EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009DC0040

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad Een actieplan van de Europese Gemeenschap voor de instandhouding en het beheer van het haaienbestand {SEC(2009) 103} {SEC(2009) 104} {SEC(2009) 106}

/* COM/2009/0040 def. */

52009DC0040

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad Een actieplan van de Europese Gemeenschap voor de instandhouding en het beheer van het haaienbestand {SEC(2009) 103} {SEC(2009) 104} {SEC(2009) 106} /* COM/2009/0040 def. */


NL

Brussel, 5.2.2009

COM(2009) 40 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Een actieplan van de Europese Gemeenschap voor de instandhouding en het beheer van het haaienbestand

{SEC(2009) 103}

{SEC(2009) 104}

{SEC(2009) 106}

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Een actieplan van de Europese Gemeenschap voor de instandhouding en het beheer van het haaienbestand

1. Inleiding

De haai mag dan algemeen bekend staan als de meest geduchte rover in zeeën en oceanen, hij is tegelijkertijd uitermate kwetsbaar: het bestand slinkt gestaag en sommige soorten in de wateren van de EU worden zelfs met uitsterven bedreigd.

De meer dan 1000 soorten haaien, roggen en draakvissen (die alle deel uitmaken van de klasse kraakbeenvissen of Chondrichthyes) kunnen worden ingedeeld in twee groepen: de Elasmobranchii en de Chimaeridae [1]. Deze dieren komen voor in alle oceanen en zeeën, en vooral in de Noord-Atlantische Oceaan, waar de vissersvloot van de EG meer dan de helft van haar vangst bovenhaalt.

Hoewel de haaienvangst slechts een beperkt aandeel van de mondiale visserijproductie uitmaakt, is sinds medio jaren 80 een snelle groei in deze sector merkbaar. Deze toename wordt aangestuurd door de stijging van de vraag naar van haaien afkomstige producten (vooral vinnen, maar ook onder meer vlees, huid en kraakbeen), met name op de Aziatische markt, en wordt op peil gehouden door, onder andere, verbeteringen in de visserijtechnologie, de verwerking en de afzet en door de afname van andere visbestanden. Door de combinatie van al deze factoren gaat meer geld om in de visserij op haaien en is de mondiale haaienvangst in de periode 1984-2004 gestegen van 600 000 tot meer dan 810 000 ton.

Specifieke biologische kenmerken maken haaien bijzonder kwetsbaar voor ongereglementeerde en intensieve visserij. Omdat zij zich traag voortplanten en de populatie overeenkomstig langzaam toeneemt, herstelt het bestand slechts moeizaam van overbevissing of andere nadelige schokken. Om deze dieren duurzaam te bevissen is daarom behoefte aan een stabiel en effectief beheerskader.

Het gecoördineerde beheer van de haaienvisserij heeft reeds op de internationale agenda gestaan.

In 1999 heeft de FAO in het kader van de Gedragscode voor een verantwoorde visserij een Internationaal Actieplan voor het behoud en het beheer van de haaien (IPOA – SHARKS) goedgekeurd. Dit – weliswaar niet bindende – actieplan fungeert voor alle betrokken landen als richtinggevend referentiekader bij het ontwerpen van eigen plannen voor de instandhouding, het beheer en de duurzame langetermijnexploitatie van de haaienbestanden.

Ondanks het belang van de haaienvisserij voor de communautaire vissersvloot is deze visserijtak nog niet ingebed in een omvattend beheerskader op communautair niveau. Hoewel gaandeweg een aantal maatregelen is vastgesteld die direct of indirect gericht zijn op de instandhouding en het beheer van het haaienbestand, vergt het herstel van talrijke sterk uitgedunde bestanden die de communautaire vloot zowel in EG- als niet-EG-wateren bevist, een verscherping van het bestaande kader. Aangezien de Gemeenschap bovendien de verbintenis is aangegaan om de visserij op een duurzame leest te schoeien en op internationaal niveau veel gewicht in de schaal legt, dient zij het voortouw te nemen in de ontwikkeling van beleidslijnen voor de rationele exploitatie van Chondrichthyes.

