Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012AR1749

    Advies van het Comité van de Regio's — Het Europees innovatiepartnerschap: productiviteit en duurzaamheid in de landbouw

    PB C 17 van 19.1.2013, p. 51–55 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    19.1.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 17/51


    Advies van het Comité van de Regio's — Het Europees innovatiepartnerschap: productiviteit en duurzaamheid in de landbouw

    2013/C 17/10

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S adviseert de Europese Commissie:

    te onderkennen dat lokale en regionale overheden en belanghebbenden van cruciaal belang zijn voor het welslagen van het EIP voor productiviteit en duurzaamheid in de landbouw;

    lokale en regionale overheden een volwaardige plaats te geven in bestuursorganen bedoeld om dit initiatief te ondersteunen en op de uitvoering ervan toe te zien;

    „productiviteit verhogen” te omschrijven als „meer en beter produceren met minder”;

    aangezien het EIP de volgende kwesties zou moeten behandelen, een breed scala aan onderwerpen met betrekking tot primaire productie, hulpbronnenbeheer, bio-economie, de toeleveringsketen, kwaliteit, voedselveiligheid en consumenten toe te laten;

    prioriteit te verlenen aan innovatieprogramma's die gericht zijn op het behoud van landbouwactiviteiten in Europa en ervoor te zorgen dat plaats wordt ingeruimd voor onderzoek waar veehouderijgebieden, voorstedelijke gebieden, gebieden met natuurlijke handicaps en lokale-landbouwgebieden baat bij hebben;

    de voorkeur te geven aan bottom-up-innovatie-initiatieven van het midden- en kleinbedrijf boven initiatieven van de hele sector om de onevenwichtige mate van betrokkenheid te verhelpen die door verschillen in organisatiegraad en capaciteit wordt veroorzaakt;

    te blijven proberen om de positie van primaire producenten in de productie-, verwerkings- en distributieketen van levensmiddelen te verbeteren;

    operationele groepen toe te staan ook Elfpo-middelen aan te wenden voor de dekking van aanloopkosten, bijvoorbeeld kosten om een aanpak voor een technische of wetenschappelijke kwestie uit te werken.

    Rapporteur

    Henk BRINK (NL/ALDE), lid van Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe

    Referentiedocument

    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over het Europees Innovatiepartnerschap „Productiviteit en duurzaamheid in de landbouw”

    COM(2012) 79 final

    I.   UITDAGINGEN EN DOELSTELLINGEN

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

    Europa 2020-vlaggenschipinitiatief Innovatie-Unie

    steunt de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei en is zich bewust van het volgende:

    1.

    Om zich in de internationale concurrentie staande te houden moet Europa er harder aan werken om zijn handelspositie, zijn industrieel leiderschap en zijn wetenschappelijk onderzoek op peil te houden en te verbeteren.

    2.

    De Europese knowhow over duurzame voedselproductie – waaronder ook kennis van de bedrijfsvoering in de landbouw, ICT-oplossingen, voedselveiligheid, biotechnologie in de landbouw, groeitechnologie, gewasbescherming, water, residuen, energie- en afvalbeheer en agrosociologie valt – geniet groot aanzien in de wereld en heeft een enorm marktpotentieel in snel opkomende en zich snel ontwikkelende markten in en buiten Europa.

    3.

    Om munt te slaan uit deze knowhow heeft Europa behoefte aan het volgende: 1) meer innovatieve kleine en middelgrote bedrijven om voor groei te zorgen en banen te scheppen, 2) meer particuliere investeringen, 3) innovatie in bestaande en opkomende sectoren, 4) multidisciplinaire samenwerkingsverbanden om tot baanbrekende oplossingen te komen, en 5) belanghebbenden die graag veelbelovende oplossingen laten testen, de haalbaarheid ervan willen aantonen en ze op ruimere schaal willen inzetten.

    Problemen op het gebied van de landbouw, voedselzekerheid en natuurlijke hulpbronnen

    4.

