EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008IP0451

Gemeenschappelijke aanpak voor het gebruik van het spectrum dat vrijkomt door de digitale omschakeling Resolutie van het Europees Parlement van 24 september 2008 over het ten volle profijt trekken van het digitale dividend in Europa: een gemeenschappelijke aanpak voor het gebruik van het spectrum dat vrijkomt door de digitale omschakeling (2008/2099(INI))

PB C 8E van 14.1.2010, p. 60–66 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

14.1.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 8/60


Woensdag, 24 september 2008
Gemeenschappelijke aanpak voor het gebruik van het spectrum dat vrijkomt door de digitale omschakeling

P6_TA(2008)0451

Resolutie van het Europees Parlement van 24 september 2008 over het ten volle profijt trekken van het digitale dividend in Europa: een gemeenschappelijke aanpak voor het gebruik van het spectrum dat vrijkomt door de digitale omschakeling (2008/2099(INI))

2010/C 8 E/11

Het Europees Parlement,

gezien de mededeling van de Commissie van 13 november 2007 getiteld „Ten volle profijt trekken van het digitale dividend in Europa: Een gemeenschappelijke aanpak voor het gebruik van het spectrum dat vrijkomt door de digitale omschakeling” (COM(2007)0700) (Mededeling van de Commissie over een gemeenschappelijke aanpak voor het gebruik van het spectrum),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 14 februari 2007 getiteld „Naar een Europees radiospectrumbeleid” (1),

gezien de mededeling van de Commissie van 29 september 2005 getiteld „Prioriteiten van het EU-spectrumbeleid voor de digitale omschakeling in de context van de voor 2006 geplande Regionale Radioconferentie van de ITU (RRC-06)” (COM(2005)0461),

gezien het advies van de beleidsgroep radiospectrum van 14 februari 2007 over de gevolgen voor het EU-spectrumbeleid van het digitale dividend,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 16 november 2005 over de versnelling van de overgang van analoge naar digitale omroep (2),

gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de adviezen van de Commissie cultuur en onderwijs, de Commissie economische en monetaire zaken en de Commissie interne markt en consumentenbescherming (A6-0305/2008),

A.

overwegende dat er in de Europese Unie door de omschakeling van analoge naar digitale terrestrische televisie eind 2012 een significante hoeveelheid spectrum vrij zal komen als gevolg van de superieure uitzendefficiëntie van de digitale technologie, wat nieuwe kansen voor marktgroei en voor uitbreiding van kwalitatief hoogstaande consumentendiensten en -keuzes biedt en waarmee spectrum opnieuw verdeeld kan worden,

B.

overwegende dat de voordelen van het gebruik van het radiospectrum via gecoördineerde maatregelen op EU-niveau tot het uiterste zullen worden benut om een zo efficiënt mogelijk gebruik hiervan te garanderen,

C.

overwegende dat radiospectrum zeer belangrijk is voor de levering van een breed scala aan diensten en voor de ontwikkeling van door technologie gedreven markten waarvan de waarde wordt geschat op 2,2 % van het BBP van de EU, en daarom een sleutelfactor is voor de groei, productiviteit en ontwikkeling van de EU-industrie overeenkomstig de Lissabonstrategie,

D.

overwegende dat radiospectrum zowel een schaarse natuurlijke hulpbron als een openbaar goed is en dat een efficiënt gebruik ervan essentieel is om ervoor te zorgen dat verschillende geïnteresseerde partijen, die interoperabele diensten willen aanbieden, toegang hebben tot spectrum,

E.

overwegende dat een groot deel van het spectrum thans gebruikt wordt voor militaire doeleinden met analoge technologie, zodat de omvangrijke uitbreiding van het totale spectrum dat ter beschikking is voor publieke electronische communicatie na de digitale omschakeling, ook dit deel zal omvatten,

F.

overwegende dat de lidstaten geen gemeenschappelijk tijdschema hebben voor de omschakeling, dat veel lidstaten al vergevorderde plannen hebben voor de digitale omschakeling en dat de omschakeling in enkele andere al heeft plaatsgevonden,

