Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009AE1700

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het onderwerp „Naar een ecologisch efficiënte economie – De economische crisis aangrijpen als kans om op energiegebied nieuwe wegen in te slaan” (verkennend advies)

    PB C 128 van 18.5.2010, p. 23–28 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    18.5.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 128/23


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het onderwerp „Naar een ecologisch efficiënte economie – De economische crisis aangrijpen als kans om op energiegebied nieuwe wegen in te slaan”

    (verkennend advies)

    (2010/C 128/05)

    Rapporteur: de heer OSBORN

    Het toen aanstaande Zweedse voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie heeft op 3 juni 2009 het Europees Economisch en Sociaal Comité verzocht een verkennend advies uit te brengen over het volgende onderwerp:

    Naar een ecologisch efficiënte economie – De economische crisis aangrijpen als kans om op energiegebied nieuwe wegen in te slaan.

    De gespecialiseerde afdeling Vervoer, energie, infrastructuur, informatiemaatschappij, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 12 oktober 2009 goedgekeurd.

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 4 en 5 november 2009 gehouden 457e zitting (vergadering van 5 november) onderstaand advies uitgebracht, dat met 164 stemmen vóór en 2 stemmen tegen, bij 8 onthoudingen, werd goedgekeurd.

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1.   De meest ontwikkelde economieën ter wereld beseffen dat zij tegen 2050 de uitstoot van hun broeikasgassen met ten minste 80 % terug moeten dringen als onderdeel van een wereldwijd initiatief om de risico's in verband met klimaatverandering beheersbaar te houden. De energievoorziening van de ontwikkelde economieën moet daarom met onmiddellijke ingang ingrijpend veranderen.

    1.2.   De Raad en het Parlement zijn begin dit jaar een omvangrijk klimaat- en energieprogramma overeengekomen om in de EU tegen 2020 de uitstoot met 20 tot 30 % te verminderen. De uitvoering hiervan laat echter nog op zich wachten; en er moet snel meer gedaan worden, gelet op de doelstelling voor 2050.

    1.3.   De huidige economische crisis is niet alleen een bedreiging, ze biedt ook kansen. Het gevaar is dat de aanpak van de permanente economische problemen alle politieke aandacht en beschikbare middelen opeist, en dat de maatregelen gericht zijn op het herstel van de gewone gang van zaken en hetzelfde patroon van groeiende uitstoot. Het voordeel is dat er genoeg ruimte is om dit stramien te doorbreken en een eco-efficiëntiestrategie in te voeren die diverse voordelen oplevert: herstel van de economie, verbetering van het concurrentievermogen en het scheppen van nieuwe banen, terwijl tegelijk de energiebronnen veranderen en de uitstoot ingrijpend afneemt.

    1.4.   Het EESC staat volledig achter de in uitvoering zijnde en geplande acties in Europa voor de bevordering van eco-efficiëntie, inclusief nadere maatregelen voor:

    energie-efficiëntie in een nieuw Actieplan voor energie-efficiëntie;

    hernieuwbare energie in een nieuw Actieplan voor hernieuwbare energie;

    integratie van vereisten voor eco-efficiëntie in alle programma's voor overheidsuitgaven;

    de bevordering van een groene belastinghervorming;

    het stimuleren van groen aanbestedingsbeleid in alle overheidsinstanties.

    1.5.   Voor grootschalige actiebereidheid en steun en voor het behoud van concurrerend leiderschap voor Europa wereldwijd stelt het EESC voor dat de Commissie en de instellingen ook gaan kijken naar een beperkt aantal overschakelingskwesties. Het Comité selecteert met name drie overstappen, die de belangstelling en de steun van het brede publiek zouden kunnen wekken als belangrijke Europese initiatieven en programma's:

    de overschakeling op zonne-energie en andere vormen van hernieuwbare energie;

    de overschakeling op de elektrische auto;

    de overschakeling op passieve huizen.

    Om te vermijden dat de CO2-uitstoot wordt verplaatst van de auto naar de centrale vereist de algemene invoering van de elektrische auto natuurlijk dat er meer elektriciteit wordt opgewekt uit bronnen die zelf weinig CO2-emissies veroorzaken.