    De wereld heeft momenteel te maken met een aantal uiteenlopende en ernstige problemen: de onstuitbare bevolkingsgroei en toenemende uitgavencapaciteit, leidend tot andere eetgewoonten en meer vraag naar primaire producten, en de door de klimaatverandering bedreigde productiecapaciteit van de mondiale landbouw.

    5.

    Een en ander gaat gepaard met een dreigende schaarste aan voedsel, voedermiddelen, fossiele energie, grondstoffen, vezels en zoet water, met toenemende bodemaantasting en biodiversiteitsverlies en een grotere kans dat financiële markten falen en er politieke onrust en gewapende conflicten ontstaan.

    6.

    In de toekomstige landbouw en voedselvoorziening is het zaak om spaarzamer met water en fossiele brandstoffen om te springen, minder kunstmest en fytosanitaire producten te gebruiken, meer diversiteit na te streven en op slimmere wijze zo veel mogelijk te profiteren van synergieën tussen akkerbouw, veeteelt, beheer van organisch afval, residustromen en duurzame-energieproductie.

    7.

    Lidstaten en belanghebbenden hebben al diverse malen aangedrongen op het promoten van innovatie in de landbouw via een EU-brede aanpak. Op 20 juni 2008 stelde de Europese Raad al: „Er moet verder werk worden gemaakt van innovatie, onderzoek en ontwikkeling van de landbouwproductie, met name om de energie-efficiëntie, de groei van de productiviteit en het vermogen om zich aan de klimaatverandering aan te passen, te versterken.”

    8.

    Landbouworganisaties en kamers van landbouw zijn tot vergelijkbare conclusies gekomen, en in de verklaring van de G20 van Cannes wordt beklemtoond dat absoluut moet worden geïnvesteerd in onderzoek en innovatie in de landbouw.

    Het Comité van de Regio's wijst daarom op het volgende:

    9.

    Het valt toe te juichen dat de Commissie probeert om innovatie in de landbouwsector te stimuleren met een speciaal Europees innovatiepartnerschap inzake productiviteit en duurzaamheid in de landbouw. Ook de twee hoofddoelstellingen hiervan verdienen bijval: 1) de landbouwsector helpen om productiever en efficiënter te worden (in 2020 moet de onlangs begonnen tendens van productiviteitsdaling zijn gekeerd) en 2) de duurzame ontwikkeling van de landbouw stimuleren (ervoor zorgen dat in 2020 sprake is van adequaat bodemgebruik).

    10.

    Het is een goede zaak dat de lokale landbouw- en voedselsystemen deel uitmaken van de samenwerkingsgebieden. De Commissie verwijst immers naar horizontale en verticale samenwerking tussen actoren in de voorzieningsketen met het oog op de oprichting van logistieke platforms om korte voorzieningsketens en plaatselijke markten te stimuleren, alsook naar afzetbevorderingsactiviteiten in een plaatselijke context met betrekking tot de ontwikkeling van korte voorzieningsketens en plaatselijke markten.

    11.

    De Commissie stelt terecht voor om 4,5 miljard euro uit te trekken voor onderzoek en innovatie op het gebied van voedselzekerheid, bio-economie en duurzame landbouw (in het kader van Horizon 2020).

    12.

    GLB-fondsen zouden samen met fondsen van het kaderprogramma voor onderzoek inderdaad het EIP voor productiviteit en duurzaamheid in de landbouw moeten ondersteunen om zo de kloof tussen de onderzoekswereld en de landbouwpraktijk te dichten.

    13.

    Een omschakeling in de landbouw, die nodig is vanwege de groeiende behoefte aan een efficiënt gebruik van hulpbronnen, zal er met name toe leiden dat meer voedsel op duurzamere wijze wordt geproduceerd, maar ook dat allerlei maatschappelijke diensten en producten van biologische origine kunnen worden geleverd die te maken hebben met gezondheid, vrije tijd, landbeheer, afvalbeheer, diervoeders, vezels en duurzame energie. Van dit bredere scala zal zowel de sector als de samenleving profiteren, mits voor een goed evenwicht tussen de productie van voedingsmiddelen en de productie van niet voor voeding bestemde producten wordt gezorgd, in de landbouwsector de nadruk ligt op de nieuw omschreven GLB-prioriteiten, en overheden consequent proberen om deze prioriteiten te verwezenlijken.