G.

overwegende dat de mededeling van de Commissie over een gemeenschappelijke aanpak voor het gebruik van het spectrum integraal deel uitmaakt van het regelgevingspakket op het gebied van elektronische communicatie dat in november 2007 in het kader van de hervorming van het regelgevingskader voor elektronische communicatie werd aangenomen,

H.

overwegende dat de (hernieuwde) toewijzing van uitzendfrequenties aan digitale omroepen in veel lidstaten momenteel aan de gang is, met als gevolg dat deze frequenties worden toegewezen en daardoor jarenlang zijn vastgelegd,

I.

overwegende dat technologische neutraliteit van wezenlijk belang is voor de bevordering van interoperabiliteit en voor een flexibeler en transparanter omschakelingsbeleid, dat het algemeen belang in acht neemt,

J.

overwegende dat de Raad de lidstaten heeft verzocht om de digitale omschakeling, voor zover dat mogelijk is, vóór 2012 af te ronden,

K.

overwegende dat alle lidstaten hun voorstellen met betrekking tot de digitale omschakeling hebben gepubliceerd,

1.

erkent het belang van het i2010-initiatief als deel van de hernieuwde Lissabonstrategie en benadrukt het belang van een efficiënte toegang tot en gebruik van het spectrum bij het verwezenlijken van de Lissabondoelstellingen; benadrukt in dit verband de noodzaak voor toegang tot breedbanddiensten teneinde de digitale kloof te overbruggen;

2.

benadrukt dat de digitale omschakeling, die samen met de ontwikkeling van nieuwe informatie- en communicatietechnologie en het digitale dividend zal helpen de digitale kloof te overbruggen en zal bijdragen tot het halen van de doelstellingen van Lissabon, nodig is;

3.

wijst op het feit dat de nationale regels voor spectrumtoewijzing en -exploitatie uiteenlopen; merkt op dat deze verschillen belemmeringen kunnen vormen voor de verwezenlijking van een effectief functionerende interne markt;

4.

benadrukt dat de omvang van het digitale dividend als gevolg van de nationale omstandigheden en als weerspiegeling van de nationale media en het audiovisuele beleid, van land tot land kan verschillen;

5.

erkent dat het efficiënter spectrumgebruik van digitale terrestrische televisie het mogelijk moet maken dat ongeveer 100 MHz digitaal dividend wordt toegewezen aan mobiele breedband- en andere diensten (bijvoorbeeld openbare veiligheidsdiensten, radiofrequentie-identificatie en toepassingen met betrekking tot verkeersveiligheid), terwijl er tegelijkertijd voor gezorgd moet worden dat de omroepdiensten goed kunnen blijven functioneren;

6.

merkt op dat de meeste lidstaten tegenwoordig achterlopen op andere ontwikkelde landen als het gaat om investering in communicatie-infrastructuren van de nieuwe generatie en benadrukt dat het bereiken van een leidende rol op het gebied van breedband- en internetontwikkeling van cruciaal belang is voor het concurrentievermogen en de cohesie van de Europese Unie in de internationale arena, vooral als het gaat om de ontwikkeling van interactieve digitale platforms en de levering van nieuwe diensten, zoals elektronische handels-, gezondheids-, onderwijs- en overheidsdiensten; onderstreept dat op nationaal en EU-niveau meer moet worden geïnvesteerd, om het gebruik van innoverende producten en diensten ingang te laten vinden; onderstreept dat de inspanningen om toegang tot breedbanddiensten te garanderen niet uitsluitend op het digitale dividend mogen zijn gericht;

7.

is ervan overtuigd dat er als gevolg van de toegenomen technologische convergentie spoedig nieuwe multiplay-pakketten zullen worden aangeboden die innovatieve technologieën en diensten bevatten, en merkt tegelijkertijd op dat de opkomst van die aanbiedingen sterk afhankelijk is van de beschikbaarheid van kostbaar spectrum alsmede van nieuwe interactieve technologieën die naadloze interoperabiliteit, connectiviteit en dekking mogelijk maken, zoals mobiele multimediatechnologieën en technologieën voor draadloze breedbandtoegang;