    1.6.   Het EESC bepleit de oprichting van krachtige publiek/private partnerschappen (PPP's) om deze overschakelingen in goede banen te leiden en om een zo breed mogelijk draagvlak te bereiken in het bedrijfsleven, bij andere relevante instellingen en bij het publiek. Het stelt ook voor een nieuwe vorm van groene euro-obligaties in te voeren om aanvullende financiering te verschaffen om deze veranderingen te ondersteunen.

    1.7.   Het EESC zou ook graag zien dat een nieuw initiatief voor eco-efficiëntie, opgezet volgens de ideeën in dit advies, de kern gaat vormen van de nieuwe Lissabonstrategie om de voortgang een duurzamere toekomst te verlenen.

    2.   Achtergrond

    2.1.   De redenen om snel actie te ondernemen voor een eco-efficiëntere economie zijn algemeen bekend. Klimaatverandering ten gevolge van de uitstoot van broeikasgas leidt al op vele plaatsen tot ernstige problemen, en deze problemen zullen de komende jaren vrijwel zeker verergeren.

    2.2.   Behalve de verergerende klimaatverandering is er nog een serieuze dreiging, nl. het vooruitzicht dat de olie- en gasvoorraden opraken en er in de toekomst schaarste ontstaat, met hogere en snel fluctuerende prijzen. Gebieden zoals Europa, die grotendeels van invoer afhangen, moeten hun kwetsbaarheid verminderen en hun voorzieningszekerheid opvoeren door de totale vraag naar energie terug te dringen en meer energie te halen uit ter plaatse beschikbare bronnen voor hernieuwbare energie.

    2.3.   Deze twee strategische langetermijnkwesties betekenen dus dat de hele wereld de uitstoot van broeikasgassen radicaal moet beperken en grootschalig moet overschakelen op eco-efficiëntie. De G8-leiders zijn het er in beginsel over eens dat de ontwikkelde economieën tegen 2050 hun uitstoot van broeikasgas met 80 % moeten hebben teruggebracht. Sommige van de vereiste veranderingen in de energiebasis van de economie zijn al doorgevoerd, maar het proces moet aanzienlijk worden versneld, wil men de doelstelling verwezenlijken.

    2.4.   Veel van wat nodig is, is duidelijk en zou met deugdelijke technologie kunnen worden bereikt. Volgens de World Energy Outlook 2008 (WEO 2008) van het IEA is ruim 50 % van de maatregelen om de wereldwijde concentratie CO2-deeltjes in 2030 onder de 450 per miljoen te houden, haalbaar als de bestaande energie-efficiënte technologieën worden ingevoerd. Er zijn kostenefficiënte maatregelen die nu ingevoerd kunnen worden, zowel aan de vraagzijde (gebouwen, industrie, vervoer) als aan de aanbodzijde (bijv. WKK van elektriciteit en stadsverwarming). Maar er is meer actie nodig om marktactoren te helpen om de maatregelen sneller in te voeren.

    2.5.   Anders dan de bestaande technologieën moeten nieuwe technologieën voor energie-efficiëntie en lage koolstofuitstoot geschikt zijn om de komende decennia grootschalig op de markt te worden verspreid om de verdere vereiste reducties waar te maken. De analyses van het IEA Energy Technology Perspective 2008 (ETP 2008) nopen tot snelle actie om het particuliere O&O te mobiliseren en om het leerproces te stimuleren in de gehele keten, vanaf de leverancier tot de operator van de technologie en de gebruiker. Zo moeten nieuwe technologieën in het leerproces worden geïntroduceerd en veranderd worden van veelbelovende maar te dure demonstratieprojecten in betrouwbare en kostenefficiënte gangbare technologieën. Er zijn nieuwe technologieën nodig om de energie-efficiëntie verder te verbeteren (bijv. gebouwen zonder uitstoot, verlichting, bedrijfsprocessen), maar ook om de CO2-uitstoot bij energielevering terug te dringen (bijv. zonne-elektriciteit, afvang en opslag van koolstof, niet-fossiele brandstoffen voor het vervoer).

