This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012PC0242
Proposal for a COUNCIL DIRECTIVE laying down basic safety standards for protection against the dangers arising from exposure to ionising radiation
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming tegen de gevaren verbonden aan de blootstelling aan ioniserende straling
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming tegen de gevaren verbonden aan de blootstelling aan ioniserende straling
/* COM/2012/0242 final - 2012/0254 (NLE) */
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming tegen de gevaren verbonden aan de blootstelling aan ioniserende straling /* COM/2012/0242 final - 2012/0254 (NLE) */
TOELICHTING 1. Achtergrond 1.1. Achtergrond en doelstellingen Blootstelling aan ioniserende straling is
schadelijk voor de gezondheid. In normale omstandigheden zijn de doses zeer
laag, zodat er geen klinisch waarneembaar effect op het celweefsel is. Er is
echter een mogelijk vertraagd effect, met name kanker. Er wordt aangenomen dat
dit effect niet aan een bepaalde drempeldosis gebonden is: elke blootstelling,
hoe beperkt ook, kan later de oorzaak van kanker zijn. Voorts wordt er
aangenomen dat de waarschijnlijkheid van het optreden van een vertraagd effect
in verhouding staat tot de dosis. Daarom is er voor stralingsbescherming een
specifieke aanpak nodig die gebaseerd is op drie algemene beginselen, met name
rechtvaardiging, optimalisatie en dosislimieten. Deze beginselen zijn de
hoekstenen van het beschermingssysteem dat decennia geleden werd ingesteld door
de International Commission on Radiological Protection (ICRP). De Euratom-wetgeving heeft de aanbevelingen
van de ICRP altijd gevolgd. Deze organisatie geniet in wetenschappelijke
kringen groot aanzien en bracht onlangs nieuwe richtlijnen uit bij het systeem
van stralingsbescherming (publicatie 103, 2007). Zonder afbreuk te doen aan de
drie pijlers van het systeem zet de ICRP in detail uiteen hoe de beginselen in
elke natuurlijke of door de mens veroorzaakte blootstellingssituatie moeten
worden toegepast. Stralingsbescherming dekt niet alleen de blootstelling
veroorzaakt door het gebruik van radioactieve bronnen (geplande
blootstellingssituaties), maar ook de blootstelling in noodsituaties,
bijvoorbeeld door een kernongeval, alsook een reeks andere situaties, met name
situaties met blootstelling aan natuurlijke radioactieve bronnen, 'bestaande
blootstellingssituaties' genaamd. Daarnaast heeft de ICRP de methoden om de
effectieve dosis te beoordelen en de dosislimieten toe te passen aan de meest
recente wetenschappelijke gegevens aangepast. Hoewel een groot deel van de werknemers in
industrieën die in de natuur voorkomend radioactief materiaal (NORM) verwerken,
aan grotere doses dan gewone burgers blootstaat, worden zij nog steeds niet
beschermd als werknemers die uit hoofde van hun beroep aan straling worden
blootgesteld. Deze tegenstrijdigheid is niet langer houdbaar. Daarom wil de
ICRP met haar nieuwe aanbevelingen natuurlijke radioactieve bronnen in het
algemene systeem opnemen. In 1996 introduceerde de huidige Euratom-wetgeving[1]
al voorschriften voor werkactiviteiten met natuurlijke radioactieve bronnen.
Deze werden echter in een afzonderlijk artikel bijeengebracht en niet in het
algemene kader voor de stralingsbescherming opgenomen. Daarnaast konden de
lidstaten bijvoorbeeld vrij beslissen om welke NORM-industrieën het precies
ging. Dat heeft tot aanzienlijke verschillen geleid in de controle van NORM-industrieën
en de bescherming van werknemers in deze industrieën. Deze situatie is niet
verenigbaar met de rol van Euratom bij de vaststelling van uniforme normen. De blootstelling aan radon binnenshuis is veel
groter dan de blootstelling aan enige andere stralingsbron. Dit natuurlijke
radioactieve edelgas komt uit de bodem woningen binnen. Recente
epidemiologische studies hebben bevestigd dat longkanker kan worden veroorzaakt
door blootstelling aan radon en de WGO[2] beschouwt dergelijke
blootstelling voortaan als een belangrijk gezondheidsrisico[3].
Blootstelling aan radon in woningen werd al in 1990 in een aanbeveling van de
Commissie behandeld. Gezien de bevestiging dat longkanker door blootstelling
aan radon kan worden veroorzaakt, is een strenger radonverminderingsbeleid in
Europa aan de hand van bindende voorschriften vereist. Radioactiviteit in
bouwmaterialen is opgenomen in de bouwmaterialenrichtlijn[4],
maar heeft tot dusverre nog niet geleid tot de vaststelling van desbetreffende
normen door het Europees Comité voor Normalisatie (CEN). Bij de herziening van
de richtlijn inzake de basisnormen voor veiligheid zal niet alleen de recycling
van restmaterialen uit NORM-industrieën tot bouwmaterialen worden behandeld,
maar zal ook een coherente en geharmoniseerde bescherming tegen andere
bouwmaterialen met een verhoogd niveau van radioactiviteit worden verzekerd. Naast gezondheidsbescherming van de bevolking
biedt het systeem voor stralingsbescherming van de ICRP nu ook bescherming van
de biota tegen blootstelling aan ioniserende straling. Hoewel algemeen wordt
verondersteld dat de blootstelling van biota geen bijkomende maatregelen vergt,
moet die veronderstelling voortaan worden bewezen door aan bepaalde criteria te
voldoen en daarbij een overeengekomen methodologie te hanteren. In de Euratom-wetgeving komen verschillende
kwesties van stralingsbescherming uitvoerig aan bod die in het Euratom-Verdrag
tot de basisnormen behoren. Aangezien deze kwesties doorheen de jaren zijn
ontwikkeld, zijn er onvermijdelijk bepaalde onverenigbaarheden tussen
bepalingen onderling, alsook onjuiste verwijzingen ten gevolge van bijgewerkte
wetgeving. Deze onverenigbaarheden moeten worden opgelost in overeenstemming
met het beleid van de Commissie ter vereenvoudiging van de Europese wetgeving. Het probleem kan als volgt worden samengevat: –
wetenschappelijke vooruitgang komt niet ten volle
tot uiting in de huidige wetgeving; –
er zijn onverenigbaarheden tussen de bestaande
stukken wetgeving; –
het toepassingsgebied van de huidige wetgeving dekt
de natuurlijke stralingsbronnen of de bescherming van het milieu niet volledig.
Dat vertaalt zich in vier specifieke
doelstellingen: –
de vereiste wijzigingen aan het voorwerp aanbrengen
zodat het met de laatste wetenschappelijke gegevens en praktijkervaring
overeenstemt; –
de voorschriften verduidelijken en voor coherentie
zorgen binnen het geheel van Europese wetgeving; –
voor coherentie met de internationale aanbevelingen
zorgen; –
het hele gamma van blootstellingssituaties en
-categorieën bestrijken. 1.2. Subsidiariteit In artikel 2, onder b), van het Verdrag is
bepaald dat de Gemeenschap uniforme veiligheidsnormen moet vaststellen voor de
gezondheidsbescherming van de bevolking en de werknemers, en erop moet toezien
dat deze worden toegepast. Dienovereenkomstig verklaren de lidstaten in de
preambule van het Euratom-Verdrag dat zij 'vastbesloten zijn de voorwaarden te
scheppen tot ontwikkeling van een krachtige industrie op het gebied van de
kernenergie' en 'verlangende zijn veiligheidsvoorwaarden te scheppen waardoor
de gevaren voor het leven en de gezondheid van de bevolking worden afgewend'.
Euratom is bevoegd om 'uniforme veiligheidsnormen vast te stellen voor de
gezondheidsbescherming van de bevolking en de werknemers en erover te waken dat
deze worden toegepast'. De bevoegdheid van Euratom om bepaalde zaken te regelen
op het vlak van gezondheidsbescherming tegen ioniserende straling wordt
bijgevolg uitdrukkelijk door het Euratom-Verdrag erkend. Het uitsluitende karakter van Euratoms
wetgevende bevoegdheden onder artikelen 30 en 31 van het Euratom-Verdrag
vereist in principe niet de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel.
Krachtens deze artikelen moet de Commissie voor haar wetgevende voorstellen de
mening vragen van een door het Wetenschappelijk en Technisch Comité van Euratom
aangeduide deskundigengroep. 1.3. De huidige wetgeving Na de inwerkingtreding van het Euratom-Verdrag
werd er op basis van artikel 31 van het verdrag een uitgebreide wetgeving met
basisnormen vastgesteld. De belangrijkste pijler van die wetgeving is
Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad tot vaststelling van de basisnormen voor de
bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan
ioniserende straling gebonden gevaren (BSS-richtlijn van Euratom). Verdere wetgeving
op basis van artikel 31 van het Euratom-Verdrag omvat: - Beschikking 87/600/Euratom
van de Raad van 14 december 1987 inzake communautaire regelingen voor snelle
uitwisseling van informatie in geval van stralingsgevaar; - Verordening (Euratom) nr. 3954/87
van de Raad van 22 december 1987 tot vaststelling van maximaal toelaatbare
niveaus van radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders ten
gevolge van een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar, Verordening (Euratom) nr. 944/89
van de Commissie van 12 april 1989 tot vaststelling van maximaal toelaatbare
niveaus van radioactieve besmetting in minder belangrijke levensmiddelen na een
nucleair ongeval of ander stralingsgevaar en Verordening (Euratom) nr. 770/90
van de Commissie van 29 maart 1990 tot vaststelling van maximaal toelaatbare
niveaus van radioactieve besmetting van diervoeders ten gevolge van een
nucleair ongeval of ander stralingsgevaar[5]; - Richtlijn 89/618/Euratom
van de Raad van 27 november 1989 betreffende de informatie van de bevolking
over de bij stralingsgevaar toepasselijke maatregelen ter bescherming van de
gezondheid en over de alsdan te volgen gedragslijn; - Aanbeveling 90/143/Euratom van de
Commissie van 21 februari 1990 inzake de bescherming van de
bevolking tegen blootstelling aan radon binnenshuis; - Richtlijn 90/641/Euratom van de
Raad van 4 december 1990 inzake de praktische bescherming van
externe werkers die gevaar lopen aan ioniserende straling te worden
blootgesteld tijdens hun werk in een gecontroleerde zone; - Verordening (Euratom) nr. 1493/93
van de Raad van 8 juni 1993 betreffende de overbrenging van radioactieve
stoffen tussen lidstaten van de Europese Gemeenschap; - Richtlijn 97/43/Euratom
van de Raad van 30 juni 1997 betreffende de bescherming van personen tegen de gevaren
van ioniserende straling in verband met medische blootstelling en tot
intrekking van Richtlijn 84/466/Euratom van 3 september 1984; - Aanbeveling 2001/928/Euratom van
de Commissie van 20 december 2001 betreffende de bescherming van de
bevolking tegen blootstelling aan radon in drinkwater; - Richtlijn 2003/122/Euratom
van de Raad van 22 december 2003 inzake de controle op hoogactieve ingekapselde
radioactieve bronnen en weesbronnen; - Richtlijn 2006/117/Euratom
van de Raad van 20 november 2006 betreffende toezicht en controle op
overbrenging van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof; - Richtlijn 2009/71/Euratom
van de Raad van 25 juni 2009 tot vaststelling van een communautair kader voor
de nucleaire veiligheid van kerninstallaties. De BSS-richtlijn werd bijgewerkt in 1962,
1966, 1976, 1980, 1984 en 1996, rekening houdend met recente wetenschappelijke
gegevens over de effecten van ioniserende straling in overeenstemming met de
aanbevelingen van de ICRP en op basis van praktijkervaring. Sinds 1984 wordt
medische blootstelling in een specifieke wetgeving ondergebracht, terwijl
specifieke probleemgebieden in drie 'bijzondere richtlijnen' worden behandeld,
namelijk de richtlijn inzake de controle op hoogactieve ingekapselde
radioactieve bronnen, de richtlijn inzake de praktische bescherming van externe
werkers en de richtlijn betreffende de informatie van de bevolking. Uit een
analyse van de onder artikel 31 van het Euratom-Verdrag vastgestelde wetgeving
blijkt dat de medische richtlijn en de drie bovengenoemde bijzondere
richtlijnen nauw verwant zijn met BSS-richtlijn 96/29, aangezien zij de
voorschriften van de BSS-richtlijn verder uitwerken of naar verschillende
bepalingen van de BSS-richtlijn verwijzen. Daarom zal het voorstel voor een
nieuwe richtlijn inzake de basisnormen voor veiligheid het voorwerp en
toepassingsgebied van deze richtlijnen overnemen. De Commissie zal een afzonderlijke richtlijn
voorstellen tot vaststelling van voorschriften voor de bescherming van de
volksgezondheid tegen radioactieve stoffen in voor menselijk gebruik bestemd
water (COM(2011) 385). Deze Euratom-richtlijn vervangt de huidige
Richtlijn 98/83/EG wat betreft de toepassing ervan op radioactieve stoffen en
vormt er een aanvulling op met technische bijlagen over
bemonsteringsfrequenties, analysemethoden en detectieniveaus. Het voorwerp van
deze richtlijn is van dien aard dat het op een gepast tijdstip in een
herschikking met de basisnormen kan worden opgenomen. Aangezien de richtlijn
louter bedoeld is om bestaande voorschriften onder het EG-Verdrag om te zetten
zonder als inhoudelijke wijziging te worden geïnterpreteerd, lijkt het in deze
fase echter meer gepast om het niet in een voorstel voor een herziene richtlijn
inzake de basisnormen voor veiligheid op te nemen. Op het ogenblik dat de in
artikel 31 bedoelde deskundigengroep haar mening gaf over de herziene richtlijn
inzake de basisnormen voor veiligheid, bestond er bovendien nog onenigheid over
het feit of een richtlijn inzake radioactieve stoffen in voor menselijk gebruik
bestemd water op het Euratom-Verdrag dan wel op het EG-Verdrag moest zijn
gebaseerd. Daarom werd er besloten om voort te gaan met het voorstel voor een
herziene richtlijn inzake basisnormen voor veiligheid zoals overeengekomen in
februari 2010 door de in artikel 31 bedoelde deskundigengroep. De andere wetgeving op basis van artikel 31
van het Euratom-Verdrag, zoals besproken in het effectbeoordelingsverslag,
hanteert een ander instrument, heeft een toepassingsgebied buiten
stralingsbescherming of is specifiek voor bepaalde soorten installaties. 1.4. Vereenvoudiging In 2005 publiceerde de Europese Commissie
'Uitvoering van het Lissabon-programma van de Gemeenschap - Een strategie voor
de vereenvoudiging van de regelgeving' (COM/2005/535 definitief) als antwoord
op het verzoek van het Europees Parlement en de Raad om de Europese wetgeving
te vereenvoudigen en de kwaliteit te verbeteren. Dit initiatief vormt de basis
voor de poging om de vijf bovengenoemde richtlijnen te consolideren. Het is
haalbaar noch praktisch om deze richtlijnen te herschikken samen met de andere
stukken wetgeving onder titel II, hoofdstuk 3, van het
Euratom-Verdrag. 1.5. Internationale context De internationale basisnormen weerspiegelen
een internationale consensus over het precieze veiligheidsniveau voor de
bescherming van mens en milieu tegen de schadelijke effecten van ioniserende
straling. Zij zijn door de raad van bestuur van de IAEA aangenomen en zijn niet
bindend van aard. Het belangrijkste document over stralingsbescherming is
basisnorm nr. 115 'International Basic Safety Standards for Protection against
Ionising Radiation and for the Safety of Radiation Sources', IAEA, 1996. In
2006 begon de IAEA samen met verschillende andere internationale organisaties
(FAO, IAO, het NEA/OESO, PAHO en WGO) aan de herziening van basisnorm nr. 115.
Deze lopende activiteit wordt ook aangestuurd door de nieuwe aanbevelingen van
de ICRP in publicatie 103, uitgegeven in 2007. De Europese Commissie heeft nauw samengewerkt
met de IAEA en andere internationale organisaties om de internationale
basisnormen voor veiligheid te herzien. Het moet echter worden benadrukt dat de
richtlijn inzake de basisnormen voor veiligheid van Euratom geen instrument is
om de internationale voorschriften een wettelijk bindende status te verlenen.
Er zijn twee belangrijke redenen waarom het niet haalbaar is om in Europese
wetgeving naar de internationale BSS-richtlijn te verwijzen of ze erin op te
nemen. Enerzijds is de taal van de internationale BSS-richtlijn niet conform de
Europese wettelijke redactionele regels. De internationale voorschriften zijn
vaak ook te gedetailleerd en gaan voorbij aan het idee van 'basisnormen' zoals
bepaald in het Euratom-Verdrag. De voorschriften van de BSS-richtlijn van
Euratom moeten bovendien ook met internationale marktregels rekening houden.
Anderzijds laat de internationale BSS-richtlijn toe dat landen over de hele
wereld met een verschillende regelgevende en technologische infrastructuur de
voorschriften kunnen naleven. De Europese wetgeving is veel ambitieuzer.
Euratom is door het verdrag gebonden om uniforme basisnormen voor veiligheid op
te stellen. Bijgevolg is het niet alleen moeilijk om de internationale
BSS-richtlijn in een Europese wet op te nemen, maar het zou ook strijdig zijn
met de voornaamste rol die Euratom sinds 1959 vervult en met de uitgebreide
wetgeving die al werd opgebouwd. Toch streeft de Commissie naar de grootst
mogelijke coherentie tussen Euratom en internationale normen, en heeft zij een
eventuele bijdrage aan die normen door Euratom op het oog. 2. Raadpleging van belanghebbende partijen en
effectbeoordeling 2.1. Belanghebbende partijen De Commissie (DG ENER) heeft verschillende
projecten en studies opgestart en ondersteund inzake specifieke kwesties van
stralingsbescherming. De resultaten werden in de Radiation Protection Series
van de Europese Commissie gepubliceerd[6]. De uiteenlopende
projecten, studies en conferenties brengen de uitdagingen voor de
tenuitvoerlegging van de huidige wetgeving op het gebied van
stralingsbescherming aan het licht, alsook de probleemgebieden die in het
huidige beschermingssysteem onvoldoende aan bod komen. In 2009 lanceerde de Commissie een raadpleging
over een 'voorstel voor nieuwe voorschriften betreffende natuurlijke
stralingsbronnen in de richtlijn inzake de basisnormen voor veiligheid'. De
werkgroep 'Natuurlijke bronnen' van de in artikel 31 bedoelde deskundigengroep
stelde voor om de regelgeving voor NORM-industrieën, radon en bouwmaterialen op
een alomvattende wijze aan te pakken. Dit document werd op de website van de
Commissie gepubliceerd en werd ook vermeld op de EANNORM-website[7].
De raadpleging liep van 2 februari 2009 tot en met 20 april 2009. Bij de herziening van de Euratom-richtlijn
inzake de basisnormen voor veiligheid bestond er een continue interactie met
twee organisaties ter vertegenwoordiging van belangrijke belanghebbenden,
namelijk de Heads of European Radiological Protection Competent Authorities
(HERCA) en de International Radiation Protection Association (IRPA). Tijdens
bijeenkomsten in december 2008 en 2009, alsook in juni 2010 werd een
samenvatting van de herziening van de BSS aan HERCA voorgesteld. De
stralingsbeschermingsinstanties reageerden positief en HERCA kaartte geen
enkele belangrijke kwestie aan waarbij een wijziging van de aanpak zich
opdrong. De herziening werd voorgesteld tijdens het internationale IRPA-congres
(Buenos Aires 2008) en door IRPA georganiseerde Europese congressen (Brasov
2006, Helsinki 2010), alsook tijdens jaarlijkse vergaderingen van de Europese
IRPA-verenigingen. De Europese IRPA-tak heeft een werkgroep opgericht die de verenigingen
moet polsen naar hun mening over de lopende herziening van zowel de
internationale richtlijn als de Euratom-richtlijn. Er was ook geregeld contact
met het Europees Atoomforum (FORATOM) dat belanghebbenden uit de nucleaire
industrie vertegenwoordigt. De belangrijkste interactie met
belanghebbenden verloopt via de in artikel 31 bedoelde deskundigengroep, m.a.w.
de deskundigen die krachtens artikel 31 van het Euratom-Verdrag moeten worden
geraadpleegd. In februari 2010 gaf de deskundigengroep zijn standpunt over de
mogelijke herziening van de Europese wetgeving in de vorm van een
ontwerprichtlijn. Deze tekst is het resultaat van de grote inspanningen van de
verschillende werkgroepen binnen de deskundigengroep die daarbij rekening
hielden met de studies van de Commissie en andere informatiebronnen
(conferenties, netwerken). Het voorstel van de Commissie is in grote
lijnen hetzelfde als het voorstel waarop het standpunt van de in artikel 31
bedoelde deskundigengroep is gebaseerd. Er werden alleen enkele redactionele
correcties doorgevoerd en enkele definities toegevoegd. De deskundigen lieten
de Commissie vrij om te beslissen of de definitie van hoogactieve bronnen
dezelfde moest blijven als in de huidige Richtlijn 2003/122/Euratom, dan wel
moest worden aangepast aan de IAEA-gedragscode inzake de veiligheid en
beveiliging van radioactieve bronnen. De Commissie koos voor de laatste optie. In haar standpunt stelt de in artikel 31
bepaalde deskundigengroep ook voor om de tekst van artikel 54 van Richtlijn 96/29/Euratom
ongewijzigd te laten. Daarin wordt lidstaten de mogelijkheid geboden om van de
uniforme basisnormen voor veiligheid af te zien en strengere dosislimieten vast
te stellen om zo mogelijke nieuwe wetenschappelijke bevindingen na aanvaarding
van de richtlijn beter weer te geven. Op die manier zou echter de
tenuitvoerlegging van het Euratom-Verdrag in het gedrang kunnen komen aangezien
dat de vastlegging van uniforme normen vereist. Bijgevolg ontbreekt in de
voorgestelde tekst van de richtlijn een dergelijke bepaling. In het arrest van
25 november 1992 in de zaak Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen
koninkrijk België (zaak C-376/90[8]) stelt het Hof dat 'bij
gebreke van een uitdrukkelijke andersluidende bepaling, de richtlijn aldus
[moet] worden uitgelegd dat de lidstaten ... strengere limietdoses mogen
vaststellen'. In dat opzicht werd er in de voorgestelde tekst van de herziene
richtlijn inzake de basisnormen voor veiligheid een expliciete verklaring over
de uniformiteit van de normen opgenomen. 2.2. Effectbeoordeling Er werd een uitgebreide effectbeoordeling
uitgevoerd om na te gaan op welke mogelijke manieren de volgende doelstellingen
kunnen worden bereikt: 1.
de gezondheidsbescherming van werknemers, de
bevolking en patiënten in overeenstemming brengen met de meest recente
wetenschappelijke gegevens en praktijkervaring; 2.
de bestaande Europese wetgeving op het vlak van
stralingsbescherming stroomlijnen; 3.
voor coherentie zorgen met internationale normen en
aanbevelingen; 4.
alle mogelijke blootstellingssituaties, met
inbegrip van blootstelling aan natuurlijke stralingsbronnen in woningen, alsook
de bescherming van het milieu behandelen. In het licht van deze doelstellingen vermeldt
het effectbeoordelingsverslag uiteenlopende opties met betrekking tot de omvang
van de consolidatie met andere wetgeving en tot het toepassingsgebied en
voorwerp van de opgenomen wetgeving: Optie 1: Het status quo van de bestaande
wetgeving handhaven. Optie 2: De richtlijn inzake de basisnormen
voor veiligheid en de medische richtlijn herzien. Deze optie beoogt wijzigingen
in de twee richtlijnen teneinde ze in overeenstemming te brengen met de laatste
ICRP-aanbevelingen en de wetenschappelijke vooruitgang. Optie 3: De richtlijn inzake de
basisnormen voor veiligheid en de medische richtlijn herzien en consolideren,
en de richtlijn inzake de praktische bescherming van externe werkers, de
richtlijn betreffende de informatie van de bevolking en de richtlijn inzake de
controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen erin opnemen. De
kwesties van natuurlijke straling en de bescherming van niet-menselijke soorten
worden daarbij in niet-wetgevende maatregelen behandeld. Deze optie omvat een
herziening van de richtlijn inzake de basisnormen voor veiligheid door de
voorschriften uit te breiden naar medische blootstelling, informatie van de
bevolking, bescherming van externe werknemers en hoogactieve ingekapselde
bronnen. Bij deze beleidsoptie worden de BSS-richtlijn 96/29 en de bijbehorende
wetgevingsbesluiten (Medische Richtlijn 97/43/Euratom, Richtlijn 90/641/Euratom
inzake de praktische bescherming van externe werkers, Richtlijn
2003/122/Euratom inzake de controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve
bronnen, Richtlijn 89/618/Euratom betreffende de informatie van de bevolking en
de aanbeveling van de Commissie 90/143/Euratom) bijeengevoegd en worden de
voorschriften van de BSS-richtlijn en de medische richtlijn tegelijkertijd
aangepast aan de meest recente wetenschappelijke gegevens en regelgevende
ervaring. Optie 4: De richtlijn inzake de
basisnormen voor veiligheid herzien en het toepassingsgebied uitbreiden tot de
blootstelling aan natuurlijke straling in woningen. Bij deze optie wordt een
alomvattende aanpak van het beheer van blootstellingen aan natuurlijke
stralingsbronnen opgenomen in het geheel van voorschriften van de
Euratom-richtlijn. In deze voorschriften zal een onderscheid worden gemaakt
tussen geplande en bestaande blootstellingssituaties, zoals in publicatie 103
van de ICRP. Terwijl beroepsmatige blootstelling aan natuurlijke
stralingsbronnen (alsook blootstelling van de bevolking aan restmaterialen of
afvalstoffen van NORM-industrieën) al in opties 1 tot 3 aan bod komt, hebben de
bovengenoemde blootstellingen aan natuurlijke stralingsbronnen specifiek betrekking
op de blootstelling van de bevolking in de woonomgeving. Optie 5: De richtlijn inzake de
basisnormen voor veiligheid herzien en het toepassingsgebied uitbreiden tot de
bescherming van niet-menselijke soorten. Het voorwerp en algemene doel van
BSS-richtlijn 96/29/Euratom is de gezondheidsbescherming van de bevolking en
werknemers tegen gevaren van ioniserende straling. Deze richtlijn is van
toepassing op de bescherming van de menselijke omgeving, maar dan enkel als
verspreidingsroute vanaf milieubronnen tot aan de blootstelling van de mens.
Overeenkomstig de nieuwe ICRP-aanbevelingen zal daarbij in het bijzonder de
blootstelling van biota in de omgeving als geheel in aanmerking worden genomen.
Het is de bedoeling dat lidstaten in hun wetgeving voor stralingsbescherming
een gepaste bescherming van niet-menselijke soorten in overweging nemen. Optie 6: De richtlijn inzake de
basisnormen voor veiligheid en de medische richtlijn herzien en consolideren,
en de richtlijn inzake de praktische bescherming van externe werkers, de
richtlijn betreffende de informatie van de bevolking en de richtlijn inzake de
controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen erin opnemen, en het
toepassingsgebied uitbreiden tot bescherming van niet-menselijke soorten. Deze
optie omvat alle elementen van optie 3 (de richtlijn inzake de basisnormen voor
veiligheid herzien en de andere vier richtlijnen erin opnemen). De herziening
van de basisnormen inzake veiligheid omvat alle bovengenoemde kwesties en
breidt het toepassingsgebied uit tot het geheel van blootstellingssituaties,
met inbegrip van blootstelling aan radon binnenshuis en bouwmaterialen, en tot
alle categorieën van menselijke en niet-menselijke blootstelling. De doelmatigheid van de voorgestelde opties
wordt beoordeeld ten opzichte van de doelstellingen, de efficiëntie van
bijkomende voorschriften inzake gezondheids- en milieueffecten, economische
voordelen en administratieve kosten, alsook de coherentie van de richtlijn met
de algemene Euratom- en EU-wetgeving. De wijzigingen aan de richtlijn inzake de
basisnormen voor veiligheid en aan de medische richtlijn zullen op de volgende
vlakken belangrijke effecten hebben: - Sociale en gezondheidseffecten: De sociale
effecten hebben betrekking op een gepaste bescherming van werknemers in
NORM-industrieën. De gezondheidseffecten zijn het duidelijkst bij medische
blootstellingen, in het bijzonder bij de preventie van radiologische
onderzoeken die onnodig vaak of met te hoge dosering bij patiënten worden
uitgevoerd (bijvoorbeeld, CT-scans) en die de kans op kanker in de toekomst
vergroten. Specifieke beroepsgroepen (bijvoorbeeld cardiologen) hebben baat bij
een verlaging van de dosislimiet voor de ooglens, waardoor zij minder kans
lopen op cataract door blootstelling aan straling. - Economische effecten: Hoewel een
gekwantificeerde economische beoordeling in deze fase nog niet mogelijk is,
zullen de NORM-industrieën zeker baat hebben bij een harmonisatie van
voorschriften tussen de lidstaten. - Administratieve kosten: Het beginsel van optimalisatie
van bescherming eist dat doses 'zo laag als redelijkerwijs mogelijk is' (ALARA)
dienen gehouden te worden, rekening houdend met de sociale en economische
factoren. Hoewel dat beginsel van cruciaal belang is voor een goede
kosten-batenverdeling van de stralingsbescherming in de praktijk, breidt het
nieuwe concept van een 'graduele aanpak' dit beginsel uit om de officiële
controle doeltreffender te maken en de administratieve kosten voor de
industrieën te verlagen. In de drie andere richtlijnen worden de
volgende bijkomende wijzigingen aangebracht: - harmonisatie van de definitie van
hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen (HASS) met de internationale
normen; - specifieke voorschriften voor de bescherming
van externe werknemers met een duidelijke definitie van de
verantwoordelijkheden van hun werkgevers en de ondernemingen bij wiens
praktijken zij aan straling worden blootgesteld; - voorschriften voor informatie aan het
publiek vóór en tijdens een noodsituatie binnen het globaal herziene toepassingsgebied
voor het beheer van blootstelling in noodsituaties. Het bijeenbrengen van deze vijf richtlijnen is
een belangrijke stap in de richting van een meer coherente Euratom-wetgeving.
Doordat dit bredere toepassingsgebied van de BSS-richtlijn een herschikking
vergt, wordt de tekst ook duidelijker en zijn de voorschriften in de praktijk
beter toepasbaar. Het bredere toepassingsgebied van de nieuwe
richtlijn omvat nog andere belangrijke wijzigingen: Op het vlak van 'bestaande
blootstellingssituaties' worden referentieniveaus bepaald voor
radonconcentraties binnenshuis en voor externe blootstelling aan
bouwmaterialen. Lidstaten wordt gevraagd om een uitgebreid en transparant
radonactieplan uit te werken dat aangepast is aan de nationale behoeften en de
geologische eigenschappen van verschillende regio's. Dankzij geharmoniseerde
voorschriften voor bouwmaterialen is een verdere normalisatie onder de
bouwmaterialenrichtlijn (Richtlijn 89/106/EEG van de Raad) mogelijk. Terwijl
consumenten en bouwberoepen baat hebben bij de controle en etikettering van
materialen, wordt de administratieve last voor industrieën tot een minimum
beperkt door de juiste keuze van referentieniveaus en een lijst van soorten
materialen die een probleem kunnen vormen. Dankzij specifieke voorschriften in de
Euratom-richtlijn voor de bescherming van niet-menselijke soorten kunnen
lidstaten het zo in hun nationale milieubeleid opnemen dat het overeenstemt met
de huidige aanpak van gezondheidsbescherming tegen ioniserende straling. De beoordeling
van de milieueffecten van deze nieuwe voorschriften heeft in essentie
betrekking op de preventie van milieuschade in het geval van een ongeval. Voor
de normale exploitatie van een installatie betreft het veeleer een demonstratie
van het feit dat er geen effect is op het milieu. 3. Juridische elementen van het voorstel De herschikking van vijf richtlijnen levert
één omvangrijke richtlijn op met meer dan 100 artikelen en tal van bijlagen.