8.

merkt op dat technologische convergentie een feit is, en dat hierdoor nieuwe middelen en mogelijkheden voor traditionele diensten ontstaan; benadrukt dat toegang tot de delen van het spectrum die voorheen voor omroepactiviteiten waren gereserveerd de opkomst van nieuwe diensten mogelijk kan maken, op voorwaarde dat het spectrum zo efficiënt en effectief mogelijk wordt beheerd, om te voorkomen dat de levering van hoogwaardige digitale omroepprogramma’s wordt gehinderd;

9.

roept de lidstaten op tot nauwe onderlinge samenwerking ten behoeve van een efficiënte, open en concurrerende interne markt op het gebied van elektronische communicatie, die het inzetten van nieuwe netwerktechnologieën mogelijk maakt;

10.

benadrukt het strategisch belang van een EU-omgeving waar ruimte voor innovatie, nieuwe technologieën, nieuwe diensten en nieuwkomers wordt gewaarborgd om het concurrentievermogen en de cohesie in Europa te vergroten; onderstreept dat het van cruciaal belang is eindgebruikers op het punt van producten en diensten keuzevrijheid te geven om een dynamische ontwikkeling van markten en technologieën in de Europese Unie te verwezenlijken;

11.

onderstreept dat het digitale dividend de Unie unieke mogelijkheden biedt voor de ontwikkeling van nieuwe diensten, zoals mobiele televisie en draadloze internettoegang, en om wereldleider te blijven op het gebied van technologieën voor mobiele multimedia, terwijl de digitale kloof wordt overbrugd dankzij nieuwe mogelijkheden voor burgers, diensten, media en culturele verscheidenheid in de gehele Europese Unie;

12.

verzoekt de lidstaten, in het besef dat zij op dit terrein soeverein zijn, een analyse te maken van het effect van de digitale omschakeling in het spectrum dat in het verleden voor militaire doeleinden werd gebruikt, en zonodig een deel van dat specifieke digitale dividend te herbestemmen voor nieuwe civiele toepassingen;

13.

erkent dat coördinatie op EU-niveau de ontwikkeling zou bevorderen, de digitale economie zou stimuleren en betaalbare en gelijke toegang tot de informatiemaatschappij voor alle burgers mogelijk zou maken;

14.

dringt er bij de lidstaten op aan hun digitale dividenden zo spoedig mogelijk vrij te geven, zodat de burgers van de Unie kunnen profiteren van de invoering van nieuwe, innovatieve en concurrerende diensten; onderstreept dat de lidstaten daarom actief moeten gaan samenwerken om de bestaande belemmeringen op nationaal niveau met het oog op een efficiënte (her)verdeling van het digitale dividend uit de weg te ruimen

15.

onderstreept dat omroepen een essentiële rol spelen in de verdediging van pluralistische en democratische beginselen en is er ten zeerste van overtuigd dat de mogelijkheden met betrekking tot het digitale dividend ertoe zullen leiden dat publieke en particuliere omroepen in staat zijn een veel grotere hoeveelheid programma’s uit te zenden die voldoen aan in de nationale wetgeving uiteengezette doelstellingen van algemeen belang, zoals de bevordering van culturele en taalkundige verscheidenheid;

16.

is van oordeel dat het digitale dividend de omroepen de kans moet bieden om hun diensten te ontwikkelen en uit te breiden en tegelijkertijd andere mogelijke sociale, culturele en economische toepassingen te overwegen, zoals nieuwe en open breedbandtechnologieën en toegangdiensten die zijn ontworpen om de digitale kloof te overbruggen, zonder dat er belemmeringen op het vlak van de interoperabiliteit optreden;

17.