    2.6.   Al deze veranderingen liggen binnen handbereik. Maar het tempo van de veranderingen moet fors worden opgevoerd. Europa en de lidstaten dienen, samen met de grootste economieën, een nog grotere inspanning te leveren dan tot nu toe om innovatiestrategieën te ontwikkelen en om ingrijpende overschakelingsprogramma's in de relevante sectoren in te voeren.

    2.7.   De uitvoeringsprogramma's zijn cruciaal. Zij kunnen er toe aanzetten om het potentieel te benutten van maatregelen voor energie-efficiëntie of dat er meer van die maatregelen ingang op de markt vinden, particuliere O&O stimuleren en nieuwe technologie in de leercurve brengen. Deze programma's bieden de meeste kans op dubbel voordeel: het scheppen van banen en de overschakeling naar eco-efficiënte energiesystemen vandaag en tegelijkertijd investeren in onderwijs om morgen efficiëntere en goedkopere technologie te leveren. Er zouden uitvoeringsprogramma's moeten komen om concurrentie aan te moedigen, alsook privé-investeringen in O&O, en om het leerproces in de keten producent-gebruiker de nodige aandacht te bieden.

    2.8.   Er zijn al diverse voorbeelden van geslaagde Europese initiatieven om efficiëntie te verbeteren en om koolstofarme technologieën op de markt te brengen. De EU-regeling voor energielabels heeft ertoe geleid dat koelapparatuur aanzienlijk minder energie verbruikt. Nationale programma's voor de aanpassing van bestaande gebouwen hebben verwarmingsinstallaties efficiënter gemaakt. Door de nationale uitvoeringsprogramma's voor windenergie heeft deze technologie een hoge vlucht genomen en de kosten teruggedrongen. Daarnaast is er in deze landen een miljardenindustrie ontstaan.

    2.9.   Toch blijven de toekomstige vereisten voor efficiëntie en koolstofarme technologie enorm. De uit deze initiatieven geleerde lessen moeten worden gebruikt voor nieuwe en eensgezinde inspanningen van de EU om de volgende generatie van koolstofarme technologieën in heel Europa zo snel mogelijk te introduceren.

    2.10.   Sommige veranderingen vergen wellicht een radicaal andere benadering en verdienen daarom bijzondere aandacht. Drie voorbeelden lijken bijzondere mogelijkheden te bieden en zouden op steun kunnen rekenen van het Europese publiek en eco-efficiëntie stapsgewijze kunnen verbeteren:

    voor de opwekking van energie moet versneld worden overgeschakeld op hernieuwbare energiebronnen. Zonne-energie is nog steeds duur en marginaal, maar de kosten nemen gestaag af. Er is nu een stimulans nodig om deze ontwikkeling grootschalig te bevorderen, zowel in kleine, lokale toepassingen als in grotere productie-eenheden. Windenergie is eindelijk tamelijk wijdverbreid, maar de kosten moeten nog verder dalen. Geothermische warmtepompen leveren al heel goede resultaten en moeten snel ontwikkeld worden totdat zij een standaardvereiste kunnen worden in alle nieuwe woningen en andere gebouwen. Het netwerk, de ondersteunende infrastructuur en systemen voor energie-opslag dienen opnieuw te worden ontworpen om te garanderen dat hernieuwbare energiebronnen veel betrouwbaarder worden, aan de hand van intelligent design en managementprincipes;

    de auto zonder koolstofuitstoot. Er zijn fundamentele fysieke grenzen aan de mate waarin de koolstofuitstoot van een verbrandingsmotor.kan worden verminderd. Er komt een moment waarop zal worden overgeschakeld op de volledig elektrische auto, de auto met brandstofcel die opgeladen of van brandstof voorzien kan worden uit energiebronnen die weinig of geen broeikasgassen uitstoten. Volgens het Comité moeten er nu duidelijke doelstellingen en trajecten voor die overgang worden bepaald en de nodige infrastructuur en ondersteunende regelingen worden ingevoerd;

    in de woningbouw zijn huizen met een nuluitstoot in opkomst. Er moet nu hard worden gewerkt om dit concept van een paar interessante prototypes om te zetten in grootschalige toepassing in nieuwe en bestaande woningen en andere gebouwen. Hiertoe dienen in alle EU–regio's energiezuinige modelwoningen te worden gebouwd, waarvoor tijdens het ontwerp rekening gehouden wordt met het klimaat en de geografische kenmerken van de regio. Deze woningen zouden dan als voorbeeld gelden.