Tegen deze achtergrond moet de EG nu tijdig en doeltreffend ingrijpen door een omvattend, effectief en geïntegreerd beleids- en regelgevingskader voor de haaienvisserij te ontwikkelen en ten uitvoer te leggen.

Deze mededeling omvat de achtergrond, de kernbeginselen en de voornaamste elementen van het actieplan voor haaien. In de bijgevoegde tabel wordt een overzicht van de geplande acties gegeven.

Het plan is gestoeld op de talrijke nuttige bijdragen die de belanghebbende partijen gedurende het in maart 2008 afgelopen openbare en institutionele overleg hebben aangeleverd en wordt geschraagd door de analyse in de bijgevoegde effectbeoordeling. Overeenkomstig de vereisten in het Internationale Actieplan van de FAO gaan de mededeling en het actieplan vergezeld van een evaluatieverslag over het haaienbestand, dat in de bijlage als werkdocument van de diensten van de Commissie is opgenomen.

2. Huidige situatie

2.1. De communautaire haaienvisserij

2.1.1. Noord-Atlantische Oceaan

In de Noord-Atlantische Oceaan is een aantal zeer belangrijke haaienvisserijtakken actief, zowel in wateren onder de jurisdictie van de EU of van derde landen (zoals Noorwegen en de Faeröer) als in internationale wateren die onder verschillende regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s) ressorteren. Voorbeelden zijn onder meer de haaien- en roggenvisserij in ondiepe wateren in Noordoost-Europa, de demersale en pelagische visserij in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de haaienvisserij in diepe wateren (de meer omvangrijke tropische pelagische visserij wordt in het volgende deel afzonderlijk behandeld). In dit gebied (noordoostelijk en noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan, incl. de Middellandse Zee) wordt ca. 56 000 ton Eslamobranchii (vooral demersale roggen en kleine haaien en een relatief klein aandeel grote pelagische haaien) door communautaire vaartuigen bovengehaald.

Het feit dat in het kader van de demersale visserij op meerdere soorten wordt gevist, maakt het bijzonder moeilijk het haaienbestand in dit gebied te beheren en gericht te beschermen zonder ernstige gevolgen voor de andere gevangen soorten. Een andere onderliggende oorzaak van de beheerproblemen in het gebied zijn terug te voeren op de aanzienlijke overcapaciteit van de vloot die in het kader van de demersale visserij kleine haaien en roggen als bijvangst bovenhaalt.

2.1.2. Centraal en zuidelijk deel van de Atlantische Oceaan

Pelagische haaienvisserij in het centrale deel van de Atlantische Oceaan: Aangezien hier vooral op tonijn en zwaardvis wordt gevist, ligt het beheer van de oppervlaktevisserij op tonijn en - tot op bepaalde hoogte - van de belangrijkste bijvangst (pelagische haaien) in handen van de Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijn in de Atlantische Oceaan (ICCAT). Waar met de ringzegen, de hengel en de lijn zelden haaien worden gevangen, daar bedraagt het vangstpercentage voor deze soorten in de visserij met de drijvende beug maar liefst ca. 68 %, in vergelijking met 30 % zwaardvis en tonijn (de opgegeven doelsoorten). Jaarlijks wordt hier ca. 31 000 ton haaien gevangen, veelal blauwe haai (Prionace glauca - 75 % van alle gevangen haaien) en kortvinmakreelhaai (Isurus oxyrinchus).

Bovenop de tonijnvisserij in dit deel van de Atlantische Oceaan wordt in wateren onder jurisdictie van derde landen aan verschillende soorten kustvisserij deelgenomen door communautaire vaartuigen. De aangegeven vangst van de communautaire vaartuigen (vermoedelijk de aan boord gehouden vangst) is bescheiden: ca. 2 300 ton per jaar in de afgelopen vijf jaar.

2.1.3. Indische Oceaan

De twee voornaamste soortgroepen die in de vangst in dit gebied worden aangetroffen, zijn zwaardvis (45 %; ca. 7 000 ton per jaar) en haaien (40 %; ca. 6 100 ton per jaar). De totale haaienvangsten bestaan voornamelijk uit blauwe haai (Prionace glauca – 88 % ), en kortvinmakreelhaai (Isurus oxyrinchus – 9 %).