benadrukt de mogelijke voordelen van een gecoördineerde benadering van het gebruik van spectrum in de Europese Unie in de zin van schaalvoordelen, de ontwikkeling van interoperabele draadloze diensten en ter voorkoming van fragmentatie, aangezien dat zou betekenen dat deze schaarse hulpbron niet optimaal wordt gebruikt; is van mening dat een nauwere samenwerking en een grotere flexibiliteit nodig zijn voor een doeltreffende exploitatie van het spectrum, maar dat de Commissie en de lidstaten ook een juist evenwicht tussen flexibiliteit en de mate van harmonisatie moeten aanbrengen om optimaal profijt te kunnen trekken uit het digitale dividend;

18.

constateert dat een efficiënte toewijzing van het digital dividend kan worden bereikt zonder dat een van de spelers die op dit moment licenties in de ultrahoge-frequentieband hebben, hiervan hinder ondervindt, en dat voortzetting en uitbreiding van de huidige omroepdiensten effectief kan worden bereikt, terwijl er tegelijkertijd zorg voor wordt gedragen dat nieuwe technologieën voor mobiele multimedia en draadloze breedbandtoegang een substantieel deel van het spectrum in de ultrahoge-frequentieband krijgen toegewezen om de burgers van de Unie nieuwe interactieve diensten te kunnen bieden;

19.

is van mening dat de lidstaten in het geval van veilingen voor de toewijzing van frequenties een gemeenschappelijke aanpak moeten aannemen met betrekking tot de voorwaarden en methoden van de veilingen en de toewijzing van de gegenereerde middelen; verzoekt de Commissie hiervoor richtsnoeren op te stellen;

20.

benadrukt dat het belangrijkste leidende beginsel bij de toewijzing van het digitale dividend zou moeten zijn dat het algemeen belang wordt gediend door het verzekeren van de beste sociale, culturele en economische waarde in de zin van een verbeterd en geografisch breder aanbod van diensten en digitale inhoud aan burgers en niet alleen het maximaliseren van de overheidsinkomsten, waarbij ook de rechten van de huidige gebruikers van audiovisuele mediadiensten beschermd en de culturele en taalkundige verscheidenheid weerspiegeld moeten worden;

21.

onderstreept dat het digitale dividend de Europese Unie een unieke kans biedt om haar rol als wereldleider op het gebied van mobiele multimediatechnologieën te ontwikkelen en tegelijkertijd de digitale kloof te overbruggen met een grotere stroom van informatie, kennis en diensten, die alle burgers van de Unie met elkaar verbindt en nieuwe mogelijkheden biedt voor media, cultuur en diversiteit in alle delen van de Europese Unie;

22.

benadrukt dat het digitale dividend kan bijdragen aan het verwezenlijken van de Lissabondoelstellingen door bijvoorbeeld de beschikbaarheid van breedbandtoegangsdiensten aan burgers en economische spelers in de hele Europese Unie te vergroten, de digitale kloof terug te dringen door minder ontwikkelde, afgelegen of plattelandsgebieden bepaalde voordelen te bieden en door te zorgen voor een universele ontvangst in alle lidstaten;

23.

betreurt de ongelijke toegang van burgers van de Unie tot digitale diensten, met name in de omroep; merkt op dat vooral plattelands- en perifere regio’s in het nadeel zijn (in snelheid, keuze en kwaliteit) met betrekking tot de uitrol van digitale diensten; verzoekt de lidstaten en de regionale autoriteiten met klem om alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat de digitale omschakeling voor al hun burgers op vlotte en rechtvaardige wijze plaatsvindt;

24.

benadrukt dat de digitale kloof niet alleen op het platteland bestaat; wijst op het feit dat er problemen bestaan bij het voorzien van enige oude hoge gebouwen van infrastructuur voor nieuwe netwerken; onderstreept de belangrijke rol die het spectrum kan spelen bij het overbruggen van de digitale kloof in zowel stedelijke als plattelandsgebieden;

25.

