische bijstand met het
oog op het verkrijgen van leningen tegen aantrekkelijke voorwaarden en het
stimuleren van de ESCO/EPC-markt (EPC: energieprestatiecontract), bijvoorbeeld
door financiële middelen ter beschikking te stellen voor maatregelen in
gebouwen uit de overheidsector. Voorts werd ook gewezen op de noodzaak de
investeerders te voorzien van meer objectieve, betrouwbare en
gestandaardiseerde informatie inzake de prestaties van leningen (bv. terugbetalingstermijnen,
rendement, standaardtarieven) teneinde zo meer belangstelling van de
particuliere sector voor dit gebied op te wekken. In het kader van haar voorstellen voor het komend meerjarig financieel
kader (MFK) heeft de Commissie voorgesteld de cohesiefondsfinanciering voor
maatregelen ter bevordering van een koolstofarme economie op te trekken (voornamelijk
door het voorbehouden van 20% van de EFRO-middelen voor energie-efficiëntie en
hernieuwbare energie in de meer ontwikkelde en de overgangsregio's en van 6% in
de minder ontwikkelde regio's), om het gebruik van financiële instrumenten
uit te breiden en om de 4%-maximumgrens bij steun voor investeringen in
hernieuwbare energie in gebouwen af te schaffen. Voorts zal de Commissie in de eerste helft van 2013 technische
richtsnoeren uitwerken betreffende het gebruik van innovatieve financiële
instrumenten teneinde een bredere benutting en een betere coördinatie en
toepassing van dergelijke instrumenten te vergemakkelijken. De lidstaten moeten er nu voor zorgen dat de in het kader het nieuwe
MFK uitgewerkte operationele programma's zo zijn opgezet dat zij optimaal
gebruik kunnen maken van cohesiefondsfinanciering voor investeringen in
energie-efficiëntie, in combinatie met nationale financiering (en eventueel
middelen van de IFI's). Om de lidstaten bij te staan zal de Commissie in de loop van 2013 richtsnoeren
uitwerken voor de selectie en evaluatie van energie-efficiëntieprojecten in
de context van cohesiefondsfinanciering, alsmede om een meer
gestandaardiseerde aanpak vast te stellen. De EER biedt voor de lidstaten de gelegenheid om een doorbraak te
bewerkstelligen qua niveau van investeringen in energie-efficiënte gebouwen,
aangezien de lidstaten krachtens de richtlijn tegen april 2014 een
langetermijnstrategie moeten hebben opgesteld voor het mobiliseren van
investeringen in de renovatie van het nationale bestand van residentiële en commerciële
gebouwen, en tevens de oprichting van financiële faciliteiten ter
bevordering van energie-efficiëntiemaatregelen moeten vergemakkelijken teneinde
de baten van de diverse verschillende financieringsstromen te maximaliseren. Bovendien is de Commissie voornemens haar steun voor
projectontwikkelingsbijstand voort te zetten door de voortzetting van de
ELENA-faciliteit in het kader van Horizon 2020. De komende editie van deze
bijstand zal open zijn voor een breder bereik van begunstigden, zowel
uit de particuliere als de overheidssector, ter ondersteuning van de
ontwikkeling en ter lancering van innovatieve stelsels voor de financiering van
duurzame-energieprojecten. In parallel daarmee zal de Commissie een
monitorings‑ en evaluatiekader vaststellen, om de standaardisering
van energie-efficiëntie-investeringen te vergemakkelijken en dus de benchmarking
van ondersteunde investeringsprojecten mogelijk te maken. De Commissie is voornemens de desbetreffende sector aan te sporen om
meer te investeren in nieuw onderzoek en nieuwe ontwikkeling op het gebied van
oplossingen die toegesneden zijn op de behoeften van overheidsdiensten, meer
bepaald door steun te verlenen voor precommerciële en introductiecommerciële
overheidsopdrachten voor innovatie in het kader van Horizon 2020. 7.3. Een
antwoord bieden op marktfalen De markt slaagt er zeer vaak niet in de aanzet
te geven tot de nodige verbeteringen aan de energieprestaties van gebouwen ten
gevolge van onder meer technische en financiële belemmeringen en hinderpalen
qua gedrag en informatieverstrekking. Een grote meerderheid van de respondenten
van de openbare raadpleging was van mening dat de financiële belemmeringen het
dringendst moeten worden aangepakt, met name wat de hoge directe
investeringskosten en de beperkte toegang tot krediet betreft, alsook de te
lange terugbetalingstermijnen en de grote kredietrisico's, en ten slotte de
gesplitste stimulansen tussen de eigenaars en huurders van gebouwen met
meerdere appartementen. In vele antwoorden is echter beklemtoond dat
het relatieve belang van de onderscheiden belemmeringen verschilt per lidstaat
en sector (bv. residentieel, commercieel, openbaar). Voorts werd het ontbreken van toereikende en