2.1.4. Stille Oceaan

De tonijnvisserij in de Stille Oceaan wordt beheerd door twee ROVB’s: de IATTC voor het oostelijke en de WCPFC voor het centrale en westelijke deel. De Gemeenschap is verdragsluitende partij bij de WCPFC en heeft bij de IATTC de status van waarnemer. In de periode 2001-2005 is de aanlanding van haaien gestaag toegenomen van 400 ton tot 6 100 ton. Parallel daarmee worden meer haaien aan boord bewaard vanwege het stijgende economische potentieel van deze soorten en de daarvan afgeleide producten op de internationale markten. Een andere factor die tot de stijging heeft bijgedragen, is de uitbreiding van de visserij naar het westen vanaf 2004.

Net als in de Atlantische en de Indische Oceaan wordt overwegend pelagische blauwe haai (Prionace glauca) en pelagische kortvinmakreelhaai (Isurus oxyrinchus) gevangen en aangeland door vaartuigen met drijvende beug.

2.2. De markt voor haaien in de EU

De doornhaai (Squalus acanthias) en de hondshaaien (Scyliorhinus spp.) vallen onder Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad [2], waarbij een gemeenschappelijke marktordening der markten voor producten van de visserij en de aquacultuur is vastgesteld, en komen in aanmerking voor interventiemaatregelen. In de periode 2005-2007 is 0,76% tot 1,46 % van de doornhaaiproductie van de EU-25 uit de markt genomen. Voor de hondshaaien is dit percentage gestegen van 4,04% in 2005 tot 6,54% in 2007.

Wat de externe handel betreft, is de invoer van doornhaai en andere haaiensoorten (geheel, vers, gekoeld en bevroren) in de EU-25 gedaald van 19 439 ton in 2005 tot 18 756 in 2007. De uitvoer van dezelfde producten uit de EU-25 is daarentegen gestegen van 696 ton in 2006 tot 2 704 ton in 2007.

2.3. Het EU-wetgevingskader voor haaien

Als levende aquatische hulpbronnen valt de haai en bijgevolg ook het actieplan onder het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), zoals gedefinieerd in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

Bovendien kan de reeds bestaande communautaire wetgeving op het gebied van outputbeheer, technische maatregelen, controle, vlootbeleid en handelsbeleid effectief worden ingezet ter waarborging van een duurzame exploitatie van het haaienbestand. Andere maatregelen, met name met betrekking tot als bijvangst gevangen haaien, zijn weliswaar niet specifiek gericht op de haai, maar hebben wel belangrijke gevolgen voor dit bestand. Dergelijke maatregelen worden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1967/2006 vastgesteld in het kader van meerjarenplannen.

Algemeen gesteld zijn met betrekking tot vangstmogelijkheden voor haaien twee soorten verordeningen van toepassing op de gerichte haaienvisserij en de bijvangst van haaien:

a) tweejaarlijkse Raadsverordeningen tot vaststelling van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen, die gelden voor de wateren van de EU en van de NEAFC (Northeast Atlantic Fisheries Commission);

b) jaarlijkse Raadsverordeningen tot vaststelling van de vangstmogelijkheden die gelden voor bepaalde visbestanden in de wateren van de Gemeenschap en, wat vaartuigen van de Gemeenschap betreft, in andere wateren met vangstbeperkingen (inclusief de wateren onder beheer van de NEAFC, de NAFO en de CCAMLR), en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften.

Bovendien zijn bij Verordening (EG) nr. 2347/2002 van 16 december 2002 [3] bijzondere voorwaarden voor de toegang tot diepzeebestanden en bij de visserij daarop in acht te nemen voorschriften vastgesteld die onder meer van toepassing zijn op een groot aantal diepzeehaaien.

Bij Verordening (EG) nr. 1185/2003 van de Raad [4] wordt het afsnijden van haaienvinnen (ontvinnen en teruggooien van de rest van de haai) verboden en voorkomen. Krachtens deze verordening mag het gewicht van de van de vangst overgehouden vinnen nooit hoger zijn dan het theoretische gewicht van de vinnen dat zou overeenstemmen met de overblijvende delen van de haaien die zich aan boord bevinden, zijn overgeladen of zijn aangeland. Met het oog op de handhaving van deze eis is in de verordening vastgesteld dat het theoretische gewicht van de vinnen in geen geval 5 % van het levend gewicht van de haaienvangst mag overschrijden.