    2.11.   Zulke acties kunnen ook bevorderlijk zijn voor de verdere ontwikkeling en invoering van de koolstofafvang- en opslagtechnologieën en voor de uitbreiding van de capaciteit van informatietechnologie en intelligente systemen ten behoeve van een grotere eco-efficiëntie.

    3.   De rol van regeringen en van de EU

    3.1.   De EU speelt een zeer belangrijke rol vanwege de schaal en de omvang van sommige van de vereiste maatregelen. De omvang en het tempo van de vereiste omschakeling is uitsluitend mogelijk via eensgezinde pogingen van overheden en de privésector in geheel Europa, en in sommige gevallen zelfs wereldwijd. De EU heeft reeds tal van programma's en maatregelen uitgewerkt voor de bevordering van energie-efficiëntie, hernieuwbare energie en de overschakeling naar een koolstofarme economie. Maar deze inspanningen moeten versneld worden opgevoerd. In de volgende paragrafen komen enkele belangrijke gebieden aan bod waar Europees ingrijpen nodig is.

    3.2.   Onderzoek en Ontwikkeling. O&O in Europa stagneert al een aantal jaren rond de 1,84 % van het BBP, ruimschoots onder de afgesproken streefwaarde van 3 %. Er moet veel gedaan worden om dit naar de nagestreefde 3 % te tillen. Verder moet het programma meer gericht worden op de overschakeling naar een koolstofarme economie. Sommige van de fundamenteel nieuwe lagekoolstoftechnologieën hebben meer overheidssteun nodig voor O&O, zoals afvang en opslag van koolstof, installaties voor zonne-energie met dunnefilmzonnecellen, windenergie-installaties ver uit de kust en biobrandstoffen van de tweede generatie.

    3.3.   Met deze programma's zouden nichemarkten voor de nieuwe technologieën verkend en investeringen in opleidingen door marktactoren aangemoedigd moeten worden. Ook de mogelijkheid om deze programma's te combineren met het fiscaal en industriebeleid zou bekeken moeten worden. De EU moet zich met name richten op de grootste vereiste overschakelingen, zoals die op de elektrische auto of de woning zonder koolstofuitstoot; deze vergen technologische ontwikkeling op een breed terrein, grootschalige inesteringen en uitgebreide ondersteunende infrastructuur. Verder moet er een breed draagvlak gecreëerd worden onder overheden en de consument, via steun en stimuli. De ervaringen met de Energy Technology Platforms moeten worden uitgebreid en ontwikkeld tot proactieve programma's voor de belangrijkste vereiste omschakelingen.

    3.4.   Normstelling. Standaardregelgeving met minimumvereisten voor energie-efficiëntie voor producten en diensten zijn van cruciaal belang om vooruitgang te stimuleren. De EU heeft al normen vastgesteld voor minimale energie-efficiëntie voor sommige producten, inclusief trajecten voor verdere verbetering in de toekomst. Maar deze programma's moeten worden uitgebreid en voorzien van ambitieuzere doelstellingen voor de korte en langere termijn.

    3.5.   Natuurlijk zijn er praktische grenzen aan het tempo van de vooruitgang, die moeten worden gerespecteerd. Maar het is ook van belang dat de druk op het Europese bedrijfsleven blijft bestaan om wereldwijd de toon aan te geven voor efficiëntienormen. Zo behoudt het een sterke concurrentiepositie op de wereldmarkt, die ook steeds eco-efficiënter wordt.

    3.6.   Overheidsopdrachten. Programma's voor openbare aanbestedingen kunnen de verbetering van normen in leidende sectoren enorm aanjagen als in de specificaties en contractdocumenten de juiste voorwaarden worden opgenomen. De EU moet het goede voorbeeld blijven geven en veel strengere normen voor energie-efficiëntie opleggen als standaardvereisten in alle overheidsopdrachten voor goederen, diensten en gebouwen. Eco-efficiëntiecriteria zouden in alle projectevaluaties moeten worden opgenomen.