Gezien de omvang en complexiteit van de veranderingen wordt er geen formele
herschikkingsprocedure gevolgd. Het is niet mogelijk om elk afzonderlijk
element van het voorstel toe te lichten. De volgende punten geven een
samenvattende beschrijving van de belangrijkste kenmerken van elk hoofdstuk. 3.1. Hoofdstuk I: Onderwerp en
toepassingsgebied Dit hoofdstuk bepaalt het toepassingsgebied
van de nieuwe richtlijn (algemeen doel van de richtlijn over de verschillende
blootstellingscategorieën en in verschillende blootstellingssituaties, en
specifieke doelstellingen ten gevolge van de integratie van de voorschriften
voor hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen en voor informatie aan de
bevolking, alsook de uitsluiting van niet-controleerbare blootstellingen). Het
toepassingsgebied wordt uitgebreid tot de blootstelling van ruimtevaarders aan
kosmische straling, blootstelling aan radongas in binnenlucht, externe
blootstelling aan gammastraling van bouwmaterialen en ten slotte bescherming
van de omgeving buiten de verspreidingsroutes via het milieu die tot menselijke
blootstelling leiden. 3.2. Hoofdstuk II: Definities Dit hoofdstuk bevat alle definities uit de
vorige richtlijnen die enigszins zijn aangepast om onverenigbaarheden weg te
werken, alsook om in overeenstemming te zijn met de nieuwe terminologie uit
publicatie 103 van de ICRP en uit het ontwerp van de internationale basisnormen
voor veiligheid. 3.3. Hoofdstuk III : Systeem van
stralingsbescherming Dit hoofdstuk bevat de algemene beginselen van
stralingsbescherming: rechtvaardiging, optimalisatie en dosislimieten. Hierin
wordt uitgelegd welke belangrijke rol dosisbeperkingen en referentieniveaus
vervullen bij de optimalisatie van bescherming. Zo vermeldt bijlage I de
groepen van referentieniveaus die door de ICRP voor bestaande en onverwachte
blootstellingssituaties worden voorgesteld. De dosislimieten worden niet
gewijzigd, tenzij voor een uniforme definitie van de jaarlijkse dosislimieten
voor beroepsmatige blootstelling (geen gemiddelde over 5 jaar) en een lagere
orgaandosislimiet voor de ooglens, zoals aanbevolen door de ICRP. De nieuwe
richtlijn bevat niet langer technische metingen bij de definitie van de
effectieve dosis of andere factoren bij de bepaling van individuele doses, maar
verwijst daarvoor naar publicatie 103 van de ICRP. Daarenboven bevat de richtlijn
niet langer de lange lijsten met specifieke dosiscoëfficiënten voor
radionucliden (doses per via ingestie of inhalatie opgenomen eenheid), maar
verwijst daarvoor naar een aangekondigde geconsolideerde publicatie van de ICRP
die gratis kan worden gedownload. 3.4. Hoofdstuk IV: Voorschriften voor
vorming, opleiding en voorlichting over stralingsbescherming Dit hoofdstuk brengt de verscheidene
voorschriften inzake vorming en opleiding uit de verschillende richtlijnen
bijeen en bevat tevens bepalingen ter erkenning van de
'stralingsbeschermingsdeskundige' en de 'medisch-fysisch deskundige'. 3.5. Hoofdstuk V: Rechtvaardiging en
officiële controle op handelingen De toepassing van het beginsel van
rechtvaardiging blijft een nationale verantwoordelijkheid. Er wordt bijzondere
aandacht besteed aan de rechtvaardiging van handelingen waarbij mensen
doelbewust worden blootgesteld aan ioniserende straling voor niet-medische
redenen (bv. beveiligingsonderzoeken in luchthavens). De officiële controle verloopt voortaan via
een systeem met drie niveaus (kennisgeving, registratie, vergunning) in plaats
van via het vorige systeem met twee niveaus (rapportering en voorafgaande
vergunning). Het hoofdstuk bevat een meer gedetailleerde lijst van alle
handelingen waarvoor een registratie of vergunning geldt. Als onderdeel van de
'graduele aanpak' van de officiële controle is met zoveel woorden bepaald dat
een specifieke vrijstelling van handelingen (kennisgeving en vergunning) op
nationaal niveau mogelijk is. De standaardwaarden voor vrijstelling op basis
van activiteitsconcentraties komen nu uit de IAEA-veiligheidsgids RS-G-1.7.
Dezelfde standaardwaarden gelden voor een vrijstelling van officiële controle
(vrijgaveniveaus), maar laten specifieke waarden in Europese richtsnoeren toe.
Zo kunnen lidstaten de standaardniveaus voor vrijgave in hun huidige nationale
wetgeving behouden, alsook de bestaande vrijstellingswaarden voor matige
hoeveelheden materiaal. De bijzonderheden van de vrijstellingscriteria en van
de vrijstellings- en vrijgaveniveaus worden in bijlage VI gegeven. Dit hoofdstuk bevat ook meer precieze
voorschriften in verband met de informatie die moet worden verschaft bij een
vergunningsaanvraag (het verstrekken van lozingsvergunningen voor radioactieve
door de lucht verspreide of vloeibare afvalstoffen wordt in bijlage VIII
behandeld). 3.6. Hoofdstuk VI: Bescherming van
werknemers, leerlingen en studerenden Dit hoofdstuk omvat, mits enkele wijzigingen,
de bepalingen inzake beroepsmatige blootstelling uit Richtlijn 96/29/Euratom.
Het bevat ook de specifieke voorschriften uit Richtlijn 90/641/Euratom inzake
de praktische bescherming van externe werkers en maakt een duidelijk
onderscheid tussen de rol van de werkgever en die van de onderneming waar de
handeling wordt uitgevoerd. Het gegevenssysteem voor een individuele
radiologische controle van blootgestelde werknemers en de minimumset van
gegevens die aan externe werknemers moeten worden meegedeeld, werden bijgewerkt
op basis van de aanbevelingen van HERCA. Er werd geen onderscheid gemaakt tussen het
beheer van beroepsmatige blootstelling in NORM-industrieën en andere
handelingen, maar eerstgenoemde wordt gradueel aangepakt op basis van heersende
blootstellingen en hun vermogen om mettertijd groter te worden. Dit hoofdstuk behandelt voortaan beroepsmatige
blootstelling in alle blootstellingssituaties waardoor het een duidelijkere
bescherming biedt aan hulpverleners en werknemers die op hun werkplaats aan
hoge radonconcentraties worden blootgesteld. 3.7. Hoofdstuk VII: Bescherming van
patiënten en andere aan medische blootstelling onderworpen personen Dit hoofdstuk bevat de relevante maar
verscherpte voorschriften uit de medische richtlijn, met name inzake: - de toepassing van het
rechtvaardigingsbeginsel; - informatie aan patiënten over
gezondheidsrisico's en -voordelen; - informatie over doses; - diagnostische referentieniveaus; - de betrokkenheid van de medisch-fysisch
deskundige; - de preventie van toevallige en
onopzettelijke medische blootstellingen. 3.8.
Hoofdstuk VIII: Bescherming van de bevolking Dit hoofdstuk bevat de voorschriften voor
blootstelling van de bevolking uit Richtlijn 96/29/Euratom met uitdrukkelijke
aandacht voor het verstrekken van lozingsvergunningen voor radioactieve
afvalstoffen (met verwijzing naar de aanbeveling van de Commissie
2004/2/Euratom). Het deel over blootstelling in noodsituaties
omvat de voorschriften van de richtlijn betreffende de informatie van de
bevolking. Het deel over bestaande
blootstellingssituaties behandelt blootstelling aan radon binnenshuis, met een
enigszins lager maximaal referentieniveau voor bestaande woningen dan in
Aanbeveling 90/143/Euratom van de Commissie, in overeenstemming met de
aanbevelingen van de ICRP en WGO. Het bevat ook voorschriften voor de
classificatie van bouwmaterialen op basis van een radioactiviteitsindex en een
uniform referentieniveau voor de jaarlijkse dosis als gevolg van het verblijf
in een gebouw dat uit dergelijke materialen is opgebouwd. 3.9. Hoofdstuk IX: Milieubescherming Gezien het bredere toepassingsgebied van de
richtlijn, zoals in de internationale basisnormen voor veiligheid, tracht dit
hoofdstuk een instrument aan te reiken om de overeenstemming met milieucriteria
aan te tonen. Hoewel de ICRP al een methodologie voor de bepaling van doses voor
biota publiceerde, is het nog wachten op een publicatie over de toepassing van
de criteria. In afwachting van dergelijke verdere richtsnoeren moeten de
nationale instanties zelf de doses voor representatieve dieren en planten met
het oog op de bescherming van het ecosysteem bepalen. Er moeten tevens gepaste technische
maatregelen worden genomen om de milieugevolgen van een toevallig vrijkomen te
vermijden en de bestaande radioactiviteitsniveaus in het milieu te controleren
vanuit het oogpunt van zowel milieubescherming als gezondheidsbescherming van
de bevolking. 3.10. Hoofdstuk X: Eisen inzake officiële
controle Dit hoofdstuk omvat alle verantwoordelijkheden
van de regelgevende instanties in alle blootstellingssituaties. Een duidelijke
structuur wordt verkregen door de volgende delen: - Institutionele infrastructuur; - Controle van ingekapselde radioactieve
bronnen (met bijlagen II, XII, XIII, XIV en XV waarin verschillende aspecten
van Richtlijn 2003/122/Euratom inzake de controle op hoogactieve ingekapselde
radioactieve bronnen zijn opgenomen); - Weesbronnen (met nieuwe voorschriften voor
verontreiniging door metalen); - Blootstelling in noodsituaties
(totstandbrenging van een beheersysteem voor noodsituaties en van
internationale samenwerking, terwijl de bescherming van werknemers en van de
bevolking bij blootstelling in een noodsituatie in respectievelijk hoofdstuk V
en VIII worden behandeld); - Bestaande blootstellingssituaties (algemene
bepalingen voor het beheer van verontreinigde gebieden, radonactieplan); - Handhavingssysteem (inspectieprogramma en
reactie op tekortkomingen). Het eerste deel over 'institutionele
infrastructuur' vergt een duidelijke definitie van de verantwoordelijkheden van
de verschillende instanties. De Commissie zal geregeld actuele informatie
ontvangen en in het Publicatieblad publiceren. Dit deel Bepaalt tevens de
verantwoordelijkheden van de 'stralingsbeschermingsdeskundige', de
'functionaris voor stralingsbescherming' (in de huidige BSS zijn deze concepten
samengevoegd tot de functie van 'bevoegde deskundige') en de 'medisch-fysisch
deskundige'. 3.11. Hoofdstuk XI: Slotbepalingen De omzetting van de nieuwe richtlijn in
nationale wetgeving zou geen grote inspanningen op wetgevend gebied mogen
vergen. Een omzettingstermijn van twee jaar wordt bijgevolg als voldoende
geacht. Specifieke nieuwe kenmerken, zoals de bescherming van het milieu,
kunnen op een later tijdstip worden omgezet. Overeenkomstig het Euratom-Verdrag moeten de
basisnormen in alle lidstaten uniform worden toegepast, behoudens de
voorschriften waarvoor uit de tekst duidelijk enige flexibiliteit blijkt te
gelden. Dosislimieten, standaardwaarden voor vrijstelling, het referentieniveau
voor bouwmaterialen enz. zijn echter uitdrukkelijk bedoeld voor een uniforme
omzetting en toepassing. 4. Gevolgen voor de begroting Er zijn geen gevolgen voor de EU-begroting. 2012/0254 (NLE) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot vaststelling van de basisnormen voor de
bescherming tegen de gevaren verbonden aan de blootstelling aan ioniserende
straling DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag tot oprichting van de
Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name de artikelen 31 en 32, Gezien het voorstel van de Commissie,
opgesteld na advies van een door het Wetenschappelijk en Technisch Comité
aangewezen groep van deskundigen uit de lidstaten, en na raadpleging van het
Europees Economisch en Sociaal Comité, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité, Gezien het advies van het Europese Parlement, Overwegende hetgeen volgt: (1)
Artikel 2, onder b), van het Verdrag stelt dat er
uniforme veiligheidsnormen moeten worden vastgesteld voor de
gezondheidsbescherming van de bevolking en de werknemers, terwijl artikel 30
van het Verdrag 'basisnormen' bepaalt voor de bescherming van de gezondheid van
de bevolking en de werknemers tegen de aan ioniserende straling verbonden
gevaren. (2)
Om haar taak te kunnen verrichten, heeft de
Gemeenschap voor de eerste maal in 1959 overeenkomstig artikel 218 basisnormen
vastgesteld bij de richtlijnen van 2 februari 1959 tot vaststelling van de
basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der
werknemers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren[9].
De richtlijnen werden meermaals herzien en werden in 1996 voor het laatst
vervangen bij Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad van 13 mei 1996 tot
vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der
bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren[10],
waarbij de eerdere richtlijnen werden ingetrokken. (3)
Bij Richtlijn 96/29/Euratom zijn de basisnormen
vastgesteld. Deze richtlijn is van toepassing op normale en noodsituaties en
werd aangevuld met meer specifieke wetgeving. (4)
Richtlijn 97/43/Euratom van de Raad van 30 juni
1997 betreffende de bescherming van personen tegen de gevaren van ioniserende
straling in verband met medische blootstelling en tot intrekking van Richtlijn
84/466/Euratom[11], Richtlijn
89/618/Euratom van de Raad van 27 november 1989 betreffende de informatie van
de bevolking over de bij stralingsgevaar toepasselijke maatregelen ter
bescherming van de gezondheid en over de dan te volgen gedragslijn[12],
Richtlijn 90/641/Euratom van de Raad van 4 december 1990 inzake de praktische
bescherming van externe werknemers die gevaar lopen aan ioniserende straling te
worden blootgesteld tijdens hun werk in een gecontroleerde zone[13]
en Richtlijn 2003/122/Euratom van de Raad van 22 december 2003 inzake de
controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen en weesbronnen[14]
bestrijken verschillende specifieke aspecten ter aanvulling van Richtlijn
96/29/Euratom. (5)
Doorheen de jaren zijn de in deze wetgeving
gebruikte definities geëvolueerd en meermaals aan het specifieke
toepassingsgebied aangepast. Toch kunnen heel wat voorschriften die ten tijde
van de goedkeuring van de wetgeving in de oorspronkelijke context pasten niet
in Richtlijn 96/29/Euratom worden gebruikt. (6)
De door het Wetenschappelijk en Technisch Comité
aangewezen deskundigengroep heeft geadviseerd dat de overeenkomstig artikelen
30 en 31 van het Euratom-Verdrag vastgestelde basisnormen rekening dienen te
houden met de nieuwe aanbevelingen van de International Commission on
Radiological Protection (ICRP), in het bijzonder die in publicatie 103 (2007)[15],
en moeten worden herzien in het licht van nieuwe wetenschappelijke gegevens en
praktijkervaring. (7)
Deze richtlijn dient de situatiegebaseerde aanpak
te volgen die in publicatie 103 van de ICRP werd ingevoerd en dienen een
onderscheid te maken tussen blootstellingen in bestaande, geplande en
noodsituaties. Rekening houdend met dit nieuwe kader moet de richtlijn alle
blootstellingssituaties bestrijken, alsook alle blootstellingscategorieën, met
name beroepsmatige blootstelling, medische blootstelling en blootstelling van
de algemene bevolking. (8)
In deze richtlijn moet ook rekening worden gehouden
met een nieuwe door de ICRP ingevoerde methode om doses te bepalen op basis van
de meest recente gegevens over stralingsrisico's. (9)
De huidige jaarlijkse dosislimieten voor
beroepsmatige blootstelling en blootstelling van de bevolking worden behouden.
Er is echter niet langer nood aan een gemiddelde over vijf jaar, tenzij in
speciale omstandigheden overeenkomstig de nationale wetgeving. (10)
Nieuwe wetenschappelijke gegevens over
weefseleffecten vergen dat het optimalisatiebeginsel indien mogelijk ook op
orgaandoses wordt toegepast om doses zo laag als redelijkerwijs mogelijk is te
houden. Daarnaast moet de richtlijn het nieuwe ICRP-richtsnoer volgen over de
orgaandosislimiet voor de ooglens bij beroepsmatige blootstelling. (11)
Industrieën die in de natuur voorkomend radioactief
materiaal afkomstig uit de aardkorst verwerken, stellen werknemers bloot aan
straling, alsook de bevolking indien het materiaal in de omgeving vrijkomt. (12)
Bescherming tegen natuurlijke stralingsbronnen moet
volledig in de algemene voorschriften worden opgenomen in plaats van
afzonderlijk in een specifieke titel te worden behandeld. In het bijzonder
moeten industrieën die materialen op basis van natuurlijk voorkomende
radionucliden verwerken, binnen hetzelfde regelgevingskader als andere
praktijken worden beheerd. (13)
De nieuwe voorschriften voor radioactiviteit in
bouwmaterialen moeten het vrije verkeer van bouwmaterialen mogelijk maken. (14)
Recente epidemiologische bevindingen uit residentiële
studies tonen aan dat er een risico van longkanker bestaat bij blootstelling
aan radonconcentraties van 100 Bq m-3 binnenshuis. Dankzij het
nieuwe concept van blootstellingssituaties kunnen de bepalingen van
Aanbeveling 90/143/Euratom van de Commissie inzake de bescherming van de
bevolking tegen blootstelling aan radon binnenshuis[16]
in de bindende voorschriften van de basisnormen worden opgenomen, terwijl een
zekere soepelheid bij de uitvoering ervan mogelijk blijft. (15)
De blootstelling van vliegtuigbemanning aan
kosmische straling moet als een geplande blootstellingssituatie worden beheerd.
De activiteiten van ruimtevaarders moeten ook onder het toepassingsgebied van
deze richtlijn vallen en moeten worden beheerd als een blootstelling waarvoor
een speciale vergunning is vereist. (16)
De gezondheidsbescherming van de algemene bevolking
staat de aanwezigheid van radioactieve stoffen in het milieu toe. Niet alleen
rechtstreekse blootstellingsroutes in het milieu, maar milieubescherming in
haar geheel, inclusief de blootstelling van biota, moeten in een alomvattend en
samenhangend algemeen kader worden beschouwd. Voor zover de mens deel uitmaakt
van zijn omgeving, heeft dit beleid baat bij een langdurige
gezondheidsbescherming. (17)
Op medisch vlak hebben belangrijke technologische
en wetenschappelijke ontwikkelingen geleid tot een opmerkelijke toename van
blootgestelde patiënten. In dit opzicht dient de richtlijn te benadrukken dat
rechtvaardiging van medische blootstelling, inclusief de blootstelling van
asymptomatische personen, noodzakelijk is. Bovendien dient zij de voorschriften
te verscherpen betreffende de informatie aan patiënten, de registratie en
melding van doses uit medische handelingen, het gebruik van diagnostische
referentieniveaus en de beschikbaarheid van instrumenten voor dosisbepaling. (18)
Toevallige en onopzettelijke medische
blootstellingen blijven een continue bron van zorg. De preventie en eventuele
opvolging ervan moeten ten volle worden aangepakt. In dit opzicht moet de rol
van programma's voor kwaliteitsborging, inclusief risicoanalyses bij
radiotherapie, ter voorkoming van zulke incidenten worden benadrukt. Bovendien
moeten in dergelijke gevallen een registratie, melding, analyse en correctieve
maatregelen worden vereist. (19)
De zogenaamde 'medisch-juridische' blootstellingen
krachtens Richtlijn 97/43/Euratom zijn voortaan duidelijk gedefinieerd als de
doelbewuste blootstelling van personen voor andere dan medische doeleinden of
de 'blootstelling bij niet-medische beeldvorming'. Zulke praktijken moeten onder
gepaste officiële controle worden geplaatst en dienen op dezelfde manier als
medische blootstellingen te worden gerechtvaardigd. Er is echter een
verschillende aanpak nodig voor enerzijds procedures die medisch personeel met
medische apparatuur uitvoert en anderzijds procedures die niet-medisch
personeel met niet-medische apparatuur uitvoert. Over het algemeen moeten de
jaarlijkse dosislimieten en overeenkomstige beperkingen voor blootstelling van
de bevolking worden toegepast. (20)
Lidstaten moeten bepaalde handelingen die risico's
ten gevolge van ioniserende straling met zich brengen, aan een systeem van
officiële controle onderwerpen of moeten bepaalde handelingen verbieden.
Lidstaten zullen zeker baat hebben bij de toepassing van een graduele aanpak
van de officiële controle. Die controle moet in verhouding staan tot de omvang
en waarschijnlijkheid van blootstellingen ten gevolge van de handelingen,
alsook tot het eventuele effect ervan op een vermindering van zulke
blootstellingen of een verbetering van de veiligheid van de installaties. (21)
Het heeft zeker nut om dezelfde waarden van
activiteitsconcentratie te hanteren voor zowel de vrijstelling van handelingen
van de officiële controle als de vrijgave van materiaal van gereguleerde
handelingen. Na uitvoerig onderzoek werd besloten dat de in IAEA-document
RS-G-1.7[17] aanbevolen waarden niet
alleen kunnen worden gebruikt als standaardwaarden voor vrijstelling, ter
vervanging van de in bijlage I van Richtlijn 96/29/Euratom vastgestelde waarden
voor activiteitsconcentratie, maar ook als algemene vrijgaveniveaus, ter
vervanging van de door de Commissie in Stralingsbescherming 122[18]
aanbevolen waarden. (22)
De lidstaten kunnen bepaalde handelingen boven de
vrijstellingswaarden in het bijzonder vrijstellen van vergunning. (23)
Specifieke vrijstellingsniveaus boven de
standaardwaarden voor vrijstelling en vrijgave, alsook overeenkomstige
richtsnoeren van de Gemeenschap[19] blijven belangrijke
instrumenten om grote hoeveelheden materiaal afkomstig uit de ontmanteling van
vergunde inrichtingen te beheren. (24)
De lidstaten moeten waarborgen dat externe
werknemers dezelfde bescherming krijgen als werknemers van ondernemingen die
handelingen met stralingsbronnen verrichten. De in Richtlijn 90/641/Euratom
vervatte specifieke voorschriften voor externe werknemers moeten worden
uitgebreid tot werkzaamheden in bewaakte zones. (25)
De huidige aanpak op basis van interventieniveaus
bij blootstelling in noodsituaties moet worden vervangen door een meer
alomvattend systeem met inbegrip van een dreigingsanalyse, een globaal
rampenbestrijdingssysteem, noodplannen voor bekende dreigingen en vooraf
geplande strategieën voor het beheer van elke vooronderstelde gebeurtenis. (26)
Door de invoering van referentieniveaus voor
blootstellingen in noodsituaties en bestaande situaties kunnen niet alleen
personen beter worden beschermd, maar kunnen ook andere maatschappelijke
criteria op dezelfde manier worden behandeld als dosislimieten en
dosisbeperkingen voor geplande blootstellingssituaties. (27)
Om een nucleaire noodsituatie met grensoverschrijdende
gevolgen efficiënt te kunnen aanpakken, moeten lidstaten beter samenwerken op
het vlak van noodplannen en noodmaatregelen. (28)
Samen met de Wereldgezondheidsorganisatie, de
Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties, de Internationale
Arbeidsorganisatie, het Agentschap voor Kernenergie van de Organisatie voor
Economische Samenwerking en Ontwikkeling, en de pan-Amerikaanse
Gezondheidsorganisatie herziet de Internationale Organisatie voor Atoomenergie
de internationale basisnormen in het licht van de nieuwe publicatie 103 van de
ICRP. (29)
De rol en de verantwoordelijkheden van de nationale
diensten en deskundigen die betrokken zijn bij de deskundige afhandeling van de
technische en praktische kant van stralingsbescherming, moeten worden
verduidelijkt. (30)
Er moeten precieze voorschriften worden vastgesteld
voor het verlenen van lozingsvergunningen en het controleren van de lozingen.
Bij Aanbeveling 2004/2/Euratom van de Commissie van 18 december 2003 inzake
gestandaardiseerde informatie over de lozing van radioactieve stoffen in de
lucht en het water door kerncentrales en opwerkingsfabrieken in normaal bedrijf[20]
wordt gestandaardiseerde informatie vastgesteld voor de rapportering van
gegevens over lozingen door kerncentrales en opwerkingsfabrieken. (31)
De meest recente Richtlijn 2003/122/Euratom
inzake de controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen en
weesbronnen behoeft geen grote wijzigingen, tenzij de uitbreiding van enkele
voorschriften tot alle ingekapselde radioactieve bronnen. Er zijn echter nog
steeds enkele onopgeloste problemen met weesbronnen en er zijn belangrijke
gevallen geweest waarbij verontreinigd metaal uit derde landen werd ingevoerd.
Dienovereenkomstig moet er een voorschrift worden ingevoerd voor de
kennisgeving van incidenten met weesbronnen of de verontreiniging van metaal.
Voor de internationale veiligheid is het bovendien belangrijk om de niveaus
waarboven een bron als een hoogactieve ingekapselde bron wordt beschouwd,
gelijk te stellen met de door de IAEA vastgestelde niveaus. (32)
Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring
van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken van
28 september 2011 hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in
verantwoorde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld
te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen
van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale
omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht
de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd. (33)
Richtlijnen 89/618/Euratom, 90/641/Euratom,
96/29/Euratom, 97/43/Euratom en 2003/122/Euratom moeten derhalve worden
ingetrokken, HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN
VASTGESTELD: HOOFDSTUK I ONDERWERP EN TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Onderwerp 1.
Bij deze richtlijn worden de basisnormen vastgelegd
voor de bescherming van de gezondheid van de bevolking, werknemers, patiënten
en andere personen onderworpen aan medische blootstelling tegen de aan
ioniserende straling verbonden gevaren met het oog op de uniforme toepassing
van die normen door de lidstaten. 2.
Deze richtlijn is van toepassing op de bescherming
van het milieu als verspreidingsroute voor straling vanaf de bron tot aan
blootstelling van de mens. Indien nodig wordt er bijzondere aandacht besteed
aan de blootstelling van biota in het milieu in zijn geheel. 3.
Bij deze richtlijn worden de eisen vastgesteld
betreffende het toezicht op de veiligheid en beveiliging van radioactieve
bronnen, alsmede de bepalingen over gepaste informatie bij blootstelling in
noodsituaties. 4.
Het doel van deze richtlijn is om blootstelling van
de bevolking en werknemers aan ioniserende straling ten gevolge van onvoldoende
controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen en weesbronnen te voorkomen
en de controle in de lidstaten te harmoniseren door specifieke eisen vast te
stellen om te waarborgen dat op elke dergelijke bron controle wordt
uitgeoefend. 5.
Met deze richtlijn wordt beoogd op het niveau van
de Gemeenschap gemeenschappelijke doelstellingen te bepalen betreffende de
maatregelen en procedures ter informatie van de bevolking die tot doel hebben
de operationele bescherming van de volksgezondheid bij stralingsgevaar te
verbeteren. Artikel 2 Toepassingsgebied 1.
Deze richtlijn is van toepassing op alle geplande,
bestaande of noodsituaties waarbij een risico van blootstelling aan ioniserende
straling bestaat dat vanuit het oogpunt van de stralingsbescherming niet kan
worden verwaarloosd met betrekking tot de bescherming van de bevolking, werknemers,
patiënten of andere personen onderworpen aan medische blootstelling of met
betrekking tot de milieubescherming. 2.
Deze richtlijn is van toepassing op alle
handelingen met stralingsbronnen, met name: (a)
de productie, de bewerking, de hantering, het gebruik,
het opslaan, het voorhanden hebben, het vervoer, de verscheping, de invoer in
en de uitvoer uit de Gemeenschap en de verwijdering van radioactieve stoffen; (b)
het gebruik van elektrisch apparatuur die
ioniserende straling uitzendt en het gebruik van enig elektrisch toestel dat
bij een potentiaalverschil van meer dan 5 kV werkt; (c)
handelingen waarbij natuurlijke stralingsbronnen
aanwezig zijn die leiden tot een aanzienlijke toename van blootstelling van
werknemers of van de bevolking, in het bijzonder: i) het gebruik van lucht- en
ruimtevaartuigen, ii) de blootstelling aan radon op
werkplekken, iii) de activiteiten in industrieën
die materiaal verwerken met natuurlijk voorkomende radionucliden of bij
dergelijke verwerking betrokken activiteiten; (d)
elke andere door de lidstaat aangewezen handeling. 3.
Deze richtlijn is van toepassing op het beheer van
bestaande blootstellingssituaties, in het bijzonder de blootstelling van de
bevolking aan radon binnenshuis, de externe blootstelling aan bouwmaterialen en
gevallen van een langdurige blootstelling als gevolg van de nawerkingen van een
noodsituatie of een vroegere handeling. 4.
Deze richtlijn is van toepassing op het beheer van
noodsituaties voor zover die maatregelen rechtvaardigen voor de
gezondheidsbescherming van de bevolking of werknemers, of voor de bescherming
van het milieu; potentiële blootstellingen, alsook voorbereiding op
noodsituaties en noodplannen maken deel uit van de geplande
blootstellingssituaties. Artikel 3 Uitgesloten van het toepassingsgebied Deze richtlijn is niet van toepassing op van
nature in het menselijk lichaam aanwezige radionucliden, op kosmische straling
ter hoogte van het aardoppervlak en op bovengrondse blootstelling aan
radionucliden in de onverstoorde aardkorst. HOOFDSTUK II DEFINITIES Artikel 4 Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de
volgende definities: (1)
medische blootstelling: blootstelling van patiënten
of asymptomatische personen ten behoeve van hun eigen medische of
tandheelkundige diagnose of behandeling die bedoeld is om hun gezondheid of
welzijn te verbeteren, alsook blootstelling van verzorgers, zorgverleners en
vrijwilligers in biomedisch onderzoek; (2)
ioniserende straling: de overdracht van energie in
de vorm van deeltjes of elektromagnetische straling met een golflengte van ten
hoogste 100 nanometer of een frequentie van ten minste 3x1015 hertz waardoor
rechtstreeks of onrechtstreeks ionen kunnen worden geproduceerd; (3)
noodsituatie: een ongewone situatie of gebeurtenis
die tot onmiddellijke maatregelen dwingt om in de eerste plaats een gevaar of
negatieve gevolgen voor de gezondheid en veiligheid van de mens, de
levenskwaliteit, het eigendom of het milieu te beperken. Dit betreft zowel
nucleaire als radiologische noodsituaties; (4)
blootstelling in een noodsituatie: een situatie van
blootstelling ten gevolge van een plotse gebeurtenis waarbij dringende
beslissingen moeten worden genomen om de situatie te kunnen controleren; de
gebeurtenis kan het gevolg zijn van een ongeval (al dan niet beschouwd als
potentiële blootstelling) of van een kwaadwillige handeling; (5)
blootstelling: de handeling van het blootstellen of
het blootgesteld zijn aan ioniserende straling vanuit bronnen buiten het
organisme (uitwendige blootstelling) of in het organisme (inwendige
blootstelling); (6)
blootstellingssituatie: een situatie die aanleiding
geeft tot blootstelling, met inbegrip van stralingsbronnen en activiteiten of
handelingen die de blootstelling aan deze stralingsbronnen kunnen beïnvloeden; (7)
bevolking: personen die aan blootstelling
onderworpen zijn; (8)
stralingsbron: een entiteit die
stralingsblootstelling kan veroorzaken door bijvoorbeeld ioniserende straling
uit te zenden of radioactief materiaal vrij te geven, en die met het oog op
bescherming en veiligheid als een eenheid kan worden behandeld; (9)
radioactieve bron: een stralingsbron die
radioactief materiaal bevat om voor zijn radioactiviteit te worden gebruikt; (10)
radioactief materiaal: materiaal dat radioactieve
stoffen bevat; (11)
weesbron: een ingekapselde bron die niet van
officiële controle is vrijgesteld en waarop geen officiële controle wordt
uitgeoefend, omdat hierop nooit officiële controle is uitgeoefend of omdat de
bron is achtergelaten, verloren, zoekgeraakt, gestolen of zonder passende
vergunning is overgedragen; (12)
bouwmateriaal: bouwproduct dat bedoeld is om
permanent in een gebouw te worden opgenomen; (13)
berging: de plaatsing van radioactief afval of
verbruikte splijtstof in een faciliteit waarvoor vergunning is verleend, zonder
de bedoeling dit terug te halen; (14)
bestaande blootstellingssituatie: een blootstellingssituatie
die al bestaat op het ogenblik dat er een beslissing over de controle ervan
wordt genomen en die niet of niet langer dringende maatregelen vereist; (15)
natuurlijke stralingsbron: bronnen van ioniserende
straling van natuurlijke aardse of kosmische oorsprong; (16)
geplande blootstellingssituatie: een
blootstellingssituatie die voortkomt uit het geplande gebruik of de geplande
invoering van een stralingsbron of uit handelingen die de verspreidingsroutes
wijzigen zodat zij de blootstelling of potentiële blootstelling van mens of
milieu veroorzaken. Geplande blootstellingssituaties omvatten zowel normale als
potentiële blootstellingen; (17)
potentiële blootstelling: blootstelling die niet
met zekerheid wordt verwacht, maar het gevolg kan zijn van een gebeurtenis of
aaneenschakeling van gebeurtenissen van probabilistische aard, met inbegrip van
materiaalgebreken en verkeerd gebruik; (18)
stralingsbescherming: de bescherming van personen
tegen schadelijke effecten van blootstelling aan ioniserende straling en de
daartoe benodigde middelen; (19)
handeling: elke activiteit waarbij stralingsbronnen
worden gebruikt of ingevoerd, of die de verspreidingsroutes wijzigt. Deze
handelingen worden als geplande blootstellingssituatie beheerd; (20)
radon: de isotoop Rn-222 en eventueel de dochternucliden
van radon (blootstelling aan radon betekent ook blootstelling aan de
dochternucliden van radon); (21)
opslag: het voorhanden hebben van radioactief afval
of verbruikte splijtstof in een faciliteit die in de insluiting daarvan
voorziet, met de bedoeling het terug te halen; (22)
optimalisatie: een op de toekomst gericht herhalend
proces om passende beschermingsmaatregelen vast te stellen waarbij rekening
wordt gehouden met de heersende omstandigheden, beschikbare mogelijkheden en
aard van de blootstellingssituatie, teneinde de omvang en waarschijnlijkheid
van blootstelling en het aantal blootgestelde personen zo laag als
redelijkerwijs mogelijk is, te houden; (23)
blootstelling van de bevolking: blootstelling van
personen, met uitzondering van beroepsmatige of medische blootstelling; (24)
beroepsmatige blootstelling: blootstelling van
werknemers bij de uitoefening van hun beroep; (25)
gezondheidsschade: het geschatte risico op een
kortere levensduur en verminderde levenskwaliteit voor een bevolking als gevolg
van blootstelling. Dit omvat de negatieve effecten van lichamelijke
afwijkingen, kanker en ernstige genetische effecten; (26)
effectieve dosis (E): de som van de gewogen
equivalente doses in alle lichaamsweefsels en -organen ten gevolge van
inwendige en uitwendige bestraling. Zij wordt gedefinieerd door de betrekking: waarin: DT,R de gemiddeld door weefsel of
orgaan T opgenomen dosis ten gevolge van straling R is, wR de stralingsweegfactor is, en wT de weefselweegfactor is voor weefsel
of orgaan T. De desbetreffende wT- en wR-waarden
staan vermeld in publicatie 103 van de International Commission on Radiological
Protection. De eenheid van effectieve dosis is de sievert; (27)
dosislimiet: de waarde van de effectieve dosis of
de equivalente dosis in een bedoelde periode die per persoon niet mag worden
overschreden. De dosislimiet is van toepassing op de som van blootstellingen
tijdens alle handelingen waarvoor een vergunning is verleend; (28)
dosisbeperking: een beperking bepaald als verwacht
maximum van een individuele dosis en gebruikt voor de bepaling van de
mogelijkheden bij de optimalisatie van een bepaalde stralingsbron in een
geplande blootstellingssituatie; (29)
equivalente dosis (HT): de geabsorbeerde
dosis in een weefsel of orgaan T, gewogen voor de soort en de kwaliteit van
straling R. Zij wordt verkregen door: waarin: – DT,R de in weefsel of orgaan T
gemiddelde geabsorbeerde dosis ten gevolge van straling R voorstelt, en – wR de stralingsweegfactor is. Wanneer het stralingsveld is samengesteld uit
soorten en energieën met verschillende wR-waarden, wordt het totale
dosisequivalent HT verkregen door: De desbetreffende wR-waarden staan
vermeld in publicatie 103 van de International Commission on Radiological
Protection. De eenheid van equivalente dosis is de sievert; (30)
externe werknemer: elke blootgestelde werknemer van
categorie A die niet in dienst is van de onderneming verantwoordelijk voor de
bewaakte en gecontroleerde zones, maar die in deze zones werkzaamheden
uitvoert, met inbegrip van stagiairs, leerlingen of studenten; (31)
onderneming: een natuurlijke persoon of
rechtspersoon die wettelijk verantwoordelijk is voor de uit te voeren
handelingen of voor een stralingsbron (met inbegrip van gevallen waarbij de
eigenaar of houder van een stralingsbron geen verwante activiteiten uitvoert); (32)
risicobeperking: een beperking op het afzonderlijke
risico van een stralingsbron (risico in de zin van waarschijnlijke
gezondheidsschade door een potentiële blootstelling, m.a.w. een mogelijke
situatie waarin een onopzettelijke gebeurtenis een dosis veroorzaakt en die
dosis schade toebrengt); (33)
verzorgers en zorgverleners: personen die willens
en wetens aan ioniserende straling blootstaan door niet beroepshalve hulp en
bijstand te verlenen aan personen die medische blootstelling ondergaan of
hebben ondergaan; (34)
referentieniveau: dosis- of risiconiveau in een
noodsituatie of bestaande situatie waarboven blootstelling als ongepast wordt
beschouwd en waaronder de optimalisatie van bescherming moet worden voortgezet; (35)
blootgestelde werknemer: een persoon, hetzij als
zelfstandige hetzij in dienstverband, die bij de uitvoering van werk dat tot de
handelingen onder deze richtlijn behoort, een blootstelling ondergaat waarbij
hij aan doses blootstaat die hoger zijn dan een van de dosislimieten voor de
bevolking; (36)
sievert (Sv): speciale benaming voor de eenheid van
equivalente dosis en effectieve dosis. Eén sievert is gelijk aan één joule per
kilogram:
1 Sv = 1 J kg-1; (37)
opname: de activiteit van radionucliden die door
het lichaam uit het omringende milieu worden opgenomen; (38)
leerling: een persoon die binnen een onderneming
wordt opgeleid of geschoold met het oog op het uitoefenen van een specifieke
vaardigheid; (39)
effectieve volgdosis (E(t)): de som van de te
verwachten equivalente orgaan- of weefseldoses (HT(t)) ten gevolge van een
opname, elk vermenigvuldigd met de desbetreffende weefselweegfactor wT.