Voorts dient erop te worden gewezen dat zowel op internationaal als op EG-niveau een aantal maatregelen is genomen om de internationale handel in haaien en van haaien afkomstige producten te regelen. Een en ander is ten uitvoer gelegd in het kader van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES).

De opname van bepaalde haaiensoorten, met name de reuzenhaai (Cetorhinus maximus), de witte haai (Carcharodon carcharias) en de walvishaai (Rhincodon typus), in bijlage II van CITES betekent dat de handel in deze soorten aan strikte regels is gebonden.

Bovendien is zowel de reuzenhaai als de witte haai opgenomen in de bijlagen I en II van het Verdrag inzake trekkende diersoorten. De walvishaai staat vermeld in bijlage II van dit Verdrag.

3. Het actieplan

3.1. Het actieplan van de EG: algemene doelstelling, toepassingsgebied en operationele doelstellingen

De referentie voor dit actieplan is het actieplan IPOA-SHARKS van de FAO, dat gericht is op het behoud en het beheer van haaien en op de mondiale, duurzame langetermijnexploitatie van deze soorten.

Met het onderhavige actieplan wil de EG deze algemene doelstelling ondersteunen door het herstel van talrijke, sterk uitgedunde bestanden waarop de communautaire vloot in en buiten de EG-wateren vist, te garanderen. In het actieplan wordt uiteengezet wat reeds bestaat en wat nog moet worden gedaan om een omvattend en coherent beleid en wetgevingskader te creëren voor de instandhouding en het beheer van het haaienbestand in en buiten de EG-wateren.

Het voorgestelde actieplan is van toepassing op alle Chondrichthyes die in EG-wateren worden bovengehaald, ongeacht of de vangst plaatsvindt in het kader van gerichte commerciële of gerichte recreatievisserij of als bijvangst van deze visserijactiviteiten. Het actieplan geldt bovendien voor reeds bestaande en toekomstige overeenkomsten en partnerschappen tussen de Europese Gemeenschap en derde landen, voor de visserij op volle zee en voor de visserij die aan de hand van beheersvoorschriften of niet-bindende aanbevelingen voor andere dan EG-wateren wordt geregeld door ROVB’s.

Het actieplan heeft drie specifieke doelstellingen:

(a) de kennis over de haaienvisserij, de haaiensoorten en de rol die zij spelen in het ecosysteem, uit te breiden;

(b) de duurzaamheid van de gerichte haaienvisserij te waarborgen en erop toe te zien dat de bijvangst van haaien in het kader van andere visserijtakken goed wordt gereglementeerd;

(c) de samenhang tussen het interne en externe communautaire beleid betreffende haaien te stimuleren.

3.2. Het actieplan van de EG: hoofdbeginselen en voornaamste acties

3.2.1. Een stapsgewijze strategie op basis van degelijk wetenschappelijk bewijsmateriaal

Als algemeen beginsel dient te gelden dat kraakbeenvissen net als andere vissen moeten worden beheerd op basis van degelijk wetenschappelijk advies. De specifieke biologische en ecologische kenmerken van de meeste betrokken haaiensoorten vergen echter een voorzichtiger beheersaanpak. De uitvoeringsmaatregelen moeten worden gestoeld op het voorzorgsbeginsel dat met betrekking tot het beheer van de op één soort gerichte visserij is beschreven in mededeling van de Commissie COM(2000) 803 definitief [5].

In dit verband zij erop gewezen dat de ICES-werkgroep haaien in de periode 2007-2009 de bestandstoestand van de voornaamste soorten beoordeelt. De resultaten van deze beoordeling moeten worden gebruikt als basis voor eventuele toekomstige maatregelen voor specifieke bestanden. Tegen deze achtergrond zal het niet haalbaar zijn alle wenselijk geachte maatregelen voor de instandhouding van de haai tegelijkertijd ten uitvoer te leggen.