    3.7.   Sommige regionale en lokale overheden in Europa zijn actief bezig om eco-efficiëntie in al hun activiteiten te integreren. Maar de meeste laten het afweten. Te denken valt aan een tweeledig Europees initiatief: enerzijds de aandacht richten op goede praktijken en anderen aanmoedigen deze over te nemen; anderzijds werken aan de systematische harmonisatie van de vereisten die instanties krijgen opgelegd om normen voor eco-efficiëntie te verwezenlijken.

    3.8.   Prikkels voor de privésector. Een duidelijke prijs bepalen voor de uitstoot van koolstof is cruciaal, en het Comité hoopt dat de Commissie verdergaat met de ontwikkeling van de regeling voor de handel in emissierechten voor relevante sectoren. Ook zou koolstofgerelateerde belasting op andere gebieden verder uitgebreid moeten worden. Tevens zou er meer moeten worden gedaan voor specifieke stimuli zoals het gebruik van feed-intarieven om investeringen in hernieuwbare energie aan te moedigen. Soms kan het van pas komen als overheid en privésector de handen ineen slaan om passende ondersteunende infrastructuur te ontwikkelen voor cruciale nieuwe technologieën, bijv. voor decentrale vormen van energie-opwekking en intelligente netwerken.

    3.9.   Consmumentengedrag. Consumenten zijn nog te weinig doordrongen van de noodzaak of hebben te weinig belangstelling voor meer efficiëntie, zowel wat hun aankopen als levensstijl betreft. Daardoor weten ook regelgevende instanties te weinig van wat consumenten beweegt en hoe zij de vraag naar eco-efficiënte goederen en diensten het beste kunnen aanmoedigen. Steun voor opleidingen, voorlichting en plaatselijke acties moet worden uitgebreid. Ook etikettering van goederen en producten met informatie over energieprestaties dient te worden uitgebreid en verbeterd.

    3.10.   Loopbaanontwikkeling en beroepsopleiding. Er moet veel meer gedaan worden om de behoefte en omvang van energie-efficiënte productie en duurzaamheid te laten doordringen in beroeps- en technische opleidingen en her- en bijscholing.

    4.   Kansen en risico's in de huidige economische crisis

    4.1.   Het is mogelijk dat de huidige wereldwijde economische problemen snelle vooruitgang op weg naar eco-efficiëntie bemoeilijken. Het schort aan middelen voor nieuwe investeringen in de overheids- of privésector, ofwel worden deze eerder voor kortetermijnprioriteiten gereserveerd.

    4.2.   Naarmate de wereldeconomie zich herstelt, doen zich er daarentegen misschien nieuwe kansen voor om de Europese economie (en andere grote economieën) duurzamer te maken. Het is cruciaal dat Europa deze kansen aangrijpt en er positief op reageert, wil het floreren in de wereldwijde concurrentie om eco-efficiëntie en duurzaamheid, die ons te wachten staat.

    Sommige gebieden, die vooral gerelateerd zijn aan financiën, economie en het bedrijfsleven, verdienen in de huidige economische situatie speciale aandacht:

    4.3.1.   . Door de economische crisis staat het BBP als onevenwichtige maat voor algemene vooruitgang opnieuw in de belangstelling. Verder is er behoefte aan een breder begrip van welvaart, dat de voorkeur verdient en rekening houdt met sociale en milieufactoren en met de prestaties van de monetaire economie. Het werk van de Commissie op dit gebied verdient voortzetting nu Stiglitz recentelijk zijn verslag voor de Franse regering heeft gemaakt.

    4.3.2.   . Diverse regeringen en de Commissie hebben forse pakketten voor overheidsuitgaven samengesteld die de economieën moeten aanjagen en voorkomen dat de situatie afglijdt naar een depressie. Het Europees herstelplan van de Commissie maakte goed duidelijk hoe economische stimuli gecombineerd moeten worden met de overschakeling naar een groenere economie. Het effect van het plan was natuurlijk beperkt door de naar verhouding geringe middelen. De tijd voor verdere stimuleringspakketten is nu wel voorbij, maar alle programma's voor overheidsuitgaven moeten nog uit eco-efficiënt oogpunt bekeken worden om dubbele voordelen veilig te stellen. Stelselmatige duurzaamheidsevaluaties van zulke programma's zouden de norm moeten worden in de begrotingsprocedures van de EU en de lidstaten.