betrouwbare informatie inzake energiebesparingen, efficiëntiemaatregelen en
instrumenten voor financiële steun (voor eigenaars van gebouwen, bouwfirma's en
de financiële sector) door vele respondenten gezien als de tweede belangrijkste
belemmering, die moest worden aangepakt, met daarnaast ook de behoefte aan
opleiding en training en gestandaardiseerde monitoring van de
energiebesparingen. Wat de marktbelemmeringen betreft, moeten de lidstaten overeenkomstig
de EER evaluaties maken en passend maatregelen treffen om regelgevings‑
en andere belemmeringen voor de energie-efficiëntie weg te werken, met name op
het gebied van gesplitste stimulansen tussen de eigenaars en huurders van
gebouwen, of tussen eigenaars onderling, en het gebruik van
energieprestatiecontracten en andere financieringsmechanismen met derde
partijen op basis van langetermijncontracten. Hoewel het verstrekken van specifiek toegesneden advies over
instrumenten voor financiële steun en technische oplossingen voor de
energieprestaties in gebouwen (in het bijzonder gericht op huiseigenaars en
kmo's) bij voorkeur moet worden georganiseerd op nationaal, regionaal en/of
lokaal niveau, zal de Commissie onderzoeken of de op EU-niveau verstrekte
informatie kan worden verbeterd (voornamelijk met behulp van het webportaal
Build UP: www.buildup.eu). In 2013 zal de Commissie een studie opstarten om een alomvattend
overzicht te krijgen van de financiële steun voor energie-efficiëntie in de
lidstaten, waarbij onder meer de ontbrekende informatie moet worden aangevuld
inzake het effect van financiële maatregelen op de energieprestatie van
gebouwen. Binnen het volgend meerjarig financieel kader heeft de Commissie
voorgesteld haar steun voor het wegwerken van de niet-technologische
hinderpalen voort te zetten via het Horizon 2020-programma, in het kader
waarvan 6,1 miljard EUR zal worden toegewezen aan onderzoek en
ontwikkeling ter uitvoering van het programma "Veilige, schone en
efficiënte energie" in 2014-2020. Een groot deel van deze begroting zal
worden bestemd voor niet-technologische aspecten en het wegwerken van bestaande
belemmeringen op regelgevings-, financieel, markt- en gedragsgebied, wat zal
gebeuren in het kader van de prioriteit 'Marktintroductie van energie-innovatie'
waarmee de positieve ervaring met het programma 'Intelligente energie – Europa'
wordt voortgezet. 7.4. Versterking
van de markt voor energiediensten Een verdere ontwikkeling van de markt
voor energiediensten wordt vaak beschouwd als een van de meest doeltreffende
manieren om een spoorslag te geven aan de invoering van
energie-efficiëntiemaatregelen, met name bij openbare gebouwen en in de
industrie. Het zakenmodel op deze markt is gebaseerd op de levering van
energiediensten (d.w.z. het rationeel gebruik van energie in plaats van de
levering van energie als zodanig), vaak met behulp van zogenaamde energieprestatiecontracten
(EPC). In het kader van een EPC zorgt een dienstenleverancier (d.w.z. een onderneming die energiediensten
levert, oftewel ESCO) voor een verbetering van de energie-efficiëntie door
financiering van de voorafgaande investeringskosten, waarna die kosten worden
terugverdiend dankzij de bereikte besparingen. Energieprestatiecontracting kan
dus worden gezien als een financieel instrument ter verbetering van de
energie-efficiëntie zonder dat de klant voorafgaandelijk kapitaalkosten moet
maken. Verscheidene
belanghebbenden hebben de noodzaak van grotere steun voor de ESCO/EPC-markt
onderstreept, bv. door het opzetten van meer systemen voor kredietwaarborgen, de
vaststelling van een robuuster certificatiekader en het vergroten van het
vertrouwen in het EPC-concept. In de publieke sector is het potentieel
voor buitenbalansfinanciering geïdentificeerd als een driver voor investeringen
in overheidsgebouwen, met name in het licht van de verplichting om jaarlijks 3%
van de gebouwen van de centrale overheid te renoveren. Om een verdere ontwikkeling van de ESCO/EPC-markt te vergemakkelijken,
zal de Commissie geleidelijk haar campagne ontplooien om capaciteit voor
energieprestatiecontracting en ESCO's in geheel Europa te bevorderen en op te
bouwen. Die campagne wordt ten uitvoer gelegd voornamelijk via workshops
voor capaciteitsopbouw, onder meer georganiseerd door drie partners, namelijk het
Europees expertisecentrum op het gebied van publiek-private partnerschappen
(EPEC) van de EIB, gericht op de centrale regeringen, het ManagEnergy-initiatief,
gericht op regionale spelers, en het 'Convenant van burgemeesters'-initiatief,
gericht op lokale overheden. 8. Conclusies Het beeld dat oprijst na studie van het