Bovendien komen zoveel wetenschappelijke en monitoringgegevens aan het licht dat het raadzaam lijkt te opteren voor een stapsgewijze benadering. De Commissie heeft in dit verband op 6 november 2008 een besluit goedgekeurd tot vaststelling van een communautair meerjarenprogramma overeenkomstig Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad betreffende de instelling van een communautair kader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector. Krachtens dit besluit moeten met het oog op de verzameling van gegevens ook haaien worden bemonsterd (bestanden van groep I).

Wat het verbod op ontvinnen betreft, kan de tenuitvoerlegging van de betrokken verordening door de lidstaten spaak lopen wanneer zij te algemene motiveringen aanvaarden voor de noodzaak haaienvinnen en de andere delen van haaien aan boord afzonderlijk te verwerken. Daarom dienen de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1185/2003 vastgestelde motiveringsgronden te worden verscherpt en verduidelijkt.

De Commissie heeft in dit verband tevens rekening gehouden met andere relevante elementen, zoals de reacties op het door de Commissie ingestelde open overleg over het ontwerpactieplan van de EG en de aanbevelingen van internationale deskundigen ter zake die van mening zijn dat een verordening inzake ontvinnen slechts doeltreffend en bruikbaar kan zijn wanneer daarin wordt bepaald dat haaien bij het aanlanden niet ontvind mogen zijn.

3.2.2. Nadruk op regionale samenwerking

Talrijke haaiensoorten bestrijken een groot gebied en leggen al trekkend grote afstanden in internationale wateren af. Hierdoor zal de bevoegdheid voor het beheer van visserijtakken die dergelijke bestanden exploiteren, vooral liggen bij de betrokken ROVB’s. Deze instanties dienen te bepalen welke maatregelen voor de onder hun bevoegdheid vallende wateren vereist zijn. Bijgevolg is het belangrijk dat het werk van de ROVB’s op dit gebied wordt ondersteund door de reeds bestaande organisaties te versterken en op korte termijn nieuwe op te richten in gebieden die nog niet zijn gedekt.

Momenteel is het aantal bindende beheersaanbevelingen voor haaien die zijn vastgesteld door ROVB’s waarbij de Gemeenschap als partij is aangesloten, beperkt. Bij gebrek aan aanbevelingen of beheersplannen dient de Gemeenschap de betrokken wetenschappelijke comités aan te zetten tot de ontwikkeling van voorstellen om de beschikbaarheid van gegevens te verbeteren en initiële beoordelingen op te stellen.

Een sleutelelement in het actieplan van de EG bestaat erin de rol van de ROVB’s in hun visserijbeheerbeleid te versterken en mede daardoor de kwaliteit van de adviezen van de betrokken wetenschappelijke comités te waarborgen. Voor zover de ROVB’s geen duidelijke aanbevelingen of duidelijk advies over het beheer van het haaienbestand hebben vastgesteld, moet het onderhavige actieplan er hoofdzakelijk op gericht zijn de kennis over de gerichte haaienvisserij en over de bijvangst van haaien te verbeteren. De Gemeenschap zal in het licht daarvan blijven samenwerken met de ROVB’s en hen actief blijven steunen in hun inspanningen om de gegevens over haaien ruim ter beschikking te stellen en adequate beheersmaatregelen te nemen.

Het in Verordening (EG) nr. 1185/2003 vastgestelde verbod op ontvinnen geldt voor alle soorten visserij in EG-wateren en voor alle communautaire vissersvaartuigen die in niet-EG-wateren vissen. Bovendien hebben de meeste ROVB’s die bevoegd zijn voor de instandhouding van het haaienbestand, de afgelopen jaren eveneens een verbod op ontvinnen vastgesteld. Vaak zijn deze verbodsmaatregelen goedgekeurd op basis van voorstellen van de Gemeenschap met steun van andere partijen.

Krachtens het desbetreffende ontvinningsverbod van de ROVB’s moeten de verdragsluitende partijen hun vaartuigen verbieden om tot de eerste plaats van aanlanding haaienvinnen aan boord te hebben die in totaal meer wegen dan 5 % van het gewicht van de aan boord gehouden haaien (terwijl in de communautaire wetgeving sprake is van 5 % van “het levend gewicht van de haaienvangst”).