Zij wordt gedefinieerd door: In E(t) stelt t het aantal jaren voor waarover wordt geïntegreerd. Voor de toepassing
van de in deze richtlijn vastgestelde dosislimieten stelt t voor de opname door
volwassenen een periode van 50 jaar voor en voor kinderen een periode tot de
leeftijd van 70 jaar. De eenheid van effectieve volgdosis is de sievert; (40)
medisch-fysisch deskundige: een persoon die over de
nodige kennis en ervaring beschikt en de nodige opleiding heeft genoten om op
te treden of advies te geven over kwesties betreffende op medische
blootstelling toegepaste stralingsfysica, en van wie de handelingsbevoegdheid
door de bevoegde autoriteiten wordt erkend; (41)
bedrijfsgeneeskundige dienst: een gezondheidswerker
of -dienst bevoegd om de medische controle op blootgestelde werknemers uit te
voeren, van wie of waarvan de handelingsbevoegdheid ter zake door de bevoegde
autoriteiten wordt erkend; (42)
stralingsbeschermingsdeskundige: een persoon die over
de nodige kennis en ervaring beschikt en de nodige opleiding heeft genoten om
advies over stralingsbescherming te geven met het oog op de effectieve
bescherming van personen, en van wie de handelingsbevoegdheid door de bevoegde
autoriteiten wordt erkend; (43)
hoogactieve ingekapselde bron: een ingekapselde
bron waarvan de hoeveelheid radioactief materiaal de waarden in bijlage II
overschrijdt; (44)
noodplan: voorzorgen om passende maatregelen te
treffen bij blootstelling in een noodsituatie in een specifieke faciliteit of
bij een specifieke activiteit op basis van hypothetische gebeurtenissen en
bijbehorende scenario's; (45)
hulpverlener: een persoon met een welomlijnde taak
als werker in een noodsituatie die een blootstelling kan ondergaan terwijl hij
in de noodsituatie hulp verleent; (46)
dosimetrische dienst: dienst of persoon die bevoegd
is voor het kalibreren, aflezen of interpreteren van de individuele
controleapparaten, voor het meten van radioactiviteit in het menselijk lichaam
of in biologische monsters, of voor het bepalen van doses, en waarvan of van
wie de handelingsbevoegdheid door de bevoegde autoriteiten wordt erkend; (47)
rampenbestrijdingssysteem: een wettelijk of
administratief kader ter bepaling van de verantwoordelijkheden voor de
voorbereiding en reactie op noodsituaties, en van de afspraken voor
besluitvorming in geval van blootstelling in een noodsituatie; (48)
medisch-radiologisch: betrekking hebbend op
radiodiagnostische en radiotherapeutische procedures en interventieradiologie
of andere plannings- of besturingsradiologie met gebruik van ioniserende
straling; (49)
praktische aspecten van medische
blootstellingsprocedures: de materiële uitvoering van een medische
blootstelling en de daarmee verband houdende aspecten, waaronder het hanteren
en gebruiken van medisch-radiologische apparatuur, en het beoordelen van
technische en fysische parameters, waaronder stralingsdoses, ijking en
onderhoud van de apparatuur, bereiding en toediening van radiofarmaceutica, en
beeldverwerking zoals uitgevoerd door onder andere röntgenologen en technici in
de nucleaire geneeskunde en radiotherapie; (50)
medisch deskundige: een arts, tandarts, of andere
gezondheidswerker die krachtens de nationale voorschriften bevoegd is klinische
verantwoordelijkheid te dragen voor een individuele medische blootstelling; (51)
diagnostische referentieniveaus: dosisniveaus in de
medische radiodiagnostiek of interventieradiologie, of, in het geval van
radiofarmaceutica, toedieningshoeveelheden voor karakteristieke onderzoeken
voor groepen patiënten van standaardafmetingen of standaardfantomen voor
globaal gedefinieerde soorten apparatuur; (52)
activering: het proces waarbij een stabiele nuclide
in een radionuclide wordt omgevormd door het materiaal waarin dat nuclide zich
bevindt, met deeltjes of met hoogenergetische gammastralen te bestralen; (53)
radioactieve stof: iedere stof die een of meer
radionucliden bevat, waarvan de activiteitsconcentratie, voor zover het de
stralingsbescherming betreft, niet mag worden verwaarloosd; (54)
blootstelling bij niet-medische beeldvorming: elke
doelbewuste blootstelling van personen voor medische beeldvorming waarbij de
blootstelling niet in de eerste plaats de gezondheid of het welzijn van de
blootgestelde persoon tot doel heeft; (55)
kennisgeving: indiening van een document bij de
bevoegde autoriteit ter kennisgeving van het voornemen een onder het
toepassingsgebied van deze richtlijn vallende handeling te verrichten; (56)
registratie: door de bevoegde autoriteit of
nationale wetgeving in een document verleende toestemming om een activiteit uit
te voeren in overeenstemming met de voorwaarden in de nationale wetgeving; (57)
consumptiegoederen: apparaten of producten waarin
doelbewust radionucliden zijn ingebracht, die bij activering radionucliden
voortbrengen of die ioniserende straling uitzenden, en die zonder speciale of
officiële controle na verkoop aan de bevolking kunnen worden verkocht of ter
beschikking gesteld; (58)
versneller: toestel of installatie die deeltjes
versnelt en ioniserende straling met een energie van meer dan 1 MeV uitzendt; (59)
afgedankte ingekapselde bron: een ingekapselde bron
die niet langer wordt gebruikt, noch bestemd is om te worden gebruikt voor de
handeling waarvoor een vergunning was verleend; (60)
inspectie: een onderzoek door een bevoegde
autoriteit om te controleren of de nationale voorschriften in acht worden
genomen; (61)
stralingsgenerator: een apparaat dat ioniserende
straling kan produceren, zoals röntgenstralen, neutronen, elektronen of andere
geladen deeltjes, die voor wetenschappelijke, industriële of medische
doeleinden kunnen worden gebruikt; (62)
radioactieve afvalstoffen: radioactief materiaal
dat niet voor verder gebruik bestemd is; (63)
kwaliteitsborging: alle geplande en systematische
handelingen die noodzakelijk zijn om voldoende zekerheid te krijgen dat een
structuur, systeem, component of procedure in bedrijf naar behoren en in
overeenstemming met overeengekomen normen functioneert. Kwaliteitsbeheersing
maakt deel uit van de kwaliteitsborging; (64)
vergunning: op aanvraag door de bevoegde autoriteit
verleende toestemming om handelingen uit te voeren die onderworpen zijn aan
voorwaarden in een specifiek vergunningsdocument; (65)
vrijgaveniveaus: door de bevoegde autoriteit of in
de nationale wetgeving vastgestelde waarden die zijn uitgedrukt in
activiteitsconcentraties waarbij of waaronder materialen afkomstig van
handelingen die onderworpen zijn aan kennisgeving of vergunning, van de
vereisten van deze richtlijn kunnen worden vrijgegeven; (66)
bewaakte zone: een zone die is onderworpen aan een
passend toezicht met het oog op bescherming tegen ioniserende straling; (67)
gecontroleerde zone: een zone waarvoor om redenen
van bescherming tegen ioniserende straling of preventie van de verspreiding van
radioactieve besmetting een bijzondere regeling geldt en waarvan de toegang
wordt gecontroleerd; (68)
blootstelling bij ongeval: blootstelling van
personen, behalve hulpverleners, ten gevolge van een ongeval; (69)
beroepsmatige blootstelling in noodsituaties:
beroepsmatige blootstelling in een noodsituatie van personen die maatregelen
nemen om de gevolgen van de noodsituatie te beperken; (70)
bevolkingsonderzoek: een procedure waarbij
medisch-radiologische installaties worden gebruikt voor vroegtijdige diagnoses
bij risicogroepen; (71)
radongevoelige zone: een geografische zone of
administratief gebied bepaald op basis van onderzoeken die aantonen dat er in
die zone of dat gebied meer woningen zijn die het nationale referentieniveau
zouden overschrijden dan in andere delen van het land; (72)
medisch-radiologische procedure: elke procedure die
aanleiding geeft tot medische blootstelling; (73)
verwijzend persoon: een arts, tandarts of andere
gezondheidswerker die krachtens de nationale voorschriften bevoegd is personen
naar een medisch deskundige te verwijzen voor medische blootstelling; (74)
individuele schade: klinisch waarneembare
schadelijke gevolgen bij personen of hun nakomelingen die onmiddellijk of
vertraagd optreden; in het laatste geval betekent dit meer een
waarschijnlijkheid dan een zekerheid dat zij optreden; (75)
interventieradiologie: het gebruik van
beeldvormingstechnieken op basis van röntgenstralen, technieken op basis van
echografie of magnetische resonantiebeeldvorming, of andere technieken op basis
van niet-ioniserende straling om instrumenten in het lichaam te kunnen
inbrengen en sturen, en zo een diagnose te kunnen stellen of behandeling te
kunnen uitvoeren; (76)
radiodiagnostisch: betrekking hebbend op in vivo
diagnostische nucleaire geneeskunde, medische diagnostische radiologie op basis
van ioniserende straling en tandheelkundige radiologie; (77)
radiotherapeutisch: betrekking hebbend op
radiotherapie, waaronder nucleaire geneeskunde voor therapeutische doeleinden; (78)
klinische verantwoordelijkheid:
verantwoordelijkheid van een medisch deskundige voor individuele medische
blootstellingen, meer bepaald: rechtvaardiging; optimalisatie; klinische
evaluatie van het resultaat; samenwerking ten aanzien van praktische aspecten
van medische blootstellingsprocedures, naargelang het geval, met andere
specialisten en het personeel; waar passend het inwinnen van gegevens over
eerdere onderzoeken; het verstrekken van bestaande medisch-radiologische
gegevens en/of dossiers aan andere medische deskundigen en/of verwijzende
personen, naargelang de eis; in voorkomend geval het verstrekken van informatie
aan patiënten en andere betrokken personen over het gevaar van ioniserende straling; (79)
klinische audit: een stelselmatige analyse of
evaluatie van medisch-radiologische procedures ter verbetering van de kwaliteit
en de resultaten van de patiëntenzorg via een gestructureerde doorlichting
waarbij medisch-radiologische handelingen, procedures en resultaten worden
getoetst aan de overeengekomen normen voor goede radiologische procedures,
waarna de handelingen, waar dat wenselijk is, worden gewijzigd en zo nodig
nieuwe normen worden toegepast; (80)
medisch-radiologische installatie: een faciliteit
waar zich medisch-radiologische apparatuur bevindt; (81)
onopzettelijke blootstelling: medische
blootstelling die aanzienlijk verschilt van medische blootstelling die voor een
specifiek doel bestemd is; (82)
representatief persoon: een persoon die blootstaat
aan een dosis die representatief is voor die van de meest aan straling
blootgestelde personen van de bevolking; (83)
functionaris voor stralingsbescherming: een persoon
die technisch bekwaam is op het gebied van stralingsbescherming voor een
bepaalde soort handelingen en die door de onderneming is aangesteld om te
controleren of de maatregelen voor stralingsbescherming van de onderneming
worden toegepast; (84)
remediëringsmaatregelen: de verwijdering van een
bron of de beperking van de grootte ervan (in termen van activiteit of
hoeveelheid) met het oog op het vermijden of beperken van de doses die anders
zouden worden ontvangen in een bestaande blootstellingssituatie; (85)
beschermingsmaatregelen: maatregelen, behalve
remediëringsmaatregelen, om doses te vermijden of te verminderen die anders in
een noodsituatie of bestaande situatie van blootstelling zouden worden
ontvangen; (86)
vergunning: door een bevoegde autoriteit aan een
onderneming verleende schriftelijke toestemming om bepaalde activiteiten uit te
voeren die onderworpen zijn aan een officiële controle in de vorm van
registratie of vergunning; (87)
ingekapselde bron: een radioactieve bron waarvan
het radioactieve materiaal permanent in een omhulsel is ingekapseld, dan wel
stevig gebonden is in vaste vorm; (88)
leverancier: elke natuurlijke persoon of
rechtspersoon die een ingekapselde bron levert of ter beschikking stelt; (89)
broncontainer: de insluiting van een ingekapselde
bron voor zover deze geen geïntegreerd onderdeel van de bron is, maar bedoeld
is om de bron te beschermen bij gebruik, transport, verlading enz.; (90)
thoron: isotoop Rn-220; (91)
residuele dosis: verwachte dosis uit alle
blootstellingsroutes waaraan wordt blootgestaan nadat de
beschermingsmaatregelen helemaal zijn toegepast of wanneer er wordt besloten om
geen beschermingsmaatregelen toe te passen; (92)
geabsorbeerde dosis (D): de per massa-eenheid
geabsorbeerde energie waarin: – de gemiddelde
energie is die door ioniserende straling aan de materie in een volume-element
is overgedragen, en – dm de massa is van de materie die dit
volume-element bevat. In deze richtlijn wordt verstaan onder
'geabsorbeerde dosis' de over een weefsel of orgaan gemiddelde geabsorbeerde
dosis. De eenheid van geabsorbeerde dosis is de gray; (93)
gray (Gy): de eenheid van geabsorbeerde dosis. Eén
gray is gelijk aan één joule per kilogram: 1 Gy = 1 J kg-1; (94)
activiteit (A): de activiteit A van een hoeveelheid
radionuclide in een bepaalde energietoestand op een gegeven tijdstip. Dit is
het quotiënt van dN en dt, waarin dN de verwachtingswaarde
van het aantal spontane kernovergangen van die energietoestand gedurende de
tijd dt voorstelt: De eenheid van activiteit is de becquerel; (95)
becquerel (Bq): speciale benaming voor de eenheid
van activiteit. Eén becquerel is gelijk aan één kernovergang per seconde: 1 Bq
= 1 s-1; (96)
equivalente volgdosis (H(t)): de integraal over tijd (t) van het
equivalente-dosistempo in weefsel of orgaan T dat door een individu ten gevolge
van een opname zal worden ontvangen. Zij wordt verkregen door: voor een opname op het tijdstip t0,
waarin: het desbetreffende
equivalente-dosistempo in orgaan of weefsel T op het tijdstip t voorstelt, en t
de periode is waarover wordt geïntegreerd. In HT(t) stelt t het aantal jaren voor.
Wanneer t
niet gegeven is, wordt voor volwassenen uitgegaan van een periode van 50 jaar
en voor kinderen van een periode tot de leeftijd van 70 jaar. De eenheid van
equivalente volgdosis is de sievert; (97)
normale blootstelling: verwachte blootstelling
onder normale bedrijfsomstandigheden van een faciliteit of activiteit (met inbegrip
van onderhoud, inspectie, ontmanteling), waaronder mogelijke kleine incidenten
die onder controle kunnen worden gehouden, m.a.w. tijdens normaal bedrijf en
voorzienbare bedrijfsvoorvallen; (98)
geschatte dosis: dosis die naar verwachting wordt
ontvangen indien er geen beschermingsmaatregelen worden genomen; (99)
kwaliteitsbeheersing: de reeks verrichtingen
(programmeren, coördineren, uitvoeren) die bedoeld zijn om de kwaliteit te
handhaven of te verbeteren. Kwaliteitsbeheersing omvat de monitoring, evaluatie
en handhaving op het vereiste niveau van alle prestaties van de apparatuur die
gedefinieerd, gemeten en beheerst kunnen worden; (100)
responsstrategie: een reeks verschillende
beschermingsmaatregelen in respons op hypothetische of reële gebeurtenissen
zodat een blootstelling in noodsituaties overeenkomstig de vooropgestelde
doelstellingen wordt beheerd. In een noodplan wordt voor elke hypothetische
gebeurtenis en elk hypothetisch scenario een responsstrategie opgesteld. HOOFDSTUK III SYSTEEM VAN STRALINGSBESCHERMING Artikel 5 Algemene beginselen De lidstaten stellen wettelijke voorschriften
vast en werken een officieel controlestelsel uit waarin voor alle
blootstellingssituaties een systeem van stralingsbescherming wordt gehanteerd
op basis van de volgende beginselen van rechtvaardiging, optimalisatie en
dosislimieten: (a)
rechtvaardiging: beslissingen tot invoering of
wijziging van een stralingsbron, blootstellingsroute of eigenlijke
blootstelling zijn gerechtvaardigd voor zover zij worden genomen om te
verzekeren dat de eruit voortvloeiende individuele of maatschappelijke
voordelen opwegen tegen de schade die zij kunnen veroorzaken. (b)
optimalisatie: de stralingsbescherming dient in
alle blootstellingssituaties te worden geoptimaliseerd ten einde de omvang en
waarschijnlijkheid van blootstelling en het aantal blootgestelde personen zo
laag als mogelijk is te houden, rekening houdend met de sociale en economische
factoren. De optimalisatie van de bescherming van personen die medische
blootstelling ondergaan, dient samen te hangen met het medische doel van de
blootstelling als beschreven in artikel 55. Dit beginsel dient als
voorzorgsmaatregel op effectieve doses en orgaandoses te worden toegepast om
met het oog op deterministische effecten onzekerheden over gezondheidsschade onder
de limiet toe te laten. (c)
dosislimieten: de som van de doses afkomstig van
alle gereglementeerde stralingsbronnen waaraan een persoon in geplande
blootstellingssituaties wordt blootgesteld, mag niet meer bedragen dan de
vastgestelde dosislimieten voor beroepsmatige blootstelling of blootstelling
van de bevolking. Dosislimieten zijn niet van toepassing op medische
blootstellingen. Deel 1 Instrumenten voor optimalisatie Artikel 6 Dosisbeperkingen voor beroepsmatige
blootstelling en blootstelling van de bevolking 1.
Wat beroepsmatige blootstelling betreft, stelt de
onderneming onder het algemene toezicht van de bevoegde autoriteiten de
dosisbeperking als operationeel instrument voor optimalisatie vast. Bij externe
werknemers wordt de dosisbeperking in samenspraak tussen de werkgever en de
onderneming vastgesteld. 2.
Wat blootstelling van de bevolking betreft, wordt
de dosisbeperking vastgesteld voor de individuele dosis die leden van de
bevolking ontvangen uit het geplande gebruik van een specifieke stralingsbron.
De bevoegde autoriteiten stellen de beperking zo vast dat zij overeenkomt met
de dosislimiet voor de som van doses voor eenzelfde persoon uit alle
handelingen waarvoor een vergunning is verleend. 3.
Bij potentiële blootstellingen omvat de
optimalisatie een passend beheer van de veiligheid en beveiliging van bronnen
en faciliteiten. Indien nodig kunnen er risicobeperkingen worden vastgesteld. 4.
Er worden dosisbeperkingen vastgesteld met
betrekking tot individuele effectieve of equivalente doses voor een jaar of
voor elk ander korter tijdsbestek. 5.
Er worden dosisbeperkingen vastgesteld met
betrekking tot jaarlijkse effectieve doses of equivalente doses voor een orgaan
om een aanhoudende opeenstapeling van blootstellingen te beperken. Artikel 7 Dosisbeperkingen voor medische
blootstelling Dosisbeperkingen gelden niet voor de medische
blootstelling van patiënten. Voor verzorgers, zorgverleners en vrijwilligers
die aan medisch en biomedisch onderzoek deelnemen (die geen baat hebben bij de
medische blootstelling) worden er dosisbeperkingen vastgesteld met betrekking
tot de individuele dosis die in de loop van het onderzoek, de behandeling of
het onderzoeksproject in kwestie waarschijnlijk niet wordt overschreden. Artikel 8 Referentieniveaus 1.
Voor blootstellingen in noodsituaties en bestaande
situaties worden er referentieniveaus vastgesteld als een niveau van effectieve
dosis of orgaandosis waarboven blootstelling als ongepast wordt beschouwd. 2.
Er worden geoptimaliseerde beschermingsstrategieën
gepland en toegepast om de individuele doses tot onder de referentieniveaus te
doen zakken. De gekozen waarden voor de referentieniveaus hangen af van het
soort blootstellingssituatie. 3.
Bij de optimalisatie van de bescherming wordt er
voorrang gegeven aan blootstellingen boven het referentieniveau. Bij de keuze
van de referentieniveaus wordt rekening gehouden met zowel radiologische
beschermingsvereisten als maatschappelijke criteria. 4.
Bij de keuze van de referentieniveaus voor de
effectieve dosis wordt rekening gehouden met de drie in punt 1 van bijlage I
genoemde groepen. Deel 2 Dosislimieten Artikel 9 Leeftijdsgrens voor blootgestelde
werknemers Behoudens artikel 12, lid 2, mogen personen jonger
dan achttien jaar geen werk toegewezen krijgen waardoor zij blootgestelde
werknemers worden. Artikel 10 Dosislimieten voor beroepsmatige
blootstelling 1.
De effectieve-dosislimiet voor beroepsmatige
blootstelling bedraagt 20 mSv in één jaar. In bijzondere omstandigheden of
bepaalde in de nationale wetgeving vastgelegde blootstellingssituaties kan
echter een hogere effectieve dosis van 50 mSv/jaar in één jaar worden
toegestaan op voorwaarde dat de gemiddelde dosis voor vijf opeenvolgende jaren
niet meer dan 20 mSv per jaar bedraagt. Voor hulpverleners kan overeenkomstig artikel 52
een hogere effectieve dosis worden toegestaan. 2.
Bovenop de effectieve-dosislimieten als bedoeld in
lid 1 zijn de volgende equivalente-dosislimieten van toepassing: (a)
de equivalente-dosislimiet voor de ooglens bedraagt
20 mSv per jaar of is in voorkomend geval gelijk aan de waarden voor de
effectieve-dosislimiet; (b)
de equivalente-dosislimiet voor de huid bedraagt
500 mSv per jaar; deze limiet geldt voor de gemiddelde dosis op enig
blootgesteld oppervlak van 1 cm², onafhankelijk van het blootgestelde gebied; (c)
de equivalente-dosislimiet voor de handen,
onderarmen, voeten en enkels bedraagt 500 mSv per jaar. Artikel 11 Bescherming van zwangere vrouwen 1.
Zodra een zwangere vrouw de onderneming
overeenkomstig de nationale wetgeving of gebruiken van haar toestand in kennis
stelt, geniet het ongeboren kind een bescherming die vergelijkbaar is met die
van een lid van de bevolking. De arbeidsomstandigheden van de zwangere vrouw
zijn zodanig dat de equivalente dosis voor het ongeboren kind zo laag is als
redelijkerwijs mogelijk is en gedurende ten minste de rest van de zwangerschap
waarschijnlijk niet meer dan 1 mSv bedraagt. 2.
Zodra een vrouw die borstvoeding geeft de
onderneming van haar toestand in kennis stelt, verricht zij geen werkzaamheden
meer waarbij een relevant risico van opname van radionucliden bestaat. Artikel 12 Dosislimieten voor leerlingen en
studerenden 1.
De dosislimieten voor leerlingen en studerenden van
achttien jaar en ouder die uit hoofde van hun studie verplicht zijn met
stralingsbronnen te werken, zijn dezelfde als die voor beroepsmatige
blootstelling, zoals bepaald in artikel 10. 2.
De effectieve-dosislimiet voor leerlingen en
studerenden tussen zestien en achttien jaar die uit hoofde van hun studie
verplicht zijn met stralingsbronnen te werken, bedraagt 6 mSv per jaar. Boven op de effectieve-dosislimieten bepaald in
het eerste lid zijn de volgende equivalente-dosislimieten van toepassing: (a)
de equivalente-dosislimiet voor de ooglens bedraagt
20 mSv per jaar; (b)
de equivalente-dosislimiet voor de huid bedraagt,
gemiddeld op enig oppervlak van 1 cm², 150 mSv per jaar, onafhankelijk van
het blootgestelde gebied; (c)
de equivalente-dosislimiet voor de handen,
onderarmen, voeten en enkels bedraagt 150 mSv per jaar. 3.
De dosislimieten voor leerlingen en studerenden die
niet onder de leden 1 en 2 vallen, zijn gelijk aan de in
artikel 13 bepaalde dosislimieten voor leden van de bevolking. Artikel 13 Dosislimieten voor blootstelling van de
bevolking 1.
De effectieve-dosislimiet voor blootstelling van de
bevolking bedraagt 1 mSv in één jaar. 2.
Boven op de effectieve-dosislimiet bepaald in het
eerste lid zijn de volgende equivalente-dosislimieten van toepassing: (a)
de equivalente-dosislimiet voor de ooglens bedraagt
15 mSv per jaar; (b)
de equivalente-dosislimiet voor de huid bedraagt,
gemiddeld op enig huidoppervlak van 1 cm², 50 mSv per jaar, onafhankelijk van
het blootgestelde gebied. Artikel 14 Schatting van de effectieve en equivalente
dosis Voor de schatting van effectieve en equivalente
doses worden de volgende waarden en relaties gebruikt: (a)
bij uitwendige straling worden voor de schatting
van de desbetreffende effectieve en equivalente doses de in publicatie 103 van
de International Commission on Radiological Protection vermelde waarden en
relaties gehanteerd. (b)
bij inwendige blootstelling ten gevolge van een
radionuclide of een mengsel van radionucliden worden voor de schatting van de
effectieve volgdoses de in publicatie 103 van de International Commission on
Radiological Protection vermelde waarden en relaties, alsook de in publicatie
72 van de International Commission on Radiological Protection vermelde
inhalatie- en ingestiedosiscoëfficiënten gehanteerd. HOOFDSTUK IV VOORSCHRIFTEN VOOR VORMING, OPLEIDING EN
VOORLICHTING OVER STRALINGSBESCHERMING Artikel 15 Algemene verantwoordelijkheden voor
vorming, opleiding en voorlichting 1.
De lidstaten stellen een passend wetgevend en
administratief kader op om alle personen die voor hun taken over specifieke
bekwaamheden op het gebied van stralingsbescherming moeten beschikken, een
geschikte vorming, opleiding en voorlichting over stralingsbescherming te
verstrekken. De opleiding, heropleiding en voorlichting van betrokken personen
wordt te gelegener tijd herhaald en gedocumenteerd. 2.
De lidstaten voorzien in vorming, opleiding en
heropleiding zodat stralingsbeschermingsdeskundigen, medisch-fysische
deskundigen, bedrijfsgeneeskundige diensten en dosimetrische diensten kunnen
worden erkend. Artikel 16 Opleiding van blootgestelde werknemers,
leerlingen en studerenden, en aan hen verstrekte informatie 1.
De lidstaten eisen dat de onderneming of de
werkgever de blootgestelde werknemers, leerlingen en studerenden die
beroepsmatige blootstelling ondergaan, informeert over: (a)
de aan hun werk verbonden gezondheidsrisico's; (b)
de algemene stralingsbeschermingsmethoden en de te
nemen voorzorgsmaatregelen, in het bijzonder degene die samenhangen met de
arbeidsomstandigheden met betrekking tot zowel de handeling in het algemeen als
elk type werkplek of taak die hun wordt toegewezen; (c)
de noodplannen en -procedures; (d)
het belang zich aan de technische, medische en
administratieve voorschriften te houden. 2.
De lidstaten eisen dat de onderneming of de
werkgever vrouwen informeert over de noodzaak om een zwangerschap in een vroeg
stadium te melden met het oog op de risico's van blootstelling voor het ongeboren
kind en over het risico van besmetting van het kind dat borstvoeding krijgt na
opname van radionucliden. 3.
De lidstaten eisen dat de onderneming of de
werkgever zorgt voor een passende opleiding en informatieprogramma's op het
gebied van stralingsbescherming voor het personeel. 4.
Een onderneming die verantwoordelijk is voor
hoogactieve ingekapselde bronnen verschaft niet alleen de in leden 1, 2 en 3
bedoelde voorlichting en vorming op het vlak van stralingsbescherming, maar
neemt in die vorming ook specifieke voorschriften op voor het veilige beheer en
de beveiliging van hoogactieve ingekapselde bronnen, zodat de betrokken
werknemers naar behoren voorbereid zijn op gebeurtenissen die hun eigen
veiligheid of de stralingsbescherming van andere personen kunnen beïnvloeden.
Bij de voorlichting en de opleiding wordt bijzondere nadruk gelegd op de
noodzakelijke veiligheidsvoorschriften en wordt specifieke informatie verschaft
over de mogelijke gevolgen wanneer een passende controle op hoogactieve
ingekapselde bronnen wegvalt. Artikel 17 Voorlichting en opleiding van werknemers
die mogelijk aan weesbronnen worden blootgesteld De lidstaten zorgen ervoor dat het management en
de werknemers van installaties waar de kans groot is dat er weesbronnen worden
aangetroffen of verwerkt, in het bijzonder grote schrootplaatsen, grote
schrootrecyclinginstallaties en belangrijke doorvoerpunten: (a)
geïnformeerd zijn over de mogelijkheid dat zij
geconfronteerd worden met een bron; (b)
geïnformeerd en onderricht zijn over het visueel herkennen
van bronnen en hun containers; (c)
geïnformeerd zijn over de elementaire gegevens
inzake ioniserende straling en de effecten daarvan; (d)
geïnformeerd zijn over detectiesystemen; (e)
geïnformeerd en onderricht zijn over de maatregelen
die ter plaatse getroffen moeten worden wanneer men een bron of vermoedelijke
bron aantreft. Artikel 18 Voorlichting en opleiding van hulpverleners 1.
De lidstaten zorgen ervoor dat hulpverleners en
andere personen die betrokken kunnen worden bij de organisatie van de
hulpverlening in een noodsituatie, adequate en geregeld bijgewerkte informatie
krijgen over de risico's die hun inzet voor hun gezondheid heeft en over de in
dergelijke gevallen te nemen voorzorgsmaatregelen. In deze informatie wordt
rekening gehouden met de verschillende mogelijke noodsituaties. 2.
De informatie in lid 1 wordt met relevante
informatie aangevuld wanneer zich een noodsituatie voordoet, rekening houdend
met de omstandigheden van dat specifieke geval. 3.
De lidstaten zorgen ervoor dat hulpverleners
regelmatig opleiding genieten zoals bepaald in het in artikel 97 genoemde
rampenbestrijdingssysteem. Indien nodig omvat deze opleiding ook
praktijkoefeningen. 4.
De lidstaten zorgen ervoor dat niet alleen de in
lid 3 van dit artikel vermelde opleiding inzake rampenbestrijding wordt
verleend, maar ook dat de organisatie die verantwoordelijk is voor de
bescherming van de hulpverleners als bepaald in artikel 30, lid 1, onder
b), deze werknemers een passende opleiding en voorlichting over
stralingsbescherming geeft. Artikel 19 Vorming, voorlichting en opleiding op het
gebied van medische blootstelling 1.