gebouwenbestand in Europa, de bestaande financiële steunmaatregelen voor de
energie-efficiëntie van gebouwen en de diverse marktbelemmeringen is als volgt: · de situatie verschilt tussen de lidstaten, zowel qua gebouwenbestand
als qua financiële steunmaatregelen en relevante marktbelemmeringen; · hoewel de investeringen in maatregelen ter bevordering van de
energie-efficiëntie in gebouwen toenemen en er vele voorbeelden van beste
praktijken zijn wat instrumenten betreft die kosteneffectieve
energiebesparingen opleveren, is er slechts beperkte informatie beschikbaar
over de doeltreffendheid van de financiële steunmaatregelen, zowel op nationaal
als op EU-niveau; · er bestaan nog steeds belangrijke belemmeringen voor een verdere
doorbraak van energie-efficiëntie-investeringen in gebouwen, zoals een gebrek
aan bewustzijn en deskundigheid op het gebied van financiering voor
energie-efficiëntie bij alle betrokken partijen; hoge initiële kosten, relatief
lange terugbetalingsperiodes en (gepercipieerde) kredietrisico's bij
investeringen in energie-efficiëntie; en concurrerende prioriteiten voor de uiteindelijke
begunstigden. De EU kan haar energie-efficiëntiestreefcijfer
voor 2020 en haar ambities voor toekomstige besparingen in de periode tot 2050
uitsluitend bereiken en waarmaken als zij haar financiële steun voor de verbetering
van de energie-efficiëntie van gebouwen verbetert. Dit lukt alleen als wordt
gewaarborgd dat het regelgevingskader goed ten uitvoer wordt gelegd, er meer
middelen beschikbaar komen en belangrijke marktbelemmeringen worden weggewerkt. Zoals hierboven geschetst zet de Commissie
momenteel talrijke initiatieven en activiteiten op om deze doelstellingen te
ondersteunen. Gezien de aard echter van het gebouwenbestand en de sector en
gezien hun verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van de desbetreffende
wetgeving en het opruimen van de marktbelemmeringen, zitten de lidstaten momenteel
aan het stuur en moeten zij ervoor moeten zorgen dat meer kosteneffectieve
investeringen plaatsvinden. Bovendien houdt het belang van een op maat
gesneden aanpak voor de financiering van energie-efficiëntie in dat er nauwe
samenwerking vereist is tussen overheidsinstanties, financiers en de bouwsector. En, last but not least, moeten de
eigenaars van gebouwen ervan worden overtuigd dat zij baat hebben bij het
energie-efficiënter maken van hun gebouwen, niet alleen omdat hun
energiefactuur daardoor kleiner zal worden, maar ook omdat het comfort en de
waarde van hun eigendom erdoor zullen verbeteren. Het attitudeprobleem is
wellicht één van de belangrijkste hinderpalen die moeten worden geslecht om
Europa's gebouwenbestand energie-efficiënter te maken. Er zijn echter sterke macro-economische
redenen om dit te doen en er moeten gerichte stimulansen worden ingevoerd en
bewustmakingscampagnes worden gevoerd om de desbetreffende attitudes om te
buigen. De stappenplannen voor de renovatie van gebouwen, die door de lidstaten
krachtens de nieuwe energie-efficiëntierichtlijn moeten worden uitgewerkt, zijn
in deze context een cruciaal instrument en moeten uitdrukkelijk gericht zijn op
de aanpak van deze kwesties. In de toekomst zal de Commissie verder overleg
plegen met de lidstaten en de betrokken partijen over de wijze waarop
hinderpalen voor investeringen in de energie-efficiëntie van gebouwen kunnen
worden opgeruimd en de wijze waarop de financiële steun voor
energie-efficiëntie in gebouwen verder kan worden verbeterd. [1] PB L 153 van 18.6.2010, blz. 13. [2] PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1. [3] Merk op dat het doorgaans niet mogelijk is geweest het
specifieke aandeel van deze financiering ten behoeve van maatregelen in verband
met gebouwen te specificeren. [4] De Energie-efficiëntiefinancieringsfaciliteit (EEFF), de
Financieringsfaciliteit voor gemeenten (MFF) en de Financieringsfaciliteit voor
het midden‑ en kleinbedrijf (SMEFF). [5] In het raam van de EU-begroting werd aan het fonds een
bedrag van 125 miljoen EUR + 20 miljoen EUR toegekend voor technische
bijstand en van 1,3 miljoen EUR voor bewustmakingsactiviteiten. [6] NAPEE's zijn een rapporteringsverplichting in het kader
van Richtlijn 2006/32/EG betreffende energie-efficiëntie bij het
eindgebruik en energiediensten. Alle NAPEE's (en hun vertaling in het Engels)
zijn te vinden op: http://ec.europa.eu/energy/efficiency/end-use_en.htm [7] De vragen van de raadpleging, de antwoorden en een
overzicht van de resultaten zijn te vinden op: http://ec.europa.eu/energy/efficiency/consultations/20120518_eeb_financial_support_en.htm [8] PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114.