De Commissie zal zich verder inspannen om ervoor te zorgen dat de op EG-niveau vastgestelde ontvinningsmaatregelen in het kader van alle betrokken internationale verdragen, en met name door de regionale organisaties voor het visserijbeheer, ten uitvoer worden gelegd.

Tot slot zal de Gemeenschap met het oog op de controle van de haaienvisserij en de handel in haaien streven naar betere internationale samenwerking in het kader van het Verdrag inzake trekkende diersoorten en CITES.

3.2.3. Een geïntegreerd actiekader

Volgens de Commissie kan het beheer van haaien slechts degelijk worden aangepakt aan de hand van een geïntegreerde reeks in- en outputmaatregelen en technische maatregelen. Doorgaans volgt het voorgestelde actieplan de structuur van het FAO-plan voor het behoud en het beheer van haaien dat is vastgesteld in bijlage A bij het IPOA-actieplan van de FAO.

De maatregelen in het kader van het onderhavige actieplan hebben tot doel de verzameling van gegevens, het wetenschappelijk advies, de beheersmaatregelen en de technische maatregelen te verbeteren en de controle van het ontvinningsverbod aan te scherpen. De maatregelen moeten op EG- en lidstaatniveau ten uitvoer worden gelegd. Bovendien zal de Gemeenschap streven naar de bekrachtiging ervan door alle betrokken ROVB’s.

3.3. Conclusies

Het voorgestelde actieplan zal een groot aantal juridische en beleidsmaatregelen met zich brengen, inclusief de wijziging van een aantal bestaande rechtsinstrumenten. Sommige maatregelen kunnen op EG-niveau ten uitvoer worden gelegd; andere vereisen maatregelen op lidstaatniveau of bekrachtiging door ROVB’s. Voorts voorziet het plan in acties die onmiddellijk ten uitvoer kunnen worden gelegd en in andere die een verbintenis op langere termijn vergen en moeten worden gebaseerd op geleidelijk beschikbaar gesteld bewijsmateriaal en wetenschappelijk advies. Het tijdspad voor de uitvoering van het actieplan zal derhalve worden bepaald door de bijdragen van alle betrokken partijen. De Commissie verzoekt de Raad en het Europees Parlement om steun voor de in dit plan voorgestelde acties.

Actieplan voor haaien

Specifieke doelstellingUitbreiding van de kennis over de haaienvisserij, de haaiensoorten en de rol die zij spelen in het ecosysteem. |

Doelstelling | Actie-niveau | Actie | Bevoegde partij | Tijdspad |

Te beschikken over gedetailleerde soortenspecifieke kwantitatieve en biologische gegevens over vangsten, aanlandingen en handel voor visserijtakken met een hoge en middelgrote prioriteit. | EG | Meer investeringen in het verzamelen van gegevens over haaien op de aanlandingsplaatsen en per verwerkings- en afzettak. | Commissie, Raad en lidstaten | Stapsgewijze uitvoering met het oog op concrete resultaten na drie uitvoeringsjaren. |

| | Het opzetten van systemen om de vangstgegevens per soort en per visserijtak te verifiëren. | | |

| | Het opleggen van een representatieve aanwezigheid van waarnemers aan boord van EG-vissersvaartuigen met een lengte van meer dan 24 m en met een recent haaienbijvangstaandeel in de totale vangst van meer dan 10 % tot 15 % (afhankelijk van de visserijtak). | | |

| | Voor alle niet door de bovenstaande maatregel gedekte vloten die actief zijn in de verre visserij en haaien als bijvangst bovenhalen, het opleggen van een aanwezigheid van waarnemers van ten minste 10 % tegen 2013. | | Stapsgewijze uitvoering met het oog op concrete resultaten tegen 2013. |

| | Voor hoogprioritaire visserij in ondiepe wateren van het noodoostelijke deel van de Atlantische Oceaan, het opleggen van een proefsysteem voor waarnemers (bijv. 25) tegen 2013. | | |