De lidstaten zorgen ervoor dat medisch deskundigen
en personen die betrokken zijn bij de praktische onderdelen van procedures
inzake medische blootstelling, een passende vorming, voorlichting en
theoretische en praktische opleiding krijgen met het oog op
medisch-radiologische handelingen en relevante bekwaamheden inzake
stralingsbescherming. De lidstaten zorgen ervoor dat hiertoe geschikte
leerplannen worden opgesteld en erkennen de desbetreffende diploma's,
getuigschriften of officiële kwalificaties. 2.
Personen die relevante opleidingsprogramma's
volgen, kunnen deelnemen aan de praktische onderdelen van de in artikel 56,
lid 4, genoemde procedures inzake medische blootstelling. 3.
De lidstaten zien erop toe dat er wordt gezorgd
voor bij- en nascholing en, in het bijzondere geval van het klinische gebruik
van nieuwe technieken, voor de organisatie van een opleiding in verband met
deze technieken en de relevante eisen op het gebied van de stralingsbescherming. 4.
De lidstaten zorgen ervoor dat er mechanismen
bestaan om tijdig informatie te kunnen verspreiden over stralingsbescherming
bij medische blootstelling op basis van lessen uit het verleden. 5.
De lidstaten stimuleren dat er in de basisopleiding
van artsen en tandheelkundigen een cursus stralingsbescherming wordt opgenomen. HOOFDSTUK V RECHTVAARDIGING EN OFFICIËLE CONTROLE OP
HANDELINGEN Artikel 20 Rechtvaardiging van handelingen 1.
De lidstaten zorgen ervoor dat nieuwe soorten
handelingen die tot blootstelling aan ioniserende straling leiden, eerst worden
gerechtvaardigd en daarna goedgekeurd. 2.
De lidstaten maken de goedgekeurde soorten
handelingen in wetgeving of bestuursrechtelijke besluiten kenbaar. 3.
De rechtvaardiging van bestaande soorten handelingen
kan opnieuw worden bezien wanneer er ook maar nieuwe, belangrijke gegevens over
hun doeltreffendheid of mogelijke gevolgen worden verkregen. Artikel 21 Rechtvaardiging van handelingen met
apparaten of producten die ioniserende straling uitzenden 1.
De lidstaten eisen dat elke onderneming aan de
bevoegde autoriteiten de relevante in bijlage III, deel A, vermelde
informatie verstrekt wanneer zij een nieuw soort apparaat of product wil
vervaardigen, invoeren of uitvoeren dat ioniserende straling uitzendt, teneinde
het op die manier voor die autoriteiten mogelijk te maken aan de hand van een
beoordeling van de in bijlage III, deel B, vermelde informatie te
beslissen of het beoogde gebruik van het apparaat of product kan worden
gerechtvaardigd. 2.
De bevoegde autoriteit deelt de overeenkomstig
lid 1 ontvangen informatie met de bevoegde autoriteiten van de andere
lidstaten, zodat zij zelf kunnen beslissen of het beoogde gebruik van het
apparaat of product kan worden gerechtvaardigd. 3.
De onderneming wordt binnen de zes maanden op de
hoogte gebracht van de beslissingen van de bevoegde autoriteiten van de
verschillende lidstaten. Artikel 22 Verboden handelingen De lidstaten staan niet toe dat er bij de
productie van levensmiddelen, speelgoed, sieraden en cosmetische producten
opzettelijk radioactieve stoffen worden toegevoegd, of dat dergelijke goederen
worden in- of uitgevoerd. Onverminderd Richtlijn 1999/2/EG van het Europees
Parlement en de Raad[21] dienen handelingen
waarbij de activering van materiaal tot een stijging van de activiteit in de
verwante producten leidt, als niet gerechtvaardigd te worden beschouwd. Artikel 23 Handelingen waarbij mensen doelbewust
worden blootgesteld voor niet-medische doeleinden 1.
De lidstaten zorgen ervoor dat door middel van
onderzoek of via andere passende middelen wordt vastgesteld bij welke
handelingen het om blootstelling bij niet-medische beeldvorming, als bepaald in
bijlage IV, gaat. 2.
De lidstaten zorgen ervoor dat er bijzondere
aandacht wordt besteed aan de rechtvaardiging van handelingen met blootstelling
bij niet-medische beeldvorming, met name zorgen zij ervoor dat: (a)
alle soorten handelingen met blootstelling bij
niet-medische beeldvorming, als vermeld in bijlage IV, vooraf worden
gerechtvaardigd voordat zij algemeen worden aanvaard; (b)
elke bijzondere toepassing van een algemeen
aanvaard soort handeling vooraf worden gerechtvaardigd; (c)
alle individuele niet-medische
beeldvormingsprocedures met blootstelling, als vermeld in bijlage IV,
deel A, die door medisch personeel met medisch-radiologische apparatuur
worden uitgevoerd, vooraf worden gerechtvaardigd. Daarbij moeten de specifieke
doelstellingen van de procedure en de kenmerken van de betrokken persoon in
aanmerking worden genomen; (d)
de algemene en bijzondere rechtvaardiging van handelingen
met blootstelling bij niet-medische beeldvorming, als bepaald onder a) en b),
op regelmatige tijden door de bevoegde autoriteit worden herzien. 3.
Wanneer een lidstaat heeft vastgesteld dat een
bepaalde handeling met blootstelling bij niet-medische beeldvorming
gerechtvaardigd is, zorgt hij ervoor dat: (a)
elke handeling wordt goedgekeurd; (b)
de bevoegde autoriteit eventueel in samenwerking
met andere betrokken agentschappen en beroepsorganisaties voorschriften voor de
handeling vaststelt, waaronder criteria voor individuele toepassing; (c)
er voor elke handeling dosisbeperkingen worden
vastgesteld. Die moeten ruim onder de dosislimiet voor de bevolking liggen,
onder andere voor, zo mogelijk, procedures die medisch personeel met medische
apparatuur als bedoeld in bijlage IV, deel A, uitvoert; voor andere
handelingen als bedoeld in bijlage IV, deel B, moeten de
dosisbeperkingen voldoen aan de voorschriften van artikel 6, lid 2; (d)
de relevante voorschriften van hoofdstuk VII voor
onder andere apparatuur, optimalisatie, verantwoordelijkheden en bijzondere
bescherming tijdens de zwangerschap worden nagekomen bij procedures die medisch
personeel met medisch-radiologische apparatuur uitvoert; (e)
betrokken personen om hun geïnformeerde
schriftelijke toestemming worden gevraagd voordat zij worden blootgesteld,
rekening houdend met gevallen waarbij rechtshandhavingsinstanties krachtens
nationale wetgeving zonder toestemming mogen handelen; (f)
personen die aan beveiligingsonderzoeken worden
onderworpen, voor een alternatieve techniek kunnen kiezen waarbij zij niet aan
ioniserende straling worden blootgesteld. Artikel 24 Vaststelling van handelingen met in de
natuur voorkomend radioactief materiaal De lidstaten zorgen ervoor dat wordt vastgesteld
bij welke handelingen in de natuur voorkomend radioactief materiaal wordt
gebruikt en de werknemers of de bevolking een blootstelling ondergaan die
vanuit het oogpunt van de stralingsbescherming niet kan worden verwaarloosd.
Die vaststelling gebeurt door middel van onderzoek of via andere passende
middelen, rekening houdend met de in bijlage V vermelde industriële sectoren. Artikel 25 Kennisgeving 1.
De lidstaten eisen dat alle handelingen, met
inbegrip van die welke krachtens artikel 24 worden vastgesteld, ter kennis
worden gebracht, behalve gerechtvaardigde handelingen met: (a)
materialen die radioactieve stoffen bevatten,
indien de totale hoeveelheid van de desbetreffende activiteit de in
bijlage VI genoemde vrijstellingswaarden niet overschrijdt, of de door de
bevoegde autoriteiten voor specifieke toepassingen toegestane hogere waarden
die echter in overeenstemming dienen te zijn met de algemene vrijstellings- en
vrijgavecriteria van bijlage VI; of (b)
materialen die radioactieve stoffen bevatten, op
voorwaarde dat de activiteitsconcentratie per massa-eenheid de in tabel A in
bijlage VI genoemde vrijstellingswaarden niet overschrijdt, of de door de
bevoegde autoriteiten voor specifieke toepassingen toegestane hogere waarden
die echter in overeenstemming dienen te zijn met de algemene vrijstellings- en
vrijgavecriteria van bijlage VI; of (c)
elektronenstraalbuizen voor visuele beeldweergave,
of andere elektrische toestellen die werken bij een potentiaalverschil van niet
meer dan 30 kV, of elk ander toestel of product dat van een door de bevoegde
autoriteiten van de lidstaat goedgekeurd type is, mits: (i) het onder normale bedrijfsomstandigheden op
0,1 m van enige bereikbare buitenzijde van het toestel geen hoger
effectieve-dosistempo veroorzaakt dan 1 µSv.h-1; (ii) eventuele aanwezige radioactieve stoffen in
een omhulsel zijn ingekapseld of in een vaste vorm zijn vastgezet; en (iii) bevoegde autoriteiten voorwaarden hebben
vastgesteld voor de verwijdering. 2.
De lidstaten kunnen andere soorten handelingen van
de kennisgeving vrijstellen overeenkomstig de in punt 3 van bijlage VI
vastgestelde algemene vrijstellingscriteria of in gevallen waarbij een
beoordeling van de optimalisatie van de bescherming aantoont dat vrijstelling
de best mogelijke keuze is. 3.
Handelingen waarbij in de natuur voorkomend
radioactief materiaal wordt gebruikt dat overeenkomstig artikel 24 is
vastgesteld, en waarbij restmateriaal wordt vervaardigd of verwerkt dat tot
vastgestelde bouwmaterialen wordt gerecycleerd, moeten ter kennis worden
gebracht indien de index voor activiteitsconcentratie als bepaald in
bijlage VII voor de resulterende bouwmaterialen meer dan 1 kan bedragen.
In dat geval moet de onderneming de gebruiker van het restmateriaal op de
hoogte brengen van de activiteitsconcentratie van het restmateriaal. 4.
Wanneer er in door de lidstaten bepaalde gevallen
vanuit het oogpunt van de stralingsbescherming bezorgdheid bestaat dat een
overeenkomstig artikel 24 vastgestelde handeling kan leiden tot de
aanwezigheid van in de natuur voorkomende radionucliden in het water zodat de
kwaliteit van het drinkwater of andere blootstellingsroutes worden beïnvloed,
kan de bevoegde autoriteit eisen dat de handeling aan een kennisgeving wordt
onderworpen, ongeacht de bepalingen van lid 1, onder b), van dit artikel. 5.
Voor alle soorten handelingen die ter kennis moeten
worden gebracht, bepalen de lidstaten welke informatie de onderneming moet
verstrekken zodat de bevoegde autoriteit de passende middelen voor officiële
controle kan bepalen. 6.
In verband met de vrijstelling overeenkomstig
lid 1, onder c), wisselen de lidstaten informatie uit over de verleende
typegoedkeuringen en over de onderliggende documentatie en beoordeling. Wanneer
de bevoegde autoriteiten hun eigen beslissingen nemen over de vrijstelling van
overeenkomstige handelingen, houden zij rekening met dergelijke ontvangen
informatie, alsook met de toepasselijke Europese en internationale normen. Artikel 26 Officiële controle 1.
De lidstaten eisen dat elke ter kennis gebrachte
handeling wordt onderworpen aan een officiële controle die in verhouding staat
tot de omvang en waarschijnlijkheid van blootstellingen ten gevolge van de
handeling, alsook tot het eventuele effect ervan op een vermindering van zulke
blootstellingen of een verbetering van de veiligheid van de installaties. 2.
Ter kennis gebrachte handelingen kunnen van
goedkeuring worden vrijgesteld. 3.
Voor matige hoeveelheden materiaal als bepaald door
de lidstaten kan de vrijstelling worden bepaald op basis van de waarden voor
activiteitsconcentratie uit kolom 2 van tabel B in bijlage VI. 4.
Niet-vrijgestelde handelingen zijn onderworpen aan
de verplichting van voorafgaande toestemming via een registratie of vergunning. Artikel 27 Vergunningen 1.
In gevallen waarin een beperkt risico van
blootstelling het niet noodzakelijk maakt dat individuele gevallen worden onderzocht
en de handeling wordt verricht in overeenstemming met de in de nationale
wetgeving gestelde voorwaarden, kunnen de lidstaten de officiële controle
beperken tot een registratie van de handeling en een gepaste regelmaat van
inspecties. 2.
De lidstaten eisen een vergunning voor de volgende
handelingen: (a)
exploitatie, buitengebruikstellingen en
ontmanteling van installaties voor de splijtstofcyclus en de exploitatie en
sluiting van uraniumwinningen; (b)
de opzettelijke toevoeging van radioactieve stoffen
bij de productie en fabricage van consumptiegoederen of andere producten,
waaronder geneesmiddelen, en de in- of uitvoer van dergelijke producten; (c)
de fabricage, het gebruik of de inbezitneming van
een hoogactieve ingekapselde bron; (d)
de exploitatie, ontmanteling en sluiting van
installaties voor de verwerking, opslag of berging van radioactieve
afvalstoffen; (e)
handelingen waarbij werknemers bij normale
bedrijfsvoering en onder normale werkomstandigheden een jaarlijkse effectieve
dosis van meer dan 6 mSv kunnen ontvangen; (f)
handelingen waarbij aanzienlijke hoeveelheden door
de lucht verspreide of vloeibare afvalstoffen in de omgeving vrijkomen. 3.
De lidstaten eisen een registratie of vergunning
voor de volgende handelingen: (a)
de opzettelijke toediening van radioactieve stoffen
aan personen en, voor zover het de stralingsbescherming van mensen betreft, aan
dieren voor het stellen van geneeskundige of diergeneeskundige diagnoses,
behandeling of onderzoek; (b)
de toepassing van stralingsgeneratoren of
radioactieve bronnen voor industriële radiografie, de bewerking van producten
of onderzoek en het gebruik van versnellers, met uitzondering van
elektronenmicroscopen; (c)
de toepassing van stralingsgeneratoren of
radioactieve bronnen voor medische blootstellingen; (d)
de fabricage en het gebruik van een elektrisch
toestel dat ioniserende straling uitzendt en werkt bij een potentiaalverschil
van meer dan 30 kV, en de in- of uitvoer van dergelijke toestellen; (e)
handelingen waarbij werknemers bij normale
bedrijfsvoering en onder normale werkomstandigheden een jaarlijkse effectieve
dosis van meer dan 1 mSv kunnen ontvangen; (f)
bedrijfssectoren waar met in de natuur voorkomend
materiaal wordt gewerkt die overeenkomstig artikel 24 door de lidstaten
zijn vastgesteld en die kunnen leiden tot een effectieve dosis voor de
bevolking van minstens 0,3 mSv per jaar. 4.
De lidstaten kunnen de registratie of vergunning
eisen van andere soorten handelingen dan degene die in leden 2 en 3 zijn
vermeld. Artikel 28 Vergunningsprocedure 1.
Voor de vergunning eisen de lidstaten dat er
informatie wordt verstrekt die in verhouding staat tot de aard van de handeling
en de bijbehorende risico's. 2.
De informatie, verstrekt met het oog op het
verkrijgen van een vergunning, omvat minimaal het volgende: (a)
de verantwoordelijkheden en organisatorische
regelingen voor de bescherming en veiligheid; (b)
kwalificaties van het personeel, waaronder
voorlichting en opleiding; (c)
vormkenmerken van de installatie en
stralingsbronnen; (d)
verwachte beroepsmatige blootstelling en
blootstelling van de bevolking bij normale bedrijfsvoering; (e)
veiligheidsbeoordeling van de activiteiten en de
installatie om: (i) vast te stellen op welke manieren potentiële
blootstellingen of toevallige en onopzettelijke medische blootstellingen zich
kunnen voordoen; (ii) in de mate van het mogelijke de
waarschijnlijkheid en omvang van potentiële blootstellingen te kunnen
inschatten; (iii) de kwaliteit en reikwijdte van beschermings-
en veiligheidsmaatregelen te beoordelen, waaronder zowel technische kenmerken
als administratieve procedures; (iv) de operationele grenzen en voorwaarden vast
te leggen; (f)
noodprocedures en communicatiekanalen; (g)
onderhoud, tests, inspectie en bijstand, zodat de
stralingsbron en installatie tijdens hun hele levensduur aan de vormvereisten,
operationele grenzen en voorwaarden blijven voldoen; (h)
beheer van radioactieve afvalstoffen en regelingen
voor de berging van dergelijke afvalstoffen in overeenstemming met de
toepasselijke regelgevende voorschriften; (i)
beheer van afgedankte ingekapselde bronnen; (j)
kwaliteitsborging. 3.
Een vergunning moet specifieke voorwaarden bevatten
zodat de elementen van de vergunning in rechte afdwingbaar zijn of zodat er
passende beperkingen aan de operationele grenzen of voorwaarden kunnen worden
opgelegd. Tot de voorwaarden behoort tevens de formele en gedocumenteerde
toepassing van het beginsel van optimalisatie. 4.
Indien nodig omvat een vergunning ook een
lozingsvergunning voor de lozing van radioactieve vloeibare of door de lucht
verspreide afvalstoffen in de omgeving die overeenkomstig de voorschriften in
hoofdstuk VIII is verleend. 5.
De lidstaten eisen dat de onderneming onmiddellijk
melding maakt van elke belangrijke gebeurtenis die leidt of kan leiden tot de
blootstelling van een persoon boven de operationele grenzen of voorwaarden als
bepaald in de vergunningsvoorschriften voor beroepsmatige blootstelling of
blootstelling van de bevolking, of als vastgesteld door de autoriteiten voor
medische blootstelling. Artikel 29 Vrijstelling van officiële controle 1.
Er is een vergunning vereist voor de berging, de
recycling of het hergebruik van radioactieve materialen afkomstig van een
goedgekeurde handeling. 2.
De materialen voor berging, recycling of hergebruik
kunnen van de voorschriften van deze richtlijn worden vrijgesteld op voorwaarde
dat de activiteitsconcentratie per massa-eenheid: (a)
niet meer bedraagt dan de waarden vermeld in
bijlage VI, tabel A, deel 1; of (b)
voldoet aan specifieke vrijgaveniveaus en verwante
voorschriften voor specifieke materialen of voor materialen afkomstig van
specifieke soorten handelingen; deze specifieke vrijgaveniveaus dienen naast de
algemene vrijgaveniveaus als bedoeld onder punt a) door de bevoegde
nationale autoriteiten te worden vastgesteld overeenkomstig de in
bijlage VI, punt 3, vermelde algemene vrijstellingscriteria en rekening
houdend met de technische richtsnoeren van de Gemeenschap. 3.
Voor de vrijgave van materialen die in de natuur
voorkomende radionucliden bevatten, gelden de waarden voor de
activiteitsconcentratie per massa-eenheid vermeld in bijlage VI,
tabel A, deel 2. Desondanks gelden ook de volgende voorschriften: (a)
voor handelingen waarvoor een vergunning is vereist
als bepaald in artikel 27, lid 3, onder f), moet er worden voldaan aan de
dosiscriteria voor de vrijgave van in de natuur voorkomende radionucliden; (b)
voor andere handelingen waarvoor een vergunning is
vereist, in het bijzonder handelingen die tot de splijtstofcyclus behoren,
moeten de vrijgaveniveaus voldoen aan de dosiscriteria voor de vrijgave van
materiaal dat kunstmatige radionucliden bevat; (c)
voor goedgekeurde handelingen waarvoor een
kennisgeving is vereist als bepaald in artikel 25, lid 3, moet er worden
voldaan aan de overeenkomstige voorschriften voor het op de markt brengen van
bouwmaterialen. 4.
De doelbewuste verdunning van radioactieve residu's
is niet toegelaten, tenzij de vermenging van materialen bij normale
bedrijfsvoering wanneer radioactiviteit geen rol speelt. In specifieke gevallen
kunnen de bevoegde autoriteiten toelaten om radioactieve stoffen die in de
natuur voorkomend radioactief materiaal bevatten met andere materialen te
vermengen om het hergebruik en de recycling van deze materialen te bevorderen
en de blootstelling van de bevolking te beperken. HOOFDSTUK VI BESCHERMING VAN WERKNEMERS, LEERLINGEN EN
STUDERENDEN Artikel 30 Verantwoordelijkheden 1.
De in dit hoofdstuk en in de artikelen 9, 10, 11 en
12 neergelegde voorschriften met betrekking tot beroepsmatige blootstelling
gelden voor de bescherming van werknemers in elke blootstellingssituatie
waarbij hun blootstelling tijdens of ten gevolge van hun werk de wettelijke
verantwoordelijkheid is van een onderneming of andere rechtspersoon, zoals: (a)
de werkgever van externe werknemers; (b)
de organisatie die verantwoordelijk is voor de
bescherming van de hulpverleners; (c)
de organisatie die verantwoordelijk is voor het
herstel van verontreinigde grond, gebouwen en andere constructies; (d)
de werkgever die wettelijk verantwoordelijk is voor
de blootstelling van werknemers aan radon op het werk, in de situatie als
bepaald in artikel 53, lid 4. 2.
De verantwoordelijkheid van een onderneming voor
beroepsmatige blootstelling geldt ook voor leerlingen en studerenden die uit
hoofde van hun studie verplicht zijn met stralingsbronnen te werken, alsook
voor personen die niet in loondienst, op vrijwillige basis of voor een liefdadigheidsorganisatie
werken. 3.
De onderneming is verantwoordelijk voor de
vaststelling en uitvoering van maatregelen voor stralingsbescherming van
blootgestelde werknemers. Artikel 31 Praktische bescherming van werknemers De praktische bescherming van blootgestelde
werknemers is gebaseerd op: (a)
een voorafgaande beoordeling om de aard en omvang
van het radiologische risico voor blootgestelde werknemers vast te stellen; (b)
een optimalisatie van de stralingsbescherming in
alle arbeidsomstandigheden; (c)
een indeling van de werknemers in verschillende
categorieën; (d)
de invoering van controlemaatregelen en
-voorschriften voor de verschillende zones en arbeidsomstandigheden, zo nodig
met inbegrip van individuele monitoring; (e)
medisch toezicht. Artikel 32 Overleg met de stralingsbeschermingsdeskundige De lidstaten eisen dat de onderneming met een
stralingsbeschermingsdeskundige overlegt over het onderzoeken en testen van
beschermingsmiddelen en meetinstrumenten, in het bijzonder voor: (a)
voorafgaande kritische bestudering van de plannen
voor installaties vanuit het oogpunt van stralingsbescherming; (b)
goedkeuring voor ingebruikneming van nieuwe of
gewijzigde bronnen vanuit het oogpunt van stralingsbescherming; (c)
periodieke verificatie van de doeltreffendheid van
de beveiligingsmiddelen en ‑technieken; (d)
periodieke ijking van de meetinstrumenten;
periodieke verificatie van de goede werking en het juiste gebruik ervan. Artikel 33 Voorzieningen op de werkplek 1.
Ten behoeve van de stralingsbescherming worden
voorzieningen getroffen voor alle werkplekken waar er een mogelijkheid is dat
de blootstelling aan ioniserende straling de effectieve-dosislimiet van
1 mSv per jaar of een equivalente-dosislimiet van 15 mSv per jaar voor de
ooglens of 50 mSv per jaar voor de huid en de ledematen overschrijdt. Dergelijke
voorzieningen dienen te zijn aangepast aan de aard van de installaties en van
de bronnen, alsmede aan de omvang en aard van de risico's. 2.
Voor handelingen met in de natuur voorkomend
radioactief materiaal waarbij de effectieve-dosislimiet voor werknemers van
6 mSv per jaar kan worden overschreden, gelden de voorschriften van dit
hoofdstuk. Wanneer de effectieve dosis voor werknemers maximaal 6 mSv per
jaar bedraagt, moeten de bevoegde autoriteiten minstens eisen dat ondernemingen
de blootstellingen in het oog houden. Daarbij moeten zij er rekening mee houden
dat de bescherming kan worden verbeterd en dat doses doorheen de jaren of na
veranderingen in het proces of de werkregelingen kunnen toenemen. 3.
Voor ondernemingen in de luchtvaartsector waar de kosmische
straling voor de bemanning de effectieve-dosislimiet van 6 mSv per jaar
kan overschrijden, gelden de voorschriften van dit hoofdstuk. Wanneer de
effectieve dosis voor de bemanning maximaal 6 mSv en minimaal 1 mSv
per jaar bedraagt, moeten de bevoegde autoriteiten minstens eisen dat
ondernemingen de blootstellingen in het oog houden. Daarbij moeten zij er
rekening mee houden dat doses doorheen de jaren of na veranderingen in de
werkregelingen kunnen toenemen. De ondernemingen nemen gepaste maatregelen, met
name om: (a)
de blootstelling van de betrokken bemanning te
bepalen; (b)
rekening te houden met de bepaalde blootstelling
bij het opstellen van de werkroosters, teneinde de doses van in hoge mate
blootgestelde vliegtuigbemanning te beperken; (c)
de betrokken werknemers op de hoogte te brengen van
de aan hun werk verbonden gezondheidsrisico's en hun individuele dosis. Artikel 34 Indeling van de werkplekken 1.
Werkplekken worden ingedeeld in verschillende
zones, op grond van een beoordeling van de te verwachten jaarlijkse doses en
van de waarschijnlijkheid en de omvang van potentiële blootstellingen. 2.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen
gecontroleerde en bewaakte zones. De bevoegde autoriteiten stellen voor de
indeling van gecontroleerde en bewaakte zones aanbevelingen vast die zijn
toegesneden op de specifieke omstandigheden. 3.
De onderneming houdt in gecontroleerde en in
bewaakte zones toezicht op de arbeidsomstandigheden. Artikel 35 Vereisten voor gecontroleerde zones 1.
Voor een gecontroleerde zone gelden de volgende
minimumeisen: (a)
zij wordt afgebakend en de toegang ertoe blijft
beperkt tot personen die toepasselijke instructies hebben ontvangen, en zij
wordt gecontroleerd overeenkomstig de door de onderneming vastgestelde
schriftelijke procedures. Specifieke regelingen worden getroffen wanneer er ook
maar een aanzienlijk risico van verspreiding van radioactieve besmetting
bestaat, met inbegrip van het binnenkomen en het verlaten van de zone door
personen en goederen, alsook de controle op besmetting in de gecontroleerde en
de aangrenzende zone; (b)
met inachtneming van de aard en de omvang van de
stralingsrisico's in de gecontroleerde zones wordt een radiologische controle
van de werkomgeving georganiseerd overeenkomstig artikel 37; (c)
er worden aanduidingen aangebracht waarop het type
zone, de aard van de bronnen en de daaraan verbonden risico's zijn aangegeven; (d)
er worden werkinstructies gegeven die zijn
toegespitst op de met de bronnen en de betrokken werkzaamheden verbonden
stralingsrisico's. 2.
De onderneming is verantwoordelijk voor
tenuitvoerlegging van deze eisen na overleg met de
stralingsbeschermingsdeskundige. Artikel 36 Vereisten voor bewaakte zones 1.
Voor een bewaakte zone gelden de volgende eisen: (a)
met inachtneming van de aard en de omvang van de
stralingsrisico's in de bewaakte zones wordt een radiologische controle van de
werkomgeving georganiseerd overeenkomstig artikel 37; (b)
er worden aanduidingen aangebracht waarop het type
zone, de aard van de bronnen en de daaraan verbonden risico's zijn aangegeven; (c)
er worden werkinstructies gegeven die zijn
toegespitst op de met de bronnen en de betrokken werkzaamheden verbonden
stralingsrisico's. 2.
De onderneming is verantwoordelijk voor
tenuitvoerlegging van deze eisen na overleg met de
stralingsbeschermingsdeskundige. Artikel 37 Radiologische controle van de werkomgeving 1.
In het kader van de in de artikelen 35, lid 1,
onder b), en 36, lid 1, onder a), genoemde radiologische controle van de
werkomgeving worden, indien van toepassing, metingen verricht van: (a)
de externe dosistempo's, met opgave van de aard en
de kwaliteit van de desbetreffende straling; (b)
de activiteitsconcentratie in de lucht en de
oppervlaktedichtheid van de besmettende radionucliden, met opgave van de aard
en de fysische en chemische toestand ervan; (c)
de radonconcentraties op de werkplek. 2.
De resultaten van de metingen worden geregistreerd
en, zo nodig, gebruikt voor het schatten van de individuele blootstelling zoals
bedoeld in artikel 39. Artikel 38 Categorieën van blootgestelde werknemers 1.
Ten behoeve van de controle en het toezicht wordt
onderscheid gemaakt tussen twee categorieën blootgestelde werknemers: (a)
Categorie A: blootgestelde werknemers die een
effectieve dosis kunnen ontvangen die groter is dan 6 mSv per jaar, of een
equivalente dosis die groter is dan 15 mSv per jaar voor de ooglenzen of groter
is dan 150 mSv per jaar voor de huid en de ledematen; (b)
Categorie B: niet als werknemers van categorie
A ingedeelde blootgestelde werknemers. 2.
Het in lid 1 gemaakte onderscheid tussen twee
categorieën van blootgestelde werknemers wordt toegepast vóór elke
indienstneming voor werk dat blootstelling met zich meebrengt en wordt
regelmatig herzien op basis van de arbeidsomstandigheden en het medische
toezicht. 3.
Voor hulpverleners heeft het in lid 1 van dit
artikel gemaakte onderscheid tussen twee categorieën van blootgestelde
werknemers zo nodig geen invloed op de in artikelen 37 en 39 tot en met 43
bedoelde controlevoorschriften, voor zover de werknemers niet daadwerkelijk in
noodsituaties worden blootgesteld. Artikel 39 Individuele monitoring 1.
Werknemers van categorie A worden systematisch
gemonitord op basis van individuele metingen door een dosimetrische dienst. In
het geval van situaties waarin kan worden aangenomen dat de werknemers van
categorie A een aanzienlijke inwendige blootstelling of aanzienlijke
blootstelling van de ooglens of ledematen kunnen ondergaan, wordt een adequaat
systeem voor de monitoring opgezet. De bevoegde autoriteit besteedt een
bijzondere aandacht aan de identificatie van dergelijke werknemers. 2.
De monitoring voor werknemers van categorie B is
minimaal toereikend om aan te tonen dat deze werknemers terecht zijn ingedeeld
in categorie B. De lidstaten kunnen voor werknemers van categorie B individuele
monitoring vereisen, alsook, indien noodzakelijk, individuele metingen,
uitgevoerd door een dosimetrische dienst. 3.
Wanneer deze individuele metingen onmogelijk of
onvoldoende zijn, vindt de individuele monitoring plaats aan de hand van een
schatting, hetzij op basis van de individuele metingen bij andere blootgestelde
werknemers, hetzij op basis van de resultaten van de in artikel 37 bedoelde
controle van de werkomgeving. Artikel 40 Monitoring in het geval van blootstelling
bij een ongeval In het geval van blootstelling bij een ongeval
controleert de onderneming samen met de dosimetrische dienst welke doses zijn
ontvangen en hoe deze zijn verdeeld in het menselijk lichaam. Artikel 41 Registratie en melding van de resultaten 1.
Voor iedere blootgestelde werknemer waarvoor een
individuele monitoring wordt uitgevoerd, wordt een dossier aangelegd dat de
resultaten van dergelijke monitoring bevat. 2.
Ter uitvoering van lid 1 wordt de volgende
informatie over blootgestelde werknemers bewaard: (a)
een lijst van de naargelang de omstandigheden
gemeten of geschatte individuele doses op grond van de artikelen 39, 40, 51 en
52; (b)
in het geval van de in de artikelen 40
en 52 bedoelde blootstellingen de rapporten betreffende de omstandigheden
en de genomen maatregelen; (c)
de resultaten van de werkplekmonitoring die zijn
gebruikt bij de beoordeling van individuele doses, indien noodzakelijk. 3.
De in lid 1 bedoelde informatie wordt bewaard
gedurende hun hele arbeidsleven waarin blootstelling aan ioniserende straling
optreedt en nadien totdat zij de leeftijd van 75 jaar hebben of zouden hebben
bereikt, maar in geen geval minder dan dertig jaar na beëindiging van het werk
waardoor zij aan straling werden blootgesteld. 4.
Blootstellingen als bedoeld in de
artikelen 40, 51 en 52 worden afzonderlijk geregistreerd in het in
lid 1 bedoelde dossier. 5.
Wanneer de resultaten van de monitoring worden
gebruikt om geplande blootstellingssituaties te beheren, worden passende
maatregelen getroffen om te voorkomen dat blootstellingen ten gevolge van
bestaande situaties, zoals uitwendige achtergrondstraling of binnendringing van
radon uit de bodem in het geval van industrieën die in de natuur voorkomend
radioactief materiaal verwerken, in de dossiers worden opgenomen. Artikel 42 Toegang tot de resultaten 1.
De lidstaten eisen dat de resultaten van de in
artikelen 39, 40 en 52 vermelde individuele monitoring: (a)
ter beschikking worden gesteld van de bevoegde
autoriteiten, de onderneming en de werkgever van externe werknemers; (b)
overeenkomstig artikel 43, lid 1, ter
beschikking worden gesteld van de betrokken werknemer; (c)
worden voorgelegd aan de bedrijfsgeneeskundige
dienst teneinde de implicaties van de resultaten voor de gezondheid te
evalueren, zoals bepaald in artikel 44; (d)
worden opgenomen in het datasysteem voor
individuele radiologische controle dat overeenkomstig lid 2 door de lidstaat
wordt uitgewerkt. 2.
De lidstaten stellen de voorwaarden vast waaronder
de resultaten van de individuele monitoring worden doorgegeven. 3.
Het datasysteem voor individuele radiologische
controle geeft minstens de in deel A van bijlage VIII vermelde
gegevens door. 4.