onderstreept de bijdrage die het digitale dividend kan leveren aan de levering van verbeterde interoperabele sociale diensten aan burgers, zoals e-overheid, e-gezondheidszorg, e-beroepsopleiding en e-onderwijs aan burgers, met name die burgers die in minder begunstigde of geïsoleerde gebieden wonen, zoals plattelandsgebieden en minder ontwikkelde gebieden en eilanden;

26.

verzoekt de lidstaten dringend meer maatregelen te nemen, waardoor gehandicapten, ouderen en gebruikers met speciale sociale behoeften, optimaal profiteren van de voordelen van het digitale dividend;

27.

bevestigt de maatschappelijke waarde van diensten voor de openbare veiligheid en acht het noodzakelijk om steun voor de operationele vereisten ten aanzien van deze diensten op te nemen in de regelingen voor het spectrum die voortvloeien uit de reorganisatie van de ultrahoge frequentie (UHF)-band, die ten gevolge van uitschakeling van analoge diensten plaatsvindt;

28.

benadrukt dat de waarborging dat de rechten van consumenten volledig worden gerespecteerd, terwijl hun tegelijkertijd toegang wordt verleend tot een zeer breed scala aan diensten van hoge kwaliteit, rekening houdend met de noodzaak om effectief gebruik te maken van het spectrum dat is vrijgekomen door de omschakeling naar digitaal, in het beleid inzake het ten volle profijt trekken van het digitale dividend in Europa de hoogste prioriteit verdient;

29.

benadrukt dat het digitale dividend nieuwe kansen biedt aan de audiovisuele en mediabeleidsdoelstellingen; is er dan ook van overtuigd dat besluiten over digitaal dividendbeheer de doelstellingen van algemeen belang in verband met het audiovisuele en mediabeleid, zoals vrijheid van meningsuiting, mediapluralisme en verscheidenheid in taal en cultuur, alsmede de rechten van minderheden bevorderen en beschermen moeten;

30.

moedigt de lidstaten aan het sociale, culturele en economische belang te erkennen van toegang tot het dividend voor gebruikers zonder licentie, in het bijzonder het midden- en kleinbedrijf en de non-profitsector, waardoor de doeltreffendheid van spectrumgebruik wordt vergroot door dit soort vergunningsvrij gebruik te concentreren in thans ongebruikte frequenties („witruimtes”);

31.

roept op tot een stapsgewijze aanpak op dit gebied; is van mening dat rekening moet worden gehouden met de gevolgen voor kleinere netwerken — met name plaatselijke draadloze netwerken — waarvoor momenteel geen vergunningsvereisten gelden, en dat universele toegang tot breedband moet worden bevorderd, in het bijzonder in plattelandsgebieden;

32.

roept de lidstaten op maatregelen voor het vergroten van de samenwerking tussen autoriteiten op het gebied van spectrumbeheer te ondersteunen, zodat gebieden kunnen worden vastgesteld waar spectrumtoewijzing in witruimtes zonder licentie de weg vrijmaakt voor nieuwe technologieën en diensten en daarmee innovatie stimuleert;

33.

moedigt de lidstaten aan om in het kader van de toewijzing van witruimtes rekening te houden met de behoefte aan vrije toegang zonder licentie tot het spectrum van niet-commerciële en educatieve dienstverleners en lokale gemeenschappen met een openbare-dienstverleningstaak;

34.

benadrukt dat een van de belangrijkste aspecten waar rekening mee moet worden gehouden bij het streven naar een vrije toegang zonder licentie tot het digitale dividend de behoeften zijn van sociale groepen die met uitsluiting bedreigd worden, met name gehandicapten, oudere gebruikers en gebruikers met speciale sociale behoeften;

35.

erkent het voordeel van nieuwe technologieën, zoals WiFi en Bluetooth, die hun intrede hebben gedaan in de 2,4 GHz band zonder licentie; erkent dat voor speciale diensten speciale frequenties het meest geschikt zijn; is van mening dat de toewijzing van een klein gedeelte van het spectrum zonder licentie in andere, lagere frequenties een stimulans kan zijn voor nog meer vernieuwing in het dienstenaanbod;