    4.3.3.   . De komende jaren zullen de overheden op zoek gaan naar besparingen om hun financiën op orde te brengen en alle programma's voor overheidsuitgaven nauwkeurig bekijken. Bij de beoordeling van mogelijkheden voor bezuinigingen moet vooral worden gekeken naar uitgavenprogramma's die veel energie verbruiken of haaks staan op eco-efficiëntie. In dit kader moet bijzondere aandacht uitgaan naar verkeerde subsidies, die de productie of consumptie van fossiele brandstoffen aanmoedigen (bijv. voor kolenproductie of gesubsidieerde brandstofprijzen voor bepaalde groepen) en dus tot dubbele nadelen leiden (verdringing van zinvoller overheidsinvesteringen, terwijl de kansen voor de technologie voor hernieuwbare energie, die we moeten promoten, in het gedrang komen). De langverwachte mededeling van de Commissie over de hervorming van de subsidies zou Europa kunnen helpen om actie te ondernemen.

    4.3.4.   . De huidige fiscale verschillen in veel Europese landen moeten waarschijnlijk met het oog op een evenwichtig belastingniveau en worden aangepast Bij die veranderingen mag de groene dimensie niet uit het oog worden verloren. In de huidige omstandigheden verdient vooral hogere belasting van energie (uit fossiele brandstoffen) de voorkeur boven belasting van arbeid, mits met de nodige waarborgen ter bescherming van armen en de meest kwetsbare groepen. De Commissie zou met de lidstaten kunnen onderzoeken om eensgezind actie voor een fiscale wijziging in deze zin te stimuleren.

    4.3.5.   . De huidige economische crisis heeft diverse regeringen al genoopt tot ingrijpende interventies om belangrijke industrieën te ondersteunen of te herstructureren. Bij zulke interventies dient de bevordering van efficiënt middelengebruik altijd voorop te staan. Enkele van de kwesties die hier in verband met zuiniger gebruik centraal staan (de elektrische auto, het uitstootvrije huis, zonne-energie) hebben behoefte aan interventies en steun om deel te worden van de kern van de nieuwe economie, die nieuwe investeringen, ondernemingen en banen gaat opleveren.

    4.3.6.   Een nieuwe innovatiestrategie. Er is een nieuwe rol voor Europa weggelegd: ze kan bijdragen aan de komst van wereldwijd toonaangevende apparatuur voor belangrijke sectoren van de koolstofarme technologie in de context van een nieuwe Europese innovatiestrategie. Het EESC stelt met name voor om task forces op te richten met de inbreng van de overheid en de privésector om op EU-niveau werk te maken van de elektrische auto, het uitstootvrije huis en zonne-energie. In elk geval dient te worden voortgeborduurd op het werk van de bestaande Energy Technology Platforms voor O&O en te worden gewerkt aan een grootschalige invoering en toepassing.

    4.3.7.   In ieder geval moeten de task forces de trajecten voor verandering in kaart brengen, alsmede de rol die O&O en investeringen door overheden en de privésector daarbij kunnen spelen. Zij moeten verkennen welke ondersteunende infrastructuur er nodig is (bijv. netwerk van oplaadpunten voor de wijdverbreide invoering van de elektrische auto, of een programma voor lokale steun aan huishoudens om de energie-effciëntie thuis te verbeteren). Er kan ook worden gekeken naar de overschakelingsmogelijkheden voor ontwikkelingslanden (bijv. zonne-energie voor Afrika), zodat ook deze landen kunnen bijdragen aan de overstap naar een koolstofarme economie.

    4.3.8.   Nieuwe vormen van financiering – Een groene euro-obligatie? In de huidige economische omstandigheden zullen in de gehele EU de overheidsuitgaven de komende jaren waarschijnlijk zeer beperkt blijven (en mogelijk ook particuliere investeringsniveaus). Volgens het Comité zijn er innovatieve financieringsvormen nodig om de vereiste investeringen voor de invoering van eco-efficiënte technologieën te ondersteunen. Eén van de mogelijkheden is de introductie van een groene euro-obligatie. Deze kan worden verhandeld als obligatie met een bescheiden maar zekere winst die financiering verschaft voor de ontwikkeling en invoering van enkele van de cruciale nieuwe technologieën zoals de auto en woning zonder koolstofuitstoot. Dit zou naadloos aansluiten op de wijdverbreide behoefte aan een veilige spaarvorm die tegelijk bijdraagt aan een betere toekomst.