In het geval van blootstelling bij een ongeval of
in een noodgeval worden de resultaten van de individuele monitoring onverwijld
medegedeeld. Artikel 43 Toegang van werknemers tot de resultaten 1.
De lidstaten stellen de nodige maatregelen
verplicht om ervoor te zorgen dat de werknemers op hun verzoek toegang hebben
tot de resultaten van hun individuele monitoring, inclusief de resultaten van
de metingen die eventueel zijn gebruikt om deze resultaten te schatten, of tot
de resultaten van de aan de hand van metingen op de werkplek verrichte
bepalingen van de door hen ontvangen doses. 2.
De lidstaten vergemakkelijken binnen de Europese
Unie de uitwisseling tussen bevoegde autoriteiten, bedrijfsgeneeskundige
diensten, stralingsbeschermingsdeskundigen of dosimetrische diensten, van alle
dienstige gegevens over de door een werknemer eerder ontvangen doses teneinde
het medisch onderzoek dat op grond van artikel 44 vóór de aanvang van het
dienstverband of de indeling als werknemer van categorie A dient te geschieden,
uit te kunnen voeren en de verdere blootstelling van de werknemer te kunnen
controleren. Artikel 44 Medisch toezicht op blootgestelde
werknemers 1.
Het medisch toezicht op blootgestelde werknemers
berust op de algemene beginselen van de arbeidsgezondheidskunde. 2.
Het medisch toezicht op werknemers van categorie A
is de verantwoordelijkheid van bedrijfsgeneeskundige diensten. Dit medisch toezicht moet het mogelijk maken de
gezondheidstoestand van de onder toezicht staande werknemers te beoordelen wat
betreft hun geschiktheid voor de hun toegewezen taken. Daartoe dienen de
bedrijfsgeneeskundige diensten toegang te hebben tot alle relevante informatie
die zij behoeven, met inbegrip van de overige omstandigheden op de werkplek. 3.
Het medisch toezicht omvat: (a)
een medisch onderzoek vóór de aanvang van het
dienstverband of de indeling als werknemer van categorie A om na te gaan of de
werknemer geschikt is voor een functie als werknemer van categorie A waarvoor
hij in aanmerking wenst te komen; (b)
periodieke gezondheidskeuringen. Alle werknemers van categorie A ondergaan ten
minste eenmaal per jaar een keuring, waarmee wordt nagegaan of zij nog steeds
geschikt zijn voor het uitvoeren van hun taak. De aard van de keuringen, die zo
vaak kunnen worden verricht als de bedrijfsgeneeskundige diensten noodzakelijk
achten, is afhankelijk van het soort werk en de gezondheidstoestand van de
betrokken werknemer. 4.
De bedrijfsgeneeskundige diensten kunnen verklaren
dat het noodzakelijk is dat het medisch toezicht na de beëindiging van het werk
wordt voortgezet, zolang zij dit ter waarborging van de gezondheid van de
betrokkene noodzakelijk achten. Artikel 45 Medische classificatie Wat de geschiktheid van de werknemers van
categorie A betreft, wordt de volgende medische classificatie toegepast: (a)
geschikt; (b)
onder bepaalde omstandigheden geschikt; (c)
ongeschikt. Artikel 46 Verbod op dienstverband of indeling van
ongeschikte werknemers Een werknemer mag nooit in een specifieke
functie als werknemer van categorie A werken of als zodanig worden ingedeeld,
indien uit medisch toezicht blijkt dat hij ongeschikt is voor die specifieke
functie. Artikel 47 Medische dossiers 1.
Voor iedere werknemer van categorie A wordt een
medisch dossier aangelegd, dat wordt bijgehouden zolang de betrokkene tot deze
categorie behoort. Nadien wordt dit bewaard totdat de betrokkene de leeftijd
van 75 jaar heeft of zou hebben bereikt, doch in geen geval minder dan 30 jaar,
te rekenen vanaf de beëindiging van het werk waarbij de betrokkene aan
ioniserende straling is blootgesteld. 2.
Het medisch dossier bevat informatie betreffende de
aard van het werk, de resultaten van de medische onderzoeken vóór de aanvang
van het dienstverband of de indeling als werknemer van categorie A, de
periodieke gezondheidskeuringen en de registratie van de doses vereist op grond
van artikel 41. Artikel 48 Speciaal medisch toezicht 1.
Het in artikel 44 geregelde medisch toezicht op
blootgestelde werknemers wordt aangevuld met door de bedrijfsgeneeskundige
diensten noodzakelijk geachte verdere maatregelen in verband met de bescherming
van de gezondheid van de blootgestelde personen, zoals verdere onderzoeken,
ontsmettingsmaatregelen en spoedbehandelingen. 2.
Telkens wanneer een jaarlijkse effectieve dosis van
50 mSv in één jaar of een van de andere in artikel 10, lid 2, vastgestelde
dosislimieten is overschreden, wordt voorzien in een speciaal medisch toezicht. 3.
Deze verdere blootstellingsvoorwaarden zijn aan de
toestemming van de bedrijfsgeneeskundige diensten onderworpen. Artikel 49 Beroepsprocedures Elke lidstaat stelt de wijze vast waarop tegen
de bevindingen en beslissingen uit hoofde van de artikelen 45, 46 en 48 beroep
kan worden ingesteld. Artikel 50 Bescherming van externe werknemers 1.
De lidstaten zien erop toe dat het systeem voor
individuele radiologische controle aan de externe werknemers een bescherming
biedt die gelijkwaardig is aan die van de werknemers die in vaste dienst zijn
van de onderneming. 2.
De onderneming is, hetzij rechtstreeks hetzij via
overeenkomsten met de werkgever van de externe werknemers, verantwoordelijk
voor de praktische aspecten van de bescherming van externe werknemers tegen
straling. 3.
In het bijzonder doet de onderneming het volgende: (a)
erop toezien dat de externe werknemer medisch
geschikt is bevonden voor het werk dat hem zal worden opgedragen; (b)
zich ervan vergewissen dat de externe werknemer
naast de basisopleiding op het gebied van stralingsbescherming als bedoeld in
artikel 16 een specifieke opleiding heeft ontvangen in verband met de
bijzonderheden van de gecontroleerde zone en het werk; (c)
zich ervan vergewissen dat de externe werknemer
beschikt over de vereiste persoonlijke beschermingsmiddelen; (d)
er ook op toezien dat de blootstelling van de
externe werknemer individueel gecontroleerd wordt volgens de aard van het werk
en dat hij onderworpen wordt aan een eventueel noodzakelijke passende
praktische dosimetrische controle; (e)
erop toezien dat het beschermingssysteem als
bepaald in hoofdstuk III in acht wordt genomen; (f)
zich ermee belasten dan wel alle noodzakelijke
maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat na elke werkzaamheid de in
bijlage VIII, deel B, punt 2, bedoelde radiologische gegevens
van de individuele monitoring van elke externe werknemer worden bijgehouden. 4.
Werkgevers van externe werknemers zien, hetzij
rechtstreeks hetzij via overeenkomsten met de onderneming, toe op de
bescherming van hun werknemers tegen straling, overeenkomstig de desbetreffende
bepalingen van deze richtlijn, en met name: (a)
zien zij erop toe dat het beschermingssysteem als
bepaald in hoofdstuk III in acht wordt genomen; (b)
verstrekken zij op het gebied van de
stralingsbescherming de voorlichting en de opleiding die worden bedoeld in
artikel 16; (c)
waarborgen zij dat hun werknemers aan een bepaling
van de blootstelling en een medisch toezicht worden onderworpen, en wel overeenkomstig
artikel 37 en de artikelen 39 tot en met 48; (d)
vergewissen zij zich ervan dat in het datasysteem
voor individuele radiologische controle als bedoeld in artikel 42, lid 1,
onder d), de radiologische gegevens van de individuele monitoring op blootstelling
van elke werknemer in de zin van bijlage VIII, deel B, punt 1, worden
bijgehouden. 5.
Alle externe werknemers werken zoveel mogelijk zelf
mee aan de bescherming welke het in lid 1 bedoelde systeem voor
radiologische monitoring hen biedt. Artikel 51 Blootstellingen waarvoor een speciale
vergunning is vereist 1.
In uitzonderlijke omstandigheden die van geval tot
geval moeten worden beoordeeld, met uitzondering van noodsituaties, kunnen de
bevoegde autoriteiten, wanneer dat nodig is om bepaalde specifieke werkzaamheden
te verrichten, voor bepaalde werknemers toestemming geven voor individuele
beroepsmatige blootstellingen die hoger zijn dan de in artikel 10 vastgestelde
dosislimieten, mits de blootstellingen in de tijd beperkt zijn, alleen in
bepaalde werkruimten plaatsvinden en de door de bevoegde autoriteiten voor die
gelegenheid vastgestelde maximumniveaus niet overschrijden. De volgende
voorwaarden worden daarbij in acht genomen: (a)
alleen werknemers van categorie A in de zin van
artikel 38 mogen worden onderworpen aan dergelijke blootstellingen; (b)
leerlingen, studerenden, zwangere vrouwen en, in
geval van een risico van opname van radionucliden, zogende vrouwen mogen niet
aan dergelijke blootstellingen worden onderworpen; (c)
de onderneming moet de blootstellingen zorgvuldig
van tevoren rechtvaardigen en deze grondig bespreken met de vrijwillige
werknemers, hun vertegenwoordigers, bedrijfsgeneeskundige diensten of de
stralingsbeschermingsdeskundige; (d)
over de optredende risico's en de tijdens de
werkzaamheden te nemen voorzorgsmaatregelen dienen de betrokken werknemers
vooraf te worden geïnformeerd; (e)
alle met dergelijke blootstellingen verband
houdende doses dienen afzonderlijk te worden opgetekend in het medisch dossier
als bedoeld in artikel 47 en in het persoonlijk dossier als bedoeld in
artikel 41. 2.
Overschrijding van dosislimieten als gevolg van
blootstellingen waarvoor een speciale vergunning is afgegeven, is niet
noodzakelijkerwijs een reden om de werknemers zonder hun toestemming van hun
normale beroepsbezigheden uit te sluiten of op een andere plaats tewerk te
stellen. 3.
De blootstelling van ruimtevaarders boven de
dosislimieten wordt beheerd als een blootstelling waarvoor een speciale
vergunning is vereist. Artikel 52 Beroepsmatige blootstelling in
noodsituaties 1.
De hulporganisaties zien erop toe dat geen enkele
hulpverlener acties onderneemt die leiden tot doses van meer dan 50 mSv,
behalve in specifieke gevallen die in het nationale noodplan zijn vermeld. In
dergelijke gevallen worden passende referentieniveaus boven 50 mSv bepaald. In
uitzonderlijke gevallen mag een referentieniveau van 100 mSv worden vastgesteld
om levens te kunnen redden, ernstige gezondheidseffecten door straling te
kunnen voorkomen of de ontwikkeling van catastrofale omstandigheden te kunnen vermijden. 2.
De hulporganisaties zien erop toe dat hulpverleners
die acties kunnen ondernemen waarbij zij aan meer dan 50 mSv worden
blootgesteld, vrijwilligers zijn die van tevoren duidelijk en uitgebreid zijn
ingelicht over de bijbehorende gezondheidsrisico's en beschikbare
beschermingsmaatregelen. 3.
In geval van een blootstelling in noodsituaties
vereisen de lidstaten een radiologische monitoring en medisch toezicht op de
hulpverleners. Een individuele monitoring of bepaling van de individuele doses
worden naargelang de omstandigheden uitgevoerd. Artikel 53 Radon op het werk 1.
Binnen het in artikel 103 bedoelde actieplan leggen
de lidstaten nationale referentieniveaus voor radonconcentraties binnenshuis
vast. Dergelijke referentieniveaus mogen niet meer bedragen dan een jaarlijks
gemiddelde van 1.000 Bq m-3 voor werkplekken. 2.
In het kader van het nationale actieplan zien
lidstaten erop toe dat de radonmetingen worden uitgevoerd op werkplekken die
zich op de benedenverdieping of in de kelder in een radongevoelige zone
bevinden of op specifieke werkplekken als bepaald in het actieplan. 3.
Lidstaten eisen dat ondernemingen waar het
nationale referentieniveau voor bestaande werkplekken wordt overschreden,
passende maatregelen nemen om de radonconcentraties of blootstellingen te
beperken, overeenkomstig het beginsel van optimalisatie als bepaald in
hoofdstuk III. 4.
Wanneer het referentieniveau op werkplekken of in
specifieke ruimten overschreden blijft ondanks de overeenkomstig lid 3 genomen
maatregelen, behandelen de lidstaten deze situatie als een geplande
blootstellingssituatie en passen zij de desbetreffende voorschriften voor
beroepsmatige blootstelling als bepaald in artikel 30, lid 1,
onder d), toe. HOOFDSTUK VII BESCHERMING VAN PATIËNTEN EN ANDERE AAN
MEDISCHE BLOOTSTELLING ONDERWORPEN PERSONEN Artikel 54 Rechtvaardiging 1.
Medische blootstellingen moeten per saldo voldoende
voordeel opleveren wanneer het totale potentiële diagnostische of
therapeutische voordeel, waaronder begrepen het directe nut voor de gezondheid
of het welzijn van de persoon die de behandeling ondergaat en het
maatschappelijk nut, wordt afgewogen tegen de schade die de persoon die de
blootstelling ondergaat, kan ondervinden, rekening houdend met de
doeltreffendheid, de voordelen en de risico's van beschikbare alternatieve
technieken die hetzelfde oogmerk hebben maar geen of minder blootstelling van
ioniserende straling meebrengen. Er wordt eveneens rekening gehouden met de schade
die medisch-radiologisch personeel en andere personen door de blootstelling
ondervinden. Met name zijn de volgende eisen van toepassing: (a)
alle nieuwe soorten handelingen die medische
blootstelling meebrengen, worden gerechtvaardigd alvorens zij algemeen worden
aanvaard; (b)
bestaande handelingen die medische blootstelling
meebrengen, kunnen opnieuw worden bezien wanneer er nieuwe belangrijke gegevens
aan het licht komen over hun doeltreffendheid of consequenties; (c)
alle individuele medische blootstellingen worden
vooraf gerechtvaardigd, met inachtneming van de specifieke oogmerken van de
blootstelling en de kenmerken van de betrokken persoon. Indien een handeling die medische blootstelling
meebrengt, in het algemeen niet gerechtvaardigd is, kan zij onder speciale
omstandigheden in afzonderlijk te beoordelen en te documenteren specifieke
gevallen toch gerechtvaardigd zijn. De verwijzende persoon en de medisch deskundige
trachten waar zulks uitvoerbaar is eerdere diagnostische informatie of medische
dossiers met betrekking tot de geplande blootstelling te verkrijgen en houden
rekening met deze gegevens om onnodige onderzoeken te voorkomen. 2.
Medische blootstellingen in verband met biomedisch
en medisch onderzoek worden onderzocht door een in overeenstemming met de
nationale procedures en/of door de bevoegde autoriteiten ingestelde commissie
voor de ethiek. 3.
De gezondheidsinstantie verstrekt, in samenwerking
met de relevante beroepsorganisaties, een specifieke rechtvaardiging voor
medisch-radiologische procedures die als onderdeel van een bevolkingsonderzoek
worden uitgevoerd. 4.
De blootstelling van verzorgers en zorgverleners
dient per saldo voldoende voordeel op te leveren, rekening houdend met het
directe nut voor de gezondheid van de patiënt, het nut voor de
verzorger/zorgverlener en de schade die de blootstelling kan veroorzaken. 5.
Elke medisch-radiologische procedure bij een
asymptomatische persoon voor de vroege opsporing van een ziekte maakt deel uit
van een bevolkingsonderzoek of vereist een specifieke gedocumenteerde
rechtvaardiging voor die persoon door de medisch deskundige, in samenspraak met
de verwijzende persoon en overeenkomstig de richtlijnen van relevante
beroepsorganisaties en bevoegde autoriteiten. Er moet bijzondere aandacht
worden besteed aan de voorlichting van patiënten als vereist door artikel 56,
lid 3. 6.
Indien een blootstelling niet overeenkomstig leden
1 tot en met 5 kan worden gerechtvaardigd, wordt zij verboden. Artikel 55 Optimalisatie 1.
Alle doses ten gevolge van medische blootstellingen
voor radiodiagnostische en interventieradiologische doeleinden worden, rekening
houdend met economische en sociale factoren, zo laag gehouden als
redelijkerwijs mogelijk is gelet op de noodzaak om de vereiste
beeldvormingsgegevens te verkrijgen. Voor alle medische blootstellingen van personen
voor radiotherapeutische doeleinden worden blootstellingen van doelvolumes
afzonderlijk gepland, ermee rekening houdend dat de doses voor niet-doelvolumes
en -weefsels zo laag zijn als redelijkerwijs mogelijk is en in overeenstemming
zijn met het beoogde radiotherapeutische doel van de blootstelling. 2.
De lidstaten zien toe op de vaststelling, de
regelmatige herziening en het gebruik van diagnostische referentieniveaus voor
radiodiagnostisch onderzoek, en indien nodig voor interventieradiologische
procedures, en de beschikbaarheid van richtsnoeren op dit gebied. 3.
De lidstaten zorgen ervoor dat bij elk biomedisch
en medisch onderzoek: (a)
de betrokken personen vrijwillig deelnemen; (b)
deze personen geïnformeerd worden over de risico's
van de blootstelling; (c)
een dosisbeperking wordt vastgesteld voor personen
voor wie geen direct medisch nut van de blootstelling verwacht wordt; (d)
in het geval van patiënten die er vrijwillig in
toestemmen een experimentele therapeutische of diagnostische handeling te
ondergaan, en die naar verwachting hiervan therapeutisch of diagnostisch nut
zullen ondervinden, door de medisch deskundige en/of de verwijzende persoon die
dosisniveaus op individuele basis worden beschouwd. 4.
De optimalisatie omvat de keuze van de apparatuur,
de constante productie van adequate diagnostische informatie of behandelingsresultaten,
alsook de praktische aspecten van procedures inzake medische blootstelling, de
kwaliteitsborging, en de beoordeling en evaluatie van patiënt- en
personeeldoses of toegediende hoeveelheden, met inachtneming van economische en
sociale factoren. 5.
De lidstaten zorgen ervoor dat: (a)
er dosisbeperkingen worden vastgesteld voor
blootstellingen van verzorgers en zorgverleners; (b)
er voor de blootstelling van verzorgers en
zorgverleners passende richtsnoeren worden opgesteld. 6.
Ingeval een patiënt een behandeling of diagnose met
radionucliden ondergaat, zorgen de lidstaten ervoor dat de medisch deskundige
of de onderneming, naargelang het geval, de patiënt of zijn wettelijke voogd
schriftelijke instructies verstrekt om de doses voor personen die met de patiënt
in contact komen zo gering te houden als redelijkerwijs mogelijk is en
informatie te verschaffen over de risico's van ioniserende straling. Deze instructies worden verstrekt vóór het vertrek
uit ziekenhuis of kliniek, of een daarmee te vergelijken instelling. Artikel 56 Verantwoordelijkheden 1.
De verwijzende persoon en de medisch deskundige
worden bij de rechtvaardigingsprocedure betrokken zoals voorgeschreven door de
lidstaten. 2.
De lidstaten zorgen ervoor dat elke medische
blootstelling plaatsvindt onder de klinische verantwoordelijkheid van een
medisch deskundige. 3.
De medisch deskundige ziet erop toe dat de patiënt
of wettelijke voogd juiste informatie krijgt over de voordelen en risico's van
de stralingsdosis bij medische blootstelling om de geïnformeerde schriftelijke
toestemming mogelijk te maken. Gelijkaardige informatie en passende
richtsnoeren worden overeenkomstig artikel 55, lid 5, onder b), aan verzorgers
en zorgverleners verstrekt. 4.
De praktische aspecten van procedures inzake
medische blootstelling kunnen naargelang het geval door de onderneming of de
medisch deskundige worden gedelegeerd aan een of meer personen die gemachtigd
zijn om ter zake werkzaam te zijn op een erkend specialisatiegebied. Artikel 57 Procedures 1.
Voor elk soort standaard medisch-radiologische
procedure worden voor elke apparatuuropstelling schriftelijke protocollen
uitgewerkt. 2.
De lidstaten zorgen ervoor dat de verwijzende
personen de beschikking hebben over verwijzingsrichtlijnen voor medische
beeldvorming, rekening houdend met stralingsdoses. 3.
Bij medisch-radiologische handelingen wordt een
medisch-fysisch deskundige nauw betrokken, waarbij de mate van betrokkenheid
samenhangt met het radiologische risico van de handeling. Met name: (a)
bij radiotherapeutische handelingen, uitgezonderd
standaard therapeutische nucleairgeneeskundige handelingen, wordt een
medisch-fysisch deskundige nauw betrokken; (b)
bij standaard therapeutische nucleairgeneeskundige
handelingen, alsook radiodiagnostische en interventieradiologische handelingen,
wordt een medisch-fysisch deskundige betrokken; (c)
bij andere eenvoudige radiodiagnostische procedures
wordt, waar passend, een medisch-fysisch deskundige betrokken voor raadpleging
en advies over aangelegenheden betreffende stralingsbescherming in verband met
medische blootstelling. 4.
Klinische audits vinden plaats in overeenstemming
met de nationale procedures. 5.
De lidstaten zorgen ervoor dat bij elke
stelselmatige overschrijding van de diagnostische referentieniveaus een
passende plaatselijke inspectie plaatsvindt en zo nodig corrigerend wordt
opgetreden. Artikel 58 Opleiding De lidstaten zien erop toe dat de medisch
deskundige, de medisch-fysisch deskundige en de in artikel 56, lid 4,
bedoelde personen de in artikelen 15, 19 en 81 bepaalde voorschriften
voor opleiding en erkenning in acht nemen. Artikel 59 Apparatuur 1.
De lidstaten nemen de door hen eventueel nodig
geachte maatregelen om onnodige verspreiding van medisch-radiologische
apparatuur te voorkomen. 2.
De lidstaten zorgen ervoor dat: (a)
op alle radiologische apparatuur die in gebruik is,
streng toezicht wordt uitgeoefend wat de stralingsbescherming betreft; (b)
voor elke medisch-radiologische installatie een
bijgewerkte inventaris van medisch-radiologische apparatuur ter beschikking van
de bevoegde autoriteiten wordt gehouden; (c)
de onderneming passende programma's voor
kwaliteitsborging en evaluaties van doses en toegediende hoeveelheden toepast;
en (d)
er vóór de ingebruikneming van de apparatuur voor
klinische doeleinden in samenwerking met de medisch-fysische deskundige acceptatietests
worden uitgevoerd en er daarna periodiek en na elke ingrijpende
onderhoudsprocedure prestatietests worden uitgevoerd. 3.
De bevoegde autoriteiten doen het nodige om ervoor
te zorgen dat de onderneming de nodige maatregelen treft om tekortkomingen of
gebreken van de medisch-radiologische apparatuur te corrigeren. Zij stellen
tevens specifieke criteria voor de aanvaardbaarheid van apparatuur vast om aan
te geven wanneer passende corrigerende actie nodig is, waarbij indien nodig het
buiten bedrijf stellen van de apparatuur. 4.
Het gebruik van fluoroscopische apparatuur zonder
toestel voor de regeling van het dosistempo, dan wel zonder beeldversterker of
gelijkaardig toestel is verboden. 5.
Alle voor interventieradiologie en
computertomografie gebruikte apparatuur wordt voorzien van een inrichting die
de medisch deskundige informeert over de hoeveelheid straling die door de
apparatuur tijdens de medisch-radiologische procedure wordt voortgebracht. Alle
andere medisch-radiodiagnostische apparatuur die in gebruik wordt genomen nadat
deze richtlijn van kracht is geworden, is voorzien van een dergelijke
inrichting, functie of gelijkaardig instrument waarmee wordt bepaald hoeveel
straling er wordt voortgebracht. De stralingsdosis maakt deel uit van het
onderzoeksrapport. Artikel 60 Bijzondere handelingen 1.
De lidstaten zorgen ervoor dat de passende
medisch-radiologische apparatuur, technieken en randapparatuur worden gebruikt
voor medische blootstellingen: (a)
van kinderen; (b)
in het kader van een bevolkingsonderzoek; (c)
waarbij de patiënt hoge doses krijgt toegediend,
zoals interventieradiologie, computertomografie of radiotherapie. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de in
artikel 59, lid 2, onder c), bedoelde programma's voor
kwaliteitsborging en de evaluatie van doses en toegediende hoeveelheden voor
deze handelingen. 2.
De lidstaten zorgen ervoor dat de medisch
deskundigen en de in artikel 56, lid 4, genoemde personen die de in
lid 1 van dit artikel vermelde blootstellingen uitvoeren, een passende
opleiding krijgen betreffende deze medisch-radiologische handelingen zoals
overeenkomstig artikel 19 is vereist. Artikel 61 Bijzondere bescherming tijdens zwangerschap
en borstvoeding 1.
Wanneer het om een vrouw in de vruchtbare leeftijd
gaat, stellen de verwijzende persoon en de medisch deskundige overeenkomstig de
voorschriften van de lidstaten zich ervan op de hoogte of zij zwanger is of
borstvoeding geeft, indien zulks relevant is. Indien zwangerschap niet uitgesloten kan worden
geacht, wordt afhankelijk van het soort medische blootstelling, met name
wanneer het gaat om de buik en bekkenstreek, bijzondere aandacht besteed aan de
rechtvaardiging, met name in verband met de urgentie, en aan de optimalisatie
van de medische blootstelling, waarbij rekening wordt gehouden met de blootstelling
van zowel de aanstaande moeder als het ongeboren kind. 2.
Wanneer het gaat om vrouwen die borstvoeding geven,
wordt in de nucleaire geneeskunde, afhankelijk van het soort medisch onderzoek
of behandeling, bijzondere aandacht besteed aan de rechtvaardiging, met name in
verband met de urgentie, en aan de optimalisatie van de medische blootstelling,
waarbij rekening wordt gehouden met de blootstelling van zowel de moeder als
het kind. 3.
Onverminderd de leden 1 en 2 nemen de lidstaten
maatregelen die bijdragen tot de bewustmaking van vrouwen waarop dit artikel
van toepassing is, zoals bekendmakingen op geschikte plaatsen. Artikel 62 Toevallige en onopzettelijke
blootstellingen De lidstaten waarborgen dat: (a)
alle redelijke maatregelen worden genomen om de
waarschijnlijkheid en de omvang van toevallige of onopzettelijke
blootstellingen van patiënten als gevolg van alle medisch-radiologische
procedures tot een minimum te beperken, rekening houdend met economische en
sociale factoren; (b)
bij radiotherapeutische handelingen het programma
voor kwaliteitsborging een studie van het risico van toevallige of
onopzettelijke blootstellingen bevat; (c)
bij alle medische blootstellingen de onderneming
een systeem invoert voor de registratie en analyse van gebeurtenissen die tot
toevallige of onopzettelijke blootstellingen leiden of kunnen leiden; (d)
de onderneming de bevoegde autoriteiten zo snel
mogelijk op de hoogte brengt van belangrijke gebeurtenissen als bepaald door
die autoriteiten, met inbegrip van de onderzoeksresultaten en de remediëringsmaatregelen
om dergelijke gebeurtenissen te vermijden. De bevoegde autoriteiten delen deze
informatie met de bevoegde autoriteiten voor toezicht na het in de handel
brengen als bepaald in Richtlijn 93/42/EEG van de Raad betreffende medische
hulpmiddelen; (e)
er regelingen worden getroffen om de verwijzende
persoon, de medisch deskundige en de patiënt over een onopzettelijke of
toevallige blootstelling in te lichten. Artikel 63 Ramingen van bevolkingsdoses De lidstaten zorgen ervoor dat de mate van
verspreiding van de ramingen van de individuele doses bij medische
blootstellingen wordt bepaald en rekening houdt met de leeftijdsverdeling en
het geslacht van de blootgestelde bevolking. HOOFDSTUK VIII BESCHERMING VAN DE BEVOLKING Deel 1 Bescherming van de bevolking in normale
omstandigheden Artikel 64 Beginselen voor de bescherming van de
bevolking De lidstaten scheppen de nodige voorwaarden om
in de heersende omstandigheden te zorgen voor de best mogelijke bescherming van
de bevolking op basis van de in hoofdstuk III aangaande het
stralingsbeschermingssysteem vermelde beginselen en in toepassing van de in dit
hoofdstuk vastgestelde voorschriften. Artikel 65 Praktische bescherming van de bevolking 1.
De praktische bescherming van de bevolking in
normale omstandigheden tegen handelingen waarvoor een vergunning vereist is,
omvat alle maatregelen en onderzoeken ter opsporing en uitschakeling van de
factoren die tijdens een willekeurige verrichting waardoor personen aan
ioniserende straling worden blootgesteld, voor de bevolking een
blootstellingsrisico kunnen scheppen dat vanuit het oogpunt van de
stralingsbescherming niet kan worden verwaarloosd. Deze bescherming omvat de
volgende taken: (a)
bestudering en goedkeuring, vanuit het oogpunt van
de stralingsbescherming, van de ontwerpen voor installaties die een
blootstellingsrisico opleveren, alsmede van de voorgestelde vestigingsplaats
van deze installaties op het betrokken grondgebied; (b)
goedkeuring vóór ingebruikneming van dergelijke
nieuwe installaties die een blootstellingsrisico opleveren, op voorwaarde dat
er adequate bescherming wordt geboden tegen elke vorm van blootstelling of van
radioactieve besmetting waarvan de invloed zich buiten het bedrijfsterrein kan
doen gelden, zo nodig, met inachtneming van demografische, meteorologische,
geologische, hydrologische en ecologische omstandigheden; (c)
bestudering en goedkeuring van de plannen voor de
lucht- en waterlozing van radioactief materiaal. Deze taken worden uitgevoerd overeenkomstig de
voorschriften die de bevoegde autoriteiten rekening houdende met het betrokken
blootstellingsrisico hebben vastgesteld. 2.
De bevoegde autoriteit legt limieten vast voor de
lucht- en waterlozing van radioactief materiaal. Deze lozingsvergunningen: (a)
houden rekening met de resultaten van de optimalisatie
van de blootstelling van de bevolking; (b)
weerspiegelen de goede praktijken in de werking van
gelijkaardige installaties; (c)
bieden enige ruimte voor de operationele
flexibiliteit van een faciliteit. Artikel 66 Raming van de door de bevolking ontvangen doses 1.
Op basis van het blootstellingsrisico in kwestie
werken de lidstaten een systeem uit om de door de bevolking ontvangen doses uit
geplande blootstellingssituaties te ramen. 2.
De bevoegde autoriteiten stellen praktijken vast om
de door de bevolking ontvangen doses op realistische wijze te kunnen bepalen.
Voor andere praktijken kunnen de lidstaten enkel een screening met algemene
gegevens vereisen. 3.
Met het oog op een realistische bepaling van de
door de bevolking ontvangen doses: (a)
ziet de betrokken autoriteit erop toe dat er voor
representatieve personen zo realistisch mogelijk ramingen van de doses als
gevolg van de in artikel 65 bedoelde handelingen worden opgesteld; (b)
stelt de betrokken autoriteit de frequentie van de
bepalingen vast en treft zij alle maatregelen die nodig zijn om de
representatieve persoon te identificeren, met inachtneming van de werkelijk
door de radioactieve stoffen gevolgde routes; (c)
ziet de betrokken autoriteit erop toe dat, met
inachtneming van de stralingsrisico's, de ramingen van de door de bevolking
ontvangen doses het volgende omvatten: (i) bepaling van de doses ten gevolge van
uitwendige straling, met, zo nodig, vermelding van de kwaliteit van de
betrokken straling; (ii) bepaling van de opname van
radionucliden, met vermelding van de aard van de radionucliden en, waar nodig,
de fysische en chemische toestand ervan, alsmede vaststelling van de activiteit
en concentraties ervan; (iii) bepaling van de doses die de
representatieve persoon kans loopt te ontvangen, en specificatie van de kenmerken
van deze representatieve persoon; (d)
stelt de betrokken autoriteit het verplicht dat de
op de metingen van uitwendige blootstelling betrekking hebbende documenten, de
ramingen van de opnamen van radionucliden en van radioactieve besmetting,
alsmede de resultaten van de bepalingen van de door de representatieve persoon
ontvangen doses, worden bewaard en aan alle belanghebbende partijen ter
beschikking worden gesteld. Artikel 67 Monitoring van radioactieve lozingen 1.
De lidstaten verplichten de onderneming die
verantwoordelijk is voor handelingen waarvoor een lozingsvergunning werd
verleend, om de lozing van radioactieve stoffen in de lucht of het water naar
behoren te controleren en de resultaten van deze monitoring aan de bevoegde
autoriteit te bezorgen. 2.
De lidstaten verplichten elke onderneming die
verantwoordelijk is voor een kerncentrale of opwerkingsfabriek, om de lozingen
in normaal bedrijf te controleren overeenkomstig de gestandaardiseerde
informatie die geselecteerd is voor de monitoring en de rapportering daarover
aan de Europese Commissie als vastgesteld in Aanbeveling 2004/2/Euratom[22]. Artikel 68 Taken van de ondernemingen 1.
De lidstaten verplichten de onderneming om de
volgende taken uit te voeren: (a)
verwezenlijking en instandhouding van een optimale
bescherming; (b)
controle van de doeltreffendheid en het onderhoud
van de technische voorzieningen; (c)
goedkeuring vóór ingebruikneming, vanuit het
oogpunt van de stralingsbescherming, van apparatuur en methoden voor het meten
en bepalen, indien van toepassing, van de blootstelling van de bevolking en de
radioactieve besmetting van het milieu; (d)
periodieke ijking van de meetinstrumenten;
periodieke verificatie van de goede werking en het juiste gebruik ervan. 2.