| | Het garanderen dat in de voornaamste visserijtakken en voor de voornaamste soorten elke aanlanding en verhandeling van vinnen, vlees en olie van haaien afzonderlijk per product wordt geregistreerd, waar mogelijk per soort. | | Stapsgewijze uitvoering met het oog op concrete resultaten na drie uitvoeringsjaren. |

| Binnen ROVB’s te bevorderen maatregelen. | Het bevorderen van betere soortspecifieke vangst- en aanlandingsgegevens en betere controles van haaienvangsten per visserijtak. | Commissie, Raad, lidstaten en ROVB’s. | Stapsgewijze uitvoering. |

| | Het verbeteren, in samenwerking met de FAO en de betrokken instanties voor visserijbeheer, van de controles en de rapportage van gegevens over vangsten, bijvangsten, teruggooi, afzet en internationale handel, waar mogelijk per soort. | | |

| | Het richten van een verzoek aan de FAO of de ROVB’s (afhankelijk van het geval) om tegen medio 2009 (met het oog op rapportage aan de 15e bijeenkomst van de conferentie van partijen van CITES) regionale haaienplannen en daarmee samenhangende maatregelen te ontwikkelen en uit te voeren met het oog op de soortenidentificatie en controle, zoals is bepaald in IPOA SHARKS | | |

| | Het bevorderen van de identificatie en rapportage van soortenspecifieke biologische en handelsgegevens, ten minste voor de voornaamste soorten. | | |

| | Het aanmoedigen van een representatieve aanwezigheid van waarnemers aan boord van op volle zee vissende vissersvaartuigen met een lengte van meer dan 24 m en met een recent haaienbijvangstaandeel in de totale vangst van meer dan 10 % tot 15 % (afhankelijk van de visserijtak).Voor alle niet door de bovenstaande maatregel gedekte vloten die haaien als bijvangst bovenhalen, het aanmoedigen van een aanwezigheid van waarnemers van ten minste 10 % tegen 2013. | | |

| Lidstaten | Het controleren van recreatievangsten en het uitsplitsen van de visserijsterfte tussen recreatie- en commerciële visserij. | Lidstaten | |

Het efficiënt kunnen controleren en beoordelen van haaienbestanden op soortenspecifiek niveau en het ontwikkelen van vangststrategieën overeenkomstig de beginselen van biologische duurzaamheid en rationele langetermijnexploitatie. | EG en ROVB’s | Het versterken van de onderzoeksprogramma’s van de EG en de ROVB’s ter bevordering van de gegevensverzameling, de controle en de beoordeling van de bestanden op soortenspecifiek niveau. | Commissie, Raad, lidstaten en ROVB’s. | Stapsgewijze uitvoering met het oog op concrete resultaten na drie uitvoeringsjaren. |

| Lidstaten | Het ontwikkelen van nationale expertise. | Lidstaten | Stapsgewijze uitvoering. |

Het verbeteren en ontwikkelen van kaders voor het instellen en coördineren van efficiënt overleg met participatie van de belanghebbende partijen aan initiatieven inzake onderzoek, beheer en educatie. | EG | Het faciliteren, in het kader van programma’s van de regionale adviesraden (RAR’s), van bewustmaking bij de belanghebbende partijen en van overleg met deze partijen op het gebied van het beheer van de haaienbestanden en beste praktijken om ongewenste bijvangsten te verminderen. | Commissie, lidstaten en belanghebbende partijen | Stapsgewijze uitvoering. |

| Lidstaten | Het aanmoedigen van de lidstaten om relevante geaggregeerde gegevens betreffende vloten en de haaienvisserij openbaar beschikbaar te maken, met inachtneming van het recht op vertrouwelijkheid. | Commissie en lidstaten | |

| | Het opzetten van educatieve programma’s om vissers en het publiek te informeren over beperkingen en programma’s voor de instandhouding van het haaien- en roggenbestand. | Lidstaten | |

Specifieke doelstellingDe duurzaamheid van de gerichte haaienvisserij te waarborgen en erop toe te zien dat de bijvangst van haaien in het kader van andere visserijtakken goed wordt gereglementeerd. |