36.

beklemtoont derhalve dat frequenties op transparante wijze dienen te worden toegewezen, met inachtneming van alle potentiële toepassingen voor het nieuwe spectrum en de voordelen ervan voor de samenleving;

37.

moedigt de lidstaten aan om gedetailleerd onderzoek te verrichten naar het sociaal en economisch belang van elk willekeurig spectrum dat de komende jaren vrijkomt door de omschakeling van analoge naar digitale uitzending;

38.

erkent het belang van de ITU-06 Overeenkomst van Genève (Regionale Radioconferentie 2006) en van de toewijzingsplannen voor nationale frequenties, alsmede van de besluiten van de Wereldradiocommunicatieconferentie 2007 (WRC-07) voor de reorganisatie van de UHF-band;

39.

roept de lidstaten op om tegen het eind van 2009 op basis van een gemeenschappelijke methodologie nationale digitale dividendstrategieën te ontwikkelen; dringt er bij de Commissie op aan de lidstaten te steunen bij de ontwikkeling van hun nationale strategieën inzake digitaal dividend en op EU-niveau goede praktijken te bevorderen;

40.

onderstreept dat de urgentie van de omschakeling in sommige lidstaten en de verschillen tussen de nationale omschakelingsplannen een reactie op Gemeenschapsniveau vereisen die niet kan wachten totdat de hervormingsrichtlijnen van kracht worden;

41.

erkent het recht van de lidstaten om te bepalen op welke manier het digitale dividend wordt benut, maar stelt tevens dat een gecoördineerde aanpak op EU-niveau de waarde van het dividend sterk verhoogt en de meest doeltreffende manier is om schadelijke interferentie tussen de lidstaten en tussen de lidstaten en derde landen te voorkomen;

42.

herhaalt dat in het belang van de Europese burgers het digitale dividend zo efficiënt en effectief mogelijk moet worden beheerd om interferentie met het aanbod van hoogwaardige digitale televisieprogramma’s aan een groeiend aantal burgers te voorkomen en om acht te slaan op de rechten en belangen van de consument en diens investeringen in apparatuur;

43.

onderstreept dat de lidstaten technologieneutrale veilingen zouden kunnen overwegen om door het digitale dividend vrijgekomen frequenties toe te wijzen en verhandelbaar te maken; is echter van mening dat deze procedure volledig moet voldoen aan de ITU-radiovoorschriften, de nationale frequentieplanning en de nationale beleidsdoelstellingen, om schadelijke interferentie tussen de geleverde diensten te voorkomen; waarschuwt voor fragmentatie van het spectrum, waardoor schaarse hulpbronnen niet optimaal worden gebruikt; roept de Commissie op ervoor te zorgen dat een toekomstig gecoördineerd spectrumplan geen nieuwe obstakels voor toekomstige innovatie creëert;

44.

ondersteunt een gemeenschappelijke en evenwichtige aanpak van het gebruik van digitaal dividend, waarbij zowel de omroepen hun diensten kunnen blijven aanbieden en ontwikkelen en exploitanten van elektronische communicatie van het dividend gebruik kunnen maken om nieuwe diensten te introduceren gericht op andere belangrijke sociale en economische toepassingen; benadrukt echter dat het digitale dividend in ieder geval op technologisch neutrale basis moet worden toegewezen;

45.

benadrukt dat spectrumbeleid dynamisch dient te zijn en dat het omroepen en communicatie-exploitanten in staat dient te stellen nieuwe technologieën te gebruiken en nieuwe diensten te ontwikkelen, zodat zij in de gelegenheid worden gesteld een centrale rol te blijven spelen bij het bereiken van de doelstellingen van het culturele beleid en het mediabeleid en tegelijkertijd nieuwe communicatiediensten van hoge kwaliteit leveren;

46.