    14.

    Zo'n vernieuwde landbouwsector biedt Europa's waardeketen nieuwe businesskansen en innovatiemogelijkheden.

    15.

    Om optimaal gebruik te maken van natuurlijke hulpbronnen en de landbouw duurzaam en efficiënter te maken is er een sterke interactie nodig tussen landbouw, bio-economie en wetenschap (1). Gezien de rol van de landbouw als producent van biomassa als energiebron, moet gestreefd worden naar een evenwicht tussen de productie van voedingsmiddelen en biomassa.

    II.   PUNTEN VAN ZORG/BELANGRIJKE SUCCESFACTOREN

    Punten van zorg

    16.

    Pogingen om de kloof tussen wetenschap en praktijk te dichten zijn cruciaal, maar er is meer nodig dan louter het EIP om twee verschillende gezichtspunten in cultureel en professioneel opzicht op één lijn te krijgen. Het gaat in dit verband om 1) het gezichtspunt van de wetenschappelijke wereld, wier aandacht vooral uitgaat naar wetenschap van topkwaliteit, grensverleggend onderzoek, toekomstige en opkomende technologieën, ontwikkeling van vaardigheden en loopbaanontwikkeling, en onderzoeksinfrastructuur, en 2) het gezichtspunt van ondernemers en beleidsmakers, die speuren naar manieren om munt te slaan uit knowhow en uitkijken naar oplossingen om in behoeften van de samenleving te voorzien en zakelijke kansen te benutten. Aan beide kanten zijn communicatie-inspanningen en stimulansen nodig.

    17.

    In zijn voorgestelde vorm bevat het Elfpo een aantal stimulansen, namelijk in de artikelen 15, 16, 18, 20, 33, 36, 46, 53, 61, 62 en 63, maar deze zullen alleen worden gebruikt indien een „kennisbemiddelaar” van het EIP vóór de afronding van de partnerschapscontracten, in de periode waarin de nationale en/of regionale operationele programma's voor plattelandsontwikkeling worden opgesteld, uiteenzet welke mogelijkheden de lidstaten hebben.

    18.

    Het EIP wordt alleen in de programma's voor plattelandsontwikkeling opgenomen als er sprake is van medefinanciering door de lidstaten van de verschillende stadia van het innovatieproces: 1) samenwerking (om de operationele groepen op te zetten) voor bedrijfsontwikkeling (om een innovatieproject te starten); 2) kennisoverdracht en adviesdiensten (om expertise op te bouwen en onderzoeksresultaten te gebruiken); 3) invoering van kwaliteitsregelingen (om voor voordelen voor de samenleving en bedrijfsresultaten te zorgen); en 4) investeringen (financiële steun voor het halen van de doelstellingen, productiviteit en duurzaamheid).

    19.

    Op dit moment zijn er vijf Europese innovatiepartnerschappen, die betrekking hebben op:

    a.

    actief en gezond ouder worden, SEC(2011) 1028, goedgekeurd op 1 september 2011

    b.

    grondstoffen, COM(2012) 82, goedgekeurd op 29 februari 2012

    c.

    productiviteit en duurzaamheid in de landbouw, COM(2012) 79, goedgekeurd op 29 februari 2012

    d.

    water, COM(2012) 216, goedgekeurd op 10 mei 2012

    e.

    intelligente steden, C(2012) 4701, goedgekeurd op 10 juli 2012.

    Al deze partnerschappen zijn 1) belangrijk voor lokale en regionale overheden, maar tegelijkertijd 2) voor hun succes afhankelijk van regionaal beheer en regionale steun en financiering. Tot dusverre zijn regionale overheden nog niet gevraagd om een bijdrage aan het proces te leveren.

    Sleutelfactoren voor succes

    20.

    Regio's en plattelandsgemeenschappen kunnen in beslissende mate bijdragen aan de sturing en medefinanciering van Elfpo-maatregelen en andere manieren om innovaties te stimuleren. Zij hebben inmiddels een onmisbare inbreng in de afstemming van steunverlening op de landbouw-, milieu- en territoriale kenmerken van een bepaalde regio, waardoor Europese fondsen efficiënter besteed kunnen worden.