Stralingsbeschermingsdeskundigen en in voorkomend
geval functionarissen voor stralingsbescherming worden bij de uitvoering van de
in lid 1 bedoelde taken betrokken. Artikel 69 Milieumonitoringsprogramma De lidstaten zien erop toe dat er een gepast
milieumonitoringsprogramma bestaat om de blootstelling van de bevolking te
ramen. Deel 2 Blootstelling in noodsituaties Artikel 70 Reactie op noodsituaties 1.
De lidstaten verplichten de onderneming die voor
een handeling verantwoordelijk is, om de bevoegde autoriteiten onmiddellijk in
kennis te stellen van een noodsituatie in haar vestiging of in verband met haar
activiteiten en om alle mogelijke maatregelen te treffen om de gevolgen ervan
te beperken. 2.
De lidstaten zorgen ervoor dat in het geval van een
noodsituatie op hun eigen grondgebied de onderneming een eerste voorlopige
beoordeling maakt van de omstandigheden en de gevolgen van die situatie en
meewerkt aan de beschermingsmaatregelen. 3.
De lidstaten schrijven voor dat er
beschermingsmaatregelen worden getroffen met betrekking tot: (a)
de stralingsbron, teneinde het uitzenden van
directe straling en de verspreiding van de radionucliden te beperken of stop te
zetten, of teneinde blootstelling of besmetting veroorzaakt door weesbronnen te
voorkomen; (b)
het milieu, teneinde de overdracht van radioactieve
stoffen naar personen te beperken; (c)
personen, teneinde de blootstelling te beperken. 4.
In geval van een noodsituatie binnen of buiten zijn
grondgebied eist de lidstaat of autoriteit inzake rampenbestrijding dat: (a)
er passende beschermingsmaatregelen worden
vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de reële kenmerken van de
noodsituatie en die in overeenstemming zijn met de optimale
beschermingsstrategie die deel uitmaakt van het noodplan, waarbij de in een
noodplan op te nemen elementen in bijlage IX, deel B, worden vermeld; (b)
de gevolgen van de noodsituatie en de
doeltreffendheid van de beschermingsmaatregelen bepaald en geregistreerd
worden. 5.
Indien de situatie dat vereist, ziet de lidstaat of
autoriteit inzake rampenbestrijding erop toe dat de medische behandeling van
slachtoffers wordt georganiseerd. Artikel 71 Informatie van de bevolking die kan worden
getroffen in geval van een noodsituatie 1.
De lidstaten zien erop toe dat de bevolking die kan
worden getroffen in geval van een noodsituatie, wordt geïnformeerd over de
maatregelen ter bescherming van de gezondheid die op haar van toepassing zullen
zijn, alsmede over de te volgen gedragslijn bij een noodsituatie. 2.
De verstrekte informatie heeft ten minste
betrekking op de in bijlage X, deel A, vermelde punten. 3.
Deze informatie wordt aan de in lid 1 vermelde
bevolking verstrekt zonder dat die daarom hoeft te vragen. 4.
De lidstaten werken de informatie bij en
verstrekken die op gezette tijden en daarnaast wanneer significante wijzigingen
worden aangebracht. Deze informatie is permanent toegankelijk voor het publiek. Artikel 72 Informatie van de bevolking die wordt
getroffen in geval van een noodsituatie 1.
De lidstaten zien erop toe dat, zodra zich een
noodsituatie voordoet, de feitelijk getroffen bevolking onverwijld wordt
ingelicht over de noodsituatie, de te volgen gedragslijn en zo nodig de
maatregelen ter bescherming van de gezondheid die op haar van toepassing zijn. 2.
De informatie heeft betrekking op de punten in
bijlage X, deel B, die voor de specifieke noodsituatie relevant zijn. Deel 3 Bestaande blootstellingssituaties Artikel 73 Besmette gebieden 1.
Strategieën voor het beheer van besmette gebieden
omvatten zo nodig het volgende: (a)
begrenzing van de getroffen gebieden en
identificatie van de getroffen bevolking; (b)
evaluatie van de noodzaak en omvang van
beschermingsmaatregelen die in de getroffen gebieden en voor de getroffen
bevolking moeten worden genomen; (c)
evaluatie van de noodzaak om de toegang tot de
getroffen gebieden te verhinderen of te controleren, dan wel beperkingen op te
leggen aan de leefomstandigheden in deze gebieden; (d)
beoordeling van de blootstelling van verschillende
bevolkingsgroepen en beoordeling van de middelen die personen ter beschikking
hebben om hun eigen blootstelling te controleren; (e)
door de strategie beoogde doelstellingen op korte
en lange termijn, alsook de overeenkomstige referentieniveaus. 2.
Wanneer de lidstaten toestaan dat gebieden met
langdurige restbesmetting weer worden bewoond en de sociale en economische
activiteiten er worden hervat, zien zij er in samenspraak met de belanghebbende
partijen op toe dat er zo nodig maatregelen worden getroffen om de
blootstelling voortdurend te kunnen controleren zodat de leefomstandigheden er
als normaal kunnen worden beschouwd, met name: (a)
bepaling van referentieniveaus overeenkomstig het
dagelijkse leven; (b)
bepaling van een infrastructuur ter ondersteuning
van voortdurende beschermingsmaatregelen voor zelfhulp in de getroffen
gebieden, zoals informatieverstrekking, advies en monitoring. Artikel 74 Radon in woningen en voor het publiek
toegankelijke gebouwen 1.
Binnen het in artikel 103 bedoelde actieplan leggen
de lidstaten nationale referentieniveaus voor radonconcentraties binnenshuis
vast die de volgende jaarlijkse gemiddelden niet zullen overschrijden: (a)
200 Bq m-3 voor nieuwe woningen en
nieuwe voor het publiek toegankelijke gebouwen; (b)
300 Bq m-3 voor bestaande woningen; (c)
300 Bq m-3 voor bestaande voor het
publiek toegankelijke gebouwen. In specifieke gevallen waarbij de verblijfsduur
beperkt is, kan een referentieniveau van maximaal 1 000 Bq m-3
worden gehanteerd. 2.
In het kader van het nationale actieplan: (a)
treffen de lidstaten maatregelen om te achterhalen
welke bestaande woningen het referentieniveau overschrijden en om radon
beperkende maatregelen aan te moedigen in bestaande woningen die de
referentieniveaus overschrijden; (b)
zien de lidstaten erop toe dat er radon beperkende
maatregelen worden getroffen in voor het publiek toegankelijke gebouwen die in
radongevoelige zones liggen. 3.
De lidstaten bepalen specifieke wet- en regelgeving
op bouwgebied om het binnendringen van radon uit de bodem en, zoals bepaald in
het nationale actieplan, uit bouwmaterialen te voorkomen. Daarnaast eisen zij
dat dergelijke wet- en regelgeving op bouwgebied wordt nageleefd, met name in
radongevoelige zones, zodat radonconcentraties boven het referentieniveau in
nieuwe gebouwen worden vermeden. 4.
De lidstaten verstrekken lokale en nationale
informatie over huidige radonconcentraties, over de bijbehorende
gezondheidsrisico's en over de beschikbare technische middelen om bestaande
radonconcentraties te beperken. Artikel 75 Bouwmaterialen 1.
De in dit artikel neergelegde voorschriften zijn
van toepassing op: (a)
bouwmaterialen die door de desbetreffende bevoegde
autoriteit vanuit het oogpunt van de stralingsbescherming als zorgwekkend
worden beschouwd en vermeld, rekening houdend met de indicatieve lijst van
materialen als bepaald in bijlage XI met betrekking tot hun uitgezonden
gammastraling; of (b)
bouwmaterialen die de autoriteit in het nationale
actieplan voor radon, als bedoeld in artikel 103, als zorgwekkend heeft
bestempeld. 2.
Voor bepaalde soorten bouwmaterialen doen de
industrieën die dergelijke materialen op de markt brengen het volgende: (a)
de in bijlage VII bedoelde concentraties van
radionucliden te bepalen; (b)
informatie aan de bevoegde autoriteit verschaffen
over de resultaten van metingen en de overeenkomstige index voor
activiteitsconcentratie, als bepaald in bijlage VII. 3.
De bevoegde autoriteit ziet erop toe dat de
vastgestelde soorten bouwmaterialen worden ingedeeld op basis van hun beoogde
gebruik en index voor activiteitsconcentratie, als bedoeld in bijlage VII.
4.
De vastgestelde soorten bouwmaterialen waarvan de
stralingsdoses het referentieniveau van 1 mSv per jaar voor uitwendige
blootstelling binnenshuis, buiten de gangbare uitwendige blootstelling
buitenshuis, allicht niet zullen overschrijden, worden van de voorschriften op
nationaal niveau vrijgesteld, onverminderd artikel 103. Dergelijke
bouwmaterialen worden echter verder gecontroleerd zodat de activiteitsconcentratie
onder dit referentieniveau blijft. Bouwmaterialen van categorie A als bedoeld
in bijlage VII zijn vrijgesteld van alle beperkingen voor het in de handel
brengen ervan in de Europese Unie. 5.
Voor de vastgestelde soorten bouwmaterialen waarvan
de stralingsdoses het referentieniveau van 1 mSv per jaar voor uitwendige
blootstelling binnenshuis, buiten de gangbare uitwendige blootstelling
buitenshuis, allicht wel zullen overschrijden, stelt de bevoegde autoriteit
passende maatregelen vast, gaande van de registratie en algemene toepassing van
de desbetreffende wet- en regelgeving op bouwgebied tot specifieke beperkingen
voor het beoogde gebruik van dergelijke materialen. 6.
Voordat zij in de handel worden gebracht, wordt er
over de vastgestelde soorten bouwmaterialen informatie ter beschikking gesteld
met betrekking tot de toepassing van de wet- en regelgeving op bouwgebied, met
inbegrip van hun concentraties van radionucliden, de index voor
activiteitsconcentratie en de overeenkomstige indeling. HOOFDSTUK IX MILIEUBESCHERMING Artikel 76 Milieucriteria De lidstaten nemen in hun wettelijke kader
voor stralingsbescherming en in het bijzonder in hun algemeen systeem voor de
bescherming van de volksgezondheid bepalingen op voor de stralingsbescherming
van niet-menselijke soorten in de omgeving. Dit wettelijke kader omvat
milieucriteria ter bescherming van populaties van kwetsbare of representatieve
niet-menselijke soorten in het licht van hun belang als onderdeel van het
ecosysteem. Zo nodig wordt vastgesteld voor welke handelingen er officiële
controle gerechtvaardigd is, teneinde de voorschriften van dit wettelijke kader
uit te voeren. Artikel 77 Toegestane limieten voor lozingen Wanneer de bevoegde autoriteiten van de
lidstaten overeenkomstig artikel 65, lid 2, toegestane limieten voor lozingen
van radioactief materiaal vaststellen, waarborgen zij ook een passende
bescherming van niet-menselijke soorten. Daartoe kan een algemene screening
worden uitgevoerd om na te gaan of de milieucriteria worden nageleefd. Artikel 78 Onvoorziene lozingen De lidstaten verplichten de ondernemingen om
passende technische maatregelen te treffen om bij onvoorziene lozingen
aanzienlijke milieuschade te vermijden of de omvang van dergelijke schade te
beperken. Artikel 79 Milieumonitoring Wanneer zij milieumonitoringsprogramma's
opstellen of de uitvoering van dergelijke programma's eisen, nemen de bevoegde
autoriteiten van de lidstaten zo nodig representatieve niet-menselijke soorten
op, alsook milieumedia die een blootstellingsroute voor de bevolking vormen. HOOFDSTUK X VOORSCHRIFTEN VOOR OFFICIËLE CONTROLE Deel 1 Institutionele infrastructuur Artikel 80 Bevoegde autoriteit 1.
De lidstaten wijzen de bevoegde autoriteit(en) aan
die word(t)(en) belast met de taken in het kader van deze richtlijn. 2.
De lidstaten delen de Commissie de naam en het
adres van de bevoegde autoriteit(en) mede, alsmede hun respectieve
bevoegdheidsgebieden teneinde vlot met die autoriteiten te kunnen communiceren. 3.
Wanneer in een lidstaat verschillende autoriteiten
bevoegd zijn voor de controle van hoogactieve ingekapselde bronnen en
weesbronnen, wijst de lidstaat één contactpunt aan om met de bevoegde
autoriteiten van andere lidstaten te communiceren. 4.
De lidstaten delen de Commissie alle veranderingen
in de in de leden 2 en 3 bedoelde informatie mee. 5.
De Commissie deelt de in de leden 2, 3 en 4
bedoelde informatie mede aan alle bevoegde autoriteiten en maakt deze
informatie op gezette tijden, ten minste om de twee jaar, bekend in het
Publicatieblad van de Europese Unie. Artikel 81 Erkenning van diensten en deskundigen 1.
De lidstaten treffen de nodige maatregelen voor de
erkenning van: (a)
bedrijfsgeneeskundige diensten; (b)
dosimetrische diensten; (c)
stralingsbeschermingsdeskundigen; (d)
medisch-fysisch deskundigen. De lidstaten stellen de nodige maatregelen vast om
de continuïteit van de expertise van deze diensten en deskundigen te
verzekeren. 2.
De lidstaten specificeren de
erkenningsvoorschriften en delen deze mede aan de Commissie samen met de naam
en het adres van de bevoegde autoriteiten die voor de erkenning
verantwoordelijk zijn. De lidstaten delen alle veranderingen in deze informatie
mee. 3.
De lidstaten bepalen welke andere diensten of
deskundigen bijzondere kwalificaties inzake stralingsbescherming vereisen en
leggen zo nodig het proces voor de erkenning van dergelijke kwalificaties vast. 4.
De Commissie stelt de in lid 2 bedoelde ontvangen
informatie aan de lidstaten ter beschikking. Artikel 82 Bedrijfsgeneeskundige diensten Bedrijfsgeneeskundige diensten voeren medisch
toezicht uit op blootgestelde werknemers met betrekking tot hun blootstelling
aan ioniserende straling en hun geschiktheid voor de hen toegewezen taken. Artikel 83 Dosimetrische diensten Dosimetrische diensten bepalen de inwendige en
uitwendige dosis voor blootgestelde werknemers die een individuele monitoring
ondergaan, teneinde de dosis in samenwerking met de onderneming en de
bedrijfsgeneeskundige dienst te kunnen registreren. Dosimetrische diensten
omvatten het kalibreren, aflezen en interpreteren van de individuele controleapparaten,
en het meten van radioactiviteit in het menselijk lichaam en in biologische
monsters. Artikel 84 Stralingsbeschermingsdeskundige 1.
De stralingsbeschermingsdeskundige verstrekt de
onderneming op basis van zijn professionele inzicht, metingen en beoordelingen
geschikt advies over kwesties met betrekking tot beroepsmatige blootstelling en
blootstelling van de bevolking. 2.
Het advies van de stralingsbeschermingsdeskundige
omvat maar is niet beperkt tot het volgende: (a)
plannen voor nieuwe installaties en goedkeuring
vóór ingebruikneming van nieuwe of gewijzigde stralingsbronnen met betrekking
tot technische apparatuur, vormkenmerken, veiligheidskenmerken en
signaalinrichtingen voor stralingsbescherming; (b)
de indeling van gecontroleerde en bewaakte zones; (c)
de indeling van werknemers; (d)
de inhoud van werkplekgerelateerde en individuele
monitoringsprogramma's; (e)
de passende instrumenten voor stralingsmonitoring; (f)
de passende methoden voor persoonlijke dosimetrie; (g)
de optimalisatie en bepaling van passende
dosisbeperkingen; (h)
kwaliteitsborging; (i)
het milieumonitoringsprogramma; (j)
voorschriften voor de berging van radioactieve
afvalstoffen; (k)
de maatregelen voor de preventie van ongevallen en
incidenten; (l)
voorbereiding en reactie op blootstelling in
noodsituaties; (m)
programma's voor opleiding en heropleiding van
blootgestelde werknemers. 3.
Zo nodig kan de taak van de
stralingsbeschermingsdeskundige worden uitgevoerd door een groep van
specialisten die samen over de nodige deskundigheid beschikken. Artikel 85 Medisch-fysisch deskundige 1.
Binnen de gezondheidszorgomgeving treedt de
medisch-fysisch deskundige zo nodig op of verstrekt hij/zij gespecialiseerd
advies over kwesties betreffende op medische blootstelling toegepaste
stralingsfysica. 2.
Naargelang de medisch-radiologische handeling neemt
de medisch-fysisch deskundige de dosimetrie op zich, met inbegrip van fysische
metingen voor beoordeling van de door de patiënt ontvangen dosis, geeft hij/zij
advies over medisch-radiologische apparatuur en draagt hij/zij in het bijzonder
bij tot: (a)
de optimalisatie van de stralingsbescherming van
patiënten en andere personen die aan medische blootstelling worden onderworpen,
met inbegrip van de toepassing en het gebruik van diagnostische
referentieniveaus; (b)
de bepaling en uitvoering van kwaliteitsborging van
de medisch-radiologische apparatuur; (c)
de voorbereiding van technische specificaties voor
medisch-radiologische apparatuur en installatieontwerp; (d)
het toezicht op medisch-radiologische installaties
met betrekking tot stralingsbescherming; (e)
de selectie van noodzakelijke apparatuur om
metingen voor stralingsbescherming uit te voeren; (f)
de opleiding van medische deskundigen en ander
personeel in relevante aspecten van stralingsbescherming. Zo nodig kan de taak van medisch-fysisch
deskundige worden uitgevoerd door een medisch-fysische dienst. Artikel 86 Functionaris voor stralingsbescherming 1.
De lidstaten bepalen voor welke handelingen een
functionaris voor stralingsbescherming moet worden aangesteld om binnen een
onderneming stralingsbeschermingstaken uit te voeren. De lidstaten eisen dat de
ondernemingen de functionarissen voor stralingsbescherming de nodige middelen
aanreiken om hun taken uit te voeren. De functionaris voor stralingsbescherming
rapporteert rechtstreeks aan de onderneming. 2.
Naargelang de aard van de handeling kunnen de taken
van de functionaris voor stralingsbescherming het volgende omvatten: (a)
ervoor zorgen dat het werk waarbij straling
betrokken is, wordt uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften van alle
vastgestelde procedures of lokale regelgeving; (b)
toezien op de uitvoering van het
werkplekgerelateerde monitoringsprogramma; (c)
een adequate administratie over radioactieve
bronnen bijhouden; (d)
periodieke beoordelingen uitvoeren van de toestand
van relevante veiligheids- en waarschuwingssystemen; (e)
toezien op de uitvoering van het individuele
monitoringsprogramma; (f)
toezien op de uitvoering van het
gezondheidstoezichtsprogramma; (g)
nieuwe werknemers inleiden in de lokale regelgeving
en procedures; (h)
advies en toelichting geven bij werkplannen; (i)
werkplannen goedkeuren; (j)
rapporten aan het lokale management bezorgen; (k)
meewerken aan maatregelen voor de preventie,
voorbereiding en reactie op blootstelling in noodsituaties; (l)
contact onderhouden met de
stralingsbeschermingsdeskundige. De taak van de functionaris voor stralingsbescherming
kan worden uitgevoerd door een stralingsbeschermingsafdeling in een
onderneming. Deel 2 Controle op ingekapselde bronnen Artikel 87 Algemene voorschriften 1.
De lidstaten treffen regelingen voor een passend
toezicht op ingekapselde bronnen met betrekking tot de locatie, het gebruik en
de afdanking ervan. 2.
De lidstaten eisen dat de onderneming een dossier
bijhoudt van al dergelijke bronnen waarvoor zij verantwoordelijk is, met
inbegrip van hun plaats en overdracht. 3.
De lidstaten zetten een systeem op waardoor zij op
passende wijze van afzonderlijke overdrachten van ingekapselde bronnen en zo
nodig van overdrachten van hoogactieve ingekapselde bronnen in kennis worden
gesteld. 4.
De lidstaten eisen dat elke onderneming in het
bezit van een ingekapselde bron de bevoegde autoriteit onverwijld in kennis
stelt van verlies, diefstal of ongeoorloofd gebruik van een ingekapselde bron. Artikel 88 Voorschriften voor de controle op
hoogactieve ingekapselde bronnen Alvorens een vergunning af te geven voor
handelingen waarbij hoogactieve bronnen betrokken zijn, vergewissen de
lidstaten zich ervan dat er: (a)
adequate regelingen zijn getroffen voor het veilige
beheer en de beveiliging van bronnen, mede wanneer zij afgedankte bronnen
worden. Dergelijke regelingen kunnen voorzien in de overdracht van de
afgedankte bronnen aan de leverancier of plaatsing in een installatie voor
verwijdering of opslag, of in een verplichting voor de fabrikant of de
leverancier om ze in ontvangst te nemen; (b)
door middel van een financiële zekerheid of een
ander gelijksoortig voor de betrokken bron geschikt middel, passende
voorzieningen zijn getroffen voor het veilige beheer van bronnen, wanneer zij
afgedankte bronnen worden, ook ingeval de onderneming insolvent wordt of de
activiteiten staakt. Artikel 89 Specifieke voorschriften voor vergunningen
voor hoogactieve ingekapselde bronnen Bovenop de algemene in hoofdstuk V
vastgestelde vergunningsvoorschriften zien de lidstaten erop toe dat
vergunningen voor de fabricage, het gebruik of de inbezitneming van een
hoogactieve ingekapselde bron het volgende omvatten: (a)
minimale prestatiecriteria voor de bron, de
broncontainer en de aanvullende uitrusting; (b)
te volgen werkprocedures; (c)
passend beheer van afgedankte bronnen, waaronder
overeenkomsten met het oog op de overdracht van afgedankte bronnen, indien van
toepassing, aan een fabrikant, een leverancier, een andere gemachtigde
onderneming of een installatie voor afvalbeheer of opslag. Artikel 90 Bijhouden van dossiers door de
ondernemingen De lidstaten eisen dat de dossiers over
hoogactieve ingekapselde bronnen de in bijlage XII bedoelde informatie
omvatten en dat de onderneming de bevoegde autoriteiten een kopie van al deze
dossiers of van een gedeelte daarvan verstrekt op hun verzoek of minstens als
bepaald in bijlage XIII. De bevoegde autoriteit heeft inzage in de
dossiers van de onderneming. Artikel 91 Bijhouden van dossiers door de bevoegde
autoriteiten De bevoegde autoriteiten houden een dossier
bij van de ondernemingen die gemachtigd zijn om handelingen met hoogactieve
ingekapselde bronnen uit te voeren, alsook van hun bronnen. In het dossier is
het soort radionuclide vermeld, de activiteit op het moment van productie of,
indien deze activiteit onbekend is, de activiteit op het ogenblik dat de bron
voor het eerst op de markt wordt gebracht of door de onderneming is verworven,
en het type bron. De bevoegde autoriteiten actualiseren het dossier, rekening
houdend met overdrachten van de bronnen en andere factoren. Artikel 92 Beveiliging van hoogactieve ingekapselde
bronnen 1.
Een onderneming die activiteiten uitvoert waarbij
hoogactieve ingekapselde bronnen betrokken zijn, moet voldoen aan de in
bijlage XIV vastgestelde voorschriften. 2.
De fabrikant, leverancier en elke onderneming ziet
erop toe dat de hoogactieve ingekapselde bronnen en containers voldoen aan de
in bijlage XV vastgestelde voorschriften voor identificatie en markering. Deel 3 Weesbronnen Artikel 93 Detectie van weesbronnen 1.
De lidstaten eisen dat elke persoon die aan een
weesbron wordt blootgesteld, de hulporganisatie of bevoegde autoriteit daarvan
onverwijld in kennis stelt en zich van verdere handelingen met de bron
weerhoudt totdat deze instanties passende instructies hebben gegeven. 2.
De lidstaten treffen regelingen tot invoering van
systemen om weesbronnen te detecteren op plaatsen waar weesbronnen in het
algemeen kunnen worden aangetroffen, zoals grote schrootplaatsen en grote
schrootrecyclinginstallaties of op belangrijke doorvoerpunten, waar dienstig,
zoals douaneposten. 3.
De lidstaten zorgen ervoor dat gespecialiseerde
technische adviezen en bijstand onverwijld ter beschikking worden gesteld van
personen die op de in lid 2 bedoelde plaatsen werken en die normaliter niet
betrokken zijn bij activiteiten waarvoor stralingsbeschermingsvoorschriften
gelden. De adviezen en bijstand hebben in de eerste plaats tot doel werknemers
en leden van de bevolking tegen straling te beschermen en de veiligheid van de
bron te verzekeren. Artikel 94 Verontreiniging door metalen De lidstaten eisen dat een schrootrecyclinginstallatie
de bevoegde autoriteit onverwijld in kennis stelt van het smelten van een
weesbron en eisen dat het verontreinigde metaal niet verder wordt verwerkt
zonder toestemming van de bevoegde autoriteit. Artikel 95 Recuperatie, beheer en verwijdering van
weesbronnen 1.
De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde
autoriteiten voorbereid zijn op of voorzieningen, met inbegrip van het
toewijzen van verantwoordelijkheden, hebben getroffen om weesbronnen te
recupereren en noodsituaties ten gevolge van weesbronnen af te handelen en dat
zij passende noodplannen en maatregelen hebben uitgewerkt. 2.
De lidstaten zorgen ervoor dat er, zo nodig,
campagnes worden georganiseerd om weesbronnen die overgebleven zijn van
voorgaande werkzaamheden, te recupereren. Bij de campagnes kan worden gedacht aan financiële
deelname van de lidstaten in de kosten van recuperatie, beheer en verwijdering
van de bronnen en inventarisatie van historische dossiers van instanties,
bijvoorbeeld douane-instanties, en van ondernemingen, bijvoorbeeld onderzoeksinstellingen,
instellingen voor materiaalbeproeving of ziekenhuizen. Artikel 96 Financiële zekerheid voor weesbronnen De lidstaten zorgen ervoor dat er
overeenkomstig de door de lidstaten vast te stellen bepalingen een systeem
wordt opgezet dat financiële zekerheid biedt of een andere gelijksoortige
regeling wordt getroffen wat betreft de kosten van interventies in verband met
de recuperatie van weesbronnen en de kosten die nodig mochten zijn wegens de
uitvoering van artikel 95. Deel 4 Blootstelling in noodsituaties Artikel 97 Rampenbestrijdingssysteem 1.
De lidstaten houden er rekening mee dat er zich
noodsituaties op hun grondgebied kunnen voordoen en dat ze kunnen worden
getroffen door noodsituaties die zich buiten hun grondgebied voordoen. De lidstaten
werken een rampenbestrijdingssysteem uit, alsook passende administratieve
bepalingen om een dergelijk systeem te handhaven. 2.
Het rampenbestrijdingssysteem is zo opgevat dat het
in verhouding is tot de resultaten van een dreigingsanalyse en dat het doeltreffend
kan reageren op een blootstelling in noodsituaties ten gevolge van handelingen
of onverwachte gebeurtenissen, waaronder kwaadwillige daden en de ontdekking
van weesbronnen. 3.
Het rampenbestrijdingssysteem voorziet in de
vaststelling van noodplannen teneinde deterministische effecten bij elk
individu van de getroffen bevolking te vermijden en het risico van
waarschijnlijke effecten te verkleinen, rekening houdend met de algemene
beginselen van stralingsbescherming en de in hoofdstuk III bedoelde referentieniveaus.
Het rampenbestrijdingssysteem omvat de in bijlage IX, deel A,
vermelde elementen. Artikel 98 Voorbereiding op ongevallen 1.
De lidstaten zien erop toe dat er voor de
verschillende bij de dreigingsanalyse vastgestelde soorten noodsituaties op voorhand
noodplannen worden opgesteld. 2.
De lidstaten zien erop toe dat de noodplannen
regelmatig worden getest, herzien en verbeterd. 3.
De noodplannen omvatten waar nodig relevante
elementen van het in artikel 97 bedoelde rampenbestrijdingssysteem. 4.
De noodplannen omvatten de in bijlage IX,
deel B, vermelde elementen. Artikel 99 Internationale samenwerking 1.
De lidstaten werken met andere lidstaten en derde
landen samen om mogelijke noodsituaties op het eigen grondgebied aan te pakken
die andere lidstaten of derde landen kunnen treffen, zodat radiologische
bescherming in deze lidstaten of derde landen gemakkelijker kan worden
georganiseerd. 2.
In geval van een noodsituatie op het eigen
grondgebied of een noodsituatie die radiologische gevolgen op het eigen
grondgebied kan hebben, nemen de lidstaten contact op met andere getroffen
lidstaten of derde landen en vragen zij hen om samenwerking. 3.
De lidstaten wisselen onverwijld informatie uit en
werken samen met andere betrokken lidstaten of derde landen en met de betrokken
internationale organisaties in verband met verliezen, verwijdering, diefstal en
ontdekking van hoogactieve ingekapselde bronnen, andere radioactieve bronnen en
betrokken radioactief materiaal, en follow-up of onderzoekingen in dat verband,
onverminderd de desbetreffende voorschriften inzake vertrouwelijkheid en de
desbetreffende nationale regelgevingen. Deel 5 Bestaande blootstellingssituaties Artikel 100 Programma's voor bestaande
blootstellingssituaties 1.
De lidstaten zien erop toe dat er programma's worden
opgesteld om bestaande blootstellingssituaties vast te stellen en te
beoordelen, alsook om te bepalen welke beroepsmatige blootstelling en
blootstelling van de bevolking vanuit het oogpunt van de stralingsbescherming
als zorgwekkend moeten worden beschouwd. 2.
De voorschriften voor bestaande
blootstellingssituaties zijn van toepassing op: (a)
blootstelling wegens verontreiniging van bepaalde
zones door materiaal met residuele radioactiviteit uit: (i) activiteiten in het verleden die nooit
aan een officiële controle onderworpen werden of niet overeenkomstig de in deze
richtlijn bedoelde voorschriften geregeld werden; (ii) een noodsituatie, nadat de
blootstelling in een noodsituatie beëindigd werd verklaard, als bepaald in het
rampenbestrijdingssysteem; (iii) restmaterialen uit activiteiten in
het verleden waarvoor de onderneming niet langer wettelijk aansprakelijk is; (b)
blootstelling aan natuurlijke stralingsbronnen,
waaronder: (i) blootstelling aan radon en thoron
binnenshuis, op werkplekken, in woningen en andere gebouwen; (ii) uitwendige blootstelling binnenshuis
uit bouwmaterialen; (c)
blootstelling aan producten op basis van (i) radionucliden uit verontreinigde zones
als bedoeld in punt (a), of (ii) in de natuur voorkomende
radionucliden, in het bijzonder voedingsmiddelen, drinkwater en bouwmaterialen; (d)
andere bestaande blootstellingssituaties die vanuit
het oogpunt van de stralingsbescherming niet mogen worden verwaarloosd. 3.
Gelet op het algemene beginsel van rechtvaardiging
kunnen de lidstaten besluiten dat een bestaande blootstellingssituatie geen
grond is voor de overweging van beschermingsmaatregelen. 4.
Bestaande blootstellingssituaties die de wettelijke
verantwoordelijkheid van een onderneming vormen en vanuit het oogpunt van de
stralingsbescherming zorgwekkend zijn, worden onderworpen aan de relevante
voorschriften voor geplande blootstellingssituaties. Artikel 101 Vaststelling van strategieën 1.
De lidstaten treffen regelingen om strategieën vast
te stellen zodat bestaande blootstellingssituaties op passende wijze worden
beheerd en zodat de voor het beheer ervan ter beschikking gestelde middelen in
verhouding staan tot de risico's en doeltreffendheid van de
beschermingsmaatregelen. 2.
De bevoegde autoriteit die belast is met de
vaststelling van een strategie voor het beheer van een bestaande
blootstellingssituatie, zorgt ervoor dat de strategie het volgende omvat: (a)
de doelstellingen welke met behulp van de strategie
worden nagestreefd; (b)
gepaste referentieniveaus, waarbij rekening wordt
gehouden met de in bijlage I vermelde groepen van referentieniveaus. Artikel 102 Toepassing van strategieën 1.
De lidstaten kennen aan een bevoegde autoriteit, en
zo nodig aan aanvragers, vergunninghouders en andere partijen die bij de
toepassing van corrigerende en beschermingsmaatregelen betrokken zijn,
verantwoordelijkheden toe voor de toepassing van strategieën voor het beheer
van bestaande blootstellingen. Daarnaast zorgen zij er zo nodig voor dat de
belanghebbende partijen worden betrokken bij beslissingen over de ontwikkeling
en toepassing van strategieën voor het beheer van blootstellingen. 2.
De vorm, omvang en duur van alle beschouwde
beschermingsmaatregelen voor de toepassing van een strategie worden
geoptimaliseerd. 3.
De verspreiding van restdoses ten gevolge van de
toepassing van een strategie wordt beoordeeld. Verdere inspanningen worden
overwogen om blootstellingen boven het referentieniveau te verminderen. 4.
Tijdens de toepassing van een strategie dient de
bevoegde autoriteit regelmatig: (a)
de beschikbare corrigerende en beschermingsmaatregelen
om de doelstellingen te bereiken, alsook de doeltreffendheid van geplande en
toegepaste maatregelen, te beoordelen; (b)
aan de blootgestelde personen informatie te
verstrekken over de mogelijke gezondheidsrisico's en over de beschikbare
middelen om hun eigen blootstelling te beperken; (c)
richtsnoeren te verschaffen voor het beheer van
blootstellingen op individueel of lokaal niveau; (d)
in het geval van activiteiten waarbij in de natuur
voorkomend radioactief materiaal betrokken is en die niet als geplande blootstellingssituaties
worden beheerd, aan ondernemingen informatie te verstrekken over passende
manieren om concentraties en blootstellingen te controleren en om in het kader
van algemene gezondheids- en veiligheidsvoorschriften beschermingsmaatregelen
te treffen. Artikel 103 Radonactieplan 1.