benadrukt de mogelijke voordelen op het gebied van schaalvoordelen, innovatie, interoperabiliteit en de levering van mogelijk pan-Europese diensten met een meer gecoördineerde en geïntegreerde spectrumplanning op communautair niveau; moedigt de lidstaten aan om onderling en met de Commissie samen te werken om gemeenschappelijke spectrumsubbanden van het digitale dividend voor verschillende toepassingsclusters aan te wijzen die op een technologisch neutrale basis zouden kunnen worden geharmoniseerd;

47.

gelooft dat clustering binnen de UHF-band moet worden gebaseerd op een bottom-up aanpak overeenkomstig de specifieke kenmerken van de nationale markten terwijl ervoor gezorgd moet worden dat harmonisering op communautair niveau plaats vindt overal waar dit een duidelijke meerwaarde creëert;

48.

steunt, teneinde een efficiënter gebruik van het spectrum en de opkomst van innovatieve en succesvolle nationale, grensoverschrijdende en pan-Europese diensten mogelijk te maken, de gecoördineerde aanpak op communautair niveau, gebaseerd op drie verschillende clusters van het UHF-spectrum voor eenrichtings- en tweerichtingsdiensten, rekening houdend met mogelijke schadelijke interferentie als gevolg van de aanwezigheid van verschillende soorten netwerken op dezelfde band, de uitkomsten van de ITU-Overeenkomst van Genève (RRC-06) en de WRC-07 en de bestaande vergunningen;

49.

overweegt dat het gedeelte van het geharmoniseerd spectrum op communautair niveau dat gewijd is aan de hulpdiensten, toegang zou moeten geven aan toekomstige breedbandtechnologieën voor het ophalen en doorgeven van informatie die nodig is voor de bescherming van mensenlevens via een efficiëntere reactie van de kant van de hulpdiensten;

50.

dringt er bij de Commissie op aan om, samen met de lidstaten, passende technische, sociaal-economische en kosten-batenonderzoeken te doen om de grootte en de kenmerken van de subbanden vast te stellen die op communautair niveau zouden kunnen worden gecoördineerd of geharmoniseerd; dringt erop aan dat bij zulke onderzoeken rekening moet worden gehouden met het feit dat het dividend niet statisch is, maar dat de technologische ontwikkeling steeds doorgaat en dat tenuitvoerlegging van nieuwe technologieën het gebruik van de UHF-band voor nieuwe soorten innovatieve sociale, culturele en economische diensten voor zowel omroep- als draadloze breedbanddiensten mogelijk moet maken; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de lidstaten een bijdrage leveren aan deze studies, teneinde gemeenschappelijke banden aan te wijzen die op Europees niveau voor duidelijk omschreven en interoperabele pan-Europese diensten moeten worden geharmoniseerd, alsmede voor de toewijzing van deze banden;

51.

dringt er bij de Commissie op aan samenwerking te zoeken met de buurlanden van de lidstaten zodat zij gelijksoortige frequentiekaarten toepassen of de toewijzing van hun frequenties coördineren met de Europese Unie om verstoringen van de werking van telecommunicatietoepassingen te vermijden;

52.

verzoekt de Commissie een onderzoek uit te voeren met betrekking tot conflicten tussen gebruikers van open source software en de certificatie-instanties betreffende softwaregedefinieerde radio’s;

53.

vraagt de Commissie stappen voor te stellen voor de vermindering van wettelijke verplichtingen in de context van de voorziening van draadloze mesh-netwerken;

54.

verzoekt de Commissie, zodra bovenvermelde studies zijn afgerond en zij zowel de Beleidsgroep Radiospectrum als de Europese Conferentie voor Post en Telecommunicatie heeft geraadpleegd, en rekening houdend met de verschillende situaties in de lidstaten, een voorstel in te dienen bij het Europees Parlement en de Raad voor betere coördinatiemaatregelen op communautair niveau van het gebruik van het digitale dividend, conform de internationaal overeengekomen frequentieplannen;

55.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.


(1)  PB C 287 E van 29.11.2007, blz. 364.

(2)  PB C 280 E van 18.11.2006, blz. 115.


Top