    21.

    Regio's en plattelandsgemeenschappen zouden graag willen meepraten over prioriteiten of uitvoerings- en beheersregelingen.

    22.

    Bestuur op verschillende niveaus – Europees, nationaal en regionaal – is absoluut noodzakelijk om het GLB na 2013 inclusief het EIP op nieuwe leest te schoeien.

    23.

    Van belanghebbenden wordt verwacht dat zij een operationele basisgroep zullen opzetten die hiaten in de kennis op het gebied van bijvoorbeeld technologie, bedrijfsmodellen, organisatiesystemen, marketingstrategieën, behoeften van consumenten en onderwijs in kaart brengt. Geldelijke Elfpo-steun hiervoor zou alvast welkom zijn. Alvorens bij het EIP-netwerk aan te kloppen voor verdere steun zou deze groep bij wijze van volgende stap partners kunnen zoeken en een multidisciplinair team kunnen oprichten om het gebruik van grensoverschrijdende samenwerking en/of de kennisbasis te onderzoeken. Dit zou echter geen verplichte vervolgstap moeten zijn.

    24.

    Het is mogelijk dat bepaalde bottom-upinitiatieven voor innovaties op het gebied van duurzaamheid of productiviteit op regionaal of nationaal niveau weliswaar wenselijk zijn, maar niet aansluiten bij de prioritaire onderwerpen van het strategisch uitvoeringsplan (SIP) en het meerjarendraaiboek (gepubliceerd door de stuurgroep op hoog niveau (HLSG) na overleg met het Permanent Comité voor onderzoek in de landbouw en het Comité voor plattelandsontwikkeling). De steunverlening zou hier echter niet onder mogen lijden. Daarvan zou namelijk op de deelnemers een danig ontmoedigende werking uitgaan en bovendien zou de innovatiespiraal er precies op het kwetsbaarste punt door ontregeld raken.

    25.

    Zonder innovatie- en kennisbemiddeling is het onmogelijk om een innovatieproces op te starten en vooruitgang te boeken.

    III.   BELEIDSAANBEVELINGEN

    Aan de Europese Commissie

    De Europese Commissie wordt met klem aangeraden om:

    26.

    te onderkennen dat lokale en regionale overheden en belanghebbenden van cruciaal belang zijn voor het welslagen van het EIP voor productiviteit en duurzaamheid in de landbouw;

    27.

    lokale en regionale overheden een volwaardige plaats te geven in bestuursorganen bedoeld om dit initiatief te ondersteunen en op de uitvoering ervan toe te zien;

    28.

    een CvdR-vertegenwoordiger te betrekken bij de werkzaamheden van de stuurgroep op hoog niveau die de strategische koers van het EIP moet uitzetten, alsook bij het coördinatiecomité van het Europees netwerk voor plattelandsontwikkeling, zodat de reële behoeften van de lokale en regionale overheden niet worden vergeten;

    29.

    de lidstaten te verplichten de sectoroverschrijdende doelstellingen van het EIP in het partnerschapscontract op te nemen.

    30.

    „productiviteit verhogen” te omschrijven als „meer en beter produceren met minder”;

    31.

    aangezien het EIP de volgende kwesties zou moeten behandelen, een breed scala aan onderwerpen met betrekking tot primaire productie, hulpbronnenbeheer, bio-economie, de toeleveringsketen, kwaliteit, voedselveiligheid en consumenten toe te laten;

    32.

    prioriteit te verlenen aan innovatieprogramma's die gericht zijn op het behoud van landbouwactiviteiten in Europa en ervoor te zorgen dat plaats wordt ingeruimd voor onderzoek waar veehouderijgebieden, voorstedelijke gebieden, gebieden met natuurlijke handicaps en lokale-landbouwgebieden baat bij hebben;

    33.