Doelstelling | Actieniveau | Actie | Bevoegde partij | Tijdspad |

Het afstemmen van de vangsten en de visserijinspanning op de beschikbare hulpbronnen, met bijzondere aandacht voor hoogprioritaire visserijtakken en kwetsbare of bedreigde haaienbestanden. | EG | Het beperken of verbieden van visserijactiviteiten in gebieden die als gevoelig voor bedreigde bestanden worden beschouwd. | Commissie, Raad en lidstaten | Stapsgewijze uitvoering met het oog op concrete resultaten na drie uitvoeringsjaren. |

| | Verdergaande beperking van de visserijinspanning door de betrokken visserijtakken. | | |

| EG en ROVB’s | Het vaststellen van vangstbeperkingen voor bestanden overeenkomstig advies van de ICES en de betrokken ROVB’s.Het op middellange tot lange termijn verbieden van teruggooi van haaien en het opleggen van de verplichting alle vangsten (incl. bijvangsten) aan te landen. Ongewenste bijvangsten van haaien die een kans op overleven hebben, moeten weer in het water worden gezet.Het vergroten van de selectiviteit om ongewenste bijvangsten te verminderen.Het vaststellen van ruimte- en tijdgebonden vangstbeperkingen in gebieden met veel jonge of paaiende vis, met name voor kwetsbare of bedreigde soorten. Het bevorderen van programma’s en analyses om de visserijinspanning op internationaal niveau aan te passen.Het vaststellen van bijvangstbeperkende programma’s voor haaiensoorten die door de betrokken internationale organisaties als ernstig bedreigd of bedreigd worden beschouwd.Het zorgen voor internationale samenwerking binnen het Verdrag voor trekkende soorten en CITES met het oog op het controleren van de visserij op en de handel in haaien.Het bestuderen van de eventuele impact van marktmechanismen op instandhoudingsmaatregelen, onder meer voor haaiensoorten, in het kader van de lopende evaluatie van de gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en producten van de aquacultuur. | Commissie, Raad, lidstaten en ROVB’s. | Stapsgewijze uitvoering. |

Het optimaal beperken van afval en teruggooi in de haaienvisserij aan de hand van de verplichting ontvinde haaien aan boord te houden en aan de hand van verscherpte controlemaatregelen. | EG en ROVB’s | Het bevestigen van het ontvinningsverbod [6]. Als algemene regel moet gelden dat haaien niet aan boord mogen worden ontvind en haaienvinnen niet mogen worden overgeladen of aangeland. Elke uitzondering op deze regel moet omstandig, degelijk en objectief worden gemotiveerd en gedocumenteerd. Pas dan mag de lidstaat het speciale visdocument afgegeven. De lidstaten mogen geen speciaal visdocument afgeven aan vaartuigen die niet aan deze voorwaarde voldoen.Het overwegen van een herziening van de 5 %-regel, in de zin dat moet worden bepaald dat de vinnen in geen geval meer mogen wegen dan 5 % van het schoongemaakte (zonder ingewanden, zonder kop) geslacht gewicht van de gevangen haaien. Lidstaten die gegevensverzamelingsprogramma's hebben opgezet en ingevoerd waaruit blijkt dat dit percentage in sommige gevallen kan worden verhoogd, mogen een verhoging toepassen tot maximaal 5 % van het levend gewicht van de gevangen haaien.Vaartuigen van lidstaten die zijn vrijgesteld van de verplichting haaien aan te landen met de vinnen eraan, moeten worden verplicht tot de gelijktijdige aanlanding van de haaienvinnen en -karkassen in dezelfde haven. | Commissie, Raad en lidstaten | Onmiddellijke uitvoering, na ontvangst van de conclusies van de Raad en het EP. |

[1] Tenzij nader gespecificeerd dekt de in dit document gebruikte term “haaien” alle soorten van de klasse Chondrichthyes.

[2] Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (PB L 17 van 21.1.2000).

[3] PB L 351 van 28.12.2002.

[4] PB L 167 van 4.7.2003, blz. 1.

[5] Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Toepassing van het voorzorgsbeginsel en meerjarige regelingen voor vaststelling van de TAC's. COM(2000) 803 definitief.

[6] Deze praktijk houdt in dat de vinnen van de haai worden afgesneden en de rest van het dier terug in zee wordt gegooid.

--------------------------------------------------

Top