    5.   Nieuw elan op Europees niveau

    5.1.   De EU is al goed op weg naar een eco-efficiëntere economie met de vastgestelde doelstellingen en de ingevoerde maatregelen. Maar het is duidelijk dat dit slechts het begin is. De voortdurende problemen van de wereldeconomie benadrukken de permanente behoefte aan actief leiderschap om een terugkeer naar inefficiënte en schadelijke patronen van groei en ontwikkeling te vermijden. De vernieuwing van Parlement en Commissie vormt een goede gelegenheid voor een hoger tempo en nieuw elan met betrekking tot eco-efficiëntie en duurzame ontwikkeling in Europa.

    5.2.   Het EESC dringt er bij de Commissie, het Zweedse en komende voorzitterschappen op aan om snel werk te maken van het volgende:

    herziening en vernieuwing van de Lissabonstrategie en de strategie voor duurzame ontwikkeling;

    uitwerking van de nieuwe financiële vooruitzichten;

    herschikking van Richtlijn 2002/91/EG betreffende de energieprestatie van gebouwen (EPBD)

    uitvoering geven aan de Mededeling van de Commissie over „Het overwinnen van hinderpalen voor de richtlijn inzake hernieuwbare energie in de EU”;

    ontwikkeling door de Commissie en de Europese Investeringsbank van een initiatief voor de financiering van duurzame energie;

    uitstippeling van een nieuw energiebeleid voor Europa in 2010, met een agenda tot 2030 en een visie voor 2050.

    5.3.   Het EESC waardeert het potentieel van de nationale actieplannen voor energie-efficiëntie (NEEAP) en van de nationale actieplannen voor hernieuwbare energiebronnen. Na een analyse van de eerste rond van de plannen dient er een snelle verspreiding en feedback naar de lidstaten plaats te vinden, die de Commissie en de instellingen op de voet volgen.

    5.4.   In de toekomst moet eco-efficiëntie permanent gestimuleerd en uitgebreid worden op alle hierna genoemde gebieden waarop Europa actief is of kan worden en die in dit advies aan de orde kwamen:

    steun voor O&O;

    steun voor professionele ontwikkelingsprogramma's voor techniek, bouw en andere cruciale gebieden, die verplicht aspecten voor eco-efficiënt ontwerp moeten bevatten;

    integratie van eco-efficiëntievereisten in alle relevante boekhoudnormen, regelgevingspraktijken en regels voor de evaluatie van financiële afdelingen;

    eco-efficiëntie voorrang verlenen in alle uitgavenprogramma's en aanbestedingen van de EU en de lidstaten;

    bevordering van de vergroening van alle programma's voor overheidsuitgaven op Europees en lidstaatniveau, waarbij stelselmatig de duurzaamheid wordt beoordeeld;

    invoering van nieuwe vormen van financiering voor grootscheepse overschakelingsprogramma's;

    stimulering van een eco-efficiënte belastinghervorming;

    schrappen van schadelijke subsidies;

    bevordering van een nieuwe innovatiestrategie met task forces voor specifieke, cruciale overschakelingen;

    stimulering van goede praktijken in consumentenvoorlichting en gemeenschapsactie.

    5.5.   Het EESC meent dat er aanzienlijk concurrentievoordeel ontstaat voor economieën die erin slagen eco-efficiëntie snel in te voeren en ernstig concurrentienadeel voor de achterblijvers. Daarom moet de doelstelling om een van 's werelds meest eco-efficiënte economieën te worden, centraal komen te staan in de hernieuwde Lissabonstrategie voor de toekomst van de Europese economie en worden ingebed in Europees beleid en programma's volgens de in dit advies geschetste trajecten.

    Brussel, 5 november 2009

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Mario SEPI


    Top