    de voorkeur te geven aan bottom-up-innovatie-initiatieven van het midden- en kleinbedrijf boven initiatieven van de hele sector om de onevenwichtige mate van betrokkenheid te verhelpen die door verschillen in organisatiegraad en capaciteit wordt veroorzaakt;

    34.

    zich niet alleen op verhoogde productie te richten, maar ook op duurzame landbouw, op productieve landbouw op basis van moderne technologie, op preventie van voedselverspilling en verliezen na de oogst, en op verantwoord consumentengedrag;

    35.

    zich te richten op de export en marketing van knowhow en (bio)technologie en op eerlijke betrokkenheid bij de lokale (groot- of kleinschalige) productie in derde landen;

    36.

    te blijven proberen om de positie van primaire producenten in de productie-, verwerkings- en distributieketen van levensmiddelen te verbeteren;

    37.

    zich er sterk voor te maken dat de „mate van praktisch gebruik van onderzoeksresultaten” wordt toegevoegd aan de criteria voor de beoordeling van kennisinstellingen, wat voor wetenschappers een stimulans zou zijn om de innovatiekloof te dichten;

    38.

    de rol van toonaangevende Europese netwerken van regio's, onderzoeksinstituten en clusters op het gebied van hoge productiviteit en duurzame landbouw te onderkennen en zowel lokaal als interregionaal kennisoverdracht tussen ondernemers te vergemakkelijken;

    39.

    lidstaten toe te staan om early stage- en regionale activiteiten van operationele groepen – die werken aan de verwezenlijking van EIP-doelstellingen – te ondersteunen met Elfpo-middelen en regionale cofinanciering, ongeacht of deze groepen erin slagen om ook steun te verkrijgen van het EIP-netwerk.

    40.

    ermee in te stemmen dat operationele groepen ofwel binnen de grenzen van een lidstaat mogen opereren ofwel leden in verschillende lidstaten en in derde landen mogen hebben;

    41.

    om daar waar „landbouwers” als subsidiabel worden aangemerkt te spreken van „landbouwers en producentenorganisaties”, zodat het gemakkelijker wordt om een groep op te richten;

    42.

    operationele groepen toe te staan ook Elfpo-middelen aan te wenden voor de dekking van aanloopkosten, bijvoorbeeld kosten om een aanpak voor een technische of wetenschappelijke kwestie uit te werken of om een innovatie- en kennisbemiddelaar in de arm te nemen;

    43.

    nog vóór de oprichting van de hoge stuurgroep, de Sherpa-steungroep/taskforce, het steunpunt voor operationele groepen en het secretariaat dat het strategisch uitvoeringsplan moet opstellen, een communicatieteam samen te stellen dat moet zorgen voor het gebruik van 1) het EIP in de nationale programma's voor plattelandsontwikkeling; 2) de Horizon 2020-opties ter ondersteuning van onderzoeksprojecten, multi-actorprojecten, clusters van innovatiemaatregelen, innovatiebemiddelaars en innovatiecentra; 3) de faciliteiten en contactpersonen van het EIP-netwerk; en 4) een handboek/richtsnoeren voor lokale groepen;

    Aan lokale en regionale overheden

    Lokale en regionale overheden wordt aangeraden om:

    44.

    steun te bieden aan betrokkenheid bij het EIP en aan de opname hiervan in de operationele programma's van het Elfpo en de oprichting van operationele groepen voor te bereiden;

    45.

    lidstaten in overweging te geven dat het hoog tijd is om aandacht te besteden aan productiviteit, efficiënt gebruik van hulpbronnen en duurzaamheid en dat zij er daarom goed aan doen om minimaal 10% van de totale Elfpo-bijdrage te besteden aan de bevordering van kennisoverdracht en innovatie in de landbouwsector, de bosbouwsector en plattelandsgebieden;

    46.

    de activiteiten in het nationale en Europese netwerk voor plattelandsontwikkeling op te voeren.

    Brussel, 30 november 2012

    De voorzitter van het Comité van de Regio's

    Ramón Luis VALCÁRCEL SISO


    (1)  CdR 1112/2012 –EDUC-V-024 „Innovatie voor duurzame groei: een bio-economie voor Europa?”


    Top