De lidstaten stellen een actieplan op om langdurige
risico's uit blootstellingen door binnendringing van radon uit de bodem,
bouwmaterialen of water in woningen, voor het publiek toegankelijke gebouwen en
werkplekken te beheren. In het actieplan wordt rekening gehouden met de in
bijlage XVI vermelde kwesties. 2.
De lidstaten zenden het actieplan en informatie
over vastgestelde radongevoelige zones aan de Commissie toe. De lidstaten
werken het actieplan en informatie over radongevoelige zones op regelmatige
basis bij. Deel 6 Handhavingssysteem Artikel 104 Inspecties 1.
De lidstaten voeren een of meer inspectiesystemen
in, teneinde de naleving van de krachtens deze richtlijn vastgestelde
bepalingen te handhaven, en het toezicht en remediëringsmaatregelen te
initiëren telkens wanneer dit noodzakelijk blijkt te zijn. 2.
De bevoegde autoriteit voert een systematisch
inspectieprogramma in dat rekening houdt met de mogelijke omvang en aard van
het aan de handelingen verbonden gevaar, met een algemene beoordeling van
kwesties van stralingsbescherming in de handelingen, en de mate van
overeenstemming met de krachtens deze richtlijn aangenomen bepalingen. 3.
De lidstaten zien erop toe dat de bevindingen van
elke inspectie worden geregistreerd en dat de rapporten aan de betreffende
onderneming worden bezorgd. 4.
De lidstaten stellen het inspectieprogramma en de
belangrijkste bevindingen van de toepassing ervan ter beschikking van het
publiek. 5.
De bevoegde autoriteit ziet erop toe dat er
mechanismen bestaan zodat de informatie over bescherming en veiligheid
afkomstig van inspecties uit het verleden, gerapporteerde incidenten en
ongevallen, en verwante bevindingen tijdig onder de betrokken partijen,
waaronder fabrikanten en leveranciers van bronnen en, zo nodig, internationale
organisaties kan worden verspreid. Artikel 105 Handhaving De lidstaten zien erop toe dat de bevoegde
autoriteit de bevoegdheid heeft om een onderneming te verplichten maatregelen
te treffen om gebreken te verhelpen en een herhaling ervan te voorkomen, of om,
zo nodig, een vergunning in te trekken wanneer de resultaten van een inspectie
of andere beoordeling aantonen dat de onderneming de krachtens deze richtlijn
vastgestelde bepalingen niet naleeft. Artikel 106 Sancties De lidstaten stellen de regels vast voor de
sancties die van toepassing zijn bij inbreuken op krachtens deze richtlijn
vastgestelde nationale bepalingen en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te
zorgen dat deze ten uitvoer worden gelegd. De vastgestelde sancties zijn
doeltreffend, evenredig en afschrikkend. De lidstaten stellen de Commissie
uiterlijk op de in artikel 107 vermelde datum in kennis van die bepalingen
en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen ter zake mee. HOOFDSTUK XI SLOTBEPALINGEN Artikel 107 Omzetting 1.
De lidstaten doen de nodige wettelijke en
bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op [00.00.0000]
aan deze richtlijn te voldoen. De in hoofdstuk IX vastgestelde bepalingen
betreffende de milieubescherming zijn uiterlijk op [00.00.0000] omgezet. Zij
delen de Commissie die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter
weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn. Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen,
wordt in die bepalingen naar onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar
verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze
verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten. 2.
De lidstaten delen de Commissie de tekst van de
bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende
gebied vaststellen. Artikel 108 Intrekking De Richtlijnen 89/618/Euratom, 90/641/Euratom,
96/29/Euratom, 97/43/Euratom en 2003/122/Euratom worden met ingang van
[00.00.0000] ingetrokken. Artikel 109 Inwerkingtreding Deze richtlijn treedt in werking op de
twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de
Europese Unie. Artikel 110 Adressaten Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Brussel, Voor de Raad De voorzitter BIJLAGE I Referentieniveaus voor blootstelling van de bevolking 1. De optimalisatie van de blootstelling van
de bevolking in noodsituaties en bestaande blootstellingssituaties dient
gebaseerd te zijn op een referentieniveau dat binnen de volgende grenzen valt,
uitgedrukt in (acute of jaarlijkse) effectieve dosis (mSv): (a)
meer dan 20 en maximaal 100 (b)
meer dan 1 en maximaal 20 (c)
1 of minder Bij
de keuze van het referentieniveau moet worden voldaan aan de in de punten 2 t/m
5 genoemde voorwaarden. 2. Onverminderd de referentieniveaus voor
orgaandoses worden de in effectieve doses uitgedrukte referentieniveaus voor
bestaande blootstellingssituaties tussen 1 en 20 mSv per jaar en voor
noodsituaties tussen 20 en 100 mSv vastgelegd. 3. In specifieke situaties kan er een
referentieniveau onder de in punt 1 bedoelde grenzen worden overwogen, met
name: a) een referentieniveau onder 20 mSv kan
worden vastgesteld voor noodsituaties waarbij een passende bescherming kan
worden geboden zonder een onevenredige schade ten gevolge van de
overeenkomstige tegenmaatregelen of zonder buitensporige kosten te veroorzaken; b)
een referentieniveau onder 1 mSv per jaar kan zo nodig worden vastgesteld
in een bestaande blootstellingssituatie voor specifieke brongerelateerde
blootstellingen of blootstellingsroutes. 4. Voor de overgang van een noodsituatie naar
een bestaande blootstellingssituatie moeten er gepaste referentieniveaus worden
vastgesteld, in het bijzonder bij de beëindiging van langdurige
tegenmaatregelen zoals een vestiging elders. 5. De vastgestelde referentieniveaus dienen
rekening te houden met de kenmerken van heersende situaties en met sociale
criteria, waaronder de volgende: –
a) voor blootstellingen onder 1 mSv of van
1 mSv per jaar, algemene informatie over het blootstellingsniveau, zonder
specifieke aandacht voor individuele blootstellingen; –
b) voor blootstellingen tot 20 mSv of van
20 mSv per jaar, specifieke informatie om individuele personen zo mogelijk
in staat te stellen hun eigen blootstelling te beheren; –
c) voor blootstellingen tot 100 mSv of van 100 mSv
per jaar, beoordeling van individuele doses en specifieke informatie over
stralingsrisico's en beschikbare maatregelen om blootstellingen te beperken. BIJLAGE II Waarden
van radioactiviteit voor hoogactieve ingekapselde bronnen Voor radionucliden die niet in onderstaande
tabel zijn opgenomen, is het relevante activiteitsniveau identiek aan de
D-waarde als bepaald in de publicatie 'Dangerous quantities of radioactive
material (D-values)' van de IAEA, (EPR-D-VALUES 2006). Radionuclide || Activiteitsniveau (TBq) Am-241 || 610-2 Am-241/Be || 610-2 Cf-252 || 210-2 Cm-244 || 510-2 Co-60 || 310-2 Cs-137 || 110-1 Gd-153 || 1100 Ir-192 || 810-2 Pm-147 || 4101 Pu-238 || 610-2 Pu-239/Be[23] || 610-2 Ra-226 || 410-2 Se-75 || 210-1 Sr-90 (Y-90) || 1100 Tm-170 || 2101 Yb-169 || 310-1 BIJLAGE III In de
handel brengen van apparaten of producten A. Elke onderneming die apparaten of producten
in de handel wil brengen, dient de bevoegde autoriteiten alle relevante
informatie te bezorgen, waaronder: (1)
de technische kenmerken van het apparaat of
product; (2)
de middelen om de bron in een vaste vorm of op een
bekleding vast te zetten in geval van apparaten die radioactieve stoffen
bevatten; (3)
dosistempo's op relevante afstanden voor het
gebruik van het apparaat of product, met inbegrip van dosistempo's op 0,1 m van
elk toegankelijk oppervlak; (4)
het bedoelde gebruik van het apparaat of product en
informatie over de relatieve prestaties van het nieuwe apparaat of product in
vergelijking met bestaande exemplaren; (5)
de verwachte doses voor regelmatige gebruikers van
het apparaat of product. B. De bevoegde autoriteiten dienen de in
deel A vermelde informatie te beoordelen, en in het bijzonder: (1)
of de prestaties
van het apparaat of product het bedoelde gebruik ervan rechtvaardigen; (2)
of het ontwerp
volstaat om blootstellingen bij normaal gebruik, alsook de kans op en gevolgen
van misbruik of toevallige blootstellingen te beperken; (3)
of het
productontwerp in geval van consumptiegoederen volstaat om aan de
vrijstellingscriteria te voldoen en geen specifieke voorzorgsmaatregelen
vereist voor de verwijdering wanneer zij niet langer in gebruik zijn; (4)
of de voorwaarden
voor de verwijdering goed genoeg zijn in geval van apparaten of producten die
voor van vergunning vrijgestelde handelingen worden gebruikt; (5)
of het apparaat of
product van een correct etiket is voorzien en er gepaste documentatie aan de
klant is bezorgd met instructies voor correct gebruik en verwijdering. BIJLAGE IV Handelingen met blootstelling bij
niet-medische beeldvorming Voor de toepassing van artikel 23 dient de
volgende lijst van handelingen met blootstelling bij niet-medische beeldvorming
in aanmerking te worden genomen: A. Procedures die medisch personeel met
medisch-radiologische apparatuur uitvoert: 1.
radiologische gezondheidskeuring voor tewerkstellingsdoeleinden; 2.
radiologische gezondheidskeuring voor
immigratiedoeleinden; 3.
radiologische gezondheidskeuring voor
verzekeringsdoeleinden; 4.
radiologische gezondheidskeuring voor andere
doeleinden zonder oogmerk om de gezondheid en het welzijn van de blootgestelde
persoon te bevorderen; 5.
radiologische beoordeling van de fysieke
ontwikkeling van kinderen en adolescenten met het oog op een loopbaan in sport,
dans enz.; 6.
radiologische leeftijdsbepaling; 7.
gebruik van ioniserende straling voor de opsporing
van verborgen voorwerpen in het menselijke lichaam. B. Procedures die niet-medisch personeel met
niet-medisch apparatuur uitvoert: 1.
gebruik van ioniserende straling voor de opsporing
van verborgen voorwerpen aan of op het menselijke lichaam; 2.
gebruik van ioniserende straling voor de opsporing
van verstopte personen bij het onderzoeken van vracht; 3.
andere handelingen waarbij ioniserende straling
voor wettelijke of beveiligingsdoeleinden wordt gebruikt. BIJLAGE V Lijst
van industriële handelingen met in de natuur voorkomend radioactief materiaal Voor de toepassing van artikel 24 dient
de volgende lijst van industriële handelingen met in de natuur voorkomend
radioactief materiaal, met inbegrip van relevante secundaire processen, in
aanmerking te worden genomen: (1)
winning van zeldzame aarden uit monaziet; (2)
productie van thoriumverbindingen en vervaardiging
van thoriumhoudende producten; (3)
verwerking van niobium-/tantaliumerts; (4)
productie van olie en gas; (5)
geothermische energieproductie; (6)
TiO2-pigmentproductie; (7)
thermische fosforproductie; (8)
zirkoon- en zirkoniumindustrie; (9)
productie van fosfaatmeststoffen; (10)
cementproductie, onderhoud van klinkerovens; (11)
kolencentrales, onderhoud van stoomketels; (12)
fosforzuurproductie; (13)
primaire ijzerproductie; (14)
smelting van tin/lood/koper; (15)
filtreerinrichtingen voor grondwater; (16)
ontginning van andere ertsen dan uraniumerts. BIJLAGE VI Vrijstellings-
en vrijgavecriteria 1.
Vrijstelling Handelingen
kunnen van de voorschriften van deze richtlijn worden vrijgesteld door
enerzijds een overeenstemming met de onder punt 2 vastgestelde numerieke
vrijstellingscriteria (activiteitswaarden (Bq) of concentraties (Bq g-1))
en anderzijds door een regelgevende beslissing om de handeling van verdere
voorschriften vrij te stellen op basis van de informatie die samen met de kennisgeving
van de handeling en in lijn met de in punt 3 vervatte algemene
vrijstellingscriteria wordt verstrekt. 2.
Vrijstellings- en vrijgavewaarden De
vrijstellingswaarden voor de totale activiteit (Bq) gelden voor de totale
activiteit die bij een handeling betrokken is en zijn vastgesteld in kolom 3
van tabel B voor kunstmatige radionucliden en voor sommige in de natuur
voorkomende radionucliden die in consumentengoederen worden gebruikt. Voor
andere handelingen met in de natuur voorkomende radionucliden zijn zulke
waarden over het algemeen niet van toepassing. De
vrijstellingswaarden voor activiteitsconcentratie (Bq g-1) voor het
materiaal dat bij de handelingen betrokken is, zijn vastgesteld in tabel A,
deel 1, voor kunstmatige radionucliden en in tabel A, deel 2, voor in de natuur
voorkomende radionucliden. De waarden in tabel A1, deel 1,
worden gegeven voor individuele radionucliden, zo nodig met inbegrip van
kortlevende radionucliden in evenwicht met de moeder-radionuclide als bepaald.
De waarden in tabel A, deel 2, zijn van toepassing op alle radionucliden in de
vervalcyclus van U-238 of Th-232, maar voor bepaalde trajecten van de
vervalcyclus die niet in evenwicht zijn met de moeder-radionuclide kunnen
hogere waarden worden toegepast. De
concentratiewaarden in tabel A, deel 1, of in tabel A, deel 2, zijn ook van
toepassing op de vrijgave van vast materiaal voor hergebruik, recycling, gewone
verwijdering of verbranding. Er kunnen voor specifieke materialen of specifieke
routes hogere waarden worden bepaald, rekening houdend met richtsnoeren van de
Gemeenschap, zo nodig met inbegrip van bijkomende voorschriften voor
oppervlakteactiviteit of monitoring. Voor
mengsels van kunstmatige radionucliden dient de gewogen som van
nuclidespecifieke activiteiten of concentraties (voor verschillende
radionucliden in dezelfde matrix) gedeeld door de overeenkomstige
vrijstellingswaarde minder dan een eenheid te zijn. Zo nodig kan deze
voorwaarde worden gecontroleerd op basis van de beste ramingen van de
samenstelling van de radionuclidemix. De waarden in tabel A, deel 2, gelden
afzonderlijk voor elke moedernuclide. Sommige elementen in de vervalcyclus, bv.
Po-210 of Pb-210, kunnen het gebruik van beduidend hogere waarden (maximaal
twee orden van grootte) rechtvaardigen, rekening houdend met de richtsnoeren
van de Gemeenschap. De
waarden in tabel A, deel 2, mogen niet worden gebruikt om de verwerking van
restmateriaal afkomstig van industrieën die in de natuur voorkomend radioactief
materiaal verwerken, in bouwmaterialen vrij te stellen. Dergelijke recycling
van restmateriaal afkomstig van geïdentificeerde industrieën dient te worden
beheerd als een handeling waarvoor een vergunning is vereist of dient te worden
vrijgesteld op basis van de algemene onder punt 3 vermelde vrijstellingscriteria.
Daartoe moet worden gecontroleerd of de som van radionuclideconcentraties
overeenkomt met de toepasselijke waarde uit index I van radionucliden voor
bouwmaterialen als bepaald in bijlage VII. De in
tabel B, kolom 3, vastgestelde waarden gelden voor de hele voorraad
radioactieve stoffen die een persoon of onderneming op enig tijdstip voorhanden
heeft. De regelgevende instantie kan deze waarden echter op kleine entiteiten
of verpakkingen toepassen, bijvoorbeeld om het vervoer of de opslag van
vrijgestelde consumentengoederen vrij te stellen indien er aan de in
punt 3 vervatte algemene vrijstellingscriteria is voldaan. 3.
Algemene vrijstellings- en vrijgavecriteria De
algemene criteria voor de vrijstelling van ter kennis gebrachte handelingen of
de vrijgave van materiaal afkomstig van handelingen waarvoor een vergunning is
vereist, zijn de volgende: a) de
door de handeling veroorzaakte radiologische risico's voor personen zijn zo
laag dat zij niet onder regelgeving behoeven te vallen; en b) het
soort handeling werd als gerechtvaardigd beschouwd; en c) de
handeling is intrinsiek veilig. Handelingen
met kleine hoeveelheden radioactieve stoffen of met lage
activiteitsconcentraties, in vergelijking met de in tabel A, deel 1, of tabel B
vastgestelde vrijstellingswaarden, en in het algemeen alle handelingen met in
de natuur voorkomende radionucliden moeten aan criterium c) voldoen. Handelingen
met hoeveelheden radioactieve stoffen of activiteitsconcentraties onder de in
tabel A, deel 1, of tabel B vastgestelde vrijstellingswaarden voldoen
automatisch en zonder verdere beschouwing aan criterium a). Dat geldt ook voor
de waarden in tabel A, deel 2, met uitzondering van de recycling van
restmateriaal in bouwmaterialen of specifieke blootstellingsroutes,
bijvoorbeeld via drinkwater. Bij
ter kennis gebrachte handelingen die niet aan deze waarden voldoen, moet de
daaruit voortvloeiende blootstelling van individuen worden beoordeeld. Om aan
het algemene criterium a) te voldoen, dient te worden aangetoond dat in alle
mogelijke omstandigheden aan de volgende dosiscriteria wordt voldaan: Voor
kunstmatige radionucliden: De
effectieve dosis waaraan een individu naar verwachting zal worden blootgesteld
ten gevolge van de vrijgestelde handeling bedraagt 10 µSv of minder per jaar. Voor
in de natuur voorkomende radionucliden: De
dosistoename voor de gangbare achtergrondstraling uit natuurlijke
stralingsbronnen waaraan een individu kan worden blootgesteld ten gevolge van
de vrijgestelde handeling bedraagt 300 µSv of minder per jaar voor de bevolking
en minder dan 1 mSv voor werknemers. Bij de
bepaling van doses voor de bevolking moet er niet alleen rekening worden
gehouden met blootstellingsroutes via door de lucht verspreide of vloeibare
afvalstoffen, maar ook met routes die voortkomen uit de verwijdering of
recycling van vaste restmaterialen. TABEL
A Waarden voor activiteitsconcentratie voor
de vrijstelling of vrijgave van materialen die standaard op elke hoeveelheid en
op elk type vast materiaal kunnen worden toegepast. TABEL A
deel 1: Kunstmatige radionucliden Radionuclide || Activiteits-concentratie (Bq g-1) H-3 || 100 Be-7 || 10 C-14 || 1 F-18 || 10 Na-22 || 0,1 Na-24 || 1 Si-31 || 1000 P-32 || 1000 P-33 || 1000 S-35 || 100 Cl-36 || 1 Cl-38 || 10 K-42 || 100 K-43 || 10 Ca-45 || 100 Ca-47 || 10 Sc-46 || 0,1 Sc-47 || 100 Sc-48 || 1 V-48 || 1 Cr-51 || 100 Mn-51 || 10 Mn-52 || 1 Mn-52m || 10 Mn-53 || 100 Mn-54 || 0,1 Mn-56 || 10 Fe-52a || 10 Fe-55 || 1000 Fe-59 || 1 Co-55 || 10 Co-56 || 0,1 Co-57 || 1 Co-58 || 1 Co-58m || 10 000 Co-60 || 0,1 Co-60m || 1000 Co-61 || 100 Co-62m || 10 Ni-59 || 100 Ni-63 || 100 Ni-65 || 10 Cu-64 || 100 Zn-65 || 0,1 Zn-69 || 1000 Zn-69ma || 10 Ga-72 || 10 Ge-71 || 10000 As-73 || 1000 As-74 || 10 As-76 || 10 As-77 || 1000 Se-75 || 1 Br-82 || 1 Rb-86 || 100 Sr-85 || 1 Sr-85m || 100 Sr-87m || 100 Sr-89 || 1000 Sr-90a || 1 Sr-91a || 10 Sr-92 || 10 Y-90 || 1000 Y-91 || 100 Y-91m || 100 Y-92 || 100 Y-93 || 100 Zr-93 || 10 Zr-95a || 1 Zr-97a || 10 Nb-93m || 10 Nb-94 || 0,1 Nb-95 || 1 Nb-97a || 10 Nb-98 || 10 Mo-90 || 10 Mo-93 || 10 Mo-99a || 10 Mo-101a || 10 Tc-96 || 1 Tc-96m || 1000 Tc-97 || 10 Tc-97m || 100 Tc-99 || 1 Tc-99m || 100 Ru-97 || 10 Ru-103a || 1 Ru-105a || 10 Ru-106a || 0,1 Rh-103m || 10000 Rh-105 || 100 Pd-103a || 1000 Pd-109a || 100 Ag-105 || 1 Ag-110ma || 0,1 Ag-111 || 100 Cd-109a || 1 Cd-115a || 10 Cd-115ma || 100 In-111 || 10 In-113m || 100 In-114ma || 10 In-115m || 100 Sn-113a || 1 Sn-125 || 10 Sb-122 || 10 Sb-124 || 1 Sb-125a || 0,1 Te-123m || 1 Te-125m || 1000 Te-127 || 1000 Te-127ma || 10 Te-129 || 100 Te-129ma || 10 Te-131 || 100 Te-131ma || 10 Te-132a || 1 Te-133 || 10 Te-133m || 10 Te-134 || 10 I-123 || 100 I-125 || 100 I-126 || 10 I-129 || 0,01 I-130 || 10 I-131 || 10 I-132 || 10 I-133 || 10 I-134 || 10 I-135 || 10 Cs-129 || 10 Cs-131 || 1000 Cs-132 || 10 Cs-134 || 0,1 Cs-134m || 1000 Cs-135 || 100 Cs-136 || 1 Cs-137a || 0,1 Cs-138 || 10 Ba-131 || 10 Ba-140 || 1 La-140 || 1 Ce-139 || 1 Ce-141 || 100 Ce-143 || 10 Ce-144 || 10 Pr-142 || 100 Pr-143 || 1000 Nd-147 || 100 Nd-149 || 100 Pm-147 || 1000 Pm-149 || 1000 Sm-151 || 1000 Sm-153 || 100 Eu-152 || 0,1 Eu-152m || 100 Eu-154 || 0,1 Eu-155 || 1 Gd-153 || 10 Gd-159 || 100 Tb-160 || 1 Dy-165 || 1000 Dy-166 || 100 Ho-166 || 100 Er-169 || 1000 Er-171 || 100 Tm-170 || 100 Tm-171 || 1000 Yb-175 || 100 Lu-177 || 100 Hf-181 || 1 Ta-182 || 0,1 W-181 || 10 W-185 || 1000 W-187 || 10 Re-186 || 1000 Re-188 || 100 Os-185 || 1 Os-191 || 100 Os-191m || 1000 Os-193 || 100 Ir-190 || 1 Ir-192 || 1 Ir-194 || 100 Pt-191 || 10 Pt-193m || 1000 Pt-197 || 1000 Pt-197m || 100 Au-198 || 10 Au-199 || 100 Hg-197 || 100 Hg-197m || 100 Hg-203 || 10 Tl-200 || 10 Tl-201 || 100 Tl-202 || 10 Tl-204 || 1 Pb-203 || 10 Bi-206 || 1 Bi-207 || 0,1 Po-203 || 10 Po-205 || 10 Po-207 || 10 At-211 || 1000 Ra-225 || 10 Ra-227 || 100 Th-226 || 1000 Th-229 || 0,1 Pa-230 || 10 Pa-233 || 10 U-230 || 10 U-231a || 100 U-232a || 0,1 U-233 || 1 U-236 || 10 U-237 || 100 U-239 || 100 U-240a || 100 Np-237a || 1 Np-239 || 100 Np-240 || 10 Pu-234 || 100 Pu-235 || 100 Pu-236 || 1 Pu-237 || 100 Pu-238 || 0,1 Pu-239 || 0,1 Pu-240 || 0,1 Pu-241 || 10 Pu-242 || 0,1 Pu-243 || 1000 Pu-244a || 0,1 Am-241 || 0,1 Am-242 || 1000 Am-242ma || 0,1 Am-243a || 0,1 Cm-242 || 10 Cm-243 || 1 Cm-244 || 1 Cm-245 || 0,1 Cm-246 || 0,1 Cm-247a || 0,1 Cm-248 || 0,1 Bk-249 || 100 Cf-246 || 1000 Cf-248 || 1 Cf-249 || 0,1 Cf-250 || 1 Cf-251 || 0,1 Cf-252 || 1 Cf-253 || 100 Cf-254 || 1 Es-253 || 100 Es-254a || 0,1 Es-254ma || 10 Fm-254 || 10000 Fm-255 || 100 a Moeder-radionucliden en hun
dochternucliden waarvan de dosisbijdragen in de dosisberekening worden
opgenomen (zodat enkel het vrijstellingsniveau van de moeder-radionuclide moet
worden beschouwd), worden in de volgende tabel vermeld: Moeder-radionuclide || Dochternucliden Fe-52 || Mn-52m Zn-69m || Zn-69 Sr-90 || Y-90 Sr-91 || Y-91m Zr-95 || Nb-95 Zr-97 || Nb-97m, Nb-97 Nb-97 || Nb-97m Mo-99 || Tc-99m Mo-101 || Tc-101 Ru-103 || Rh-103m Ru-105 || Rh-105m Ru-106 || Rh-106 Pd-103 || Rh-103m Pd-109 || Ag-109m Ag-110m || Ag-110 Cd-109 || Ag-109m Cd-115 || In-115m Cd-115m || In-115m In-114m || In-114 Sn-113 || In-113m Moeder-radionuclide || Dochternucliden Sb-125 || Te-125m Te-127m || Te-127 Te-129m || Te-129 Te-131m || Te-131 Te132 || I-132 Cs-137 || Ba-137m Ce-144 || Pr-144, Pr-144m U-232 || Th-228, Ra-224, Rn-220, Po-216, Pb-212, Bi-212, Tl-208 U-240 || Np-240m, Np-240 Np237 || Pa-233 Pu-244 || U-240, Np-240m, Np-240 Am-242m || Np-238 Am-243 || Np-239 Cm-247 || Pu-243 Es-254 || Bk-250 Es-254m || Fm-254 Voor
de niet in tabel A, deel 1, vermelde radionucliden stelt de bevoegde
autoriteit, waar nodig, passende waarden voor de hoeveelheden en activiteitsconcentraties
per massa-eenheid vast. De aldus vastgestelde waarden vormen een aanvulling op
die in tabel A, deel 1. TABEL A deel 2: In de natuur voorkomende
radionucliden Waarden voor de
vrijstelling of vrijgave van in de natuur voorkomende radionucliden in vaste
materialen in seculair evenwicht met hun dochternucliden: Natuurlijke radionucliden uit de vervalreeks U-238 || 1 Bq g-1 Natuurlijke radionucliden uit de vervalreeks Th-232 || 1 Bq g-1 K-40 || 10 Bq g-1 TABEL B Vrijstellingswaarden voor de totale activiteit
(kolom 3) en vrijstellingswaarden voor de activiteitsconcentratie in matige
hoeveelheden van elk type materiaal (kolom 2). Radionuclide || Activiteits-concentratie (Bq g-1) || Activiteit (Bq) H-3 || 1 × 106 || 1 × 109 Be-7 || 1 × 103 || 1 × 107 C-14 || 1 × 104 || 1 × 107 O-15 || 1 × 102 || 1 × 109 F-18 || 1 × 101 || 1 × 106 Na-22 || 1 × 101 || 1 × 106 Na-24 || 1 × 101 || 1 × 105 Si-31 || 1 × 103 || 1 × 106 P-32 || 1 × 103 || 1 × 105 P-33 || 1 × 105 || 1 × 108 S-35 || 1 × 105 || 1 × 108 Cl-36 || 1 × 104 || 1 × 106 Cl-38 || 1 × 101 || 1 × 105 Ar-37 || 1 × 106 || 1 × 108 Ar-41 || 1 × 102 || 1 × 109 K-40[24] || 1 × 102 || 1 × 106 K-42 || 1 × 102 || 1 × 106 K-43 || 1 × 101 || 1 × 106 Ca-45 || 1 × 104 || 1 × 107 Ca-47 || 1 × 101 || 1 × 106 Sc-46 || 1 × 101 || 1 × 106 Sc-47 || 1 × 102 || 1 × 106 Sc-48 || 1 × 101 || 1 × 105 V-48 || 1 × 101 || 1 × 105 Cr-51 || 1 × 103 || 1 × 107 Mn-51 || 1 × 101 || 1 × 105 Mn-52 || 1 × 101 || 1 × 105 Mn-52m || 1 × 101 || 1 × 105 Mn-53 || 1 × 104 || 1 × 109 Mn-54 || 1 × 101 || 1 × 106 Mn-56 || 1 × 101 || 1 × 105 Fe-52 || 1 × 101 || 1 × 106 Fe-55 || 1 × 104 || 1 × 106 Fe-59 || 1 × 101 || 1 × 106 Co-55 || 1 × 101 || 1 × 106 Co-56 || 1 × 101 || 1 × 105 Co-57 || 1 × 102 || 1 × 106 Co-58 || 1 × 101 || 1 × 106 Co-58m || 1 × 104 || 1 × 107 Co-60 || 1 × 101 || 1 × 105 Co-60m || 1 × 103 || 1 × 106 Co-61 || 1 × 102 || 1 × 106 Co-62m || 1 × 101 || 1 × 105 Ni-59 || 1 × 104 || 1 × 108 Ni-63 || 1 × 105 || 1 × 108 Ni-65 || 1 × 101 || 1 × 106 Cu-64 || 1 × 102 || 1 × 106 Zn-65 || 1 × 101 || 1 × 106 Zn-69 || 1 × 104 || 1 × 106 Zn-69m || 1 × 102 || 1 × 106 Ga-72 || 1 × 101 || 1 × 105 Ge-71 || 1 × 104 || 1 × 108 As-73 || 1 × 103 || 1 × 107 As-74 || 1 × 101 || 1 × 106 As-76 || 1 × 102 || 1 × 105 As-77 || 1 × 103 || 1 × 106 Se-75 || 1 × 102 || 1 × 106 Br-82 || 1 × 101 || 1 × 106 Kr-74 || 1 × 102 || 1 × 109 Kr-76 || 1 × 102 || 1 × 109 Kr-77 || 1 × 102 || 1 × 109 Kr-79 || 1 × 103 || 1 × 105 Kr-81 || 1 × 104 || 1 × 107 Kr-83m || 1 × 105 || 1 × 1012 Kr-85 || 1 × 105 || 1 × 104 Kr-85m || 1 × 103 || 1 × 1010 Kr-87 || 1 × 102 || 1 × 109 Kr-88 || 1 × 102 || 1 × 109 Rb-86 || 1 × 102 || 1 × 105 Sr-85 || 1 × 102 || 1 × 106 Sr-85m || 1 × 102 || 1 × 107 Sr-87m || 1 × 102 || 1 × 106 Sr-89 || 1 × 103 || 1 × 106 Sr-90b || 1 × 102 || 1 × 104 Sr-91 || 1 × 101 || 1 × 105 Sr-92 || 1 × 101 || 1 × 106 Y-90 || 1 × 103 || 1 × 105 Y-91 || 1 × 103 || 1 × 106 Y-91m || 1 × 102 || 1 × 106 Y-92 || 1 × 102 || 1 × 105 Y-93 || 1 × 102 || 1 × 105 Zr-93b || 1 × 103 || 1 × 107 Zr-95 || 1 × 101 || 1 × 106 Zr-97b || 1 × 101 || 1 × 105 Nb-93m || 1 × 104 || 1 × 107 Nb-94 || 1 × 101 || 1 × 106 Nb-95 || 1 × 101 || 1 × 106 Nb-97 || 1 × 101 || 1 × 106 Nb-98 || 1 × 101 || 1 × 105 Mo-90 || 1 × 101 || 1 × 106 Mo-93 || 1 × 103 || 1 × 108 Mo-99 || 1 × 102 || 1 × 106 Mo-101 || 1 × 101 || 1 × 106 Tc-96 || 1 × 101 || 1 × 106 Tc-96m || 1 × 103 || 1 × 107 Tc-97 || 1 × 103 || 1 × 108 Tc-97m || 1 × 103 || 1 × 107 Tc-99 || 1 × 104 || 1 × 107 Tc-99m || 1 × 102 || 1 × 107 Ru-97 || 1 × 102 || 1 × 107 Ru-103 || 1 × 102 || 1 × 106 Ru-105 || 1 × 101 || 1 × 106 Ru-106b || 1 × 102 || 1 × 105 Rh-103m || 1 × 104 || 1 × 108 Rh-105 || 1 × 102 || 1 × 107 Pd-103 || 1 × 103 || 1 × 108 Pd-109 || 1 × 103 || 1 × 106 Ag-105 || 1 × 102 || 1 × 106 Ag-108m || 1 × 101 || 1 × 106 Ag-110m || 1 × 101 || 1 × 106 Ag-111 || 1 × 103 || 1 × 106 Cd-109 || 1 × 104 || 1 × 106 Cd-115 || 1 × 102 || 1 × 106 Cd-115m || 1 × 103 || 1 × 106 In-111 || 1 × 102 || 1 × 106 In-113m || 1 × 102 || 1 × 106 In-114m || 1 × 102 || 1 × 106 In-115m || 1 × 102 || 1 × 106 Sn-113 || 1 × 103 || 1 × 107 Sn-125 || 1 × 102 || 1 × 105 Sb-122 || 1 × 102 || 1 × 104 Sb-124 || 1 × 101 || 1 × 106 Sb-125 || 1 × 102 || 1 × 106 Te-123m || 1 × 102 || 1 × 107 Te-125m || 1 × 103 || 1 × 107 Te-127 || 1 × 103 || 1 × 106 Te-127m || 1 × 103 || 1 × 107 Te-129 || 1 × 102 || 1 × 106 Te-129m || 1 × 103 || 1 × 106 Te-131 || 1 × 102 || 1 × 105 Te-131m || 1 × 101 || 1 × 106 Te-132 || 1 × 102 || 1 × 107 Te-133 || 1 × 101 || 1 × 105 Te-133m || 1 × 101 || 1 × 105 Te-134 || 1 × 101 || 1 × 106 I-123 || 1 × 102 || 1 × 107 I-125 || 1 × 103 || 1 × 106 I-126 || 1 × 102 || 1 × 106 I-129 || 1 × 102 || 1 × 105 I-130 || 1 × 101 || 1 × 106 I-131 || 1 × 102 || 1 × 106 I-132 || 1 × 101 || 1 × 105 I-133 || 1 × 101 || 1 × 106 I-134 || 1 × 101 || 1 × 105 I-135 || 1 × 101 || 1 × 106 Xe-131m || 1 × 104 || 1 × 104 Xe-133 || 1 × 103 || 1 × 104 Xe-135 || 1 × 103 || 1 × 1010 Cs-129 || 1 × 102 || 1 × 105 Cs-131 || 1 × 103 || 1 × 106 Cs-132 || 1 × 101 || 1 × 105 Cs-134m || 1 × 103 || 1 × 105 Cs-134 || 1 × 101 || 1 × 104 Cs-135 || 1 × 104 || 1 × 107 Cs-136 || 1 × 101 || 1 × 105 Cs-137b || 1 × 101 || 1 × 104 Cs-138 || 1 × 101 || 1 × 104 Ba-131 || 1 × 102 || 1 × 106 Ba-140b || 1 × 101 || 1 × 105 La-140 || 1 × 101 || 1 × 105 Ce-139 || 1 × 102 || 1 × 106 Ce-141 || 1 × 102 || 1 × 107 Ce-143 || 1 × 102 || 1 × 106 Ce-144b || 1 × 102 || 1 × 105 Pr-142 || 1 × 102 || 1 × 105 Pr-143 || 1 × 104 || 1 × 106 Nd-147 || 1 × 102 || 1 × 106 Nd-149 || 1 × 102 || 1 × 106 Pm-147 || 1 × 104 || 1 × 107 Pm-149 || 1 × 103 || 1 × 106 Sm-151 || 1 × 104 || 1 × 108 Sm-153 || 1 × 102 || 1 × 106 Eu-152 || 1 × 101 || 1 × 106 Eu-152m || 1 × 102 || 1 × 106 Eu-154 || 1 × 101 || 1 × 106 Eu-155 || 1 × 102 || 1 × 107 Gd-153 || 1 × 102 || 1 × 107 Gd-159 || 1 × 103 || 1 × 106 Tb-160 || 1 × 101 || 1 × 106 Dy-165 || 1 × 103 || 1 × 106 Dy-166 || 1 × 103 || 1 × 106 Ho-166 || 1 × 103 || 1 × 105 Er-169 || 1 × 104 || 1 × 107 Er-171 || 1 × 102 || 1 × 106 Tm-170 || 1 × 103 || 1 × 106 Tm-171 || 1 × 104 || 1 × 108 Yb-175 || 1 × 103 || 1 × 107 Lu-177 || 1 × 103 || 1 × 107 Hf-181 || 1 × 101 || 1 × 106 Ta-182 || 1 × 101 || 1 × 104 W-181 || 1 × 103 || 1 × 107 W-185 || 1 × 104 || 1 × 107 W-187 || 1 × 102 || 1 × 106 Re-186 || 1 × 103 || 1 × 106 Re-188 || 1 × 102 || 1 × 105 Os-185 || 1 × 101 || 1 × 106 Os-191 || 1 × 102 || 1 × 107 Os-191m || 1 × 103 || 1 × 107 Os-193 || 1 × 102 || 1 × 106 Ir-190 || 1 × 101 || 1 × 106 Ir-192 || 1 × 101 || 1 × 104 Ir-194 || 1 × 102 || 1 × 105 Pt-191 || 1 × 102 || 1 × 106 Pt-193m || 1 × 103 || 1 × 107 Pt-197 || 1 × 103 || 1 × 106 Pt-197m || 1 × 102 || 1 × 106 Au-198 || 1 × 102 || 1 × 106 Au-199 || 1 × 102 || 1 × 106 Hg-197 || 1 × 102 || 1 × 107 Hg-197m || 1 × 102 || 1 × 106 Hg-203 || 1 × 102 || 1 × 105 Tl-200 || 1 × 101 || 1 × 106 Tl-201 || 1 × 102 || 1 × 106 Tl-202 || 1 × 102 || 1 × 106 Tl-204 || 1 × 104 || 1 × 104 Pb-203 || 1 × 102 || 1 × 106 Pb-210b || 1 × 101 || 1 × 104 Pb-212b || 1 × 101 || 1 × 105 Bi-206 || 1 × 101 || 1 × 105 Bi-207 || 1 × 101 || 1 × 106 Bi-210 || 1 × 103 || 1 × 106 Bi-212b || 1 × 101 || 1 × 105 Po-203 || 1 × 101 || 1 × 106 Po-205 || 1 × 101 || 1 × 106 Po-207 || 1 × 101 || 1 × 106 Po-210 || 1 × 101 || 1 × 104 At-211 || 1 × 103 || 1 × 107 Rn-220b || 1 × 104 || 1 × 107 Rn-222b || 1 × 101 || 1 × 108 Ra-223b || 1 × 102 || 1 × 105 Ra-224b || 1 × 101 || 1 × 105 Ra-225 || 1 × 102 || 1 × 105 Ra-226b || 1 × 101 || 1 × 104 Ra-227 || 1 × 102 || 1 × 106 Ra-228b || 1 × 101 || 1 × 105 Ac-228 || 1 × 101 || 1 × 106 Th-226b || 1 × 103 || 1 × 107 Th-227 || 1 × 101 || 1 × 104 Th-228b || 1 × 100 || 1 × 104 Th-229b || 1 x 100 || 1 × 103 Th-230 || 1 × 100 || 1 × 104 Th-231 || 1 × 103 || 1 × 107 Th-234b || 1 × 103 || 1 × 105 Pa-230 || 1 × 101 || 1 × 106 Pa-231 || 1 × 100 || 1 × 103 Pa-233 || 1 × 102 || 1 × 107 U-230 || 1 × 101 || 1 × 105 U-231 || 1 × 102 || 1 × 107 U-232b || 1 × 100 || 1 × 103 U-233 || 1 × 101 || 1 × 104 U-234 || 1 × 101 || 1 × 104 U-235b || 1 × 101 || 1 × 104 U-236 || 1 × 101 || 1 × 104 U-237 || 1 × 102 || 1 × 106 U-238b || 1 × 101 || 1 × 104 U-239 || 1 × 102 || 1 × 106 U-240 || 1 × 103 || 1 × 107 U-240b || 1 × 101 || 1 × 106 Np-237b || 1 × 100 || 1 × 103 Np-239 || 1 × 102 || 1 × 107 Np-240 || 1 × 101 || 1 × 106 Pu-234 || 1 × 102 || 1 × 107 Pu-235 || 1 × 102 || 1 × 107 Pu-236 || 1 × 101 || 1 × 104 Pu-237 || 1 × 103 || 1 × 107 Pu-238 || 1 × 100 || 1 × 104 Pu-239 || 1 × 100 || 1 × 104 Pu-240 || 1 × 100 || 1 × 103 Pu-241 || 1 × 102 || 1 × 105 Pu-242 || 1 × 100 || 1 × 104 Pu-243 || 1 × 103 || 1 × 107 Pu-244 || 1 × 100 || 1 × 104 Am-241 || 1 × 100 || 1 × 104 Am-242 || 1 × 103 || 1 × 106 Am-242mb || 1 × 100 || 1 × 104 Am-243b || 1 × 100 || 1 × 103 Cm-242 || 1 × 102 || 1 × 105 Cm-243 || 1 × 100 || 1 × 104 Cm-244 || 1 × 101 || 1 × 104 Cm-245 || 1 × 100 || 1 × 103 Cm-246 || 1 × 100 || 1 × 103 Cm-247 || 1 × 100 || 1 × 104 Cm-248 || 1 × 100 || 1 × 103 Bk-249 || 1 × 103 || 1 × 106 Cf-246 || 1 × 103 || 1 × 106 Cf-248 || 1 × 101 || 1 × 104 Cf-249 || 1 × 100 || 1 × 103 Cf-250 || 1 × 101 || 1 × 104 Cf-251 || 1 × 100 || 1 × 103 Cf-252 || 1 × 101 || 1 × 104 Cf-253 || 1 × 102 || 1 × 105 Cf-254 || 1 × 100 || 1 × 103 Es-253 || 1 × 102 || 1 × 105 Es-254 || 1 × 101 || 1 × 104 Es-254m || 1 × 102 || 1 × 106 Fm-254 || 1 × 104 || 1 × 107 Fm-255 || 1 × 103 || 1 × 106 b Moeder-radionucliden
en hun dochternucliden waarvan de dosisbijdragen in de dosisberekening worden
opgenomen (zodat enkel het vrijstellingsniveau van de moeder-radionuclide moet
worden beschouwd), worden hieronder vermeld: Sr-90 || Y-90 Zr-93 || Nb-93m Zr-97 || Nb-97 Ru-106 || Rh-106 Ag-108m || Ag-108 Cs-137 || Ba-137m Ba-140 || La-140 Ce-144 || Pr-144 Pb-210 || Bi-210, Po-210 Pb-212 || Bi-212, Tl-208 (0.36), Po-212 (0.64) Bi-212 || Tl-208 (0.36), Po-212 (0.64) Rn-220 || Po-216 Rn-222 || Po-218, Pb-214, Bi-214, Po-214 Ra-223 || Rn-219, Po-215, Pb-211, Bi-211, Tl-207 Ra-224 || Rn-220, Po-216, Pb-212, Bi-212, Tl-208 (0.36), Po-212 (0.64) Ra-226 || Rn-222, Po-218, Pb-214, Bi-214, Po-214, Pb-210, Bi-210, Po-210 Ra-228 || Ac-228 Th-226 || Ra-222, Rn-218, Po-214 Th-228 || Ra-224, Rn-220, Po-216, Pb-212, Bi-212, Tl-208 (0.36), Po-212 (0.64) Th-229 || Ra-225, Ac-225, Fr-221, At-217, Bi-213, Po-213, Pb-209 Th-234 || Pa-234m U-230 || Th-226, Ra-222, Rn-218, Po-214 U-232 || Th-228, Ra-224, Rn-220, Po-216, Pb-212, Bi-212, Tl-208 (0.36), Po-212 (0.64) U-235 || Th-231 U-238 || Th-234, Pa-234m U-240 || Np-240m Np237 || Pa-233 Am-242m || Am-242 Am-243 || Np-239 BIJLAGE VII Bepaling
en gebruik van de index voor activiteitsconcentratie voor gammastraling
uitgezonden door bouwmaterialen Voor de toepassing van artikel 75, lid 2,
dienen voor de vastgestelde soorten bouwmaterialen de activiteitsconcentraties
van primordiale radionucliden Ra-226, Th-232 (of het vervalproduct Ra-228
ervan) en K-40 te worden bepaald. Index I voor activiteitsconcentratie wordt aan
de hand van de volgende formule bepaald: I = CRa226/300 Bq/kg + CTh232/200
Bq/kg+ CK40/3000 Bq/kg waarbij CRa226, CTh232
en CK40 de activiteitsconcentraties in Bq/kg zijn van de
overeenkomstige radionucliden in het bouwmateriaal. De index houdt rechtstreeks verband met de
gammastralingsdoses, buiten de typische blootstelling buitenshuis, in een
gebouw dat uit een specifiek bouwmateriaal is opgetrokken. Hij geldt voor het
bouwmateriaal en niet voor de bestanddelen ervan. Voor de toepassing van de
index op dergelijke bestanddelen, met name afvalmateriaal dat tot
bouwmaterialen wordt gerecycleerd door industrieën die in de natuur voorkomend
radioactief materiaal verwerken, moet een passende deelfactor worden gebruikt.
De index voor activiteitsconcentratie dient te worden gebruikt als
screeninginstrument om materialen vast te stellen die kunnen worden vrijgesteld
van of moeten worden onderworpen aan beperkingen. Met het oog daarop kan index
I voor activiteitsconcentratie worden gebruikt om de materialen in vier klassen
en bijgevolg twee categorieën van bouwmaterialen (A en B) in te delen: || Categorie (overeenkomstige standaarddosis) Gebruik || A (≤ 1 mSv) || B (> 1 mSv) (1) materiaal gebruikt in bulk || A1 I≤1 || B1 I>1 (2) oppervlakte‑ en ander materiaal met beperkt gebruik || A2 I≤6 || B2 I>6 De indeling van materiaal in (1) of (2)
naargelang het gebruik ervan dient op nationale bouwcodes te zijn gebaseerd. Zo nodig dienen werkelijke doses met het
referentieniveau te worden vergeleken aan de hand van meer uitgebreide modellen
waarbij ook rekening wordt gehouden met de uitwendige achtergrondblootstelling
buitenshuis uit lokale heersende activiteitsconcentraties in de onverstoorde
aardkorst. BIJLAGE VIII Gegevenssysteem
voor individuele radiologische controle Algemene
bepalingen Het
gegevenssysteem voor individuele radiologische controle kan door een lidstaat
als een centraal nationaal netwerk of als een nationaal dosisregister worden
opgezet. Deze netwerken of registers kunnen worden aangevuld door de uitreiking
van individuele documenten voor radiologische controle voor elke externe
werknemer. 1. Elk gegevenssysteem van de lidstaten voor
individuele radiologische controle van blootgestelde werknemers dient uit de
volgende onderdelen te bestaan: (a)
gegevens over de identiteit van de externe
werknemer; (b)
gegevens over het medisch toezicht op de werknemer; (c)
gegevens over de onderneming van de werknemer en,
in geval van een externe werknemer, de werkgever van de werknemer; (d)
de resultaten van de individuele monitoring van de
blootgestelde werknemer. 2. De bevoegde instanties van de lidstaten
nemen de nodige maatregelen om vervalsing, misbruik of onrechtmatige bewerking
van het gegevenssysteem voor individuele radiologische controle te voorkomen. A: Gegevens die in het gegevenssysteem voor
individuele radiologische controle moeten worden opgenomen 3. Gegevens over de identiteit van de
werknemer bevatten zijn/haar: (a)
naam; (b)
voornaam; (c)
geslacht; (d)
geboortedatum; (e)
nationaliteit; en (f)
uniek identificatienummer. 4.
Gegevens over het medisch toezicht op de werknemer bevatten: (a)
de medische indeling van de werknemer
overeenkomstig artikel 45 (geschikt; onder bepaalde omstandigheden geschikt;
ongeschikt); (b)
informatie over beperkingen om met straling te werken; (c)
datum van de laatste periodieke gezondheidskeuring; (d)
de bevoegde dienst bedrijfsgeneeskunde; en (e)
de geldigheidsduur van het resultaat. 5.
Gegevens over de onderneming bevatten de naam, het adres en het unieke
identificatienummer van de onderneming. 6.
Gegevens over het dienstverband van de werknemer bevatten: (a)
de naam, het adres en het registratienummer van de
werkgever; (b)
de begindatum van het dienstverband; en (c)
de indeling van de werknemer overeenkomstig artikel
38. 7. De
resultaten van de individuele controle van de blootgestelde werknemer bevatten: (a)
het officiële dossier voor de laatste vijf
kalenderjaren (jaar; effectieve dosis in mSv; in geval van een niet-eenvormige
blootstelling, dosisequivalent in de verschillende delen van het lichaam in
mSv; en in geval van interne besmetting, de te verwachten dosis in mSv); en (b)
het officiële dossier voor het huidige jaar
(periode; effectieve dosis in mSv; in geval van een niet-eenvormige
blootstelling, dosisequivalent in de verschillende delen van het lichaam in mSv;
en in geval van interne besmetting, de te verwachten dosis in mSv). B:
Gegevens over externe werknemers die via het gegevenssysteem voor individuele
radiologische controle moeten worden verstrekt 1.
Vóór de start van elke activiteit dient de werkgever van de externe werknemer
via het gegevenssysteem voor individuele radiologische controle de volgende
gegevens aan de onderneming te verstrekken: (a)
gegevens over de werkgever van de externe werknemer
overeenkomstig deel A, punt 6; (b)
gegevens over het medisch toezicht op de externe
werknemer overeenkomstig deel A, punt 4; (c)
de resultaten van de individuele controle van de
blootstelling van de externe werknemer overeenkomstig deel A, punt 7. 2. De
volgende gegevens dienen na afloop van elke activiteit in het gegevenssysteem
voor individuele radiologische controle te worden ingevoerd, tenzij de
onderneming ze al heeft ingevoerd: (a)
periode waarin de activiteit is uitgevoerd; (b)
een raming van elke effectieve dosis ontvangen door
de externe werknemer (operationele dosis voor de periode waarin de activiteit
wordt uitgevoerd); (c)
in geval van niet-eenvormige blootstelling: raming
van het dosisequivalent in de verschillende delen van het lichaam; (d)
in geval van interne besmetting: raming van de
opgenomen of te verwachten dosis. C. Bepalingen betreffende het individuele document voor
radiologische controle 1.
De lidstaten kunnen ertoe beslissen om voor elke
externe werknemer een individueel document voor radiologische controle uit te
reiken. 2.
Het document is niet overdraagbaar. 3.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te
voorkomen dat een werknemer meer dan een geldig individueel document voor
radiologische controle per keer krijgt uitgereikt. 4.
Naast de in deel A en deel B vereiste
informatie dient het document de naam en het adres te bevatten van de instantie
die het document uitreikt, alsook de datum waarop het wordt uitgereikt. BIJLAGE IX A. Elementen die in een
rampenbestrijdingssysteem moeten worden opgenomen 1.
Dreigingsanalyse; 2.
Duidelijke verdeling van verantwoordelijkheden van
personen en organisaties die een rol spelen in de voorbereiding en reactie op
noodsituaties, waaronder de oprichting en coördinatie van hulporganisaties met
een algemene verantwoordelijkheid in het beheer van noodsituaties en, zo nodig,
de oprichting van speciale teams voor beschermingsmaatregelen; 3.
Opstelling van noodplannen op nationaal niveau, op
lokaal niveau en binnen installaties; 4.
Betrouwbare communicatie en efficiënte en
doeltreffende regelingen voor samenwerking en coördinatie in de installatie en
op lokaal, nationaal en internationaal niveau; 5.
Gezondheidsbescherming van hulpverleners; 6.
Vorming en opleiding van hulpverleners en alle
andere personen met taken of verantwoordelijkheden op het vlak van
hulpverlening, met inbegrip van regelmatige oefeningen; 7.
Regelingen voor de individuele controle van
hulpverleners en de registratie van doses; 8.
Regelingen voor de informatie van de bevolking; 9.
Betrokkenheid van de belanghebbenden; 10.
Overgang van noodhulp naar herstel en sanering. B. Elementen die in een noodplan moeten worden
opgenomen Voor
de voorbereiding op noodsituaties: 1.
referentieniveaus, rekening houdend met de criteria
van bijlage I; 2.
optimale beschermingsstrategieën voor de bevolking
die kan worden blootgesteld, voor verschillende hypothetische gebeurtenissen en
bijbehorende scenario's; 3.
vooraf bepaalde algemene criteria voor bijzondere
beschermingsmaatregelen, uitgedrukt in termen van verwachte en ontvangen doses; 4.
standaardtriggers of operationele criteria zoals
waarneembare feiten en indicatoren van plaatselijke omstandigheden; 5.
regelingen voor een snelle coördinatie met de
hulporganisatie in een naburige lidstaat of niet-lidstaat voor installaties in
de buurt van een landsgrens; 6.
regelingen voor de herziening en verbetering van
het noodplan, zodat veranderingen of lessen uit eerdere oefeningen en
gebeurtenissen in aanmerking worden genomen. Op voorhand worden er regelingen getroffen om
deze elementen zo mogelijk tijdens een noodsituatie te herzien, zodat zij
voortdurend aan de heersende omstandigheden zijn aangepast die tijdens de
reactie op de noodsituatie evolueren. Voor
de reactie op de noodsituaties: De reactie op een noodsituatie dient te worden
ondernomen door tijdig regelingen voor de voorbereiding erop te treffen, met
inbegrip van maar niet beperkt tot: 1.
de snelle invoering van beschermingsmaatregelen, zo
mogelijk voordat een blootstelling zich voordoet; 2.
een beoordeling van de doeltreffendheid van
strategieën en uitgevoerde maatregelen, en zo nodig een aanpassing ervan aan de
heersende situatie; 3.
een vergelijking van de verwachte restdoses met het
toepasbare referentieniveau, met aandacht voor de groepen waarvan de doses het
referentieniveau overschrijden; 4.
de invoering van verdere beschermingsstrategieën,
zo nodig op basis van heersende omstandigheden en beschikbare informatie. BIJLAGE X A.
Voorafgaande informatie van de bevolking die kan worden getroffen door een
noodsituatie 1.
Basiskennis over radioactiviteit en effecten
daarvan op mens en milieu; 2.
De verschillende in aanmerking genomen gevallen van
stralingsgevaar en hun gevolgen voor bevolking en milieu; 3.
Voorgeschreven noodmaatregelen om de bevolking bij
een noodsituatie te alarmeren, te beschermen en haar hulp te bieden; 4.
Passende informatie over de gedragslijn die de
bevolking bij een noodsituatie zou moeten volgen. B. Informatie van de bevolking die wordt
getroffen in geval van een noodsituatie 1.
De bij een noodsituatie feitelijk getroffen
bevolking dient, in het licht van het vooraf in de lidstaten opgestelde
noodplan, snel en bij herhaling de volgende informatie te krijgen: (a)
informatie over de zich voordoende noodsituatie en,
voor zover mogelijk, over de kenmerkende gegevens ervan (zoals oorsprong,
omvang, te verwachten verloop); (b)
beschermingsinstructies die naargelang het geval: i) met name betrekking kunnen hebben
op de volgende aspecten: beperken van het verbruik van bepaalde levensmiddelen
en water die besmet kunnen zijn, eenvoudige hygiëne- en ontsmettingsregels,
binnenshuis blijven, distributie en gebruik van beschermende stoffen,
maatregelen in geval van evacuatie; ii) in voorkomend geval vergezeld
kunnen gaan van speciale instructies voor bepaalde bevolkingsgroepen; (c)
adviezen voor samenwerking in het kader van de door
de bevoegde autoriteiten geformuleerde instructies of verzoeken. 2.
Indien de noodsituatie wordt voorafgegaan door een
vooralarmfase, dient de bevolking die kan worden getroffen, reeds in deze fase
informatie en instructies te krijgen, die de volgende vorm kunnen aannemen: (a)
verzoek aan de betrokken bevolking om relevante
communicatiekanalen te gebruiken; (b)
voorbereidende instructies voor inrichtingen met
bijzondere collectieve taken; (c)
aanbevelingen aan in het bijzonder betrokken
beroepen. 3.
Indien daartoe voldoende tijd beschikbaar is,
moeten deze informatie en instructies worden aangevuld met een herhaling van de
basiskennis over radioactiviteit en de effecten daarvan op mens en milieu. BIJLAGE XI Indicatieve
lijst van bouwmaterialen die gezien de uitgezonden gammastraling bij
controlemaatregelen in aanmerking moeten worden genomen 1.
Natuurlijke materialen (a)
Aluinschalie. (b)
Bouwmaterialen of additieven van natuurlijke
magmatische oorsprong, zoals: –
graniet; –
gneis; –
porfier; –
syeniet; –
basalt; –
tuf; –
puzzolaan; –
lava. 2.
Materialen op basis van restmateriaal uit
industrieën die in de natuur voorkomend radioactief materiaal verwerken, zoals: –
vliegas; –
fosfo(r)gips; –
fosforhoudende slakken; –
tinslakken; –
koperslakken; –
slib van de aluminiumproductie; –
restmateriaal van de staalproductie. BIJLAGE XII
Informatie die in de dossiers voor hoogactieve ingekapselde bronnen moet worden
opgenomen (HASS) BIJLAGE XIII Verstrekking
van gegevens over hoogactieve ingekapselde bronnen De onderneming dient de bevoegde autoriteit
een elektronische of schriftelijke kopie te bezorgen van het in artikel 90
bedoelde dossier voor hoogactieve ingekapselde bronnen, waarin de informatie
als vastgesteld in bijlage XII als volgt wordt vermeld: 1.
zonder onnodige vertraging, bij het aanleggen van
dat dossier, hetgeen zo snel mogelijk na het verwerven van de bron moet
gebeuren; 2.
na de verwerving van de bron met door de lidstaten
vast te stellen tussenpozen van niet meer dan twaalf maanden; 3.
indien de op het informatieformulier beschreven
situatie is gewijzigd; 4.
zonder onnodige vertraging, bij het afsluiten van
het dossier voor een specifieke bron, wanneer de onderneming deze bron niet
langer in haar bezit heeft; in dit geval wordt de naam vermeld van de
onderneming of de installatie voor afvalbeheer of opslag waaraan de bron is
overgedragen; 5.
zonder onnodige vertraging, bij het afsluiten van
dat dossier, wanneer de onderneming geen bronnen meer in haar bezit heeft. BIJLAGE XIV Voorschriften
voor ondernemingen verantwoordelijk voor een hoogactieve ingekapselde bron Elke onderneming verantwoordelijk voor een
hoogactieve ingekapselde bron: (a)
zorgt ervoor dat regelmatig passende tests, zoals
lektests op basis van internationale normen, uitgevoerd worden teneinde de
integriteit van elke bron te controleren en te handhaven; (b)
verifieert regelmatig, met bepaalde tussenpozen die
door de lidstaten mogen worden vastgesteld, dat elke bron, en in voorkomend
geval de uitrusting die de bron bevat, nog aanwezig is op de plaats waar deze
gebruikt wordt of opgeslagen is en nog in kennelijk goede staat is; (c)
zorgt ervoor dat ten aanzien van elke vast
opgestelde of mobiele bron de nodige gedocumenteerde maatregelen zoals
schriftelijke protocollen en procedures gelden om ongeoorloofde toegang tot of
verlies c.q. diefstal van de bron of beschadiging ervan door brand te
voorkomen; (d)
stelt de bevoegde autoriteit onverwijld in kennis
van verlies, of diefstal c.q. ongeoorloofd gebruik van een bron en laat na elke
gebeurtenis, inclusief brand, waarbij de bron beschadigd kan zijn, de
integriteit van elke bron controleren en informeert, indien relevant, de
bevoegde autoriteiten daarover en over de genomen maatregelen; (e)
zendt elke afgedankte bron nadat het gebruik ervan
is beëindigd onverwijld terug aan de leverancier, plaatst ze in een erkende
installatie of brengt ze naar een andere gemachtigde onderneming, tenzij dit
anderszins is overeengekomen met de bevoegde autoriteit; (f)
vergewist zich er vóór een overdracht van dat de
ontvanger een passende vergunning heeft; (g)
brengt de bevoegde autoriteit onverwijld op de
hoogte van elk incident of ongeval dat leidt tot onopzettelijke blootstelling
van een werknemer of een lid van de bevolking. BIJLAGE XV Identificatie
en markering van hoogactieve ingekapselde bronnen 1.
De fabrikant of leverancier garandeert dat: (a)
elke hoogactieve ingekapselde bron kan worden
geïdentificeerd via een uniek nummer. Dat nummer wordt, wanneer dit praktisch
uitvoerbaar is, op de bron gegraveerd of gestempeld. Dat nummer wordt tevens op de container van de
bron gegraveerd of gestempeld. Indien dit niet praktisch uitvoerbaar is of in
geval van transportcontainers die opnieuw kunnen worden gebruikt, is op de
broncontainer ten minste informatie over de aard van het product aangebracht. (b)
De broncontainer en, voor zover praktisch
uitvoerbaar, de bron zelf worden gemarkeerd en geëtiketteerd met een passend
waarschuwingsteken voor het stralingsgevaar. 2.
De fabrikant verstrekt een foto van elk
gefabriceerd ontwerp van een bron en van de typische broncontainer. 3.
De onderneming zorgt ervoor dat elke hoogactieve
ingekapselde bron vergezeld gaat van schriftelijke informatie die bevestigt dat
de bron overeenkomstig lid 1 is geïdentificeerd en gemarkeerd en dat de in
lid 1 bedoelde markeringen en etiketten leesbaar blijven. De informatie
bevat naargelang de toepassing foto's van de bron, de broncontainer, de
transportverpakking, de apparatuur en de uitrusting. BIJLAGE XVI Indicatieve lijst van punten die moeten
worden opgenomen in het nationale actieplan om risico's op lange termijn van
blootstellingen aan radon te beheren 1.
Strategie om onderzoeken naar radonconcentraties
binnenshuis te voeren, voor het beheer van meetgegevens (nationale
radongegevensbank) en voor de totstandbrenging van andere parameters (bodem- en
rotssoorten, bodemgasconcentratie, doordringbaarheid en gehalte van radium-226
in rotsen of bodems). 2.
Beschikbare gegevens en criteria die worden
gebruikt om radongevoelige zones af te bakenen of om radongevoelige gebouwen
vast te stellen. 3.
Vaststelling van soorten voor het publiek
toegankelijke gebouwen en werkplekken, bv. scholen, ondergrondse werkplekken of
kuuroorden, waar metingen noodzakelijk zijn op basis van een risicobeoordeling,
o.a. tijdens de bezettingsuren. 4.
Basiskennis voor de totstandbrenging van
referentieniveaus voor bestaande woningen, werkplekken, voor het publiek
toegankelijke gebouwen en nieuwe gebouwen. 5.
Toewijzing van (gouvernementele en niet-gouvernementele)
verantwoordelijkheden, coördinatiemechanismen en beschikbare middelen voor de
tenuitvoerlegging van het actieplan. 6.
Strategie voor de beperking van blootstelling aan
radon in woningen, met name in radongevoelige zones. 7.
Strategie, met inbegrip van methoden en
instrumenten, om de binnendringing van radon in nieuwe gebouwen te voorkomen,
waaronder de vaststelling van bouwmaterialen met aanzienlijke radonemissie. 8.
Planningen van audits en herzieningen van het
actieplan. 9.
Communicatiestrategie om het publieke bewustzijn te
vergroten en lokale besluitvormers te informeren over de risico's van radon met
betrekking tot roken. 10.
Zo nodig, richtsnoeren bij de methoden en
instrumenten voor metingen en herstelmaatregelen. Criteria voor de accreditatie
van meet- en saneringsdiensten dienen ook te worden overwogen. 11.
Zo nodig, bepaling van financiële steun voor
radononderzoeken en voor remediëringsmaatregelen, in het bijzonder voor
particuliere woningen met zeer hoge radonconcentraties. 12.
Doelstellingen op lange termijn om het risico op
longkanker ten gevolge van blootstelling aan radon (voor rokers en niet-rokers)
te verkleinen. [1] Richtlijn 96/29/Euratom van de
Raad van 13 mei 1996 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming
van de gezondheid der bevolking en der werknemers tegen de aan ioniserende
straling verbonden gevaren – PB L 159 van 29.6.1996, blz. 1. [2] Wereldgezondheidsorganisatie. [3] WHO Handbook on indoor radon, World Health
Organisation, 2009, ISBN 978 92 4 154767. [4] Richtlijn 89/106/EEG van de
Raad, bijlage 1, vermeldt dat 'het bouwwerk moet zodanig worden ontworpen en
uitgevoerd dat de hygiëne en de gezondheid van bewoners en omwonenden geen
risico lopen door met name ... aanwezigheid in de lucht van gevaarlijke
deeltjes of gassen [of] gevaarlijke straling'. [5] Deze bepalingen zijn het
voorwerp van een herschikking — voorstel voor een verordening (EURATOM) van de
Raad tot vaststelling van maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve
besmetting van levensmiddelen en diervoeders ten gevolge van een nucleair
ongeval of ander stralingsgevaar (Herschikking) COM(2010)
184 definitief – 2010/009 (CNS). [6] De publicaties in de Radiation
Protection Series van de Europese Commissie zijn beschikbaar op http://ec.europa.eu/energy/nuclear/radiation_protection/publications_en.htm [7] Het resultaat van de raadpleging
kan worden gevonden op de website van het Europese ALARA-netwerk voor
NORM-industrieën (EANNORM) op http://www.ean-norm.net/lenya/ean_norm/live/news.html [8] Jurisprudentie van het Hof,
1992, bladzijde I-06153. [9] PB 11 van 20.2.1959,
blz. 221. [10] PB L 159 van 29.6.1996, blz. 1. [11] PB L 180 van 9.7.1997, blz. 22. [12] PB L 357 van 7.12.1989, blz. 31. [13] PB L 349 van 13.12.1990, blz. 21. [14] PB L 346 van 31.12.2003, blz. 57. [15] The 2007 Recommendations of the
International Commission on Radiological Protection. [16] PB L 80 van 27.3.1990, blz. 26. [17] IAEA 2004 Safety Standards Series RS-G-1.7 "Application of the
Concepts of Exclusion, Exemption and Clearance". [18] Stralingsbescherming 122: Praktisch gebruik van de concepten van
vrijgave en vrijstelling — Deel
I, richtsnoeren bij de algemene vrijgaveniveaus voor praktijken. [19] Stralingsbescherming 89: Aanbevolen
radiologische beschermingscriteria voor de recycling van metalen uit de
ontmanteling van kerninstallaties, Stralingsbescherming 113: Aanbevolen
radiologische beschermingscriteria voor de vrijgave van gebouwen en bouwafval
uit de ontmanteling van kerninstallaties, Stralingsbescherming 122: Praktisch gebruik
van de concepten van vrijgave en vrijstelling. [20] PB L 2 van 6.1.2004, blz. 36. [21] PB L 66 van 13.3.1999, blz. 16. [22] PB L 2 van 6.1.2000, blz. 36. [23] De vastgestelde activiteit is
de activiteit van de alfa-emitterende radionuclide. [24] Kaliumzouten in hoeveelheden van meer dan 1 000 kg
zijn vrijgesteld.